Kloosterkamer Ik sta midden op straat, de Kloostertuin. Vier meter hoger; daar was mijn kamer. Die kamer, in het klooster der paters Passionisten, keek uit op een kerktuin met een rij ijle populieren, die het zicht op de Stationsstraat voor een deel ontnam. Als ik aan mijn bureau zat kon ik, kijkend naar linksboven, precies zien hoe laat het was; de kerktoren stond bijna naast mijn kamer. Opdat de beminde parochianen de tijd die hen nog restte tot de eeuwigheid niet zouden vergeten sloegen de klokken om het kwartier, één, twee, drie, vier keer. Na vier keer werd ook nog het aantal uren gebeierd. Het dorp was stil in die tijd, er waren immers slechts enkele straten. Aan de overkant van de straat ontstond een nieuwe wijk. Eén van mijn klasgenoten op de gang had daar verkering gekregen, de slimmerik. Hij had zijn liefje ontmoet op het jongerenkoor, dat bijna elke zondag een beatmis verzorgde in de toen nog goed gevulde kerk. Ik zelf was geen koorlid en moest, wellicht als straf, een eind verder fietsen om míjn vriendinnetje te ontmoeten. Op mijn bureau stond een bakelieten radio, waarvan de zenders ‘Graz’, ‘Warschau’, Leipzig’’ en ‘Beograd’, als gevolg van een grondige poetsbeurt van de zenderplaat, enigszins vervaagd waren. Bij warmer weer zette ik het raam open en als de duisternis was ingevallen hoorde ik buiten slechts het ruisen van de populieren. Samen met de zwoele jazzklanken van ‘France Inter’ op mijn bakelietje dacht ik dan inspiratie te krijgen om van de moeilijke Latijnse zinnen toch nog leesbaar Nederlands te maken. Mijn school was het toenmalige Gabriëlcollege aan de Rijksweg in Mook, na fusies en naamsveranderingen het huidige Kandinskycollege in Nijmegen. Die school is, behalve de gevel, afgebroken, er zijn woningen voor in de plaats gekomen en heeft nu de deftige naam ‘Maesstate’. Op de plek waar ik nu sta bevond zich tot 1975 een majestueus klooster; de afbraakwoede in die tijd heeft er voor gezorgd dat een mooi dorpsgezicht voor de eeuwigheid is verdwenen. Nu loopt er een weg. Aan de ene kant kijk ik naar een gemetselde muur; vanaf de Stationsstraat doet de linkerkant van de kerk nu denken aan een amputatie van Pistoriusachtige omvang. Aan de andere kant staan bejaardenwoningen. Die zijn zo lelijk dat ik niet begrijp dat de architect geen gevangenisstraf heeft gekregen. De rest van het kloostercomplex met zijn bos en tuin is gevuld met eengezinswoningen en een appartementengebouw dat op de verkeerde plek ligt. Plotseling word ik opgeschrikt door een remmende auto. Een venijnige druk op de claxon volgt. De bestuurster heeft schijnbaar haast, want ze kijkt me bozig aan en zet bij wijze van dreiging de ruitenwisser aan. Verschrikt doe ik een stapje opzij richting bejaardenwoningen, waardoor een zweem van etenslucht mijn neus binnendringt. Doordat de kerkklok vier maal slaat als voorspel en daarna nog zes keer tikt herinner ik me ineens een ovenschotel te hebben gefabriceerd die bijna gaar gestoofd is. Fluks begeef ik me naar huis om me onder het genot van een heerlijk glas rode wijn over te geven aan verdere nostalgische mijmeringen aan mijn laatste tienerjaren in het klooster. Piro Het verhaal van Piet staat in: ‘Molenhoekers schrijven. Verhalen over een dorp’. Daarin ook alle zestien andere verhalen, die meedongen naar de prijzen. Het verhaal van Piet Roberts (zie foto links onder) kreeg een nominatie voor de literaire hoofprijs. De Gelderlander koos zijn verhaal als het beste. Het boekje ‘Molenhoekers schrijven’ is nog te koop voor 5 euro bij: Bloemenspeciaalzaak Rikken Het LOP (open di. do. en zo. van 14.00 tot 17.00 uur Serviceapotheek De Vuursteen
© Copyright 2024 ExpyDoc