HOMEOSTASE 2014/15 Week 3 PATHOFYSIOLOGIE VAN ENDOCRIENE SYSTEMEN Cursuscoördinator: Mw. dr. A.M.W. van Dam Mobile Learning Initiative VUmc Amsterdam COLLEGES & LEERDOELEN De tijden en locaties zijn altijd onder voorbehoud. Kijk voor de actuele tijd en plaats: www.rooster.vu.nl Colleges Week 3 Openingscolleges 1e uur Patiënt met diabetes mellitus Docenten Dr. R. IJzerman Onderwerpen De symptomen, diagnostiek en therapie van diabetes mellitus worden besproken 2e uur Pathofysiologie van diabetes mellitus Docent Prof. dr. W. Mooi Onderwerp De pathoofysiologie van de ziekte Diabetes mellitus wordt toegelicht en gespecificeerd naar subtype 3e uur Farmacologie Docent Dr. B. Drukarch Onderwerpen De farmacologische aangrijpingspunten voor de behandeling van diabetes mellitus worden nader toegelicht met name voor type 2 diabetes mellitus Ruimte en tijd Zie www.rooster.vu.nl 2 Colleges Week 3 Tussencolleges 1e uur Patientcollege Cushing Docent Dr. EMW Eekhof 2e uur Biochemie van de glucosehuishouding Docent Prof. dr. A. Horrevoets Ruimte en tijd Zie www.rooster.vu.nl Colleges Week 3 Slotcolleges 1e uur Klinisch redeneren: patient met een endocrien probleem Docenten Dr. A.J. Kooter 2e uur Patientcollege hyperthyreoidie Docenten Prof. dr. M. den Heijer Ruimte en tijd Zie www.rooster.vu.nl 3 LEERDOELEN De student: Kent de hypothalamus / hypofyse als endocrien regelsysteem Heeft inzicht in de functionele relatie tussen de hypothalamus / hypofyse en de afzonderlijke endocriene systemen. Kan de productie en werking van schildklierhormonen, hypofyse hormonen en insuline bijnierhormonen beschrijven. systemen op hart en bloedvaten, luchtwegen, maagdarmkanaal, oogspieren, zweet- en speekselklieren Kent de effecten van farmacologische interventies van adrenerge en cholinerge systemen zoals benoemd onder 2. Kan de relatie leggen tussen de fysiologische en farmacologische effecten van receptorbezetting op adrenerge en cholinerge systemen zoals benoemd onder 2. Kan het autonome zenuwstelsel plaatsen als homeostatisch regelsysteem Kent de pathologische achtergrond van de klinische condities hypothyreoidie/hyperthyreoidie en diabetes mellitus, en cushing als voorbeelden van endocriene ontregeling Kent de baroreflex als voorbeeld van een homeostatisch regelsysteem binnen het autonome zenuwstelsel Neemt globaal kennis van de klinische condities diabetes insipidus en obesitas Kent de basisbegrippen van de farmacologie/ farmacodynamiek en kan deze toepassen in de context van endocriene systemen Kent globaal de farmacologische werkingsmechanismen en farmacotherapeutische toepassing van corticosteroiden, thyreomimetica en thyreostatica, en de farmacologische principes van de behandelingsmogelijkheden van diabetes mellitus Kent de baroreflex als voorbeeld van een homeostatisch regelsysteem binnen het autonome zenuwstelsel student Kent de opbouw van het autonome zenuwstelsel en kan de interactie tussen de elementen beschrijven De student heeft kennis van de ijsbergtheorie en kan verschillende gespreksniveaus in gesprekken herkennen De student kan de verschillende gespreksniveaus bespreekbaar maken De student kan het maken van aantekeningen integreren in een consult De student kan op eenvoudige wijze klinisch redeneren in een rollenspel Kent de gevolgen van fysiologische receptorbezetting van cholinerge en adrenerge 4 STUDIEOPDRACHTEN 1. Jeanette heeft diabetes mellitus type 1 2. De heer Pietersen ziet niet goed 3. Mevrouw Han met toenemend lichaamsgewicht 4. Italianen met zwelling in hun hals Casus SO 1: JEANETTE HEEFT DIABETES MELLITUS TYPE 1 Jeanette, 18 jaar oud, is sinds 5 jaren bekend met diabetes mellitus type 1. Zij is erg actief, zowel op school als in de sport. Voor haar betekent de tennissport erg veel. Zij speelt competitie en wil daar veel in bereiken. Zij wordt behandeld met 4 maal daags insuline injecties: 3 maal daags kortwerkende voor de maaltijden en een injectie met langwerkende insuline voor de nacht. Zij controleert zeer regelmatig haar glucosewaarden. Hiervoor gebruikt zij een klein en handig bloedglucosemetertje. Met deze behandeling is de diabetes goed gereguleerd. Vraag 1 Wat is de pathologische achtergrond van " diabetes mellitus type 1? LEERDOELEN De student: Kan de werking van hormonen, m.n. insuline, in het kader van homeostase van het metabole systeem uitleggen en kent globaal de klinische conditie diabetes mellitus als voorbeeld van metabole ontregeling Weet wat de medische consequenties zijn van te hoge of te lage insuline bloedwaarden bij diabetes mellitus patiënten. Leert belevings- en betekenisaspecten van een patiënt uitvragen met behulp van de structuur DVD. " Vraag 2 a. Wat wordt bedoeld met een multipele injectieschema? b. Geef de ratio aan voor het multipele injectieschema. Vervolg casus Wel heeft zij regelmatig klachten van dreigende " hypoglykemieën, vooral bij het sporten. Daarom is zij de laatste tijd minder insuline gaan spuiten, zodat haar bloedglucosewaarde wat hoger uitkomt. 6 Vraag 3 Vraag 6 Waardoor ontstaan de hypoglykemieen bij het " sporten? Maak hierbij weer onderscheid tussen de effecten "op de diverse organen. Wat zijn uw adviezen aan de moeder? Welk"" hormoon (dat in de eilandjes van Langerhans in de pancreas ook gemaakt wordt) kunt u voor de" moeder bedenken om bij een eventuele ernstige " hypoglykemie als behandeling toe te dienen. Hoe" moet dit in de dagelijks praktijk toegepast " " worden? Vervolg casus Doordat Jeanette nu minder insuline spuit heeft zij geen klachten; zij voelt zich heerlijk en kan nu ook sporten zonder hypoglykemieen te krijgen. Deze hypo’s vond zij afschuwelijk en voelde zich daardoor elke keer ernstig in verlegenheid gebracht. Het feit dat zij nu hoge glucosewaarden heeft kan haar niet echt ‘boeien’ . Vraag 4 Verdient deze stellingname van Jeanette alle " steun en begrip? Vraag 5 Welk advies kan zowel de regulering van de " diabetes ten goede komen en het risico op het " optreden van hypoglykemieen verminderen? Vervolg casus Je wilt een informatie- en adviesgesprek voeren met Jeanette over de gevolgen van haar ziekte. Hiervoor is het belangrijk om te weten wat Jeanette al weet over het hebben van een hoge glucosewaarde en wat de betekenis van de ziekte is voor haar, hierdoor kun je namelijk goed aansluiten bij haar beleving. Vraag 7 Stel vier vragen aan Jeanette om de" " " belevings- en betekenisaspecten van haar te" weten te komen over de gevolgen van een " " verhoogde bloedsuiker. Het gaat hier om het " referentiekader van de patiënt: hulpvraag en " betekenis klachten voor de patiënt. Vervolg casus De moeder van Jeanette vraagt wat zij een volgende keer kan doen als Jeanette weer een hypoglykemie heeft maar niet meer in staat is dit zelf op te lossen (= ernstige hypoglykemie). 7 Casus SO 2: DHR. PIETERSEN ZIET NIET GOED De 43-jarige heer Pietersen is piloot bij de KLM en tijdens de periodieke controle van zijn gezichtsvermogen, blijkt dat deze niet in orde is. Zelf had hij vastgesteld dat hij zich de laatste tijd meer vermoeid en wat sloom voelt en hij had dat aan zijn leeftijd toegeschreven. De controle arts vindt de situatie niet meer verantwoord en stuurt Pietersen door naar een oogarts. De oogarts vindt aan beide ogen een temporale gezichtsuitval en stelt voor om een MRI te maken. Daarmee wordt vastgesteld dat er een hypofyse tumor aanwezig is. LEERDOELEN De student: Kan de hypothalamus/hypofyse als endocrien regelsysteem beschrijven Heeft inzicht in de functionele relatie tussen de hypothalamus/hypofyse en de afzonderlijke endocriene systemen. Kan productie en werking van schildklierhormonen, hypofyse hormonen en bijnierhormonen beschrijven Kent de pathologische achtergrond van de klinische conditie hypothyreoidie/ hyperthyreoidie als voorbeeld van endocriene ontregeling Vraag 1 Hoe kunt u de klinische symptomen van de heer " Pietersen verklaren? Zie ook de figuur op de " volgende pagina. Vraag 2 Geef de relatie aan tussen de afwijkende bloedwaarden van cortisol en T3 en T4, en de hypofyse tumor. Vervolg casus De heer Pietersen wordt doorverwezen naar een neurochirurg en endocrinoloog. De endocrinoloog vindt verlaagde bloedwaarden van cortisol en de schildklierhormonen T3 (trijodothyronine) en T4 (thyroxine). 8 Vraag 3 Zouden de bloedwaarden van andere hormonen" bij de heer Pietersen ook veranderd kunnen zijn? Zo ja, welke en hoe zou dit verklaard kunnen worden? Gallery 2.1 hersenbasis Vraag 4 Welk effect heeft de verlaging van bloed cortisol" hypothalamus? in de Vervolg casus De neurochirurg verwijdert de tumor met succes. Helaas krijgt de heer Pietersen koorts ten gevolge van een wondinfectie. De reeds gesuppleerde dosering corticosteroïden wordt door de arts verhoogd. Vraag 5 Wat is hierbij de achterliggende gedachte? Bron: Wikimedia en https://archive.org/details/popularsciencemon14newy 9 Casus SO 3: MW. HAN MET TOENEMEND LICHAAMSGEWICHT Op uw spreekuur komt mevrouw Han. Zij is 40 jaar en vertelt dat ze de laatste jaren maar in gewicht blijft toenemen. Haar lengte is 1.60m en haar gewicht is nu 80 kg. Onlangs kwam zij een kennis van vroeger tegen die haar niet meer herkende. Zij zegt niet te begrijpen waarom zij zo in gewicht blijft aankomen. Nadat u haar patiëntenstatus hebt doorgenomen blijkt dat zij al meerdere jaren behandeld te worden voor chronische obstructieve “pulmonary disease” (COPD). Zij gebruikt hiervoor medicijnen die mogelijk haar toename in gewicht mede verklaren. LEERDOELEN De student: Kent de aandoening obesitas en de risico’s die leiden tot obesitas Kan Body Mass Index berekenen en de resultaten interpreteren Kent de lange termijn effecten van het gebruik van glucocorticoiden Kent het syndroom van Cushing, en hoe dit kan ontstaan 10 Casus SO 4: ITALIANEN MET ZWELLING IN DE HALS LEERDOELEN Voor deze studieopdracht heeft u de intake-verslagen van een huisartsenpraktijk in de Italiaanse Alpen bestudeerd. Van de 50 patiënten die in een periode van 1 week gezien werden, presenteerden drie vrouwen en twee mannen, in leeftijd variërend van 35-50 jaar, zich met hetzelfde beeld: een symmetrische zwelling van de hals. Naast verschillende klachten, zoals obstipatie en gewichtstoename, klaagden alle vijf over vermoeidheid en dat ze snel last hebben van de kou. Uit de aanvullende informatie van de artsenpraktijk blijkt dat deze patiënten tot de 'oude boerenfamilies' behoren, die vasthouden aan tradities en leven van wat het land opbrengt. De vijf patienten zijn overigens geen familie van elkaar en komen uit verschillende dorpen in de omgeving. De student: Kan de synthese van schildklierhormonen, het onderscheid tussen T4 en T3, het werkingsmechanisme van het actieve hormoon T3 en de belangrijkste effecten van schildklierhormoon uitleggen. Kan de stuurhormonen TRH en TSH en het negatieve feedback-mechanisme van de hypothalamus-hypofyse-schildklier-as waarmee de plasma schildklierhormoonspiegels worden gereguleerd uitleggen. Kan de belangrijkste oorzaken van ontregeling van homeostase van schildklierhormoon en de klinische effecten van hyper- en hypothyreoidie uitleggen. Vraag 1 Probeer een verklaring te vinden voor de directe" " oorzaak van de symptomen en klachten van deze "" patienten. Vraag 2 Aan welke endocriene conditie denkt u bij het zien " van dit beeld met deze klachten? Het betreffende" " hormoon wordt via een negatief feed-back " " " mechanisme gereguleerd: beredeneer of er een of"" meerdere bepalingen zouden kunnen zijn waarmee " kunt vaststellen of uw diagnose correct is. u 11 Vraag 3 Beredeneer volgens welk mechanisme de zwelling"van de hals tot stand komt. Vraag 4 Ondanks de toegenomen omvang van de klier is er een tekort aan hormoon. Hoe zouden deze patiënten behandeld kunnen worden? Vervolg casus Patiënten met de genoemde koude-intolerantie hebben ernstiger dan gemiddeld last van koude omstandigheden. In bepaalde situaties, bv bij daklozen in de wintermaanden, kan dit leiden tot ernstige hypothermie en coma. Vraag 5 Beredeneer wat de oorzaak zou kunnen zijn van de koude-intolerantie. 12 PRACTICA 1. BIOCHEMIE Bloed-glucose meting 2. MEDISCHE CONSULTVOERING Arts-patiënt relatie BLOEDGLUCOSE METING LET OP! Het dragen van een witte labjas is verplicht! PRACTICUMLEIDER dr. I.M. van Die Afdeling Moleculaire Celbiologie E [email protected] RUIMTE EN TIJD Zie www.rooster.vu.nl Deelname aan het practicum op een ander tijdstip dan ingeroosterd is alleen mogelijk op basis van beschikbaarheid van plaatsen of d.m.v. ruilen. Er is beperkte overcapaciteit. 14 Huiswerk " Inleiding Bereid het practicum goed voor. Als voorbereiding op het practicum moeten de volgende vragen van te voren thuis schriftelijk worden gemaakt. Bij aanvang van het practicum worden deze door de assistentie gecontroleerd. Indien de antwoorden op de vragen niet kunnen worden getoond, of als de vragen onvoldoende beantwoord zijn, zal toegang tot het practicum worden geweigerd. We zullen in dit experiment de regulatie bestuderen van het glucose-gehalte in bloed. Geef kort antwoord (3- 5 regels tekst per vraag); maak vragen op los velletje papier met je naam en student nr. bovenaan vermeld, en lever bij aanvang in bij de practicum assistent. Huiswerk vragen 1. " " Waarom dient men netjes en voorzichtig te" werken met bloed? 2. " " Welke handelingen gaan we verrichten op het practicum? 3. " Wat is hypoglycaemie? Noem mogelijke oorzaak. 4. " " Wat is hyperglycaemie? Noem mogelijke" oorzaak." Het koolhydraat uit ons voedsel (bv. zetmeel; laagmoleculaire sacchariden) wordt na de vertering in het spijsverteringssysteem in het bloed opgenomen in de vorm van glucose. Via de bloedbaan wordt het glucose getransporteerd naar lichaamscellen voor afbraak of opslag. De glucoseconcentratie in het bloed (de bloedsuikerspiegel) wordt nauwkeurig gereguleerd door het metabolisme in de lever, in wisselwerking met o.a. de hormonen insuline en glucagon en afhankelijk van het gebruik door o.a. hersenen, erythrocyten, spierweefsel en vetweefsel. Bij een tekort aan insuline, of doordat de cellen ongevoelig zijn geworden voor insuline, zoals bij diabetes mellitus (suikerziekte), treedt een ernstige ontregeling op die alleen gecorrigeerd kan worden door de toediening van insuline. Bij een gezond mens is de bloedsuikerspiegel in nuchtere toestand 3,3 - 5,6 mmol/L. Een waarde boven 7,0 mmol/L (hyperglycaemie) kan een aanwijzing zijn voor suikerziekte. Om een dergelijke stoornis in de glucosestofwisseling met zekerheid vast te stellen wordt in de kliniek vaak de glucose tolerantie-test of glucose belastingstest verricht. De glucose tolerantietest wordt bij voorkeur uitgevoerd op personen die 16 - 20 uur gevast hebben. Dit bevordert namelijk een snelle opname van glucose in de darm en voorkomt dat er nog invloeden van vorige maaltijden verstorend werken op de uitslag. Bij de test wordt aan een 15 "nuchtere" patiënt een zekere hoeveelheid glucose oraal toegediend. Direct daarna bepaalt men de bloedsuikerspiegel (nog steeds in nuchtere toestand) en volgt die gedurende enige tijd door metingen op div. tijdstippen. Op die manier ontstaat een beeld van de grootte van de verstoring en van de snelheid van terugkeer naar de normaalwaarde. Daarmee wordt informatie verkregen over de ernst van de endocriene afwijking. Zie verder onderstaande figuur. Gallery 3.1 Glucoseconcentratie Bij gezonde personen doet glucose-belasting de bloedsuikerspiegel binnen een uur stijgen tot een maximale waarde van ca. 9,5 mmol/L, waarna binnen twee uur de nuchtere waarde weer wordt bereikt (of zelfs lager)(Vraag: Waarom?). De glucose belastingscurve van een diabeticus begint i.h.a. vrij hoog en stijgt dan langer en hoger dan die van een gezond persoon, om vervolgens ook weer langzaam te dalen. De glucoseconcentratie kan gemakkelijk boven de 10 mmol/l stijgen, waarmee de drempelwaarde van de nieren wordt overschreden (glycosurie). In de kliniek wordt dan ook altijd tevens de glucose bepaald in de urine, die gedurende het eerste deel van de belastingsproef is uitgescheiden. Ook toestanden van hypoglycaemie (te lage glucosespiegel) kunnen voor komen. Bloedsuikerspiegels van 2,5 mmol/L of lager kunnen leiden tot shock, en geven soms symptomen die van neuronale aard zijn (neuroglycopenie=glucose-tekort in de neuronen). Hyperinsulinisme, waarvoor verschillende oorzaken Bron: eigen materiaal bestaan, gaat gepaard met hypoglycaemie. Hypoglycaemie treedt bijv. op bij diabetici die zichzelf insuline toedienen zonder daarbij voor een voldoende voeding te zorgen. Een teveel aan circulerend insuline wordt ook wel waargenomen bij bepaalde adenomen en carcinomen van de pancreas. 16 De glucose-bepaling De GOD-PAP bepaling berust op de volgende reacties: Er bestaan diverse methoden om glucose aan te tonen. Tegenwoordig wordt voornamelijk gebruik gemaakt van enzymatische technieken, bv de hexokinase methode en de glucose-oxidase (GOD) methode. Om verlies van glucose te voorkomen is het vereist om bloed direct na afname (binnen 1 uur) te onteiwitten dan wel serum te bereiden (dus het bloed te ontdoen van de bloedcellen). Indien het nodig is om de monsters langere tijd te bewaren, dan moet direct na afname een remmer van de glycolyse worden toegevoegd (NaF of KF). Monsters met KF of NaF kunnen tot 24 h worden bewaard bij kamertemperatuur, of tot 1 week in een afgesloten buis bij 4°C. 1) Glucose + O2 + H2O In de hexokinase bepaling wordt glucose eerst omgezet in glucose-6-fosfaat door het enzym hexokinase (HK), waarna in een tweede reactie NADPH gevormd wordt door het enzym glucose-6-fosfaat dehydrogenase. De gevormde hoeveelheid NADPH is een directe maat voor de oorspronkelijke hoeveelheid glucose: 1) Glucose + ATP HK glucose − 6 − fosfaat + ADP 2) Glucose − 6 − fosfaat + NADP+ Gluconaat − 6 − fosfaat + NADPH + H + In de Glucose GOD-PAP methode wordt glucose in aanwezigheid van zuurstof uit de lucht geoxodeerd door het enzym glucose oxidase (GOD) tot gluconzuur GOD Gluconzuur + H2O2 In een tweede reactie (Glucose-PAP bepaling; PAP=Puffer, 4-Aminophenazon, Phenol) wordt het hierbij gevormde H2O2 gebruikt om m.b.v. het enzym peroxidase (POD) en 4-aminophenazon en fenol om te zetten in 4-(pbenzochinonmonoimino)-phenazon, een rood gekleurd product: 2) H2O2 + 4 − aminophenazon + fenol POD 4 − (p − benzochinonmonoimino) − phenazon + 4H2O De hoeveelheid gekleurd product dat hierbij wordt gevormd is een maat voor de oorspronkelijke hoeveelheid glucose, en wordt m.b.v. de spectrofotometer gemeten bij 505 nm. In dit practicum zullen we bloedserum gebruiken, afkomstig van de bloedbank. We zullen de bovenstaande methoden om glucose te meten als volgt toepassen: 1." De "droge" bepaling is feitelijk ontworpen voor bepaling van glucose in bloed. In dit experiment wordt een druppeltje serum direct op een stripje aangebracht dat reeds GOD en PAP bevat. De mate van verkleuring van dit stripje wordt rechtstreeks afgelezen in een speciaal meetapparaat, dat hieruit het glucose-gehalte berekent en weergeeft. Afhankelijk van 17 de gebruikte meter wordt de concentratie van glucose bepaald door bv. kleurverandering of een potentiaalverschil. (Vraag: Welk principe gebruikt deze glucosemeter) 2. " De "natte" bepaling is ontworpen voor bepaling van glucose in bloed, serum, heparine-plasma of EDTA-plasma. Deze methode maakt gebruik van een commercieel verkrijgbaar glucose-reagens "Glucose-GOD-PAP", hetgeen wordt gemengd met serum. 3) " gewenste berekening worden uitgevoerd en uitgeprint. Het apparaat kan zeer snel meten want alle 30 cuvetten worden in 1/50 seconde 8x gemeten. Werken met humaan bloed. In dit practicum wordt gewerkt met serum afkomstig van het ziekenhuis, dat is gescreend op afwezigheid van hepatitis B. Wees bedacht op het niet-uitsluitbare risico van besmetting en werk heel zorgvuldig. Belangrijke richtlijnen om evt. besmetting te voorkomen: In de “COBAS” bepaling wordt een manuele bepaling geautomatiseerd uitgevoerd m.b.v. de COBAS-Bio centrifugaal analysator. Dit apparaat is in gebruik in de kliniek, en bevat een kransvormige serie cuvetten van een speciale vorm. Reagens en monster (enkele l slechts !) worden door het apparaat in aparte compartimenten van de cuvet gepipetteerd, waarna er door centrifugeren menging optreedt en de reactie start. Nadat de te meten sera in het apparaat zijn gezet, en uiteraard ook de juiste reagens oplossingen zijn aangesloten, wordt er gestart. Pipetteren, menging door centrifugatie en meting van de absorptie geschiedt volautomatisch. 1." DENK NA BIJ WAT U DOET !!!!! 2." " " Wanneer men beschadigingen aan de handen heeft, wordt er met handschoenen gewerkt om evt. besmetting te voorkomen. 3." " Werk zorgvuldig en netjes, zodat geen serum op tafel of apparatuur terecht komt 4." Laat de tafel netjes en schoon achter 5." Was je handen na het practicum Bereid de proeven goed voor, zodat u precies weet waar u mee bezig bent. De cuvetten passeren een pulserende lichtbron die gekoppeld is aan een spectrofotometrische unit. Op deze wijze kan voortdurend de extinctie van alle cuvetten gemeten worden tegen de tijd. De A/min wordt berekend en via een aangekoppelde computer kan elke 18 Experimenteel gedeelte De organisatie van de proef. Er wordt gewerkt in koppels van 2 studenten. Er zullen tenminste 4 verschillende sera aanwezig zijn (bv. serum van een nuchter persoon, serum van een diabeet). Dit wordt tijdens het practicum toegelicht. Elk tweetal voert zowel een “natte” als een “droge” glucose bepaling uit met verschillende sera. Per assistentgroep wordt een indeling gemaakt wie welke sera neemt, en wordt de bepaling mbv de COBAS gedemonstreerd met alle sera. Elk tweetal verzamelt de resultaten van de anderen uit de groep, en verwerkt de resultaten in een tabel. Probeer evt. gevonden verschillen te verklaren. Glucose meting m.b.v. de COBAS-Bio. Benodigd is ongeveer 40 l serum. De vaatjes worden in de COBAS geplaatst, waarna de assistent de meting start. Het apparaat pipetteert 20 l monster over in de meetcuvet, voert stapsgewijs de reagentia toe, en voert de incubatie uit bij 37°C. Glucose bepaling in bloed volgens de “droge methode” Bij dit onderdeel wordt serum op een stripje aangebracht volgens instructie van de assistent. In het stripje bevindt zich o.a. het enzym glucose oxidase. Het reactieproduct is snel na het aanbrengen van het bloeddruppeltje op de strip kwantificeerbaar, waarna de glucosewaarde kan worden afgelezen. Het apparaat is tevoren geijkt met een strip waarop een glucoseoplossing van bekende concentratie is aangebracht. De concentratie wordt afgelezen in mM. Stripjes mogen na afloop in de prullenbak worden gedeponeerd. Deze methode wordt in de praktijk gebruikt door diabetici, die zo via een vingerprikje zelf hun bloedsuikerspiegel in de gaten kunnen houden. Glucose-bepaling in serum volgens de "natte methode". De concentratie glucose wordt rechtstreeks bepaald in de sera, m.b.v. de GOD bepaling. Om de –onbekendeglucose concentratie in de sera nauwkeurig vast te kunnen stellen wordt tegelijkertijd de glucose concentratie van standaard-oplossingen met bekende concentraties glucose gemeten. Met de gevonden waarden van de bekende glucose concentraties wordt een ijk-lijn gemaakt, waarmee vervolgens de onbekende waarden van de sera kunnen worden afgelezen. Glucose-bepaling: Pipetteer in reageer buizen: 0,02 mL van de volgende standaarden: 0 mM, 2,5 mM, 5 mM en 10 mM glucose. Gebruik hiervoor de glucose standaard van 10 mM en demi water (dus zelf verdunnen). Pipetteer vervolgens in reageer buizen 0,02 mL van de te bepalen sera. Voeg aan alle buizen 2.0 ml glucose reagens toe (dit is een mengsel van GOD, POD and PAP, pH 7.0). Meng, en laat buizen 30 min in het donker staan (Vraag: Waarom?). Meet de absorptie van alle 19 monsters in de spectrofotometer bij 505 nm tegen de blanco. Maak een ijk-lijn waarin de standaard concentratie glucose wordt uitgezet tegen A505nm. Lees de glucoseconcentratie in de sera (in mM) met behulp van de ijk-lijn af , en vergelijk de uitkomst met de via andere methoden gevonden waarden (maak een tabel). Voor je begint met je proef is het handig om een pipetteerschema te maken. Vul de tabel in (volgende pagina) 20 Interactive 3.1 iPad widget Invullen 21 Verwerking van de resultaten Vragen te beantwoorden tijdens/na het practicum Maak een ijk-lijn waarin de glucose concentratie van de standaard oplossingen uitgezet wordt tegen de gemeten Absorbance. Bepaal m.b.v. deze ijk-lijn de glucose concentratie van de sera in mmol/L. 1." " Wat moet er met het bloed van een patiënt " gebeuren om van dit bloed serum te verkrijgen? 2." " Waarom is het nodig om bloed te onteiwitten voor de glucose-bepaling wordt uitgevoerd? 3." " " " " " Verwacht je verschillen te zien in bloedglucose concentratie tussen individuen die in “nuchtere” conditie coca-cola hebben gedronken, individuen die droge boterhammen hebben gegeten, of die cola-light hebben gedronken resp. op 30 en 90 min. na inname ? Licht je antwoord toe. 4." " " " " Indien de glucose concentratie in bloed wordt gemeten dient dit “onteiwit” te worden. Waarom is het nodig om bij de “natte” glucose bepaling ook de glucose-standaard oplossingen en de blanco (demi) te onteiwitten? 5." " " " " Hoe verklaar je de verschillen in glucose-" tolerantie test tussen diabetici en gezonde " individuen? Waarom is een afwijkende glucose tolerantie test geen absoluut bewijs voor diabetes mellitus ? 6." " Beschrijf het principe van de COBAS-Bio " centrifugaal analysator. Zet in een tabel de resultaten uit van alle experimenten die zijn uitgevoerd in uw assistent groep, te weten: • de glucose concentratie van de 4 sera gemeten via de “natte” methode • de glucose concentratie van de 4 sera gemeten via de “droge” methode • Vergelijk tenslotte met de waarden verkregen op de COBAS-Bio. Bediscussieer het evt. verschil in gevoeligheid tussen de ‘natte’ methode en de COBAS-Bio. Maak een schatting / berekening van de hoeveelheid bloed die elk van die methodes vereist om een betrouwbaar meetresultaat te verkrijgen. Vraag: Zijn de glucose concentraties die gevonden werden met de ‘droge’ methode vergelijkbaar met de andere waarden? Licht je antwoord toe, en verklaar evt. gevonden verschillen. 22 MEDISCHE CONSULTVOERING: ARTS-PATIËNT RELATIE Movie 3.1 iPad Widget Leerdoelen De student heeft kennis van de ijsbergtheorie en kan verschillende niveaus in gesprekken herkennen De student kan de verschillende gespreksniveaus bespreekbaar maken Introductievideo MCV arts-patiënt relatie http://vumc.mediacore.tv/media/b1-mcv-06-com-artspatient-relatie De student kan het maken van aantekeningen integreren in een consult De student kan op eenvoudige wijze klinisch redeneren in een rollenspel 23 PRACTICUMLEIDER De serie practica Medische Consultvoering drs. J. Jeltes De serie MCV, Medische Consultvoering, bestaat uit een aantal practica die tijdens het eerste en tweede semester in jaar 1 gegeven worden door de vakgroepen Medische Psychologie, Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en Interne geneeskunde. Er is in deze serie afwisselend aandacht voor klinisch redeneren (KR) en communicatieve vaardigheden (COM) zoals gesprekstechnieken, opbouw van een goede relatie met de patiënt en regievoering tijdens het consult. Afdeling Medische Psychologie & Medisch Maatschappelijk Werk VRAGEN OVER ROOSTER EN AANWEZIGHEID Let op: Practicum alleen in de eigen studiegroep te volgen! Alleen dringende vragen worden via [email protected] beantwoord. Doel van deze serie practica RUIMTE EN TIJD Zie www.rooster.vu.nl LEERSTOF Esch S.C.M. van, Vries H. de, Kreeke J.J.S. van de. Recepten voor een goed gesprek (nieuwe druk 2014). Hoofdstuk 2: De arts- patiënt relatie en hoofdstuk 3: Communicatie als proces. De student leert kennis en vaardigheden toepassen in een anamnesegesprek. De nadruk ligt op het benutten De student leert kennis en vaardigheden toepassen in een anamnesegesprek. De nadruk ligt op het benutten van aanwezige medische kennis, het inzetten van de juiste gesprekstechnieken op het juiste moment, waarbij aandacht is voor de relatie met de patiënt. Zowel medische kennis als ook uitstekende communicatieve vaardigheden zijn onontbeerlijk om tot een goede diagnose en behandeling te komen. De student wordt door middel van deze practica voorbereid op de Praktijkstage Huisartsgeneeskunde in jaar 2, waarin de student zelf anamnesegesprekken voert met patiënten. 24 Toetsing van de serie De leerstof van dit practicum wordt getoetst in de semestertoets. De vaardigheden worden getoetst in de STAT van semester 1.2, waarbij de student een eenvoudig anamnesegesprek voert met een acteur. De rollen medisch expert en communicator worden dan geïntegreerd getoetst. De medische kennis uit de casuïstiek wordt getoetst in de CAT en PAK van de betreffende cursus. Inhoud van dit practicum In dit practicum staat de arts-patiënt relatie in een groter kader centraal. Wat is er naast gespreksvaardigheden en medische kennis nog meer van belang in contact met patiënten? De ijsbergtheorie, over verschillende niveaus in gesprekken wordt behandeld. Tevens wordt het maken van aantekeningen tijdens een consult geoefend. Oefentaken De werkvormen variëren: korte oefeningen met gesprekstechnieken, rollenspellen waarin een volledige anamnese wordt afgenomen, het bespreken van theorie en casuïstiek. De studenten observeren elkaar en voorzien elkaar van feedback. Op deze wijze krijgen zij niet alleen inzicht in hun eigen communicatiestijl, kwaliteiten en verbeterpunten, maar ook in de communicatiestijl van anderen. 25
© Copyright 2024 ExpyDoc