INTERVIEW De trombosedienst als spin in het web Er zijn veel ontwikkelingen op het gebied van antistolling en daarmee voor de trombosediensten. M et de komst van zelfmeting en nieuwe middelen tegen trombose (NOAC’s), lijken de trombosediensten in Nederland toe aan een metamorfose. Want in hoeverre is er nog behoefte aan de dienst? Norbert Groenewegen en Hugo ten Cate van de FNT (Federatie Nederlandse Trombosediensten) laten er hun licht over schijnen. Betekent de komst van de NOAC’s (Nieuwe Orale Anti Coagulantia) als middel tegen trombose een bedreiging voor de trombosediensten? Je zou immers menen dat regelmatige controle, zoals bij de ‘oude’ middelen nodig was, overbodig wordt. Hugo ten Cate, voorzitter FNT: “Wij staan open tegenover de komst van nieuwe medicijnen tegen trombose. Helaas wordt vaak gesuggereerd dat dat een bedreiging zou zijn voor de trombosedienst. Dat is maar ten dele het geval: als de NOAC’s een groot deel van de markt gaan overnemen zal dat effect hebben op bijvoorbeeld de werkgelegenheid in de trombosediensten en de manier waarop zij werken. De afgelopen jaren hebben we ons echter proactief opgesteld, zoals weergegeven in ons Toekomstscenario. Daarin houden we rekening met reële wijzigingen in de nabije toekomst. Een deel van de trombosepatiënten zal bij ons onder controle moeten blijven, omdat niet iedereen over kan op de nieuwe middelen. Dat wordt bovendien een complexe patiëntenpopulatie, met veel oudere Norbert Groenewegen Hugo ten Cate mensen met ook andere aandoeningen, waarbij het doseren en begeleiden van antistolling best lastig zal zijn. Enige jaren geleden bleek uit onderzoek van de inspectie dat veel mensen in het ziekenhuis werden opgenomen met bloedingscomplicaties, secundair aan antistollingsmiddelen. Dit vroeg om landelijke afspraken die hebben geleid tot de Landelijke Standaard Ketenzorg Antistolling (LSKA).” kijken hoe de antistollingszorg beter georganiseerd kan worden. Dat heeft dit jaar tot een tweede versie geleid, die duidelijk maakt hoe we dat kunnen doen. Als FNT zijn we mede-initiatiefnemer geweest van dit proces en we sluiten ons daar ook bij aan, omdat we staan voor het bevorderen van de kwaliteit van antistollingsbehandeling. Er ontstaat nu een veel breder palet van mogelijkheden en ontwikkelingen, waar ook zelfmeting en samenwerking met thuiszorgorganisaties onder vallen, net als de opkomst van de NOAC’s.” Wat zijn de consequenties van de LSKA? “Alle behandelende partijen en patiëntenorganisaties zijn samen gaan Hoe ziet de toekomst van antistolling er uit en wat wordt de ‘nieuwe’ rol van de trombosediensten? Norbert Groenewegen, directeur FNT: “Het gaat om heel veel patiënten, momenteel 450.000. De prognose is dat dat aantal mede door vergrijzing sterk gaat stijgen. Zelfs als velen van hen kunnen overstappen op de NOAC’s, blijft er een groot contingent over dat afhankelijk blijft van de huidige middelen en daarmee de trombosedienst. “Ik denk dat we een win-winsituatie kunnen bereiken. De patiënt met NOAC’s raakt veelal uit beeld bij artsen en uiteraard de trombosediensten. Daar komt bij dat alle langdurige medicatie, en dus ook de NOAC’s, problemen kennen met de therapietrouw. Tegelijkertijd beschikken de trombosediensten over een volgsysteem, waarmee we patiënten kunnen monitoren. Dat kun je uitstekend gebruiken voor de patiënten met NOAC’s. Er zijn veel situaties waarin je een regisseur nodig hebt, zoals in voorlichting of samenwerking met academische en algemene ziekenhuizen en de eerstelijnszorg. Daar kunnen de trombosediensten een spin in het web zijn. Vanuit die rol willen we graag samen met al die partijen de antistollingszorg verder ontwikkelen tot regionale expertisecentra.”
© Copyright 2024 ExpyDoc