Onderschikking en nevenschikking, p. 1 Onderschikking en nevenschikking . 1) Inleiding Je kunt enkelvoudige zinnen (1 pv) verbinden tot een samengestelde (meer pv’s) door nevenschikking en door onderschikking: a) Bij nevenschikking: • De gewone woordschikking blijft: o en pv blijven samen • De pv komt op de tweede plaats • Het vw kan weggelaten worden • Je hebt evenveel vragen nodig als er pv’s zijn om de inhoud te vatten Voorbeeld: Ik blijf thuis want het regent nog steeds pijpenstelen. ⇒ ⇒ ⇒ In elke zin heb je gewone volgorde: o en pv blijven samen Je kunt ‘want’ gewoon weglaten Blijf ik thuis? Regent het nog steeds pijpenstelen? = 2 vragen en 2 pv’s. b) Bij onderschikking • Er is afhankelijke woordschikking: o en pv blijven niet samen • De pv staat achteraan • Het vw kan niet weggelaten worden • Je hebt niet evenveel vragen nodig als er pv’s zijn; de deelzin zit in feite in de hoofdzin vervat en moet mee opgenomen worden om de betekenis te behouden. Voorbeeld: Ik blijf thuis omdat het nog steeds pijpenstelen regent. ⇒ ⇒ ⇒ De woordschikking wijkt sterk van de gewone af: de pv staat achteraan; de o en pv worden door andere zinsdelen van elkaar gescheiden Je kan het vw niet weglaten Blijf ik thuis omdat het nog steeds pijpenstelen regent ≠ Blijf ik thuis? 2) Oefeningen Schrijf een E achter een enkelvoudige zin en een S achter een samengestelde. Schrijf in het laatste geval ook op uit hoeveel deelzinnen de hoofdzin bestaat. • • • In die verloren, ondergesneeuwde bergdorpen, tegen de steile hellingen aan, wonen de wevers van Silezië. Hij maakte de kruik open en dronk wat. Wat zich daar, in de voorhistorische grotten, aan honger en wanhoop heeft opgestapeld, behoort niet tot de geschiedenis. Onderschikking en nevenschikking, p. 2 • • De cabine bevond zich nu op het laatste stuk van het traject, op het gedeelte tussen draagmast en het moederstation in het kasteel. De seconden kropen voorbij en werden minuten, en de minuten stapelden zich moordend langzaam op tot er bijna een kwartier was voorbijgegaan. Schrijf een achter de volgende samengestelde zinnen indien de cursieve zin nevengeschikt is aan de niet-cursieve zin, en een indien ze ondergeschikt is. • • • • • • • • • • • Het was ochtend en de nieuwe zon strooide goud op de golfjes van een kalme zee. Hij steeg tot zeshonderd meter boven de nachtelijke zee en vouwde zijn vleugels strak tegen zijn lichaam. Hij vertelde dat de koning dood was. Jaren gingen voorbij, maar nog steeds hadden de ministers geen nieuwe koning benoemd. Toen hij uiteindelijk bier gevonden had, was de hoofdman reeds vertrokken. Hij keek naar zijn grootvader die op een berenhuid dicht bij het vuur zat. Toen hij over de rand van de beker heen in het gezicht van de vreemdeling keek, herkende hij die ogen. Ik liep langzaam naar de oever en keek naar het kolkende water. Als je me nodig hebt, kom ik naar je toe. Hij las de brief nog eens over, voor hij hem verborg onder zijn trui. Als de eerste bezoeker binnentreedt, staan alle bedienden netjes op een rijtje. 3) Nevenschikking a) Soorten nevenschikkend verband • • • Aaneenschakelend verband: de gedachten staan naast elkaar als de schakels van een keten. Elke deelzin voegt een gedachte bij. Gemeenschappelijke zinsdelen worden vaak weggelaten. vb: Hij legt de pijl op de pees en spant langzaam de boog. De man is gemaskerd, bovendien draagt hij een rosse pruik. Tegenstellend verband: tussen beide zinnen bestaat een tegenstellend verband. vb: Ze zien het allemaal, maar niemand kan het verklaren. Spreken is zilver, zwijgen is goud. Oorzakelijkverband: tussen beide zinnen is een verband van oorzaak en gevolg of er wordt een reden uitgedrukt. vb: Ik roep mijn broer want dit zaakje kan ik niet alleen klaren. b) Oefening: duid de nevengeschikte zinnen aan en geef aan welk verband er tussen de zinnen bestaat. (gebruik + voor aaneenschakeling, voor tegenstellend verband en –o- voor oorzakelijk verband) • • • • • • • Ze zingen met luide stem en zwaaien met vaandels. Heeft hij je werkelijk geholpen, of beweert hij dat alleen maar? Hij heeft al alles geprobeerd, maar nog werkt de machine niet. Je kunt het, want je hebt het geleerd. Laat de kinderen niet naar griezelfilms kijken, ze krijgen er nachtmerries van. Buiten is het koud en binnen is het warm. (!) Ik had voor hem werk gevonden, had hem een hut en een stel kleren bezorgd. Onderschikking en nevenschikking, p. 3 c) Oefening: Onderschikking en nevenschikking, p. 4 4) Onderschikking a) De relatieve bijzin Ze verbreden de weg tussen beide steden. ‘tussen beide steden’ is geen zinsdeel, maar een bijstelling bij het zelfst. nw. ‘weg’. We kunnen dat stukje uitbreiden tot een deelzin: Ze verbreden de weg die beide steden verbindt. Zo krijgen we te maken met een samengestelde zin. Het zinsdeelstuk is vervangen door een bijzin. De deelzin, die wordt ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord (een relatief pronomen) is een relatieve bijzin (rel. bz): hij geeft een nadere verklaring, niet bij de gehele hoofdzin, maar bij één woord, nl. ‘weg’. ‘Weg’ is het antecedent. Zo’n betrekkelijke bijzin kan beperkend of uitbreidend zijn: leg het verschil uit tussen: Alle ouders, die in Frankrijk verbleven, werden met de bus naar huis gebracht. Alle ouders die in Frankrijk verbleven, werden met de bus naar huis gebracht. b) De bijvoeglijke bijzin Het gebeurde in de tijd van Boudewijn. Het gebeurde in de tijd toen Boudewijn nog leefde. We hebben hetzelfde gedaan als in a), maar we hebben nu geen betrekkelijk voornaamwoord nodig gehad. We noemen deze bijzin een bijvoeglijke bijzin (bv bz): het is een zin die wat meer uitleg geeft bij een zelfstandig naamwoord van de hoofdzin. Je kan dus zeggen dat een relatieve bijzin een soort bijvoeglijke bijzin is. c) De bijstellingszin De opdracht, dat we ons naar de loopgraven moesten begeven, verraste niemand. Dat is hier geen betrekkelijk voornaamwoord bij opdracht: het zou immers moeten zijn: de opdracht die we kregen… Het is een voegwoord. Een dergelijke bijzin herhaalt de betekenis van het antecedent: de opdracht = dat we ons naar de loopgracht moesten begeven. We noemen een dergelijke bijzin een bijstellingszin. Andere voorbeelden: Het bericht, dat we de volgende dag naar huis mochten, sloeg in als een bom. Daar kwamen we tot de ontdekking dat niemand een lunchpakket had meegebracht. Onderschikking en nevenschikking, p. 5 d) Oefeningen Onderschikking en nevenschikking, p. 6 Onderschikking en nevenschikking, p. 7 Onderschikking en nevenschikking, p. 8 Onderschikking en nevenschikking, p. 9 Onderschikking en nevenschikking, p. 10 e) Van zinsdeel naar bijzin Onderschikking en nevenschikking, p. 11 Onderschikking en nevenschikking, p. 12 Onderschikking en nevenschikking, p. 13 Onderschikking en nevenschikking, p. 14 Onderschikking en nevenschikking, p. 15 Onderschikking en nevenschikking, p. 16 Onderschikking en nevenschikking, p. 17 Onderschikking en nevenschikking, p. 18 Onderschikking en nevenschikking, p. 19
© Copyright 2025 ExpyDoc