Redenen waarom ww niet op einde vd zin staat

Redenen waarom ww niet op einde vd zin staat:
 Perspectief dus ww vooraan
 Of het perspectief ligt op een ander woord dan S
 Ww onbeduidend bv vorm van esse dus enkel kaderende fct dus vooraan
 Wordt gevolgd door aci of compl-zin, die te zwaar zijn dus daarom naar achter
worden geschoven
 Het ww staat voor zijn complement, omdat het complement hier de eigenlijke
actie uitdrukt en daarom gaat die dan op de plaats van de actie staan nl achteraan
 Of het is nog een beetje overbodige info die men eigenlijk zo al zou moeten
weten, maar voor het geval de lezer niet mee zou zijn, zet de schrijver soms toch
nog eens een complement helemaal achteraan puur als verduidelijking
 Of ww kan ook naar voren worden getrokken door Ciwo aangezien dat altijd vlak
voor het ww moet staan
 Of een (deel van een) complement wordt achter het werkwoord geplaatst om een
gesloten blok te vormen om te tonen dat het één geheel vormt, die (delen van)
complementen worden toch samengehouden door congruentie
Wat kan er allemaal voor het S en waarom








Perspectief is iets anders dan S
Verbindingswoordje dat een link legt met de vorige zin moet altijd vooraan
Ww-vormen zoals est die op zich niets zeggen kunnen naar voren geschoven
worden omdat ze (semantisch dan) een kaderfunctie krijgen en de “echte” NS
komt daarna pas
Tijd/plaats als kader staan (meestal) vooraan
Voegwoorden zoals sed, at … staan verplicht vooraan
Het S kan ook naar achter geschoven worden omdat het overbodig is en er toch
gewoon nog eens staat ter verduidelijking
In een betrekkelijke bijzin staat altijd de functie vooraan die overeenkomt met het
antecedent en de qui-vorm hoeft dus niet altijd S te zijn
Een bijzin begint soms met het ww als het op zich niet veel wil zeggen (zoals esse)
en dus een kleurende functie heeft, maar omdat het werkwoord normaal gezien
aantoont wanneer de bijzin wordt afgerond, moet dus S die taak op zich nemen
ipv het ww, omdat het congrueert met het ww vooraan, zodat de bijzin een
gesloten “congruent” blok wordt en het zo duidelijk is wanneer de hoofdzin weer
verdergaat
Emma Vanden Berghe (2013-2014)