Download in PDF - Joris van Huijstee

De Buit
Joris van Huijstee
Schrijver: Joris van Huijstee
© Joris van huijstee
Namen, personages, en gebeurtenissen zijn ofwel het
product van de verbeelding van de auteur ofwel fictief
gebruikt.
Enige
gelijkenis
met
werkelijke
gebeurtenissen of bestaande personen berust op
toeval.
Deel I: Afscheid van de ochtenden.
1.
Ik, Pete Chinaski, ben op weg naar een leven in een
rolstoel. Nu ik dit opschrijf kan ik nog met een
elleboogkruk
rondlopen.
De
diagnose
was
onverbiddelijk. ‘Vroeger of later komt u in een rolstoel
te zitten.’ Mijn revalidatiearts had zes weken daarvoor
mij opgebeld om weer eens langs te komen. Haar
argument luidde dat je niet in de gaten hebt dat jouw
lopen slechter wordt. Net als een opgroeiend kind dat
ineens tot aan je schouder komt. Uit de onhebbelijkheid
dat ze waarschijnlijk belde om weer een peilmoment te
kunnen declareren, weigerde ik met de leugen dat alles
nog hetzelfde was. Het betreft een spasticiteit die
langzaam verergert en waar niks aan te doen is. Ik bel
wel terug als ik niet meer op mijn benen kan staan,
dacht ik.
Waarschijnlijk
een
frustratie
die
zijn
lichamelijkheid gekregen heeft. Psychologie kent geen
meervoud. Alles is individueel. Een zichzelf uitvindende
journalist had zich bewust in een psychiatrisch
ziekenhuis laten opnemen met enkel de klacht: ‘Ik hoor
stemmen.’ Voor de rest was zijn houding normaal. Het
was een test en het gebeurde in Amerika. De diagnose
luidde schizofrenie. Zijn medepatiënten meldden
achteraf, toen de zaak uitgekomen was, dat ze al een
vermoeden hadden dat hij niet geestziek was. De
journalist bracht het naar buiten en alles wat met
5
psychiatrische ziekenhuizen te maken had, stond op de
achterste benen. ‘Zou bij ons niet gebeuren,’ waren de
gelijkende uitspraken. De journalist kondigde aan
honderd en tachtig “gewone” mensen naar inrichtingen
te gaan sturen. En of de instellingen in het land die
gezonde patiënten dan wilden vinden. Na een half jaar
vertelden de psychiatrische inrichtingen met trots dat
ze veertig “geestelijk gezonde mensen” hadden
gevonden, waarna de journalist opbiechtte dit keer geen
enkel proefpersoon gestuurd te hebben. 2-0 voor de
journalist.
Psychologie
is
sowieso
kennis
van
onderdrukking bij een persoon door een andere
persoon. Een persoon ziet dat iemand zowat
doodgeslagen wordt. Een trauma ontstaat.
Er zijn twee soorten trauma’s. In symboliek beter
verwoord met: zelf in elkaar geslagen worden of zien
hoe iemand in elkaar geslagen wordt.
De persoon in kwestie ziet vanaf dat moment in
zijn omgeving ineens het kwaad in andere mensen. Hij
steekt een sigaret op om er beter over na te denken,
probeert het een avondje van zich af te zuipen, en het
insluitende gevoel dat elke andere persoon in zijn
sociale omgeving op hem geeft begint pijn in de
hersenen te geven. Een geestziekte ontstaat. De cirkel is
rond.
Een interpretatiegevecht in communicatieve zin.
Degene die het eerst de situatie over de ander definieert
is de winnaar en de verliezer heeft het onderdrukte
insluitende gevoel: ‘jij hebt geestelijke hulp nodig.’ De
verliezer accepteert en besluit geestelijke hulp te gaan
zoeken. Of een subtielere opmerking als: ‘Gaat het wel
6
goed met je?’ maar bedoelende: ‘het valt me de laatste
tijd op dat je zo gek als een deur bent.’ Bijvoorbeeld in
families waar iemand gedefinieerd wordt lastig te zijn.
De boel niet begrijpen. Zogenaamd niet weten wat er
bedoeld wordt. Die mag de verliezende interpretatie
oppakken en erkennen. Maar de winnaar bepaalt de
norm.
In het voorbeeld is de omgeving onbewust en
indirect de winnende interpretatie waar de persoon het
gevoel van krijgt erachteraan te lopen.
De verliezende partij is ondergeschikt aan het
gelijk van de winnaar. Wat eigenlijk definieert dat
geestzieken ongeneesbaar zijn en dus nooit meer een
winnaar van een interpretatiegevecht zullen zijn.
Een psychiater die bedenkelijk kijkt, tot een
vraag lijkt te gaan komen, nee toch niet, en ja dan wel,
en daar begint hij: ‘Heb je wel eens het idee dat de T.V.
tot je praat?’ Ik had toen moeten zeggen: ‘Elke keer als
ik hem aanzet.’ Maar ik was te laat. Mijn ontkenning is
mijn redding geweest. Ik had dat gevoel namelijk wel en
ging er zelfs mee aan de haal, maar als er dan naar
gevraagd werd gaf een ander in mij antwoord. Een
ander die geen enkele twijfel had over het te geven
antwoord.
D.I.S. staat voor dissociatieve identiteitsstoornis
waarbij dissociatie het belangrijkste kenmerk is. Het
wordt veroorzaakt door angst. In angst vlucht of vecht
men. Zijn beide niet mogelijk dan kunnen de hersenen
besluiten zich aan de werkelijkheid te onttrekken. Een
tweede leven in de hersenen ontstaat. Mensen zijn hier
het meest kwetsbaar voor wanneer ze in de vorming
van hun persoonlijkheid zijn. Zo tot en met het achtste
7
levensjaar. Het ontstaat vooral wanneer men
gedwongen wordt in de situatie te blijven. De stoornis
wordt op latere leeftijd gekenmerkt door een
onvermogen verschillende aspecten van de identiteit,
het geheugen, en het bewustzijn te integreren. Dus met
andere woorden: Als ik dat heb dan heb ik er dus geen
last van.
En als ik wel gevoelsmatig in het moment van het
volwassen leven gekomen was geweest, in mijn tijd naar
buiten gekomen was, dan had ik gekscherend op de
vraag geantwoord: ‘ja alleen maar, de t.v. praat alleen
maar tegen me.’ En had ik het relativerend weggelachen.
Als een zelfverzekerd overkomen dat je daar geen last
van hebt. Als genezen.
Ik zelf vind psychologie een godsdienst. Ongeveer
twee en een half duizend jaar geleden waren de tijden
lijfelijk en primair. Door een daarnaast opkomende,
meer welvarende, cultuur ontstond in de geest een
secundair besef. Een besef van relativering en liefde.
Letterlijk en figuurlijk ontstond door een nieuw
bewustzijn een drang naar een hogere liefde. Als een
afzetten tegen louter de mensen met het primaire
gedachtegoed. De bewuste geestbeleving in de mens
begon verdiepingen te ervaren. Hoog en laag.
Godsdiensten zijn ontstaan vanuit een primair, te
belichaamd, en te aards maatschappelijk gevoel met de
werking van een welvarende cultuur die zo een
secundaire emotie teweegbracht. Een culturele
ontwikkeling.
Psychologie is in feite ook een godsdienst, echter
het verschil is dat men de secundaire geest onderzoekt,
die een moeizame drang heeft tot een beter belichaamd
8
gevoel te geraken. Dat niet belichaamd zijn leidt tot
klachten. Precies omgekeerd. Van secundair tot een
meer primair gevoel of van twee- tot eenduidige manier
van denken. Gewoon de dingen zoals ze zijn. Het is de
afdaling van de hogere liefde naar beneden. De weg
andersom. Rood is gewoon rood, een kerk is gewoon
een kerk, etc.
Heel makkelijk is voor de winnaar van de
interpretatie bij jouw ontkenning van zijn gelijk, te
stellen, en dus te definiëren dat je het dan wel kent en
gewoon niet wenst toe te geven.
2.
Nu ik dit opschrijf is net de nieuwe DSM
uitgekomen. Nummer V (5) alweer. Een handleiding
voor psychiaters betreffende diagnoses. Voor het eerst
komen stemmen op of dit niet misschien een
reclamefolder voor de farmacie is en enkel bedoeld is
om iedereen met pillen vol te gooien. Rijkelijk laat, nu
iedereen al aan de pillen zit, maar toch: je moet het
geluid weten te waarderen. Zo’n beetje alles is
uitgeanalyseerd. Iedereen heeft er tegenwoordig ook
verstand van. Men bedient zich van definities van
geestziektes en kent de termen mogelijke medicaties te
kunnen nemen. ‘Een pammetje,’ is in de volksmond een
bekende
term
geworden.
Het
staat
voor
blablablablazepam. Er zijn er verschillende. Op de
9
laatste bladzijde van de DSM V staat het volgende:
Indien U zich in het voorafgaande niet herkend heeft
dan lijdt u aan het zogenaamde andere kant syndroom.
U denkt van uzelf dat u normaal bent maar dat is schijn.
Gaat u naar uw huisarts en vraagt u Normalica aan. Drie
keer daags een pil, ’s ochtends, ‘s middags en ’s avonds.
Ik wil mijn persoonlijke verhaal beginnen met
mijn allereerste hoerenbezoek. En meteen mijn meest
dramatische. Eentje met verstrekkende gevolgen. Vlak
voor mijn eenentwintigste verjaardag en ik in mijn
negende en laatste jaar VWO zat. Waarvan ik later zei:
‘Ja, het moest even duren voordat de stof tot me
doordrong.’ Wanneer ik trots op mezelf mijn drie keer
blijven zitten de revue had laten passeren.
Zesentwintig jaar geleden alweer en voor mij als
de dag van gisteren. Samen met mijn broer waren we
naar Amsterdam gescheurd om de verjaardag van een
goede vriend te vieren. Mijn vriendin studeerde in
Groningen en ik zou mij na mijn VWO bij haar voegen.
Drinken was in die tijd iets dat bij mij paste. Ik goot het
naar binnen alsof het water was en het had nooit enige
directe impact. Waar anderen moeite hadden met grote
hoeveelheden whisky brandde het bij mij nooit. Het
drinken ging me te gemakkelijk af en daaruit ontstond
een instinctieve honger naar zo snel mogelijk dronken
worden. Ik kon toen en nooit niet op een andere manier
drinken dan zo. Vanaf het eerste glas wist ik dat ik
stomdronken ging worden. Het is een soort identiteit
die door jouw omgeving wordt versterkt en vervolgens
door jou verder ontwikkeld wordt en ineens ben je de
drinker.
10
We raakten die avond in het Wallengebied
terecht en besloten Kees te trakteren op een hoer. Hij
was jarig geweest. Hans en ik waren puberaal
enthousiast en we konden onze blijheid over
kennismaking met dit feit des levens niet verhullen. Als
een stel puberende meisjes besloten we ons plan ten
uitvoer te brengen.
Ik moet erbij zeggen: in eerste instantie had Kees,
in de bar waar we zaten, zich verrast getoond, vanuit
opvoeding meegekregen, met bedenkingen als: ‘Dat is
niks voor mij,’ en ‘Ik heb zin om naar huis te gaan en te
gaan slapen.’ Echter zagen wij daar zijn doorkomende
lach al in, die inderdaad makkelijk naar de oppervlakte
te halen was, waarna we over de grachten liepen en elk
raam inspecteerden of het Kees zijn type was.
Uiteindelijk hadden we iemand gevonden die ermee
door kon en we stopten Kees geld toe en Kees stapte
naar binnen en wij waren muisstil totdat de deur weer
dichtgegaan was. En het duurde en het duurde.
Uiteindelijk kwam hij terug en hij bleek gepraat te
hebben. Daarna gaf hij toe wel wat geprobeerd te
hebben. Het had hem tot bezinning gebracht en hij eiste
dat wij ook gingen, ons kennende dat we anders onze
bek voorbij zouden lullen. Dan wist hij zeker dat het niet
uit zou komen. Hans ging eerst, ik weigerde en maakte
bezwaar. ‘Ik heb een vriendin,’ een argument dat de
eerste keer voor iedereen redelijk stellig aanvoelde. Na
gepraat over en weer en elkaar proberen te vinden was
mijn tweede keer al minder overtuigend en uiteindelijk
gaf ik me over. Strontbenieuwd wat me te wachten
stond, stapte ik bij een Zuid Amerikaans, negerinachtig
type naar binnen. Er hing zo’n Zuid Amerikaanse zoete,
11
weeïge, burgerlijke lucht. Zeep gepaard met
lichaamsgeur in een broeierig klimaat gemaakt door
mensen die te dicht op elkaar leven en proberen te
overleven. Een hard en zogenaamd warm gevoel
waaraan ik toen het voordeel van de twijfel wilde geven.
Ze lachte en herkende mijn nieuwigheid. Uiteindelijk
had ik hem stijf en legde zij mij op mijn rug en ging op
me zitten, neukte, en begon aan mijn tepels te draaien.
Wat ik vervelend vond. Dat gaf ik aan en ze stopte
ermee. Een sluimerend gevoel had me al ingegeven iets
vergeten te zijn. Ik keek naar haar nachtkastje en zag
een stapel condooms liggen en besefte me dat ze er mij
geen omgedaan had. Waarom?
Mijn bewustzijn wilde niet weten wat mijn
onderbewustzijn besefte. Dus voordat het echte
realiteitsbesef tot me doorgedrongen was, had ik alweer
seks met mijn vriendin gehad. En dat deden we
uiteraard zonder condoom. Onze relatie was veelal
telefonisch met af en toe weekendbezoeken. Net in de
tijd dat kranten artikelen schreven over de nieuwe dood
AIDS. Vooral homoseksuelen hadden er veel last van. En
hoeren droegen het virus ook, had ik ergens opgepakt.
En in onzekerheid, ook voortgekomen uit schuldbesef,
had ik een overweging gemaakt: aan de ene kant
gebeurt dergelijk overspel wel vaker en aan de andere
kant: zo ben ik niet. Ik constateerde dat de enige reden
waarom ze geen condoom had omgedaan, was om mij
AIDS te bezorgen. Wat ik dan dus weer aan mijn
vriendin had doorgegeven. Die ik dus vermoord had. Na
mijn VWO vertrok ik naar Groningen. Ik zal weinig aan
mijn studentenleven besteden maar het was zuipen,
blowen, uitslapen, middag/soap T.V., hapje eten en weer
12
zuipen. En een geheim dat op mij steeds zwaarder ging
drukken. Ik durfde haar nauwelijks onder ogen te
komen. Uit medelijden met haar naderende dood hield
ik de liefde aan en dacht er zelfs niet aan om het op te
biechten. Heel vreemd. Nu begrijp ik waarom ik dat niet
deed.
Als student droeg ik geen onderbroek en sokken.
Mijn broek vertoonde aan de buitenkant schijtsporen en
ik was het eerste half jaar twintig kilo aangekomen. Mijn
voeten en schoenen stonken een uur in de wind. En in
de seks kwam ik elke keer te vroeg klaar. Het was niet
goed. Als ik twee vrouwen zag en één gaf mij
onzekerheidsspanning en de ander niet dan ging ik
altijd voor de ander. Mijn onderbewustzijn greep dan de
spanning alsof het opgeslokt werd en achter een muur
verdween.
En dit kwam erbij. Ik kan het zo terughalen. We
stonden bij de voordeur van de studio van mijn
vriendin. We tongzoenden. Het was een tongzoen van
mensen die uit elkaar gaan groeien. In een flits kreeg ik
een visioen en had ineens het idee alsof ik met een man
stond te tongzoenen. Koude schrik sloeg me om het hart.
Ik ben toch geen homo hè?
Vanaf die dag tongzoende ik alleen nog maar met
geopende ogen. Wat haar opviel en zij vreemd vond.
‘Nee, ik wil naar je kijken, dat vind ik prettig.’ Als ik
alleen was kwamen de muren op me af. Alles was
gedoemd te mislukken. Ik had een pijnspanning aan
pezen van de binnenkanten van mijn bovenbenen naar
het schaambeen: door het dubbele gevoel dat
tongzoenen mij gaf en ik krampachtig probeerde te
controleren en te bepalen met zoals ik het wilde voelen.
13
Uiteindelijk biechtte ik het hoerenbezoek op, nadat ik
mezelf had laten testen, en bleek dat er niks was.
In pek en veren verliet ik Groningen.
3.
In 1990 nam ik mijn intrek bij Mike, een vriend
van me. Hij woonde in Amsterdam en was 175 kilo en
kwam uit een rijk Larens gezin en ik kende hem van de
tennisclub. Op de Appololaan sliep ik in een kamertje op
een matras en werkte vijfhonderd meter verder op een
verzekeringskantoor. Ik blowde in die tijd veel en het
analytische zenuwachtige denken had me in de greep.
Één zonder besef dat de buitenwereld er ook nog was.
Volledig in mijn eigen wereld. Als ik dit zeg dan betekent
het dat ik een homo ben, en als ik dat zeg betekent het
niet, zo dacht ik. Soms dan zei ik wat en dacht erover na
of ik in de symboliek ervan het goed had gezegd. Ik
probeerde mijn groeiende onrust te rangschikken.
Blowen gaf geen ontspanning meer maar paranoia. In de
paranoia vond ik een motor tot nog meer analytisch
denken. Dus bleef ik blowen.
Via Mike waren een avond twee werkende
vrouwen langsgekomen en ik besefte me hun
volwassenheid waar ik bang voor werd. Ik wist ergens
dat het voor mij een onbereikbaar gevoel was. Ik
tongzoende met één van hen. Met die met de bruine
krullen en bevalligheid en tijdens het tongzoenen
14
analyseerde ik wat ik voelde. Niets. Gelukkig dacht ik
ook niet aan een man. Dus dat was dan een voordeel.
Daarna gedroeg ik me tijdens het begeleiden van haar
naar haar auto zo kinderachtig dat ze via de telefoon aan
Mike had gezegd: ‘Hij mag terugkomen nadat hij
volwassen geworden is.’
Die periode begon een zacht schel hoog geluid
zich in mijn hersenen aan te dienen en nog steeds
maakte het mij niet tot daden overgaan. Een geluid dat
wende en ik van dacht dat dit iedereen wel eens
gebeurde. Er was geen bewustzijn dat zei: stop nu met
roken en blowen want daar ligt een oorzaak. Ik moest
doorgaan.
Een beschadigd kindgedeelte is op volwassen
leeftijd naar binnen gekeerd. Een drang die als
volwassen zijnde voelt alsof het met de paplepel
ingegoten is. Als een vogeltje dat zingt zoals het gebekt
is. De kinderjaren maken het vogeltje.
Het volgende is een gebeurtenis die mijn leven
bepaald heeft. Het was op een zondagmiddag en ik was
thuis in Laren en mijn ouders waren golfen en ik blowde
met mijn broers totdat we knetterstoned waren. Een
lome zonnige zomerdag. We besloten naar McDonalds te
gaan. Bij een kruispunt reed een auto van rechts door
rood op het moment dat ik door mijn eigen groen reed.
Ik vond dat ik volwassen mannelijkheid moest tonen en
stak een middelvinger op terwijl ik passeerde. De Opel
Kadett gaf gas en kwam achter me aan en wilde mij
passeren. Daar schrok ik van. Waren ze uit op een
knokpartij? Bij de rotonde haalden ze me in en ik keek
naar links en zag een stug tuig op de passagiersstoel
zitten en hij stak zijn middelvinger op. Onderarm vol
15
met tattoo’s en pokdalig grof gezicht. Van de schrik reed
ik vol in de zijkant van hun auto die tien meter verderop
stuiterend tot stilstand kwam. Drie mannen breder dan
lang stapten uit de auto en stormden op de mijne af. Ik
gooide deuren op slot en probeerde achteruit weg te
rijden en iemand reed me aan. Ze zagen aan mij dat de
schrik me geraakt had, dat de angst een naar binnen
gekeerde impact had gekregen, liepen juichend weg, en
ik had gehoord dat ze de Politie gingen bellen. Ik was
uitgetreden. Alsof ik in een te kleine ruimte te ver in
mijn hoofd was teruggedrongen. Mijn geest zat tegen de
verdrukking in en voelde als hoger dan belichaamd.
Alsof mijn kop tegen het plafond aan zat. Mijn maag
voelde als een U vorm met de punten omhoog. Los van
mijn onderstel. Mijn geest voelde als twee losstaande
helften. Technisch gezien ga je dan tegen de achterkant
van je hersenschors aan. Mijn kont was niet een gevoel
van buiten maar van binnen in mijn ziel. Achteraf denk
ik een herhaling van zetten. Iets waar ik me over
verwonderde. Jaren later heb ik er de symbolische
gedachte bij gehad te spreken van elf in de lucht. Dit
naar aanleiding van het gezegde: beter één (pik) in de
hand dan tien in de lucht. Waarbij ik elf als zowel het
woord als het getal zag. Een angstanalyse.
De kracht van het onderbewustzijn die een
persoon een weg kan laten bewandelen waarin een
symbolische herhaling van het onverwerkte verleden
gevonden kan worden is verbijsterend te constateren. In
angst zonder uitvluchtmogelijkheden zijn waarbij de
hersenen weer een tweede leven gaan zoeken.
Ineens had ik in mijn gevoel en beleving een
binnen en een buitenlichaam. In mijn geest had ik een
16
volledige tweede bewustzijn van mijn lichaam en
bekeek ik het leven met naar binnen gekeerde
controlerende ogen. Vanuit een tweede leven in mijn
hersenen leek het wel. Afgesloten van het hier en nu.
Ze kwamen terug en gingen op mijn motorkap
zitten en een pak shag ging van hand tot hand. Ze
lachten als boeren. Af en toe keek er een met een snelle
blik even naar binnen en vertelde de anderen zijn
bevindingen. Ze lachten weer. Mijn angst was ineens
totaal bewust en onverdraagbaar geworden. Al het
langzaam opgehouden angstgevoel, wat ik in geest
terzijde had proberen te duwen, kwam vrij, en ik kon er
niets tegen beginnen. Een Politiebus naderde de
rotonde, de drie liepen ernaartoe. Ook ik liep ernaartoe.
We stonden bij de ingang. De bijrijder stond zijn gewicht
te verdelen van op de ene naar op de andere voet. Een
gedetermineerde houding. Iemand die zijn geduld
verliest en ergens al weet dat hij er op los gaat slaan. Dat
gebeurde niet en hij vroeg met rauwe stem aan mij: ‘Heb
je wel eens gehoord van de Oswalds?’
Als opschepperig gaf het doorklank in mijn
gehoor. Een volwassen kerel van in de veertig die zijn
beruchte naam indruk probeert te geven. Moet je het
daarvan hebben? Denk ik nu. In het moment kende ik
enkel uitvergrote doodsangst. Vervelend is het als je een
aanrijding hebt met iemand van een beruchte familie.
Maar om dan zo bang als een hond te zijn kwam ergens
anders vandaan. Oswalds daar moest je geen ruzie mee
krijgen. Dertien broers en allemaal crimineel. Pa had ma
met een loden pijp de hersenen ingeslagen. Een broer
had eens een andere broer, die water uit een kraan
dronk, een volle fles melk op zijn achterhoofd kapot
17
geslagen. De broer had met bloedende kop bewusteloos
in de wasbak gelegen. Iedereen lachen. Er zaten er altijd
wel een paar vast. Eentje toen voor moord. En het
verhaal was dat ze met zijn allen een terras opliepen en
mensen uit hun stoel trapten om er zelf plaats te nemen.
En er was er één die zijn vriendin de tent doorsloeg als
het eten niet precies om zes uur op tafel stond. Neutraal
antwoordde ik met: ‘Dat zijn dertien broers, hè?’
Vervolgens ging het gesprek in de trend: ‘En wat weet je
nog meer?’ en ik weer een neutrale opmerking maken
en zo verder. Hij lachte een boerige, harde lach alsof hij
elk moment gewelddadig kon worden. Ergens besefte ik
dat ik zijn manier van lachen herkende, maar wist de
link niet te maken. De politieman kondigde aan ons
geval te gaan bespreken. Hij noemde Wouter bij de
voornaam. Dat die kon binnenkomen en eerst zijn
verhaal kon vertellen. Het was de amicale toon die me
verwonderde. Als in; we hebben samen zoveel
meegemaakt. Wouter kwam weer naar buiten en deelde
mij mee dat hij de politieman had gezegd dat we de
schade onderling zouden regelen. Ik ging de bestelbus
in. De schuifdeur bleef dit keer open en Wouter Oswald
stond in de opening mee te luisteren.
‘Laat je niet intimideren, hoor,’ zei de politieman.
En maakt vervolgens geen aanstalten de schuifdeur
dicht te doen. Ik gaf mijn verhaal en de politieman vroeg
of ik het wilde aangeven. Wouter zocht mijn ogen en
knikte van nee, waar ik schoorvoetend gehoor aan gaf.
Ik verliet de bus en kreeg Wouter zijn telefoonnummer
met de mededeling morgen op te bellen. Zo niet dan
zouden ze me weten te vinden. Terug in de auto voelde
ik me een doodgeslagen hond. Hans vroeg of ik Wouter
18
niet op neef Luke vond lijken. Een neef die in de
criminaliteit beland was. Geadopteerd. Een eerste klas
vechtersbaas. Mijn ouders waren tussen mijn zesde en
twaalfde jaar gescheiden geweest en ik en mijn broers
woonden een tijd bij hem, zijn zus, en zijn vader en
moeder. Daarna waren mijn ouders weer bij elkaar
gekomen. Wanneer we in mijn pubertijd aan tafel zaten
en met de familie zijn criminele daden bespraken had ik
altijd neiging hem te verdedigen. Geïrriteerd zette ik ze
thuis af en scheurde naar Amsterdam. Even wilde alleen
zijn en de onrust, die nu angst geworden was, een plaats
te kunnen geven aan de hand van sigaretten en een
joint.
4.
In vroeg twintiger jaren heeft zowat iedereen een
identiteitscrisis. Wie ben ik als volwassene? Of beter
gezegd; het begint bij te definiëren hoe men niet is, waar
angst achter zit, waarna hier de relativering in gevonden
wordt en vervolgens het hele probleem ineens
verdwenen lijkt te zijn. Er zijn ook mensen die niet door
het adolescentieproces heen komen. Simpel is te
veronderstellen dat dit verschil te maken heeft met
losers en winners. Bipolair betekent dat beide
hersenpolen een emotie delen. Gevoelsmatig zitten
hersenpolen bij de rechter en linker slaap. En
normaliter is er een verbinding tussen de twee. Een
19
contact tussen twee hersenhelften. Boos en blij. Iemand
is manisch in de zomer en depressief in de winter. In
stemming te hoog en te laag. Uniepolair kan ook. Dan is
een emotie eigenlijk opgesloten op een hersenpool en
moet het contact met de andere pool proberen te maken
voordat men een goed overzicht heeft hoe het echt te
voelen. Dat is als een luchtledige ruimte in de geest
waarin het bewustzijn zich bevindt. Alles voelt dan als
tweeduidend maar niet de projecterende maar
ontvangende variant. Rood is gewoon de kleur rood
maar staat dan ook voor de liefde. Een balpen is gewoon
een balpen maar kan ook als steekwapen of als een pik
gevoeld worden. Het mannelijke brein wordt gek als er
niets is dat gewoon gewoon is zoals het is;
eenduidigheid is wat een man nodig heeft. De twijfel
geeft onzekerheid die naar angst kan groeien.
Wanneer een volwassen verliefdheidemotie een
uniepolaire status krijgt dan is de man verloren en
kansloos. Dan komt alles binnen en voel je je voor
honderd procent een homoseksueel en wanneer je in
geaardheid heteroseksueel bent dan kan je de gekte
alvast bestellen. Een homo die zich totaal homo voelt in
de sociale omgang met mensen voelt zich gelukkig en
een hetero heeft dan een dwangbuis nodig.
Sigmund Freud zei ooit al eens dat geestzieke
patiënten eigenlijk niets meer dan uitschot zijn. Het
enige nut dat ze hebben is dat ze voorzien in
studiemateriaal en een inkomen maar dat ze eigenlijk
niet te helpen zijn.
Ik denk dat mensen die niet door het
adolescentieproces heen komen een blokkering van
20
geest door een beschadiging in het lichaam hebben
opgelopen. Bijvoorbeeld een lever of longen
beschadiging, die door destructie veroorzaakt is, en dat
eerst de weg naar lichamelijk herstel gevolgd zou
moeten worden voordat de in de ziel binnengesloten
geest zijn weg naar buiten kan nemen.
Ik had een feest op Nijenrode gehad. Hans
studeerde
daar.
Voor de
vorm
was
zijn
studentenbestaan. Het bestond uit wachten totdat de
bijl zou vallen. Mijnheer blowde van vroeg tot laat en
dacht ook nog wel even zijn tentamens te gaan halen.
Waar na elk teleurstellend resultaat een nieuw
ongeloofwaardig maar optimistische gedachte door hem
gelanceerd werd dat aangaf dat het niet aan zijn
levensstijl had gelegen en het de volgende keer wel zou
lukken. Tijdens het feest was ik Helma tegengekomen,
die in vergelijking met de vorige keer mij ineens zo
volwassen was overgekomen. En daar kon ik die tijd
niet tegen want het was een extra duit in de zenuwen
zak die inmiddels toch al redelijk gevuld was.
Helma was stevig gebouwd, ze zat sterk in haar
lichaam. Het was een vrouwelijke kracht waarvan je
vermoedde dat het nooit zijn authentieke, elegante
gevoel zou gaan vinden. Sommige vrouwen zijn tot het
eind der tijden zo. In ieder geval had iemand me bij een
vorig feest getipt dat ze makkelijk was en was ik bij haar
aan tafel gaan zitten en ik moet zeggen; als iemand zoals
ik in die tijd een vrouw het bed wist in te lullen dan was
ze inderdaad erg makkelijk. We namen toen een kamer
in een hotel. Ze peep me en ik neukte haar op zijn
hondjes en keek constant naar die sterke ietwat
21
spekglimmende rug en haar blonde haren op haar kont
en moest moeite doen stijf te blijven.
Nota bene: Te vroeg klaarkomen had ik alleen
met vrouwen waar ik een persoonlijke band mee had.
Bij de hoeren had ik er geen last van.
Na het klaarkomen vluchtte ik naar de badkamer
waar ik een bad nam en suggereerde in slaap gevallen te
zijn.
Die keer kwam ik haar weer tegen en ze had een
veroordelende en afwijzende mening over mij gemaakt.
Dat merkte ik aan alles. En in mijn planning en aanname
had ik dat precies andersom bedacht.
Een feest van veel drinken en van zaal tot zaal
lopen alsof je thuis bent en weet waar je mee bezig bent.
Hans had XTC geregeld. De dealer had hem verteld
welke pillen de goede en welke de slechte waren.
Iemand van zijn studiejaar had de week ervoor een
slechte gehad en was gezien met een Gouden Gids die hij
als zijn nieuwe agenda had benoemd en meer van
dergelijke opmerkingen. Achteraf concludeerde ik dat
Hans mij een slechte had gegeven. De dag erna was ik
primair en kortaf dat iedereen bang voor me was. Zo
begon het.
Een mannetje of acht gooiden een pil naar
binnen. Muren kwamen op me af en het ingesloten
gevoel maakte mij naar de uitgang gaan en op een
grasveld liggen. Ik lag in een koele zomernacht op fris
gras waar ik goede dronken herinneringen aan had.
Wanneer je stomdronken bent is koel fris gras in een
mooie zomernacht heerlijk om op te liggen. Dit keer was
het beangstigend omdat ik een schelle hoge fluittoon
non stop in mijn hersenen hoorde. Op een
22
verschrikkelijk te hard volume. Het hypnotiseerde me
en maakte me onbeweeglijk. Het deed pijn. Instinctief
wist ik dat ik moest wachten. Het duurde een uur en het
enige wat ik zag was de donkere hemellucht. Op een
gegeven moment kon ik mij weer bewegen. Op dat
moment wist ik wel dat er iets wezenlijks veranderd
was, maar realiseerde me nog niet precies wat. Ik zat
definitief achter het geluid van vandaag. Alles had een
doorklank gekregen zou ik de dagen erna gaan merken.
Wat ik nog niet wist was dat ik op weg was naar een
gevoel van eergisteren te zijn. Ik probeer in woorden
weer te geven hoe ik te ver terug voelde. In ieder geval
voelde mijn geest als te laat in het hier en nu waarbij elk
woord door een ander uitgesproken een tweeduidende
betekenis kreeg.
Mike en ik reden naar de hoeren in Utrecht. Met
voorzichtigheid had hij zich ontvankelijk getoond. Ik
had gedacht dat hij voor het eerst naar de hoeren ging.
Hij biechtte op het wel eens eerder geweest te zijn. Het
zandpad in Utrecht heeft tegen negen uur ’s avonds een
psychedelische belichting die rustgevend en vertrouwd
aanvoelt. Het is nog niet compleet donker maar
schemerend en de lucht lijkt nog wit en de rode
neonlichten vallen op zonder bepalend te zijn. En de
hoeren achter de ramen lijken aardig. Na wat heen en
weer rijden en uit het zijraam kijken waren we op het
gekke idee gekomen een soort triootje te gaan doen. Ik
kende toevallig Paula uit Colombia, dacht ik dat ze
vandaan kwam, en die wilde de vorige keer een vriendin
erbij halen waar ik in toegestemd had. Je hebt maar één
pik maar betaalt wel dubbel. Dat was het verschil. Die
23
vriendin heette Maria en was een Spaanstalige Latina.
Terwijl ik dit schrijf besef ik dat ze opnieuw kwam
oefenen op een klant. Dat ik na haar moeilijke periode
haar eerste klant weer was, dit onder begeleiding van
een vriendin. Alles met condoom. Maria had krullend
haar tot de schouders en was vrouwelijk rond en te lief
voor het vak.
Mike en ik hadden brallerig bedacht dat we ons
door de één zouden laten pijpen en dan de andere
zouden neuken. Al dit alles op een tweepersoonsbed.
Voor teveel geld regelden we de deal en ik werd eerst
door slanke Paula gepepen en mocht toen Maria neuken
en ik stak hem erin en keek naar haar en voelde me
getroffen. Ze keek me aan met in haar ogen beginnende
liefde. Ik vergat Mike die met zijn grote lichaam op de
slanke lag en ik me even zorgen had gemaakt of zij het
zou kunnen houden. Maar vrouwen zijn gemaakt om op
hun rug te kunnen liggen en kunnen daarbij een hoop
hebben. Ik neukte en keek naar het vrouwelijke lichaam
en lieve gezicht en bleef kijken en neukte en kwam
klaar. Bij Mike wilde het niet lukken, we lachten wat,
Mike als een boer met kiespijn, Maria en ik waren al
klaar. En daar probeerde hij het weer. Het zag er
onbeholpen uit. Zijn vet lag zowat over haar hele
lichaam. Maria en ik besloten in de badkamer even te
gaan wachten en hen wat privacy te gunnen. Vanachter
een deur keken we om de hoek. Ik boven het hoofd van
Maria. Het gaf een soort band. Paula had ons door maar
Mike dacht dat hij alleen met haar was en deed zijn ding
en kwam ook klaar.
Maria werd mijn vaste hoer. Een puberaal gevoel
deed mij naar haar verlangen. Al snel werden we een
24
stel. Om tien uur ’s avonds nam ik een XTC en drie
kwartier later kwam ik binnen, haar gordijnen gingen
dicht, en ik bleef tot de volgende dag drie uur in de
middag. Ze vertelde me dat haar eerste keer met een
klant was geweest en dat ze met mij voor het eerst het
gevoel had gehad zoals het zou moeten zijn. We
speelden verliefdheid. Het kon niet zo zijn. Ik speelde
schijn en wilde het wel zo voelen. Op een gegeven
moment kon ik mezelf niet meer dwingen naar haar toe
te gaan. Mijn onderbewustzijn had besloten mijn
situatie van persoonlijke teloorgang te gaan accepteren.
Twee á drie jaar later zag ik Paula en liep naar haar deur
en ze vertelde me dat Maria dood was. Geschokt vroeg
ik: ‘Dead, how can that be?!’
‘Car accident in Colombia.’
Verbijsterd staarde ik naar haar gezicht.
‘Do you want to come in?’
Ik kon niet geloven dat ze het vroeg en draaide
me om en in de auto dacht ik aan Maria. Was ze echt
dood? Nee, Paula had dat natuurlijk gelogen.
5.
Om mijn gemoedstoestand in die tijd te
beschrijven wil ik het volgende aangeven. Het was zo
dat ik geen bewustzijn en gemotiveerdheid had van
zoals ik realistische dingen voelde en wilde gaan
bereiken. Er was niets. Waar ik anderen bezig zag met
25
gedrevenheid en toekomstgerichte daden daar had ik
enkel een moeten tegenover staan. Ik vond van mezelf
dat ik ook zo zou moeten zijn en had daar geen
belichaamde gedachte bij.
Mike had namelijk gescoord. In een café had hij
een vrouw weten op te pikken, diezelfde nacht mee
geneukt, en zij was gebleven en ze neukten regelmatig.
Op hun kamer en in de badkamer, overal.
Voor het amicale gevoel had Mike geïntroduceerd
dat wij elkaar op de mond zouden kussen. ‘Geef me een
kus op de bek!’ gilde hij dan. Ik bedacht dat dit
volwassen gedrag moest kunnen symboliseren en deed
mee echter voelde ik er vervelende, onzekere spanning
bij.
Een man is pas in wording een man als hij een
onbereikbare vrouw heeft geambieerd. Ineens is er die
drang om de onbereikbare liefde te voelen. Een
verandering van de chemische huishouding die ook
gebeurt op twaalfjarige leeftijd bij eerste masturbatie of
menstruatie. Echter komt dan de verandering van
binnen uit en het adolescentieproces wordt door de
buitenwereld geïnitieerd. De onrust van ergens weten
dat ze door natuurwetten als onmogelijk aanvoelt,
voelde ik weergegeven in onzekere spanning als ik
tussen seksegenoten was. Ik kon er niet meer tegen. Ik
wist dat relativering mij niet meer ging redden en had
mijn hoop op Emmelien gezet. Ze loenste zoals
fotomodellen kunnen. Het had iets dat intrigeerde en
aantrekkelijk maakte. We kenden elkaar van de
pubertijd, ik kreeg mijn vriendin, en zij vertrok naar
Amsterdam. Toen werd mijn keuze tussen twee
vrouwen bepaald door degene die mij het minste
26
onzekerheid en spanning gaf. Met Emmelien was er dus
nooit iets uitgekomen. We hadden al een keer samen
gegeten en ik was naar haar eenentwintigste verjaardag
geweest. De drang naar onbereikbare vrouw lijkt ook
wel een touwtje te zijn dat vanuit je hersenen uit je
gezicht loopt en als je eraan trekt komt er iets uit het
onderbewustzijn los, waar je niet op voorbereid bent.
Op Koninginnedag liep ik met een onrust rond en vroeg
me af waar ik naartoe ging. Het was niet meer sec de
onrust die mij leidde, maar de vraag waar het zou
uitkomen waar ik paniekerig van begon te worden. Het
hield niet op. Die middag zouden we naar het centrum
van Amsterdam gaan. Rond elf uur ’s ochtends vonden
we elkaar in de woonkamer. Mike had een kater en
stond ineens op, liep snel naar de badkamer, en ik
vervolgens het knisperende geluid van een strip
aspirines, waar een paar van uitgedrukt werden,
hoorde. En dan kwam hij weer terug en hield het nog
geen minuut vol en was hij weer iets doen in de keuken.
Het bracht mijn onrust niet ten goede.
‘Hé, Verheugd ga even zitten.’
We hadden het raam open, zaten op een tweede
verdieping, en keken uit over kruispunt Apollolaan
Beethovenstraat. Mensen liepen richting centrum, veel
in oranje kleuren. Langzaam, gestaag en vredelievend
bewoog de mensenstroom, die gezien het vroege uur
lege plekken kende. Samen met het nog koele zomer
weer, de zon die buiten wolkloos aan de hemel stond, en
wij de frisse ochtendsfeer in de woonkamer voelden,
maakte het mijn ruimtelijke gevoel ten aanzien van mijn
geest prettig. Neutraal. Maar dan moest wel alles rustig
blijven.
27
‘Hé, Verheugd !’
‘Wat? Ja, ik ben even bezig.’
‘Het is een feestdag vandaag.’
‘Ik moet even wat doen, ik heb een barstende
koppijn,’ klonk vanuit de badkamer.
‘Zal ik anders even een joint draaien?’
Ik had amper de tijd om een sigaret aan te steken
want hij stond met zijn grote lijf in een badjas, wat hem
eerder vierkant dan rond maakte, ineens in de
woonkamer.
‘Dat is denk ik wat ik nodig heb.’
‘Dat dacht ik al,’ zei ik goedmoedig lachend en
vond het vreemd want een kater deed bij mij niet naar
een joint verlangen. Zolang hij maar meeging. We
rookten de joint. Ik had de avond ervoor de Oswalds
gebeld. Die eerst mij voor schijtert had uitgemaakt
vanwege mijn deur op slot doen. En daarna mededeelde
dat ik zeven honderd en vijftig gulden moest komen
brengen, waar ik ineens aan moest denken.
‘Verheugd, je denkt toch niet dat het een valstrik
is, hè?’
Verheugd keek naar zijn joint alsof er iets aan te
ontdekken was, alsof hij hem voor het eerst zag, en
lachte toen vreemd.
‘Verheugd!’
Hij keek op.
‘Wat bedoel je?’
‘Dat met van die Oswalds, ik vertrouw het voor
geen cent. Die laten me langskomen en beuken me dan
nog even in elkaar.’
‘Wat kan jou het schelen,’ zei hij achteloos.
28
‘Dat lijkt me niet. Nee, ik ben er niet gerust op.
Straks staan ze me op te wachten. Kan jij anders niet
meegaan? Dan bedien je de vluchtauto.’
Mike zat weer naar zijn joint te kijken.
‘Verheugd!’
‘Wat?’
‘Kan je anders niet meegaan?’
‘Rot op,’ zei hij en stond op en liep naar zijn
kamer en ging op zijn bed liggen.
In paniek bleef ik in zijn slaapkamer op hem
inpraten totdat ik hem eindelijk zover had mee te gaan.
We kwamen aan bij de Postzegeltjesmarkt en
Emmelien zag me en keek ongeïnteresseerd. Ik zag er
een act in. Mike liep naar haar toe, amicaal praatte hij
met haar, kwam terug, en zei: ‘Ze is niet meer
geïnteresseerd.’
‘Wat, had je het daarover!?’
‘Ja, ze wil niet meer.’
Als losgesneden van sociale lijnen voelde ik mij
ineens. Alsof ik als mens mijn eerste stappen zou gaan
maken. We zopen als losgeslagen idioten, het stroomde
bij mij naar binnen alsof het dun water was. Alsof ik een
bodemloze put was en ik niet dronken te krijgen was.
Ken je dat? In al mijn drinkjaren waren dat de betere
dagen. Je kan alles hebben en bent niet stuk te krijgen.
Alles lach je weg. Geen zorgen of je nog wel normaal
thuis kunt komen, geen verstikkend gevoel. Zuipen,
zuipen, en nog eens zuipen. Heerlijk koel bier op een
mooie Koninginnedag.
De afwijzing is onbelangrijk. In psychedelische
symboliek kwam Emmelien later terug in mijn
belevingswereld. Het was een voorloper van de
29
werkelijke gebeurtenis. De drang leidde naar een
dominoeffect van herinneringen. Verandering van
chemische huishouding kan een vreemd effect hebben.
Mensen die geestziek worden tijdens de verandering
rond twaalfde jaar zijn ongeneeslijk omdat de
verandering van binnen komt. Die zullen de rest van
hun leven medicatie moeten gebruiken. Iets vreemds
gebeurde me. Ik keek op met een hmm-gevoel en dacht
dat er een schaduw over het plein aan mijn rechterkant
viel. Vreemd. In mijn hersenen voelde ik een bubbel van
rechts komen die zich snel vergrootte. Als een witte
tumor die in een paar seconden te groot voor mijn
hersenen zou zijn. Ik reageerde alsof ik van rechts op
mijn hoofd geslagen werd. Wat is dat! Wat gebeurt er!
Alle kleuren van alles wat op het plein zichtbaar was,
verlichtten alsof ze vervaagden. Een overbelichte foto.
Mijn bewustzijn probeerde de zaak onder controle te
krijgen en er een vormingsgedachte over te maken. Het
had geen schijn van kans. Alsof mijn hersenen een bal
door een gat probeerden te duwen. Gedachten kwamen
los uit mijn onderbewustzijn en ik dacht met
verschrikkend realiteitsbesef aan iemand pijpen en had
echt een idee van een pik in mijn mond.
Ineens keek ik naar de grond en voelde me alsof
ik met een parachute zachtjes geland was. Schuchter
maakte ik met iemand oogcontact en het begon weer.
Die stroom die niet te stoppen was. Een elektrische
schok ging zowat prikkelloos door mijn lichaam. Een
herinnering van bijna twintig jaar geleden kwam
plotseling vrij. Kinderen kunnen dingen wegstoppen.
Mijn ouders scheidden toen ik zes was en kwamen bij
weer elkaar halverwege mijn elfde jaar. Ik en mijn twee
30
broers woonden bij mijn oom en tante. Mijn broers
sliepen op een klein kamertje op de eerste verdieping. Ik
was de oudste van de drie. Ze hadden twee
geadopteerde kinderen. Sofie en Luke. Ik sliep samen
met Luke op de zolderkamer. Op twee matrassen op de
grond naast elkaar. Hij was een aantal jaren ouder dan
ik en hij had een vriend in dezelfde straat wonen die al
wel seksueel volgroeid was.
Een rijtjeshuis in het mindere gedeelte van Laren
N-H. Voor landelijke standaard nog redelijk goed. Luke
was niet in staat een normale lagere school af te maken.
Zijn I.Q. was hier niet toereikend genoeg voor. Hij was
altijd op zoek naar vechtpartijen. Altijd op zoek naar
leeftijdgenoten om in elkaar te slaan. Hij kwam uit op de
LOM school en was overal vroeg bij.
Hij begon heel tactisch met dat hij dacht aan een
meisje van zijn school en dat hij haar zo lekker vond. En
ik was jong en had geen idee waar het over ging en
praatte mee. Mijn vader had in Laren een huis op
ongeveer twee kilometer afstand gekocht en kwam ’s
avonds langs om zijn kinderen te zien. Luke vroeg me op
een gegeven moment of ik hem wilde afzuigen. Dat deed
ik. Je ziet er geen kwaad in. Op een gegeven moment
accepteerde hij geen nee meer. Hij was voor mijn doen
indrukwekkend groot maar vooral had hij het
agressieve gen dat hem later een beruchte naam
gegeven had. Ik pijpte hem wanneer hij het wilde. Hoe
lang het doorgegaan is weet ik niet. Het werd gewoonste
zaak van de wereld. Mijn taalgebruik paste zich aan. Ook
zei ik in die tijd dingen als: ‘Ik ben even mijn poedel
uitlaten.’ En rookte op een gegeven moment sigaretten.
Luke stelde aan zijn vrienden voor om zich door mij te
31
laten pijpen. Ik zat erbij alsof het normaal was. We
braken in en stalen uit winkels. En als we samen op pad
gingen, sloeg Luke andere jongens in elkaar. Michel was
seksueel volgroeid. We kwamen op zijn kamer en hij las
een seksboekje. Het was een strip en een rondborstige
vrouw vroeg aan een man wat hij wilde en die
antwoordde: ‘Mijn lul gebruik ik alleen maar voor
pissen.’ Waarna de vrouw tegen een jonge viriele man
zei: ‘Steek hem dood want hij wil niet neuken.’ En dat
deed de man en neukte de vrouw. Ik pijpte Michel en
een zenuw voelde ik als geraakt en erna drong ik de
gebeurtenis weg. Het was te machtig. Nu nog vraag ik
me af of hij in mijn mond klaarkwam of niet. Overdag
klommen we op het balkon van het huis van mijn vader
en forceerden een raam en ik pijpte Michel terwijl hij op
een bed zag. Het was een herinnering waarvan ik de
gevoelsmatige herbeleving nog jaren zou uitstellen. Een
kindangst kwam vrij. Het is zowat onbeschrijfbaar hoe
je je voelt wanneer je op vierentwintigjarige jarige
leeftijd een dergelijke herinnering krijgt en jij in de
levensjaren vanaf acht à negen, toen het gestopt was, tot
vierentwintigste er totaal nooit aan gedacht hebt. Dat
feit alleen al is al goed om koude schrik van te hebben.
Maar dan is er een angstig kind in een grot in je
hersenen waar je ineens mee in contact bent. Mijn
huiswerk was van de ene op de andere dag; terug in de
tijd en gevoelsmatig en symbolisch de lagere school en
erna de middelbare school overdoen. Onmogelijk om je
staande in te houden.
Om te oefenen moest ik met Luke tongzoenen. Hij
wilde voorbereid zijn voor de wijven. Samen gingen we
32
onder de douche. Het was smakeloos. Later dacht ik dat
de situatie met mijn vriendin in Groningen al een begin
was van toegroeien naar de herinnering.
Een kindtrauma op een verlaten eiland in de
hersenen: op later leeftijd een verliefdheid emotie dat
een uniepolaire status heeft. Gevoelsmatig een kloof van
zes jaar tot vierentwintig te overbruggen. Misbruikt
worden is spannend. Later een neurose die geen contact
met de buitenwereld heeft. Een gekmakende
binnenkriebel.
Een kind kent geen seksuele relativering. Het
vermogen het als betrekkelijk te zien. Dat is een schade
voor het leven. Uit alle macht probeerde ik na die dag uit
die angstgrot in mijn hersenen te blijven. Kansloos
groeide ik naar een psychose en vervolgens een
opname.
Luke werd later crimineel. Hij was net zo klein
als Wouter Oswald en net zo breedgeschouderd. Een
pokdalig gezicht en een strafblad vol met
gewelddelicten.
Het geld leende ik van Mike. Ik regelde mijn
jongste broer Ellery om mee te gaan. Ik had hem niet
mijn angstvisioen verteld. Het adres bleek het huis van
de bestuurder te zijn. Een Turk, een Turkse vrouw van
in de vijftig opende de deur en ik vroeg naar het ongeluk
en de bestuurder kwam naar buiten. Hij liet ons zien dat
hij voor het geld de hele auto had laten overspuiten en
pakte het geld aan. Mijn handen trilden als rietjes. Hij
keek ernaar, maakte een opmerking als: ‘Nooit meer
doen hè?’ En liep naar binnen.
33
Snel stapten we in en ik trapte het gas in. Na een
paar minuten zei ik de mannelijke woorden: ‘Weet je
wat we eigenlijk hadden moeten doen?’
‘Nou?’
‘Ze in elkaar slaan.’
Beide wisten dat ik zat te liegen dat ik scheel zag,
ik kon zelfs de opmerking amper zonder angst zeggen.
Met afscheid van de ochtenden zie ik de ochtend
als volgt. Je leeft bewust en bent toekomst gericht en je
hebt een gezond ontbijt in de ochtend. Je hebt
gevoelsmatig zicht op de toekomst. Je zit achter het
stuur van het leven. De rust van een zondagochtend die
jouw ontvankelijk voor het leven maakt, lome ogen
geeft, en laat genieten van het tijdloze. Ik was niet eens
meer rustig als ik stomdronken of anders was. Alles was
angst.
34
Deel II: Aantekeningen uit de psychiatrische
inrichting.
Mensen zonder liefde.
1.
Psychologie heeft alles uitgeanalyseerd. Alles is verpakt
in stoornissen. Of je er nu wel of niet aan lijdt doet er
niet toe. Je moet geholpen worden. Nu ik dit schrijf merk
ik dat ik een hekel aan die zogenaamde positieve
salonmentaliteit gekregen heb. Geestzieke mensen zijn
niet van porselein.
Mijn angsten bleven aan. Ik kon ze met niemand
delen. Alles in het leven is een herhaling van zetten. Het
misbruik niet mogen doorvertellen toen ik een kind was
leek geprogrammeerd te zijn betreffende mijn angsten
in mijn vroeg twintiger jaren: Ik hield ze voor mezelf.
Ik herinner me een keer dat ik op mijn achtste of
negende jaar mijn misbruik wilde doorvertellen en dat
Luke, die mij achterna gekomen was, vanaf de trap op
mij sprong terwijl ik op weg naar mijn oom en tante
was. En toen speelde ik mee dat het niks was op de
vraag vanuit de keuken: ‘Wat gebeurt daar?’
Op mijn werk hadden ze voorgesteld even tijd
voor mezelf te nemen. Ik verliet Mike zijn appartement
en ging in Hilversum wonen.
35
Uiteindelijk kwam ik bij een psychiater terecht.
Hij had ook mijn broer Hans behandeld. Fons was achter
in de vijftig, snor, en probeerde als verlicht in zijn
lichaam te staan. Alles moest als “goed” overkomen. Een
zwart vestje en jaren zeventig kleding.
In principe kan een psychiater niet twee mensen
uit eenzelfde familie behandelen. Dan vertroebelen
belangen. Op latere leeftijd een geestziekte oplopen
betekent dat het in twee componenten in te delen is:
Angst en schuldgevoel. Een psychiater dient beide
emoties proberen te verlichten en de persoon andere
inzichten te geven. Naar binnen gekeerde jaloezie maakt
dat jij je een homo bij een andere man voelt. Is het naar
buiten geprojecteerd dan leg jij jouw jaloezie bij de
ander neer. De kindangst was opgesloten en kende geen
contact met de buitenwereld. Daarbij kwam dat ik
ergens zeker dacht te weten dat als ik mijn angst naar
een andere man zou erkennen hij dan het recht zou
hebben seks met mij te hebben. Dat dus nooit. Een
kindgevoel kan niet breken. Een puberidentiteit wel.
Iemand komt in een identiteitscrisis en breekt, huilt
even, en zijn volwassen identiteit heeft zich aangediend.
Als je teruggaat naar kinderjaren dan kan dat niet. Het is
te echt en te eenduidig. Wanneer je dan na behandeling
weer terugkeert in de maatschappij dan zijn dat de twee
grote problemen. Hoe om te gaan met andere mannen
en hoe om te gaan met relativering en niet kunnen
breken.
Misbruik maakt herhalingsdwang aan die
moeilijk in een andere gedachten stroom om te zetten is.
In de heterowereld lopen mannen en vrouwen rond die
36
homoseksueel zijn maar andersom ook. In de
homowereld lopen heteroseksuelen rond die vroeger
misbruikt zijn geweest. Die er nu wel toestemming voor
geven en de kindangst zo proberen te ontladen en
denken dat het echte emoties zijn. De liefde voor je
soortgenoten genaamd homofilie is wat vertroebeld is
geraakt.
Vriendschappen
zijn
moeilijk.
Het
vriendschappelijke gevoel kent seksuele lading. Ben je
sterker dan alcohol? Daar komt het dan vaak op neer. Ik
was dat inderdaad en kon dus wel redelijkerwijs de
herhalingsdwang beheersen.
Of was het een herhaling van zetten door dingen
te verzwijgen? Je raakt op een gegeven moment het
overzicht kwijt.
Hij vond mijn droom mooi. Een beetje boek met
diepgang heeft een mooie symbolische droom. Deze heb
ik echt gedroomd. Ik zit in een grot aan de kustlijn. De
grotmond is net onder het waterniveau, ik zelf zit hoog
in de grot, want de grot loopt aan de binnenkant
omhoog, en het water stijgt. Hoe langer ik wacht hoe
moeilijker het wordt eronderdoor te zwemmen.
Waarop Fons zei: ‘Dat is een hele belangrijke
droom.’
Veel misbruikte heteroseksuele mannen zijn niet
in staat een bevredigend seksleven met een vrouw te
hebben. Als je de hersenen als ingedeeld in kamers
beziet dan zou je kunnen denken dat de pik van mijn
agressor zich in de kamer van mijn homofilie had
genesteld. De liefde voor je soortgenoten en voor jezelf.
Uiteindelijk moest ik de pik van mijn agressor erkennen
om weer terug te kunnen komen naar mezelf. Maar
zover was het nog lang niet. De meeste vrouwen die als
37
kind zijn misbruikt, zijn dat door iemand van de
seksuele voorkeur en bij mannen is dat net andersom.
De identiteit van het gevoel dat ik probeer te
beschrijven is als een ontvoerde vrouw die op haar
ontvoerder “verliefd” wordt. Of als een vrouw die
stelselmatig mishandeld wordt en niet meer in staat is
om gezond te haten. Bij psychiatrische patiënten gaat
hun echte oorspronkelijke identiteit en realiteit verder
dan het simpele oog en oor van een buitenstaander kan
interpreteren. Vaak hebben ze twee problemen en zijn
zich bewust van één en van de ander niet. Het was in
Hilversum bij een privépraktijk van Fons van
Binsbergen. Ik vroeg hem:
‘Wanneer ben je eigenlijk homo?’ Ik wilde dat
voor eens en voor altijd duidelijk weten.
‘Jij wilt weten wanneer iemand homo is en niet?’
‘Inderdaad.’
‘Wanneer je aan een man denkt als je klaarkomt
en X.’
‘X?’
‘Ja, X.’
‘En wat betekent X?’
‘Dat ga ik niet zeggen.’
‘Waarom niet!?’ Ik was akelig verrast.
‘Omdat het niet belangrijk is.’
Ik dacht na of het me op een idee zou kunnen
brengen wat het was.
‘Heb je dat wel eens?’
‘Wat?’
‘Dat je aan een man denkt als je klaarkomt?’
38
‘Nee, dat heb ik niet,’ zei ik, en een lachje vormde
zich op mijn gezicht want dit betekende dus dat ik geen
homo was. ‘Nee, dat heb ik zeker niet.’
En dat is natuurlijk de goden verzoeken want dit
is precies wat me drie dagen later gebeurde toen ik
mezelf onder de douche stond af te rossen. Ik schrok me
wezenloos. Het probleem hield jarenlang aan en bracht
me definitief naar de afgrond. Een erectie krijgen van
heteroseksuele porno, masturberen, en vervolgens bij
het klaarkomen aan een mannengezicht denken. En dat
kon iedereen uit mijn korte geheugen zijn. Iemand van
de dag ervoor in de supermarkt, etc. Een aantal jaren
heb ik vlak voor het klaarkomen mezelf proberen te
focussen op een vrouw en zo de climax laten komen. Ik
voel me nu door mijn psychiater gepakt. Dat doe je niet
bij een patiënt die voor zijn angsten bij jou in de stoel
komt zitten en zijn onzekerheden probeert te delen. Ik
denk dat het uit mijn lichaam stijgen, tijdens het
verkeersongeluk, indirect de anticlimax veroorzaakte.
Op een gegeven moment verdween het weer. Zo op het
blote oog schat ik plus minus vijftien jaar later. In de
sessies erna heb ik het zitten ontkennen als hij er weer
naar vroeg.
Een therapeute die zich bij hem had aangesloten
ging de gesprekken doen. Hedwig had een frikkerig
gezicht met een vierkant gerande bril. Ze droeg een
kniebroek met sokken tot onder de broek. Het had iets
Duits. Uit een aantal gesprekken weet ik nog een
opmerking die me bijgebleven is. Ze zei: ‘En als je met je
moeder naar bed mag dan is de lol eraf.’ Het sloeg
nergens op want we hadden het over totaal andere
dingen en over welke lol heb je het precies? Denk ik nu.
39
Er was geen lol. Een andere van haar kwam ook ineens
zonder dat ons onderwerp van gesprek er aanleiding
voor gaf: ‘Vrouwen vinden een man die inhoud aan het
leven geeft interessant.’
Uit het niets vertelde ze na een aantal
gesprekken dat zij voor mij een intakegesprek in een
psychiatrisch ziekenhuis had geregeld. Ik was
stomverbaasd want ik dacht dat we wél ergens zouden
uitkomen en zij vond dat het slechter met me ging.
Zeker te zeggen is dat ik wel degelijk hulp nodig had. De
Sinaï Amersfoort had ongeveer negentig patiënten en
was op het joodse geloof gebaseerd. Het is één van mijn
reddingen geweest want vijfhonderd meter verderop
heb je Zon en Schild en daar zitten zowat duizend
patiënten en was ik absoluut in het grote zorgapparaat
verzopen geweest. Ik was geen jood maar kwam voor
hun regionale functie. Joodse patiënten kwamen vanuit
het hele land. Minstens negentig tot zelfs honderd
procent van de aanwezige patiënten heeft een
beschadigd kindgedeelte. De intensive care afdeling van
de geestelijke gezondheidszorg. Van psychoten tot aan
heroïne verslaafden. De drugsverslaafden en
alcoholisten zitten hun tijd uit en maken geen geluiden
van toekomstgedachten, theorieën, en dergelijke, die
aangeven dat ze nog hoop hebben. Die zitten hun tijd uit,
vertrekken, en zijn verdwenen totdat ze weer
binnengedragen worden.
Er zijn er die wel naar genezing kunnen proberen
te groeien en het niet meer willen. Zij die het niet willen
en ook meer kunnen. En zij die het willen maar niet
meer kunnen. Die zijn definitief te ver gegaan. En de
groep die het wel willen en ook nog toe in staat zijn om
40
in ieder geval een poging te wagen. Mijn misbruik was
relatief gezien niet zo beschadigend als dat je als klein
kind zijnde stelselmatig door je vader in je kont geneukt
bent geweest.
2.
Ik was enkel angst. Alle bewustzijn of
herinneringen waren niet aanwezig. Herinneringen
moeten gevonden worden en dan geanalyseerd worden.
De angst moet houvast krijgen met dat je sommige
dingen ook anders kunt zien. Het enige wat me restte
was de rit uitzingen tot het moment van als eigen
aanvoelende identiteit. Het is een weg die in mij
geheugen begon vanaf herinneringen op zesjarige
leeftijd. Het huis en de schuur waar je je fiets neerzette.
Vervolgens een herinnering in het klaslokaal van de
zesde klas lagere school en je vriendjes. Voor het eerst
naar het Gymnasium fietsen. Je allereerste masturbatie
en het vreemde gevoel van klaarkomen. De eerste
tongzoen met een meisje. De eerste keer dronken. Grof
gezegd haal je zo jouw achtergestelde identiteit met hoe
je werkelijk bent, of had kunnen zijn, weer terug. Eind
dertiger jaren begon dat proces pas zich bij mij in te
zetten. Voordat ik mezelf daar naartoe had gebracht,
moest ik eerst proberen te overleven.
Het intakegesprek bestond uit voorzichtig mijn
probleem opnoemen en verwachten dat Rob Kirtzner,
41
de psychiater van de mannenafdeling, zou zeggen: ‘Oh
nee, dat is veel te lichte problematiek, dat doen we hier
niet.’
En dat ik zou opstappen en zou vertrekken
verexcuserend dat ik hun tijd in beslag genomen had. Zo
voelde ik me. Er viel iets van me af want hij nam me
compleet serieus. Wat ik ook niet had verwacht was dat
hij zei dat ik die volgende dag kon komen.
Daar schrok ik van want de andere optie die ik
had ingeschat was dat ze vanwege administratieve
afhandelingen nog wel minstens twee weken nodig
zouden hebben om mijn bed klaar te hebben. Zodat ik
nog even tijd had te wennen aan het idee opgenomen te
moeten worden. Onwennig meldde ik me de dag erna bij
de receptie, na wat intern getelefoneer, kwam een
zuster me halen en bracht me naar een kamer voor drie
personen. Het ziekenhuis had die typische uitstraling,
stenen, alles wit, holle klanken, klinisch, met dien
verschil dat het personeel gewone kleding droeg. Op
mijn bed lag een plasticachtig bruin matras met daarop
een stapeltje opgevouwen dingen; een deken, twee
lakens, en een kussensloop. In die tijd zag ik tegen alles
op dus ook om mijn eigen bed op te maken.
‘Ja, ik vind het wel,’ zei ik verbouwereerd en de
zuster vertrok. Mijn spullen legde ik in de kast, wekker
op het nachttafeltje. Even later kwam ze met het
weekprogramma terug. Schilderen, kleine, praat
therapieën waarvan één o.l.v. Rob en een paar ’s
ochtends begeleid door therapeuten. Woensdagmiddag
vrij, drama op donderdagmiddag, en vrijdag mocht je na
twaalf uur ’s middags met weekendverlof. Een lijst met
kosjere producten. Huismerk chips van de supermarkt
42
was verboden. Het moest Lays zijn. Zo een hele lijst voor
wanneer je dingen in de supermarkt ging kopen.
Frankie zat op zijn bed en zei niks en ik wilde niet hem
mijn rug toedraaien. Hij was een klein kereltje met zijn
tanden eng groot zichtbaar en een vreemde blik in de
ogen. Hij zei niks en zat met zijn bovenlichaam van
voren naar achteren te bewegen. Een zelfde beweging
die je de echt gestoorden wel eens ziet maken. Hij leek
compleet van de wereld. Aan alles merkte dat het totale
gekte was wat hem dreef. Sprak ik hem aan stopte hij,
zei ik niks, begon hij weer. Mijn andere kamergenoot
was Jeff. Jeff had aan de heroïne gezeten en het
schildersezel dat bij het raam stond was van hem. Jeff
was bij mijn binnenkomst niet aanwezig.
De inrichting kende een heren en een vrouwen
vleugel, de therapieën waren wel gemengd. Het is in het
begin een beetje aftasten, want ik was zo’n beetje de
hele dag bang. Dan was er vervolgens ook zoiets als een
tv kamer (een plastic plaat was voor de tv gemonteerd)
waar iedereen sigaretten tegen de klippen op zat te
roken en koffie per de liter naar binnen zat te werken.
Dit maakte mij er uiteraard niet rustiger op. En dan heb
ik het nog niet eens over de patiënten die als dieren
mijn angst roken en het vervolgens leuk vonden mij aan
het praten te krijgen. Dan gaf ik benepen twee, drie
korte antwoorden en kondigde aan iets op mijn kamer
te moeten doen. Na een kwartier kwam ik terug, nam
plaats, en liet het weer gebeuren.
Wanneer ik de inrichting-fiets wilde lenen om
even in Amersfoort peuken te gaan halen moest ik
binnen even op het raampje van de kamer van de
verpleging tikken, dan kwam iemand met een sleutelbos
43
aanlopen, en maakte de deur open en gaf me de
fietsslotsleutel.
Ook de toegangsdeur tot de gang met de kamers
van de psychiaters, dokters, en therapieruimtes waar
onder begeleiding gekleid en geschilderd werd, kon
alleen geopend worden door mensen van de leiding.
Sommige patiënten mochten niet naar buiten. Ik
gelukkig wel. Het eerste weekend moest ik blijven. Dat
is een regel want anders is het zo dat iemand een paar
dagen opgenomen is geweest, op weekend verlof gaat,
en thuis bedenkt dat hij of zij helemaal geen opname
nodig heeft. Want het kan nogal een zware impact op de
gemoedstoestand hebben.
Het weekprogramma had ik alvast bestudeerd en
op zondagavond kwamen de eerste patiënten weer
terug. Daarna mocht ik elke vrijdag na de lunch het
ziekenhuis verlaten en moest zondagavond voor negen
uur binnen zijn.
Ik was op woensdagmiddag aangekomen. De
maandag na het weekend zou mijn dagprogramma
beginnen. Ik zat in de motiefgroep en dat waren de
mensen die er betrekkelijk goed aan toe waren. Het kon
erger. Eerst at ik ’s ochtends, ’s middags, en ’s avonds op
de afdeling. Een verpleegster (gewone kleding) dekte
dan met anderen de tafel. Een kar met daarin de warme
maaltijden, of de broodmaaltijd stond klaar, en alles
werd op tafel gezet. Sommigen mochten nooit in de
kantine eten en ik alleen de eerste volle week niet, om te
wennen aan het nieuwe leven. Jake zei geen woord, was
mager als een kerkrat, ergens eind twintig, en het
verhaal was dat hij niet meer kon praten. Alleen het
woord ja zei hij. Sprak ik hem aan zei hij ja, vroeg ik hem
44
iets fluisterde hij ja etc. Hij had een tattoo van een
papegaai op zijn schouder die hij met te kinderlijke trots
op zijn gezicht liet zien. De verpleegster hield het
gesprek aan. Ook iets in de dertig schatte ik. Wie niks zei
werd dingen gevraagd. Het gangbare van mijn leeftijd en
zo vertelde ik. Mijn afdeling was alleen mannen en ik zat
op de afdeling korte opname (0-2 jaar) en even
verderop in de gang was de afdeling lange opname.
Vrijdagmiddag werd het snel stil.
Dat overblijfweekend gaf een angstig leeg gevoel.
De herenkamer voor mezelf alleen. Iedereen met
weekendverlof. Sigaretten roken. Op sjabbats kon ik
geen T.V. kijken. Ik deed niks anders dan wachten. Op
een voorstel van de verpleging om een wandeling te
gaan maken, reageerde ik afwijzend. Wist je trouwens
dat dit soort dingen allemaal door de verpleging
opgeschreven werden? Vandaag wilde hij niet
wandelen, wel deed hij de hele dag niks en rookte
sigaretten en liep constant heen en weer van de
woonkamer naar zijn bed.
Na een week zou ik in de kantine gaan eten waar
vrouwen en mannen de tafels deelden.
Die zondagavond klonk de stem en geluiden van
de eerste thuiskomende patiënt indringend en hol in de
gang van het ziekenhuis dat een openverbinding met de
huiskamer had, waar ik zat. Ik hoorde de deur zoemer,
de buitendeur die openging, wat gepraat en gedag
zeggen, patiënt die de verpleging kende. En in een uur
zaten patiënten in de woonkamer, dronken koffie, en
klonken de geluiden van de volgende, die van
weekendverlof terugkwam, als alledaags. Het slapen
was anders. Nieuw. Een bed met een plastic matras. Het
45
laken bleef er nooit goed omheen liggen. Vaak lag ik op
het plastic en onder de bruine deken met daar onder het
andere witte laken.
De volgende dag liep ik met mijn schema naar de
eerste therapie. De motiefgroep bestond uit acht man.
Iedereen was even ontvankelijk. Je hoort er eigenlijk
meteen bij omdat iedere patiënt voor zijn opname in de
maatschappij iets te verbergen had of niet over wilde
praten. En in een inrichting zit niemand voor jan lul.
Vier vrouwen en vier mannen. Een broodmagere
vrouw die alcoholist bleek te zijn. Een incest slachtoffer
(vrouw). En nog twee. Aan de mannenkant drie
alcoholisten waarvan één met Jappenkamp verleden en
mijn persoontje. Ik werd geïntroduceerd en vertelde
mijn leeftijd en waar ik vandaan kwam. Het woord
psychose zat nog niet in mijn vocabulaire. Ik was de hele
dag bang en had een enorme spanning op mijn hoofd
maar had geen benul hoe het technische verhaal zou
heten. Willy, de mannelijke therapeut, was gezegend
met een eeuwige blijheid. Hij droeg sandalen met
sokken en had lang sluik haar in een soort jaren
zeventig scheiding en in lengte tot aan zijn schouders. Ik
mocht kijken en luisteren. Uit het niets, voor mijn gevoel
dan, begon Corrine: ‘Toen ik een jaar of zes à zeven was
en ’s ochtends naar school wilde gaan werd er van
beneden geroepen dat ik ziek gemeld zou worden en op
mijn kamer moest blijven. Dan wist ik al hoe laat het
was. Dan ging de voordeurbel. Mijn oom wist ik.
Gepraat, ze dronken eerst koffie aan de keukentafel,
gelach. Geluiden van aanwezigheid hoorde ik van
beneden komen. Dan kwamen ze de trap op. Mijn
46
moeder ging op een stoel zitten en ik werd eerst door
mijn vader misbruikt en erna door mijn oom.’
Weet je wat het vreemde was? Het verschrikte
me voor een seconde en erna werd weer alles
ingenomen door mijn dagelijkse spanning. Ik heb het
nooit kunnen vergeten. Zelfs nu ik dit schrijf denk ik er
weer aan.
Het gesprek tussen Willy en Corrine ging als dat
Willy vroeg hoe ze zich daarbij voelde en dat het niet
best was. Iedereen zat erbij alsof het dagelijkse kost
was. Corrine vertelde dat ze dan oogcontact met haar
moeder had terwijl haar oom haar lichaam gebruikte en
dat haar moeder dan mild glimlachte. En dat zij de dag
erna naar school ging en voor de lunch thuiskwam en
haar moeder met dezelfde glimlach haar de
boterhammen overhandigde. Het verhaal gaf me goede,
relatieve hoop dat ik met een maandje wel klaar zou zijn
en dan zou vertrekken en lekker gaan werken of eerst
wat vakantie. Mijn probleem kon niet veel zijn. Dan
vraag ik wat geld van thuis, bedacht ik.
Hoewel de trauma’s van de patiënten verschilden
in zwaarte was de overeenkomst dat bij alle patiënten
mensen/agressors in hun verleden over de grens van
stellende kwaadheid waren gegaan. Niemand was meer
in staat om eigen echte kwaadheid voor de agressor van
het verleden te voelen. De identiteit van de agressor was
te verstrengeld met de eigen identiteit geraakt.
47
3.
Twee dingen die ik met zelfanalyse had bedacht.
De analytische manier van denken is uit zelfbehoud en
ook een overlevingsinstrument. Er waren beren op de
weg maar ook gerede argumentatie om vanuit de
zelfanalyse te beredeneren. In de loop van mijn leven
ben ik erachter gekomen dat mensen nog wel eens
‘plannen’ met beschadigde mensen, zoals ik, kunnen
hebben. Goed bedoeld hoor, dat wel, maar vaak ook
onsamenhangend bij elkaar gerijmd: waaruit men
concludeerde dat dit goed voor je zou kunnen zijn of dat
je daarmee geholpen was. Vroeg je daar over door
bleken ze wat dingen als feit geformuleerd te hebben die
op mij geen enkel beslag hadden. Veel had te maken met
dat men vond dat ik zo gebaat zou zijn met chemische
medicatie. Dat was meer dan een decennium later. Ik
zelf dacht dat ik zowel een lever- als een longen
beschadiging had. Lever door drank en drugs en longen
door marihuana. Mijn longen had ik zo zwart gerookt
dat ik uiteindelijk het gevoel had ze naar binnen in het
denksysteem gerookt te hebben. Mijn longen voelden
alsof ze van een binnenkamer in mijn hersenen waren.
Daar waar ik het idee had zicht op ze te hebben. En mijn
leverbeschadiging
bracht
indirect
een
hersenbeschadiging. Tijdens de opname was ik tot vlak
voor vertrek voor iedereen bang. Het jaar was redelijk
in vier delen weer te geven. Eerste drie maanden
wennen aan opgenomen zijn en langzamerhand wat
dingen gaan zeggen. Tweede periode praten en inzicht
48
geven in mezelf zowel aan de groep als aan
behandelaars. Derde periode kapot, gebroken, en zwaar
depressief. En vierde wederopstanding.
Iemand van zesentwintig jaar oud met het gevoel
van een kind en met het verstand van een volwassene.
Het kindgevoel moest van de angst verlost worden en
vervolgens zich ontwikkelen tot een volwassene. Roken
over de longen voedt begrijpend nadenken: de gedeelde
hobby van iedere patiënt van de herenafdeling. Iedereen
zat zijn toegegooide nieuwe inzichten te analyseren tot
niks.
Nog steeds kan ik niet inzien dat mijn agressor
slecht was. Hij was een deel van mij geworden. Op de
afdeling lange opname zaten patiënten die al twintig
jaar opgenomen waren. Op een gegeven moment kreeg
ik door dat op de korte afdeling medepatiënten bang
voor ze waren. Bang omdat die lange opname patiënten
ook op de korte opname hadden gezeten en dus omdat
het voor ons het volgende stadium zou kunnen zijn.
Ik vertel dingen die door het hele jaar gingen en
dingen die chronologisch zijn.
Jeff was een jood en beweerde uit Rusland te
komen. Ik geloofde iedereen op zijn woord. Hij was
ongeveer 1.75 meter lang. In het Engels vertelde hij dat
hij bij de Mossad gezeten had (Israëlische
veiligheidsdienst heette toen zo) en in het Russische
militaire volleybal team had gespeeld. Dit had ik
klakkeloos aangenomen ondanks dat zijn lengte het niet
geloofwaardig maakte. Op een nacht werd ik rond twee
uur wakker. Gerommel had mij uit mijn slaap getrokken.
Jeff stond voor zijn kast en was koortsachtig iets in zijn
kast aan het zoeken. Het leek erg ver verstopt te zijn. Hij
49
moest dingen eruit halen voordat hij erbij kon. Door
spleetjes van mijn ogen volgde ik het. Ik had niet
gedacht aan het rode lichtje van mijn gettoblaster dat
aangaf aangesloten op elektriciteit te zijn. Het stond op
mijn nachtkastje. Ik sliep naast de deur tegen de muur.
Jeff vertrok en raakte uit mijn gezichtsveld. Uit het niets
hield hij een brandende aansteker voor mijn neus en
vroeg: ‘Can’t you sleep?’ ‘Yeah I suppose so.’ Hij vertrok
en ik lag tien minuten met de ogen open de situatie te
herdenken en op dat moment had ik niet door dat hij op
de badkamer heroïne ging gebruiken. Het was ongeveer
acht maanden later dat me pas een lichtje ging branden
toen we in de tuin volleybalden en Jeff geen bal normaal
kon raken.
Die hele aanstekeractie was me zo Mossad achtig
overgekomen.
Folkert was een man van in de veertig. Een
gedistingeerde baard en gitzwart haar. Een intelligent
persoon. Gemiddelde I.Q. van patiënten uit
psychiatrische ziekenhuizen is hoger dan het
gemiddelde van de maatschappij. Ik nam hem serieus en
meende met een therapeut te praten. Hij moest erom
lachen en vertelde al vijfentwintig keer opgenomen
geweest te zijn. Twintig keer voor alcoholisme en vijf
keer voor speedverslaving. Destijds had zijn vriendin
hem haar speed in bewaring gegeven. Hij zat in een bar
en bedacht het eens uit te proberen. Lachend vertelde
hij dat hij, die nacht, een lege badkuip van een rand van
een straat had geplukt en van Oost naar West
Amsterdam verhuisd had. Het vreemde was dat hij als
speedverslaafd zijnde gewoon vijf biertjes kon drinken
en dan weer een paar dagen niks. We werden goede
50
kennissen en hij kende Peter uit mijn groep. Peter was
de alcoholist met een Jappenkamp verleden. Eerste
periode van drooglegging gedroeg die zich als uitgerust
en opgefrist met de opmerking: ‘dat stoppen met
drinken had ik veel eerder moeten doen. Mijn goed wat
voel ik me goed.’ Zijn weer rechte rug kreeg hoe langer
het duurde een meer gebochelde houding. Het
breekmoment kwam tijdens schilderen waar we
allemaal een na analyse van ons werk moesten geven.
Wat je bezielt had, waar je tijdens het maken aan
gedacht had, etc. Peter was aan de beurt en ineens
vertelde hij over zijn Jappenkamptijd. Hij was een
jongen van negen jaar, dacht hij. De keizer kwam langs
en iedereen moest dan aan de straatkant met de rug
naar het midden gaan staan wanneer deze passeerde.
Niemand mocht kijken. Zijn vriendje keek toch en werd
ter plekke opgehangen terwijl diens moeder
schreeuwend van angstpaniek door soldaten
tegengehouden werd. Hij barstte in huilen uit en werd
getroost door de vrouwen uit de groep. Het weekend
erna kwam hij op zondagavond niet opdraven,
maandagmiddag was hij er nog niet, die
woensdagmiddag zat hij ineens in de woonkamer met
de ene kant van zijn gezicht geschaafd. Het zag er niet
best uit. Mijnheer was aan de zuip gegaan en hard op
zijn bek gevallen. Zijn Jappenkamp verhaal werd door
anderen wel bevestigd. Dat was niet uit
onderbewustzijn verzonnen.
Jeff was kameroudste en dat betekende dat hij er
het langst zat, bedenk ik ter plekke want er was geen
hiërarchie in de inrichting. Hij had beslist dat ’s nachts
de gordijnen open bleven. We zaten één hoog en vlak
51
onder ons raam stond een lantaarnpaal met oranje licht.
Het gaf een sinister licht op het plafond en een deel van
de muur waar ik vanuit mijn bed op keek. In de stilte
van de nacht lag ik met open ogen te proberen een
bewust gevoel in mezelf te vinden. Iets om bewustzijn
aan de situatie te geven behalve angst. Een geluid drong
door in mijn gehoor. Ik had het al een tijdje gehoord,
besefte ik. Geen ziekenhuis geluid, wat wel? Een
klapperend geluid wat ik niet kon thuisbrengen. Dat
vond ik ongemakkelijk. Een hoog gillend gehuil kwam
erbij. Ik wist dat het waarschijnlijk voor iedereen niet
alledaags was en besloot het niet te gaan opzoeken en
de slaap proberen te vatten. Af en toe werd ik wakker en
het klapperende geluid klonk nog steeds. Wat is dat
toch? Dacht ik, waar komt het vandaan en waarom doet
niemand er iets aan? Alles rondom het geluid was
doodstil. Sommige patiënten vonden elkaar ’s nachts in
de woonkamer en rookten sigaretten. Die sliepen niet,
iets wat mij gelukkig nog wel lukte.
Die ochtend hoorde ik dat het Daan geweest was.
Een lange slungel met rood haar en snor van over de
vijftig. Hij had een kinderlijk gek gezicht. Dat had ik wel
eens eerder gezien. Wat ik mij toen nooit realiseerde
was dat Daan ooit normaal geweest was. Totaal
onbewuste gekte had zijn intrede gedaan. Hij praatte
met een hoge kinderlijke stem en zat op de afdeling
lange opname. Elke keer als ik hem zag vroeg ik me af of
hij van zichzelf wist hoe hij eraan toe was. Hij kwam
altijd sigaretten bij ons bietsen en riep om de haverklap
met hoge stem: ‘Ik ben toch zeker geen homofiel!’ Het
was zo’n angstige hoge kinderstem waar ik elke keer
weer doodsbang van werd.
52
Er werd gelukkig wel over gepraat: die had het
gehoord en die. Even was ik bang geweest dat ook dit
orde van de dag was. Ik begreep dat het niet vaak
voorkwam. Ik zat een kop koffie te drinken en rookte
een sigaret. Altijd hoorde je de voetstappen wanneer
iemand in de gang naar de woonkamer liep. Slenterend
geluid kwam onze kant op. Even later kwam die boerige,
domkijkende kop de hoek omzetten. Daan was trots op
zijn
ingezwachtelde
handen.
Alsof
hij
een
kwajongensstreek had geflikt. Zijn handen had hij op het
zeil van de isoleercel open geslagen. Een andere man,
naast mij, zei: ‘Hé, wat was jij nou aan het doen?’
‘Ja, ik was in de isoleer vannacht.’
‘Dat heb ik gehoord.’
Daan lachte gestoord. ‘Dat was ik jaa,’ weer met
te hoge stem.
‘Maar waarom gil je dan?’
‘Jaa, ik gilde jaa!’
‘En dat kwam?’
‘Jaa, ik gilde ja, ja ik was gek vannacht!’
‘Ik kon er zowat niet van slapen.’
‘Jaa, niet van slapen, jaa,’ en Daan lachte weer.
En Daan moest constant verschrikkelijk lachen
om zijn gekke actie van die nacht en iedereen vond het
verschrikkelijk lollig, hij bietste een sigaret en tijdens
het roken werd er nog wat gelachen. Een andere patiënt
kwam binnen, zag Daan staan, en vroeg hem wat hem
die nacht bezield had. En Daan lachte kinderlijk. Ik
voelde angst bij de conclusie dat sommigen in hun bed
hadden gelegen en wel hadden geweten waar het geluid
vandaan gekomen was.
53
Zo voelde ik me de hele dag. Altijd verrast en
verkillend.
Sommige
heteroseksuelen
zijn
zover
teruggevallen dat ze gevoelsmatig en geestelijk volledig
ingesloten zijn. Dat ze niet meer naar buiten kunnen
komen. Dan worden ze opgesloten in het
belevingswereld van hun kindgevoel. Net zolang totdat
ze er letterlijk één worden. Net zolang totdat ze geen
weerwoord meer hebben op aanvallende opmerkingen
van anderen. Het kindgevoel kan niet breken. Een man
moet een vluchtgedachte kunnen hebben. Een
ontsnappingsroute. Een geestelijke ruimte om
eenduidigheid een tweede eigen eenduidige gedachte te
kunnen geven.
Iedereen had elke week een dertig minuten
durend gesprek met Kirby, de therapeute van de
inrichting. En één keer in de drie weken een gesprek
van anderhalf uur met Rob, de psychiater. Samen waren
ze de ouders van de koekoekskinderen.
Ik kon niet naar de toekomst groeien omdat een
traumaverleden aan me trok.
Kirby was een mooie Joodse vrouw met dik
glanzend zwart haar. Ze was oorspronkelijk
Amerikaanse en lachte om alles wat ik zei. Ik kon het zo
gek niet bedenken of het werd met de mantel der liefde
weggelachen. Ze was lief alsof de duivel in haar gevaren
had waarbij ze wel helemaal kapot was maar ook zo dat
hij haar niet blijvend had kunnen raken. Rob was hard.
Ik heb de hardste binken, drugsverslaafden,
alcoholisten, vanuit de koffiekamer zien vertrekken
naar een privégesprek met Rob, en als makke schapen
terug zien komen, en zowat bibberend hun koffie naar
54
binnen zien slurpen en voor zich uit kijken. Verdwaasd,
met geen enkele notie van de omgeving, niet bereid tot
een gesprek, en even hun tijd nodig hebbende. Rob
hakte nonchalant elke ontsnappingsverhaal weg dat
niets met de realiteit te maken had alsof hij met een bijl
kleine takjes van een boomstam wegkapte.
Kirby: ‘Dan denk je aan de man die goed bij de
vrouw zou kunnen passen, de vrouw waar jij eigenlijk
aan denkt tijdens het daadwerkelijke masturberen. En
als je je afvraagt of je een homo bent als je met een man
praat dan herken je jezelf. Dat heb je niet door van
jezelf. Het is een soort jaloezie waar jij onrustig van
wordt. Vanwege jouw traumatische verleden. Je wordt
aangesproken op je kindjaren. Heb je in je pubertijd wel
eens een natte droom gehad?’
Ze vertelde me in één van de volgende
gesprekken dat er meer rondliepen met het probleem.
Het drong toen niet tot me door dat ze bedoelde dat er
meer waren die van zichzelf dachten dat ze homo
waren. Een heel groot gedeelte van mannen die vroeger
seksueel misbruikt zijn denkt later dat hij homoseksueel
geworden is. Ik hou een slag om de arm maar denk
eigenlijk alle.
‘Of ik wel eens een natte droom heb gehad? Ja, ja,
nu je het zegt: dat klopt.’
‘Was dat met een vrouw?’
‘Jaaaa! Inderdaad! Ja, dat was met een vrouw,
klopt als een bus,’ reageerde ik enthousiast. Maar zo’n
enthousiasmerende analyse over mijn geaardheid nam
ik even mee naar buiten en begon al zowat meteen een
twijfelende gedachte te worden bij het eerste gesprekje
met een andere mannelijke patiënt in de koffiekamer. Ik
55
had geen enkel geloof dat ik dergelijke positieve
analyses zou kunnen oppikken en mee zou kunnen
nemen naar de toekomst. ‘Je geaardheid is niet het
probleem, jouw probleem is geaard zijn.’ Rob zei me, tot
mijn stomme verbijstering: ‘Je kan ook stellen dat
homofilie een neurose is.’ Als je te laat bent, dan ben je
ook te laat voor de stellende gedachte, dan kan je daar
niet meer op naar buiten komen. Dat is wat ik me nu
besef, echter toen voelde ik het als een onmetelijke
harde mannelijkheid waar ik zeker van wist nooit aan te
kunnen tippen. Als een kind keek ik tegen hem op, als
tegen een oom die Porsche rijdt, of vergelijkbaar. De
gedachte dat hij het zelf ooit zo had gesteld maakte in
mijn belevingswereld van hem een enorme held. In die
gesprekken kreeg ik in feite houvast hoe ik mijn angsten
ook kon zien. Het echte herbeleven komt niet aan de
orde, dat is voor later. Handgrepen waarmee ingekeerde
angsten een wederkering kunnen vinden. Dat is wat er
gebeurt in een inrichting: je rust wat uit, je kleit en je
schildert wat om zo jouw genietende, tijdloze gevoel
proberen terug te vinden, en je neemt wat analytische
houvast mee naar buiten.
Op mijn probleemanalyse denken aan een man
als je klaarkomt, reageerde hij fel met: ‘wie heeft je dat
wijsgemaakt!?’ En een andere keer kachelde hij er
nonchalant uit: ‘Ik heb tijd voor je. Je bent het of je bent
het niet. Ook al ben je er te laat aan begonnen.’ Alsof ik
god van de andere kant aan de telefoon had. Kille
bewondering.
Tijdens een privésessie met Kirby zei ze terwijl
ze met een wijsvinger naar me wees: ‘Jij bent geen
homofiel!’ En ik vroeg me na het gesprek af hoe ze dat
56
wist en analyseerde wat ik gezegd had en of daar iets in
gelegen had wat haar stelligheid had veroorzaakt.
4.
Spanning werd op een gegeven moment
onbewust. Ik wist niet meer dat ik spanning op mijn
hoofd had omdat de spanning zo hoog was. Hersenpijn
zonder bewustzijn ervan is gevaarlijk. Pijn in je
hersenen zonder dat je beseft dat je pijn hebt. Als ik ’s
ochtends wakker werd baalde ik omdat ik wist dat
binnen dertig seconden de spanning ondraaglijk zou
zijn. En ik er onbewust mee leefde tot een uur of elf, als
de slaapmedicatie begon te werken dan had weer ik het
gevoel met mijn ogen bewust in het hier en nu te zijn.
Mijn eigen probleem als een trauma interpreteren kon
ik niet. Dat kwam omdat ik in een volwassen lichaam zat
en ik de zwaarte van mijn misbruik niet serieus kon
nemen omdat de misbruikers jonger dan de volwassen
leeftijd waren geweest. Of omdat het niet erkennen een
typisch gedrag is dat bij het trauma hoort. In de T.B.S.
kliniek zitten mensen met een zelfde soort verleden.
Agressieve herhaling van trauma en ook gewelddadig
gedrag gebeurt. Alcohol kan het verleden te hard maken
en de persoon ontwikkelen tot een kindbeest.
Herman merkte ik pas op toen hij me aansprak.
Tot die tijd was hij me niet opgevallen. Dat was vreemd
want de herenafdeling kende een mannetje of vijftien,
57
die ’s avonds met zijn allen T.V. zaten te kijken. Daar
moest hij ook bijgezeten hebben. Hij had een zachte
stem die je geneigd bent als soft te interpreteren maar
waarin ook een bepaalde zielskracht lag. Hij was klein,
1.70 meter lang ongeveer, had een buik strak en rond,
een zacht bruin gekleurd baardje rond de mond en zijn
dikke bruine, korte haar was op het voorhoofd plat naar
voren geborsteld. Zijn dunne beentjes droegen hem met
elegantie. Zijn tred oogde soepel.
Hij had iets sinisters: iemand die het kwaad
kende en wist dat er geen afstand van te nemen was.
Een leven in angst. Een gevoel van angst dat afgesloten
van de buitenwereld was. Agressor en slachtoffer in
eenzelfde afgesloten ballon in de geestziel. Rond de
ogen strakke lijnen en een binnenkracht die naar buiten
wilde dat zijn gezicht definieerde en tekende. Op zo’n
manier dat ik dacht: die probeert zijn ogen ergens
doorheen te duwen en dat gaat niet meer. Hij kon niet
meer breken op authentieke emoties. Iedereen loopt
gevoelsmatig wel eens tegen een muur op maar bij hem
was het naar binnen gekeerd gebleven en verhard
geraakt. Teveel ellende meegemaakt en een te kleine
basis van vrij denken en voelen. Als je niet vooruit en
niet achteruit kunt en je gevoelsmatig geparkeerd bent
in je eigen traumatische ervaring is depressief worden
de enige vluchtmogelijkheid. Hij zat altijd met de armen
rond zijn volumineuze romp geslagen. Hij oogde als een
dikke beer die een zitkunstje had geleerd. Voor zijn
neus, op de salontafel, lag altijd een pak shag Javaanse
Jongens en een pak Marlboro 100s. Ik vermoed nu uit
financieel oogpunt maar toen voelde ik het als een
listige denkstrategie: dat om en om van merk roken.
58
Alsof Javaanse Jongens een soort relativering moest
aangeven. Een doordachte homo getinte act die moest
aangeven dat hij dat daarom niet was. Van die nichterige
types op de verpakking. Hij begon me uit te horen: waar
kom je vandaan? Dergelijke vragen. Maar alles met zo’n
forsende, onderzoekende blik. Het had bijna iets
psychedelisch zodat ik niet goed wist te reageren.
Sommige slangen kunnen hun prooi hypnotiseren. Zo
voelde ik me, ergens lekker, en ook wetende dat dood
op de loer lag. Een prettige onrust. Vragen werden
vervreemdend. Ik kan er niet helemaal mijn vinger
opleggen maar de woordvolgorde of hoe hij de vraag
stelde was anders. Ik was allang blij dat ik me een beetje
normaal voelde en gaf zelfs nog wat meer informatie.
Ongevraagde teksten over mijn leven, die ik hem
manmoedig vertelde alsof mijn opname niks met angst
te maken had gehad, maar gewoon zo was gelopen. Als
een: ik ben hier nu en jaaaah, wat kan in het leven
verder nog gebeuren, weet je. Praten, praten, en nog
eens praten. Ik stond op, om op mijn bed te gaan liggen
en het gesprek nog een keer de revue te laten passeren
waarbij ik analyseerde of ik in de woorden had gelegd:
misbruik mij maar, ik ben eigenlijk een nicht, zeg maar
tegen me dat ik je moet pijpen en dergelijke. Ik had op
zes jarige leeftijd geleerd voor een ander te denken. Die
fouten moesten ten allen tijde voorkomen worden.
Bij het weglopen had hij tegen mij gezegd: ‘het is
goed.’ Maar op een sinistere manier. Ik dacht eerst dat ik
het niet goed verstaan had en vroeg hem het te
herhalen. Wat is goed? Dacht ik.
Het had Herman niet meegezeten. Op jonge
leeftijd, vanaf zijn vijfde jaar, gruwelijk misbruikt door
59
zijn vader. Zijn vader had een bedrijf in
landbouwmachines aan huis gehad, geloof ik dat het
was, maar Herman vertelde dan: ‘En dan kwam ’s
avonds een klant, zat samen met mijn vader aan de
keukentafel. En als ik de fles op tafel zag komen wist ik
al dat ik die avond op mijn kamer bezoek zou krijgen. Je
kon erop wachten.’ Het pijnlijk en als schuldig lijkende
gevoel dat hij op zijn gezicht probeerde te toveren, het
moest een menselijke emotie uitdragen, had hij
inmiddels naar onechtheid gezopen. Jarenlang alcoholist
geweest. Gekscherend zei hij eens in een lollige bui: ‘dag
in dag uit begon ik ‘s ochtends rond negenen met een
flesje apfelcider om in de stemming te komen. Twee
kratjes om de middaguren mee door te komen. Bij het
eten een paar flesjes wijn, flesje cognac voor na tafel, en
tijdens de televisieavond een flesje whis.’ Dat was
allemaal later, toen ik hem al aardig begon te kennen,
maar in de tweede week zat ik nietsvermoedend naar
het tafelblad van de salontafel te staren toen ik een
ongedefinieerd geluid hoorde komen richting zitkamer.
Ik keek om en zag Herman in een rolstoel, nurks
kijkend, als een soort boerenlul die zich gepakt voelt,
door een zuster de hoek om geduwd worden. Twee
voeten in wit verband met blauwe tasjes eromheen. Ik
was te laat om naar mijn kamer weg te vluchten en de
zuster zette de rolstoel naast mij op de rem en ik was de
enige in het zitgedeelte. Twee patiënten zaten aan de
koffietafel en dat was het. Een van die twee stelde de
vraag wat hem gebeurd was. Terwijl ik vreselijk
zenuwachtig een sigaret rookte. Ik was nog niet klaar
met analyseren hoe Herman te voelen. Herman vertelde
dat hij aan zijn teennagels geopereerd was. Een derde
60
patiënt, schizofreen, mager, non coöperatief, ‘een zuiger’
kwam binnensloffen en nam plaats links van mij.
Herman legde stuurs kijkend maar ook met een drang
om deelgenoot van het geheel te zijn dat hij al jaren leed
aan ingegroeide nagels. En de ander kende iemand die
dat had meegemaakt en het bleek dat zo’n operatie
wonderen met je deed want de kennis was na een tijdje
totaal opgefleurd. En zo ging dat gesprek over en weer.
Ik vond mijn staarpunt en toen ik weer opkeek, omdat
er een vreemde stilte in de kamer hing, zag ik Herman
vuil naar de schizo kijken. Heb ik wat gemist? Vroeg ik
me af.
‘Alle leden van de wielrenclub zijn homo’s,’ zei de
jongenman.
Ik probeerde een sussende emotie op mijn
gezicht te zetten en keek naar Herman met de gedachte:
dat zal allemaal wel. Maar Herman nam het hoog op.
Hadden ze al eerder iets van woorden met elkaar
uitgewisseld? Iets dat ik waarschijnlijk niet had
gehoord. Zoiets moest het zijn.
‘Wat zei je?’ zei Herman met dreigende stem die
uit een oneindige diepte leek te komen.
‘Alle pikkijkers zijn homo’s,’ zei de schizo en
grijnsde.
Ik lachte aarzelend want ik vroeg me af wat er in
godsnaam met de wielrenclub bedoeld werd. Ergens in
mijn geest voelde ik dat ik in staat was om de volwassen
manier van denken eigen te maken en ik was tevens
bewust dat ik hier nog mijlenver van verwijderd was.
Mijn psychose duidde zich op een symbolische manier
van analyseren van gezegde woorden, door mezelf en
door anderen. Angstige momenten waarvan ik
61
voorvoelde dat ze in de toekomst zouden komen,
probeerde ik alvast met een soort analyseverbandje
voor te zijn zodat de realiteit niet dwars door mijn ziel
zou snijden met als pijnpunt: contact met het bange
jongetje. Mijn psychotische manier van denken kende
geen begrippen als wielrenclub en pikkijkers en
dergelijke. Herman kende dit wel en reageerde, tot mijn
stomme verbazing, daar erg geprikkeld op. Herman
keek zo’n beetje iedereen naar de lul. Als een leuke hond
kwispelstaartend binnenwandelde wist iedereen wel
waar Herman naar zou kijken. Maar wat, tot mijn
stomme verbazing, gebeurde was dat Herman opstond
en bonkend naar de schizo liep, en ik dacht: hé, ben jij
niet net aan je tenen geopereerd?
Met dierlijke woede op het gezicht, hij liep rood
aan, begon hij met woedende kreten beide handen rond
de nek van de schizo naar elkaar toe te knijpen en
probeerde hem te wurgen. De schizo scheen het ergens
wel lollig te vinden en zag er de ernst niet van in met dat
het voor hem met een paar minuten afgelopen kon zijn.
Ik schrok me de klere en volgde met vergrootte ogen de
situatie en Herman schudde met beide handen de nek
van de schizo heen en weer om extra wurgkracht te
vinden. Nu had de schizo het wel moeilijk, zijn gezicht
liep rood aan. Veel geschreeuw klonk in de koffiekamer
en rennende voetstappen naderden. Twee broeders
kwamen de hoek om gerend en wisten de schizo te
ontzetten en beide mannen werden meegenomen. De
verpleegster vroeg snel of het goed met me ging en
zonder echt mijn antwoord af te wachten verdween ze
haastig. Ik heb toen de rest van de avond de kontschrik
niet meer uit de ogen weten te halen. Iedereen ging
62
verder met de dagelijkse activiteiten, roken als een
kachelpijp, koffie drinken per de liter, staren, en tv
kijken. De verbazing wilde niet wegebben en een half
uur later wielde Herman nonchalant en op eigen kracht
de hoek om. Allerlei vragen spookten door mijn hoofd
en de grootste was: moet je niet naar het politiebureau?
Maar de schizo en Herman hadden in de
verpleegsterkamer de zaak zitten weglachen en alles
was weer koek en ei.
Het was op een dag, einde zomer, en in de
avonduren was het behaaglijk en heerlijk om buiten te
zijn. Het ziekenhuis had in de tuin van de
vrouwenafdeling een feestje georganiseerd. Maarten
ging ook mee. In de lift viste Herman naar
complimentjes, vanuit zijn stoel, met hoe cool hij wel
niet bezig was geweest. In trend als: als dit wurgen geen
mannelijke act is dan weet ik het niet meer dus het
betekent dat ik dan dus geen homo kan zijn want
homo’s zijn fancies. Daar kwam het een beetje op neer.
Wij kwamen aan als een stelletje boeren die zich
ingeschreven hebben voor een danswedstrijd, totaal
misplaatst. Een bandje bestaande uit heren met Joodse
hoedjes speelde jengelmuziek waar ik melancholisch
van werd en sommige patiënten dansten voor het
podium.
Maarten was een lange kerel, zoop als een
tierelier, en zat onder de plak bij zijn vrouw, hadden we
later bedacht, want die was eens op hoge poten verhaal
komen halen bij Rob omdat die hem tegen haar op zou
zetten. Als we ergens allergisch voor waren dan was het
kordaat, doorstappende vrouwen met een missie en een
plaat voor de kop. Mijn moeder was een keer zomaar ’s
63
middags mijn kamer binnengestapt en ik net bezig was
wat overzicht op mijn angsten te krijgen en dus even op
bed lag. Ik schrok met rot.
‘Dat dacht ik al, mijnheer ligt op zijn bed. Hup
eruit en mee.’
‘Ik dacht dat je vanmiddag zou komen?’ en vroeg
me koortsachtig af hoe ze voorbij de controle was
gekomen en waarom niemand van de leiding
ingegrepen had.
Ik stond op het grasveld samen met Herman in
zijn rolstoel tussen Maarten en mij in. We keken naar de
zanger, die tussen wat nummers door het één en ander
aan elkaar praatte met wat Jiddisch getinte leuke
opmerkingen. Ik was niet echt in de stemming om te
lachen, maar dat had best gekund. Maar Herman vond
dat hij leuk moest doen en gooide herhaaldelijk leuke
publieksopmerkingen naar de zanger toe. De zanger zei:
‘Hé, we hebben er een leuke tussen zitten.’ Hier en daar
klonk gelach. Wij stonden met de handen nonchalant in
de zakken en zwegen gepast. Herman zei de rest van de
avond geen woord meer. Hij zat symbolisch en geestelijk
op de stijve lul van zijn vader, die hij in zijn kont voelde.
Soms dan komt een traumatische ervaring bovendrijven
en kan de geest de belichaamde herinnering niet aan en
treedt uit. Dan zijn de geest en lichaam gescheiden van
elkaar, of zo voelt het dan. Hij probeerde zich altijd te
gedragen als iemand die overal de lol van inziet totdat
de stekker eruit ging en dan was hij even weg.
Op een of andere manier voelde ik een soort
vertrouwen bij Herman, alles was show aan hem, een
zichzelf goed proberen te houden omdat hij wist dat er
64
niks achter zijn gedrag zat, maar in de basis was alles
dat hij deed: een mannelijke compensatieact vanwege
het feit dat hij zich vroeger had laten misbruiken. Zo
vertelde hij ook een keer, dat toen hij nog buiten was,
een aanvaring had gehad met een Duitser, en zinspeelde
met een opmerking waarbij hij een ferme trek om de
mond had met: ‘ja, en toen heb ik even, weet je wel?’
Waar een alcoholist hem op weghoonde met dat hij die
Duitser helemaal niks had gedaan. Het was iets met een
parkeerplaats, een autoband, en wat gescheld over en
weer. Het fijne weet ik er niet meer van. Maar na een tijd
besefte ik dat hij helemaal niet gevaarlijk was en dat ik
niet bang voor hem hoefde te zijn. Hij probeerde de
uitgang van zijn geestpoort vrij te houden door alle
nieuwe mannen zielsgeld voor het leven te betalen. Hij
gaf mij een aantal zinsneden mee: ‘Ik heb heel veel
poesjes gezien maar deze doet het niet meer,’ zei hij een
keer en gebaarde genereus naar zijn lul en maakte
oogcontact met mij. En ‘Ik heb in mijn leven alles
geprobeerd, drinken, blowen, drugs, maar ik ben niet
waterdicht.’ Zo had hij een aantal analytische
opmerkingen voor mij om zo zelf de uitgang van de hel
in het vizier te kunnen houden. Kort samengevat zijn
positie in de volwassen mannenwereld want zelf zou hij
er nooit meer doorheen gaan. ‘Weet je wat erg is?’ vroeg
hij een andere keer. Na mijn nou zei hij: ‘als een vrouw
wil scheiden en ze heeft niemand anders, dan heb je het
pas echt goed verknald. Dit omdat een vrouw altijd eerst
een ander neemt als ze wil scheiden, anders durft ze het
niet aan te kaarten.’ Het verbaasde me dat hij dergelijke
levenswijsheden in zich had. Wat hij niet mee had, was
dat als hij met iemand over het leven sprak, de ander
65
het gevoel kreeg dat hem de dood werd besteld. Alsof hij
in je ziel keek als hij tegen je praatte. Een soort
alwetendheid waar je de zenuwen van kon krijgen.
Herman had een eenpersoonskamer omdat hij
vaak schreeuwde in zijn slaap. Dan droomde hij dat hij
werd verkracht door een man. Of dat hij een vrouw was
en met een man naar bed ging. Hij gebruikte zware
slaapmedicatie en sliep hooguit een paar uur per nacht.
Ook platspuiten hielp niet. Als ze vroegen hoe het met
hem ging zei hij ‘slecht.’ ‘Jaaa?’ vroegen wij en hoopten
op een zelf relativerend vervolg. Herman meende in
onze jaa te horen dat we dat goed nieuws vonden. Hij
had me wel eens verteld dat hij ervoor (voor zelfmoord)
had gestaan en het niet gedurfd had. Na een paar
maanden werd hij depressief en antwoordde niet meer
als er naar zijn gemoedstoestand werd gevraagd.
Zo’n beetje vanaf maand vier tot ongeveer maand
tien van mijn opname, badmintonden we elke avond
rond een uur of acht in de gymzaal. Ik was altijd blij
wanneer hij verscheen bij het verzamelpunt om vanuit
daar naar de gymzaal te wandelen. Het was lekker
badmintonnen met Herman. We lieten de shuttle hoge
bogen maken. Het was geen flitsend voetenwerk maar
nonchalant laid back getrippel. Campingbadminton, als
twee latente homos leek het wel. Allebei met de kont in
de hersenen en op een gegeven moment flink verdoofd
door de chemische medicatie. Want zo was het. Tijdens
zijn huwelijk had hij stelselmatig zijn vrouw in elkaar
getimmerd, concludeer ik nu, want zoiets had ik wel
eens opgevangen. Maar op dat moment realiseerde ik
me dat niet. Het drong niet door. Het wurgen was een
66
eenmalige actie geweest, voor de rest was hij eerder
gedwee dan opstandig.
In de tiende maand kwam ik een keer de
huiskamer binnenwandelen en zag hem in een jas zitten.
Handbagage stond naast zijn stoel.
‘Waar ga jij naartoe?’
‘Ik ben weg vandaag.’
Een verpleegster stond naast hem, ook met haar
jas aan, en ik concludeerde dat het meer dan slechts
even weg zijn was.
‘Oké, dus je bent weg.’
‘Het is hier vlakbij.’
‘Herman je hoeft niet te zeggen waar je naartoe
gaat.’
Herman had een manende hand in de lucht.
‘Het is goed, het gaat om mijn dochter: ze zit ook
in een inrichting, hier een paar kilometer verderop.’
‘Oh, dat wist ik niet.’
‘Ze heeft toegestemd in een bezoek,’ zei hij, en
probeerde me weer die misplaatste en hard gezopen: ik
voel me zo schuldig, blik te geven.
‘Oké,’ zei ik iets meer geschrokken. ‘Sterkte,’ en
vertrok naar mijn kamer.
Die dombo had het aan zijn dochter doorgegeven,
een slachtofferdaad omgedraaid. Iedere volwassen kent
wel de dieren- en kindervriend periode. Een periode
waarin je niet dagelijks moet drinken en zeker niet als je
vroeger seksueel misbruikt bent. Want anders kom je
nooit uit op het punt dat je ze af en toe wel kunt schieten
en je er meer los van te komt te staan. Alcohol kan
herhaling aanmaken. Circling genoemd. In die tijd
besefte ik het me niet bewust dat hij dat gedaan had, de
67
conclusie bereikte me wel toen ik bijna tien jaar later de
opname de revue liet passeren. Hij voelde als een
zachtaardig mannetje. In niets leek hij op het kindbeest
dat in hem gezeten moest hebben. Nadien rees in mij de
vraag of ik niet te dicht in zijn buurt was geweest.
Ik had daar geen dergelijk bewustzijn. Je leefde
jouw leven en de geestziekte nam alles in beslag. Ik was
daar en iedereen was daar en we deden het met zijn
allen. Niemand stapte eruit. Zo heb ik het gevoeld. Dat
deed je niet. Jammer dat niet iedereen zich er aan hield.
Van één ervan begreep ik het later wel.
Ik kreeg ‘tijd’ van Herman. Hij had bij mij gezien
dat ik nog op tijd kon zijn. Bij sommigen uit een
psychiatrische inrichting kon dat nog. In ruil voor deze
‘tijd’ wilde Herman een onverwachte, snelle dood. De
derde was: ‘Ik had destijds een bloemenstal en kwam de
ware tegen en zei tegen haar; als je met me uitgaat krijg
je deze gratis.’
Hij noemde zichzelf nummer achtennegentig.
‘De maatschappij moet mij niet meer.’
In de koffiekamer.
‘Waarom niet?’ Ik was verbaasd vanwege de
plotselinge, persoonlijke ondertoon.
‘Weet ik niet. Hierbinnen,’ zei hij, en hij wees met
zijn wijsvinger naar beneden, ‘hierbinnen is het
helemaal niet hard. Daarbuiten is het pas hard, buiten in
de maatschappij.’
68
5.
Ik wil nu iets over geestziekte zeggen. Iemand die
fantasie en realiteit niet uit elkaar kan houden is niet
per definitie geestziek. Je kan jezelf op de tennisbaan
god weet wie wanen maar het publiek ziet de door jou
gevoelde geoliede bewegingen en balbehandeling
anders. Vaak een stuk realistischer en de persoon in
kwestie denkt dat het publiek het hem niet gunt meer
talent dan gemiddeld te hebben. Dat schaadt niemand
en brengt wat roering in de zaak. Fantasie en realiteit
niet uit elkaar kunnen houden en niet kunnen
functioneren en er onder lijden door hersenpijn is dan
wel geestziekte. Zo is elke normale afwijking in
uitvergrootte vorm als geestziek te interpreteren.
Jarenlang heb ik mijn eenduidigheid gemist. Het
was het tweede probleem. Rob had in zijn werkkamer
aan een muur een schilderij van een bootschroef onder
water hangen . Ik vermoedde een symbolische betekenis
en interpretatie waarbij ik gebaat zou kunnen zijn. Dus
tijdens een privé praatsessie vroeg ik ernaar: ‘Wat
betekent dat schilderij?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Wat betekent die schroef?’
‘Het is gewoon een schroef.’
‘Ja, oké, maar wat betekent het in symbolische
zin.’
‘Misschien heeft het wel geen betekenis.’
Ik was stomverbaasd.
Hij vervolgde met: ‘Misschien vind ik het wel
gewoon een mooi schilderij.’
Mijn week bestond uit een mentaal gevecht om
eenduidigheid te vinden. De hele dag en tot ver in de
69
avond was alles tweeduidend. Alles wat gezegd werd
had een doorklank en kreeg een extra lading en
betekenis. Ik kon niets normaal interpreteren gewoon
zoals het was.
Mijn moeder en ik werden door Rob de deur
uitgelaten. Elke vrijdag haalde ze me op en mijn in een
week opgebouwde eenduidigheid prikte ze in de auto in
een kwartiertje door waarna alles weer tweeduidend
was. Hij was toen toevallig bij de uitgang. Alhoewel ik
achteraf denk dat het zo toevallig niet was. Mijn moeder
praatte met Rob en Rob trok een scheef gezicht en keek
mijn moeder met meelij wekkende hondenogen aan en
knikte even kort suggererend naar mij. Het was
overduidelijk zo bedoeld en ik voelde koude schok
omdat ik het idee had een ander leven te zien. Nu besef
ik dat hij bedoelde: laat hem gaan. Denk ik.
Zelf ben ik van mening dat een geestziekte
ontstaan tijdens of na de adolescentieperiode eigenlijk
niet bestaat. Het komt dan niet meer van binnenuit. Dus
is mijn theorie dat organen in het lichaam voor de
geestziekte zorgt. Lever, longen, ook in samenhang met
de nieren. Een trauma schrikt naar binnen. Tijdens
en/of later als de herinnering doorkomt. Dus dacht ik; in
het trauma zit ook een bepaalde authenticiteit. Ik had
jaren lang alcohol en dergelijke gebruikt en toen de
herinnering kwam voelde ik me geblokkeerd. Het was
alsof mijn authentieke identiteit in mijn geest achter een
muur van alcohol en drugs zat en er niet uitkon.
Geestziekte kent een overeenkomst voor de rest
is elke geestziekte anders dan de andere. De plaats in de
hersenen waar de geestziekte zich bevindt is bij
patiënten vaak hetzelfde. Een geestziekte doet pijn. Pijn
zoekt de plaats waar het minst pijnloos is. In geestelijke
en symbolische zin onder moeders rokken. Dat maakt
de helft van de spanning.
70
Destructiemiddelen voorafgaande hadden mij
geblokkeerd. De geest gaat naar binnen en de geest gaat
naar buiten. Mij naar binnen te laten keren was zo
gebeurd. Bij het minst of geringste schoot ik naar binnen
en kon vervolgens op eigen kracht niet naar buiten
komen. Dan zat ik met mijn bewustzijn vast aan de
vertegenwoordiging van mijn beschadigde lever en
longen in mijn hersenen en konden de psychotische
krachten hun werk op mijn geest doen. In de inrichting
was ik me niet eens bewust van een in geestelijke zin
‘buiten’ zijn.
Een theorie die mij uiteindelijk geheelonthouder
liet worden nadat ik ingezien had dat het de enige kans
was om terug te kunnen komen: pas een jaar of vijf na
de opname en ik het serieus begon te nemen.
De werking die alcohol op de lever heeft en
daardoor op de geest is verantwoordelijk voor
geestziekten tijdens of na de adolescentieperiode. Stel
jouw alvleesklier voelt niet belichaamd aan. Je denkt aan
je alvleesklier en je ziet of voelt de beschadiging in de
geest. Dat bewustzijn zegt dat de alvleesklier niet
belichaamd is want anders zou je er niet aan denken. De
discrepantie geeft denkruimte en vervolgens kan dit
leiden tot een geestziekte. Genezing zit in dit geval in
belichaamd maken van de alvleesklier. De lever
blokkeert dit. Eerst zal de lever zuiver en schoon en
gezond moeten zijn waarna je op natuurlijke manier
‘doorzakt’ en de alvleesklier nooit meer in je bewustzijn
opkomt omdat het goed doorbloed en belichaamd is. De
ene krijgt kanker in de alvleesklier en de andere krijgt
een geestziekte. Ik denk dat een dergelijke
overeenkomst te vinden is.
Beschadigde organen zorgden ervoor dat mijn
trauma niet naar buiten kon. Mijn idee is niet sec met
chemische medicatie de symptomen bestrijden maar
71
herstel van de organen. Beschadigde organen en een
lang geheugen waren de oorzaak van mijn geestziekte.
Een patiënt bij de psychiater praat over zijn dwingende,
controlerende, claimende moeder, vader etc. Dat strookt
niet met het persoonlijke vrijheidsideaal van de patiënt.
Waarom heeft die vader moeder zo’n invloed op de
persoon? Omdat identificatie met die persoon bij de
patiënt in het lange geheugen huist. De wrijving is
ontstaan door identificatie emotie met de persoon in het
lange geheugen en met de persoon nu. Stel een vader is
tijdens de pubertijd van de persoon anders dan hij was
toen hij of zij klein was.
Mijn vader nam ons drieën mee toen ik zes was
en de nieuwe vriend van mijn moeder ons niet in zijn
huis wilde hebben wonen. Toen ik elf was kwam mijn
moeder weer bij mijn vader. Een totaal ander persoon
kwam terug. Onvergelijkbaar met hoe ik mij haar
herinnerde.
Volgens mij kan alcohol ervoor zorgen dat men
een tweede persoon in de geest creëert. De persoon van
de dag morgen die men had kunnen zijn als het
verleden niet zo bepalend was geweest. Zoals ik een
normaal leven gehad had kunnen hebben. Getrouwd,
gesettled, kinderen, werk met toekomst- en
groeimogelijkheden. Ook kan die tweede ingebeelde
persoon een proberen contact met de buitenwereld te
houden drang hebben. Vooral in het begin, toen ik heel
af en toe voor een aantal seconden geestelijke
buitenwereld bewust ervoer. In contact met de
omgeving. Het was vreemd te constateren dat
bewustzijn in het hier en nu mij kon verassen. Als in een
zwart donkere nacht ineens een lichtpuntje verschijnt.
Alsof je stekeblind bent en ineens een glimp ziet.
Geforceerd probeerde ik mijn bewustzijn het gevoel te
laten vasthouden want terugval betekende in
72
psychotische stromingen terecht komen waar ik kracht
nodig had om realiteitsbesef bij te houden. Die tweede
persoonlijkheid is een proberen om anderen jou te laten
zien zoals jij vindt dat je verdiend hebt gezien te
worden. Het echte probleem zit dan uiteraard in
onverwerkte emoties, symbolisch gezegd van de dag
van gisteren.
Alcoholgebruik maakt de lever groter.
Hersenpolen, linker en rechter slaap, lijken daardoor
een grotere afstand ten opzichte van elkaar te krijgen.
Waardoor hersenhelften contact met elkaar kunnen
kwijtraken. Uniepolair. Geheelonthouding maakt de
lever kleiner waardoor polen naar elkaar toegroeien en
het contact tussen de twee maakbaar wordt. Iedereen
heeft van nature een emotiesysteem met een
controlerende bandbreedte. Niet te hoog en niet te laag.
Manisch depressieve mensen gaan in de zomer vaak te
hoog en in de winter te laag. Ik denk dat het met
zonlicht weinig te maken heeft. Het gaat om het verschil.
In de zomer veel zonlicht en in de winter weinig maakt
polaire emoties aan. Te hoog en te laag. Focus op
controleren van de manie tijdens de zomer en de
depressie in de winter zal minder zwaar zijn. Drink de
hele zomer geen alcohol zodat de euforie niet te hoog
gaat. Het menselijke systeem zoekt de balans. Hoe hoger
in de zomer hoe lager in de winter. Verklein de te grote
bandbreedte door de polen emotioneel gezien naar
elkaar toe te laten komen door de lever door
onthouding kleiner te maken zodat de bandbreedte van
stemmingen smaller wordt.
Chemische medicatie kreeg ik ook. Het geeft een
vertroebelde eenduidigheid. Een simpel ding als de
kleur geel voelt anders aan, zo met alles. In mijn
psychose kreeg de verliefdheidneurose een uniepolaire
status. Een neurose die onmacht geeft. Door de
73
herinnering en een te grote lever. Ik zocht het in mijn
eigen lichaam. De neurose voelde als opgesloten en niet
in contact met de andere hersenhelft waardoor het een
dubbele lading kreeg.
Robyn was er slechts een paar weken. Ze werd
door haar man stelselmatig in elkaar getimmerd. Uit
bescherming had de huisarts haar naar de inrichting
gestuurd. Haar man stond ’s middags in zijn auto bij de
ingang. Ze was toch maar ingestapt voor een gesprek. De
dag erna vertelde ze dat ze naar huis ging. Roc: ‘Je gaat
je dus laten doodslaan door hem.’ Zij: ‘Misschien wel.’
‘Zullen we hem anders even in elkaar rammen.’
De therapeut: ‘Dat is niet de bedoeling.’ Ze
vertrok toch en we hoorden van haar nooit meer iets.
6.
Opgenomen zijn gaat van wennen en vervolgens naar
met iets nieuws geconfronteerd worden waar je weer
aan moet wennen totdat je een doorgewinterde patiënt
bent. Je went op de afdeling en gaat dan de therapieën
volgen. Daar luister je naar de verhalen van anderen en
iedereen weet dat jij mag wennen en derhalve niets
hoeft te vertellen. Rob heeft in zijn kantoortje
privégesprekken met je en begint over dat ik eens
tijdens groepstherapie ga praten. Daar denk je met
getuite lippen voor je uit kijkend en ja knikkend over na
waarna jij de eerst volgende groepstherapie eens het
woord neemt totdat dit ook weer went. Je loopt om
twaalf uur ’s middags naar de kantine en sluit aan in de
74
rij en laat je bord volscheppen. Je zoekt een tafel en eet
met verschillende patiënten totdat dit ook weer gewend
is. Dan is ineens alles normaal. De spanning op je hoofd
vanwege jouw geestziekte verdwijnt echter nooit. De
psychose was het trauma en de angst die in
samenspraak met destructieve middelen genomen tot
een soort vacuüm in de hersenen had geleid.
In symboliek gezegd is het zo dat jouw avondeten
geen a la carte meer is. Psychose is de naam van het
gerecht. Veel psychoten duwen het bord weg met de
mededeling: ‘Dit heb ik niet besteld.’ Dan neem je
chemische medicatie, kiest voor een gepamperd leven,
en jouw eten zal nooit meer echt zijn. Het zal altijd als
onecht blijven aanvoelen. Ik had een privésessie met
Rob. Hij zat ontspannen met een beentje over de andere
een sigaar te roken. Bood mij er een aan, ik stak hem in
mijn mond, liet me vuur bijsteken, en blies een kegel
naar het plafond, en meldde dat ik vroeger op het
Gymnasium ook altijd sigaren rookte.
‘Wat ik je nog wilde vragen.’
‘Vertel op.’
‘Ik heb na zitten denken over de opmerking van
Martin (alcoholist/twee flessen whisky per dag)
afgelopen groepstherapie van jou.’
‘Welke opmerking?’
‘Dat hij aan jou vroeg of een man een baarmoeder
kan hebben.’
Rob moest nadenken en wist het toen weer.
‘Oh ja, dat.’
‘Jij zei dat dat niet kan,’ ik had een lachje op de
mond staan. ‘Dat leek me wel duidelijk. Nee, ik denk dat
het anders had moeten zijn.’
75
Rob zat te roken en merkte op dat ik blijkbaar op
het idee gekomen was erover na te denken.
‘Ik zelf denk dat een man uit drie vrouwen
bestaat.’
Rob keek vragend.
Ik telde op mijn vingers mee: ‘één de moeder,
twee de hoer, en drie de ware.’
Rob keek me aan en maakte oogcontact en zei me
onverbiddelijk dat het klinkklare onzin was. Even later
vroeg hij of ik wel eens gedacht had aan medicatie. Ik
voelde me belangrijk worden en besloot eraan mee te
werken. Je wordt erin geluisd maar daar kom je later
achter. Orap ging ik krijgen. Hij zou het de begeleiding
meedelen en dan kreeg ik ’s avonds ook een klein plastic
bekertje met pillen. Na de yogurt van negen uur kwam
een verpleegster met een blad met pillen in kleine
plastic bekertjes en een kan water. Je gooide de pillen
naar binnen, hield het lege bekertje voor je, de
verpleegster schonk het vol, en je slikte de pillen met
water weg. Het ergste wat me overkomen is.
Eenduidigheid gaat ver. Twee plus twee is altijd vier.
Nooit iets anders. Dat is eenduidig. De kleur blauw kent
in jouw gevoel een beleving. Wanneer je chemische
medicatie gebruikt heeft die kleur blauw een iets andere
beleving. En dat voor alles dat voor jou gewoon is.
Gewoon de kleur blauw zal twee verschillende emoties
geven doordat je een gedeelte van je hersenen met
chemische medicatie geneutraliseerd hebt. Het niet
functionerende deel van de hersenen voel je niet meer
als probleem of als pijn, echter is dat een gemis van het
totaalgevoel dat daardoor naarmate de tijd verstrijkt
76
steeds meer nadelen gaat hebben. Een fantoom in de
hersenen.
Groepstherapie
van
Rob
was
elke
maandagmiddag van vier tot half zes. Bij Rob was het zo
dat je bij begin moest zeggen of je tijd wilde. Je gaf aan
tien minuten over jouw probleem te willen praten. Die
wilde acht en die weer zoveel. Zo deed iedereen dat.
Sommigen wilden alleen luisteren. Rob had eens gezegd:
‘Wie zichzelf belangrijk vindt vraagt tijd.’ Dus ik vroeg
op een gegeven moment wekelijks tijd ook als ik niets te
melden had. Anderen mogen in jouw tijd alleen met jou
meedenken en het niet over hun eigen probleem
hebben. Het bekende: ‘Oh ja, dat ken ik wel,’ kan dan
niet gezegd worden, en dan voordat jij kunt vervolgen is
de persoon met zijn eigen verhaal bezig. Martin vroeg
tijd en vertelde dat hij in het Indonesische leger gezeten
had, hoge functie, kapitein, en dat hij ook mensen
geliquideerd had. Hij voegde eraan toe dat hij nooit
kinderen en vrouwen had vermoord. Het werd dieper.
Hij ging naar de grond kijken. Hij had gezien hoe zijn zus
in prikkeldraad gerold was en toen door honden was
doodgebeten. Len was het zat en gaf aan het niet meer te
geloven. ‘Ik ben het zat dat iedereen maar een beetje uit
zijn nek zit te ijlen en ik over mijn leven alles eerlijk zit
op te biechten!’
Len bleek later het verhaal gecheckt te hebben en
Martin bleek inderdaad nooit Nederland verlaten te
hebben en wiskundeleraar op een middelbare school
geweest te zijn. Dat van die twee flessen whisky was wel
waar. Ik zat ’s avonds T.V. te kijken en moest op zijn
kamer komen waar Len me verhoorde of ik soms ook
77
zat te liegen. Ik antwoordde met: ‘Als ik dat doe dan doe
ik dat niet bewust.’ En kon gaan.
Maar die keer dacht niemand mee. Martin en Rob
praatten ten gehore van de hele groep. Ik zag ineens
Martin met een kapiteinspet op zitten. Mijn tijd was
gekomen. Met zenuwspanning op mijn hoofd begon ik
met: ‘Ik denk dat ik homo ben.’
Niemand reageerde. Rob stond op en nam het
gesprek over. Ik vertelde waarom ik dat dacht. Hij
vertelde dat een volwassen mens bestaat uit drie cirkels.
Het kind, de volwassene, en de ouder. Als het
kindgedeelte beschadigd is dan heeft dat effect op de
volwassene, dus denken dat je homo bent, en op de
ouder in je, wat kan leiden tot herhaling. Er werd
serieus meegedacht. Dat veranderde toen na een aantal
weken bleek dat ik geen andere angstgedachte dan
homo te kunnen zijn had. Elke tijd die door mij gevraagd
werd opende ik steevast met de woorden dat ik dacht
homo te zijn. Het werd nooit hardop gezegd maar het
gezucht om me heen dacht ik erbij. De opmerkingen als
‘get over yourself’ zag ik in gedachten gemaakt worden.
De Orap had me aan het praten gebracht. Ik voelde me
niet in staat om het op te pakken en achter me te laten.
Machteloos was ik. Alleen de angst uitspreken lukte me.
Langzaam groeide het besef dat het zo nooit zou gaan
lukken.
Ik lag op mijn bed en las de bijsluiter. Met ontzet
las ik de bijwerkingen. Een hele lijst. De antipsychotica
kende depressie en impotentie als mogelijke
bijwerkingen. De lust tot seks kan afnemen. Mijn instinct
78
vertelde me dat dit een neerwaartse spiraal zou worden.
Hoe minder vaak klaarkomen is minder natuurlijkheid
en
minder
toekomstgerichte
gedachten
en
gedrevenheid. En dat is nu juist wat je hard nodig hebt
op zo’n moment. Medicatie levert bijwerkingen op
waarvoor nieuwe medicatie voorgeschreven wordt. Ik
heb patiënten hele cocktails zien wegwerken. De
medicatie maakte mij op een gegeven moment
depressief zodanig dat ik niks meer kon. Het liefst lag ik
de hele dag op mijn bed. Toen ik de bijsluiter las had ik
nog geen idee wat om de hoek te wachten stond. Het
vreemde wil, want nu besef ik me dat, dat ik het denken
aan een man als ik klaarkwam niet aan de groep
opbiechtte. De vrije en samenvattende vertaling was; ik
denk dat ik een homo ben, en wanneer men erop in ging
werd het al snel: ‘wat kan jou het schelen dat je een poot
bent!’ Waar ik niks mee kon.
Het probleem verminderde niet en ik had mezelf
onbewust huiswerk mee gegeven zo te masturberen
(wanneer ik daar trek in had) dat de anti climax niet
gebeurde. Een soort samentrekking van de geest die ik
geforceerd probeerde te controleren.
Tom was al twintig jaar opgenomen. Week in
week uit slenterde hij door de gangen, handen in de
zakken. Lange jongen, had een soort vierkanten
Frankenstein kop, twee pakken shag per dag, droeg een
spijkerjasje zeven dagen per week en twaalf maanden
per jaar, en pantoffels aan de voeten. Tom stopte nooit
met weten. Hij hield niet op met proberen aansluiting te
vinden, die hij instinctief voelde te moeten maken.
Tijdens passeren in de gang, hij een kant op en ik de
79
andere, allebei om wat te doen te hebben, vroeg hij
eens: ‘Heb jij ook zo’n hekel aan moeten?’ En hij keek
verwachtingsvol of ik herkenning zou geven. Ik pakte
met twee vingers mijn peuk uit mijn muil en vroeg
verbaasd: ‘Moeten?’ ‘Ja, moeten ja,’ zei hij, en
teleurgesteld vanwege mijn niet weten wenste hij mij
een prettige avond en slofte verder.
Bij drama sloeg Brian met een plastic
honkbalknuppel in op een kussen dat op de grond lag en
van tevoren had hij verteld dat het de woede naar zijn
agressor betrof. Maar woede volledig verlamd door
medicatiegebruik: dus een hele slechte acteur in een
hele slechte b-film die speelt dat hij kwaad is. Iedereen
zweeg en vertelde naderhand dat ze onder de indruk
waren geweest en dat je zo goed en echt zijn woede had
kunnen voelen. Wanneer woensdagavond het
Nederlandse voetbalelftal, of internationaal clubvoetbal
aanstond, kwam Perry altijd langs met borrelnoten. Die
had hij die middag in de kantine gekocht, en zette ons
voor wanneer de aftrap gedaan werd. Hij had een volle
baard. Het witte van zijn ogen kwam altijd in mijn
gezichtsveld als ik naar hem keek, vanuit welke hoek
dan ook, en hij was altijd wel verliefd op een man, waar
hij dan vol lof over sprak, alsof hij een meisje van
zestien was dat voor het eerst echt bewust verliefd was
geworden. Na twee opmerkingen begon hij altijd over je
onderbroek, of die sexy was, contact zoekend, de nootjes
leverde hij af en dan zonderde hij zich op zijn kamer af.
Het was een zich zelf verklaarde homo, geloofde toen al
niet dat hij dat was, maar meer een noodkreet om hulp.
Een wanhopige drang contact met de buitenwereld te
hebben. Tijdens feestjes betrad hij steevast het podium
80
om Johnny Logans ‘what’s another year’ te gaan zingen,
waar, na een korte periode, een zuster of broeder met
vaste hand aan zijn bovenarm hem maande ermee op te
houden.
Hugo van de lange opname kwam tijdens de
wedstrijd naast je zitten en vroeg met debiele stem zo’n
drie honderd keer hoe de scheidsrechter heette. En ik
was toen nog in rechtlijnige persoonlijkheidsdrang
zodat ik me afvroeg waarom dit zo belangrijk was, en
dat je dan eerst begint met het kennen van de namen
van de spelers, dat het belangrijker was. Dat probeerde
ik hem uit te leggen. Een kettingrokende sigaretten
marathon van negentig minuten. Hugo zat dan met twee
vingertoppen keihard op zijn voorhoofd te tikken, echt
zo hard dat ik me afvroeg of het geen pijn deed. Met
constant de woorden: ‘Dat is toch niet normaal, hè?’ En
dat zei hij dagelijks zo’n vijfhonderd keer. In zijn lagere
school jeugd was hij met grote regelmaat door zijn
vader in elkaar geslagen geweest. Zelfs een keer, toen hij
ongeveer tien was, had de ambulance moeten komen
om hem weg te voeren.
Ja, Hugo, dat is inderdaad niet normaal.
In de koffiekamer zat ik op een stoel en keek naar
buiten. Tom boog zijn hoofd naar mij toe tot op afstand
van een kleine tien centimeter. Hij had een hoofd in de
vorm van een Frankenstein. Het maakte angstiger.
‘Hai, hoe is het?’
Ik met pijnspanning: ‘Ja, prima.’
‘Jij bent psychotisch toch?’
‘Ja, klopt.’
‘Zal ik wat voor je schrijven?’
81
‘Schrijven?’ Verrek ja, dat heb ik je een keer zien
doen, dacht ik, je schrijft gedichten en die deel je uit aan,
wacht eens even, aan voornamelijk vrouwen toch? Dat
had ik hem in de eetzaal zien doen.
‘Nee, dank je, dat hoeft niet.’
‘Is dat omdat ik het schrijf?’
‘Omdat jij het schrijft? Nee, heeft er niks mee te
maken.’
‘Ik ben al mijn hele leven psychotisch, ik schiet er
even uit en dan weer in. Dus ik heb er veel verstand
van…’
‘Ik ben momenteel niet in de stemming dus
zodoende.’
Tom stapte op en slofte naar de afdeling
levenslang. Zijn versierpogingen naar vrouwen duurden
meestal een gedicht of twee, drie. Ik vroeg me af of het
betekende dat hij van mij dacht dat ik homo was.
Tijdens groepstherapie van Rob de week erna
was ik als derde aan de beurt. Ik begon met: ‘Ik denk dat
ik homo ben.’ Ik hoorde iemand zuchten maar durfde
niet opzij te kijken wie het was. ‘Oké dus je bent homo,’
zei Rob.
‘Waat? Nee, nee, dat zei ik niet. Ik zei dat ik DENK
dat ik homo ben.’
‘Dat is wat ik zeg: je bent homo.’
‘Nee hoor, dat is niet hetzelfde. Er is een verschil
tussen denken en zijn. Tenminste, ik neem dat ik dat
denk vanwege mijn verleden.’
Rob stond op en strekte de benen en nam positie
in bij het bord.
‘Oké, dus je denkt dat je homo bent.’
‘Ja,’ beaamde ik. ‘Dat denk ik inderdaad.’
‘Oké,’ zei hij terwijl hij met stift op het witte
boord een drietal rondjes boven elkaar tekende.
82
‘Kijk, bij de mens is het als volgt. Je hebt het
kindgedeelte, dat is de onderste cirkel, de tweede is de
volwassene in de mens, en de derde is het tertiaire, de
ouder. Het primaire, het vrije kindgedeelte is bij jou, en
eigenlijk bij iedereen in de inrichting, beschadigd.
Normaliter hoor je dan te spelen en te genieten. Het
maakt vervolgens hoe je als ouder en hoe je als
volwassene bent. Dat vrije kindgedeelte kent
ongewenste seksuele handelingen met een man
waardoor de volwassene in je denkt dat je een homo
bent. Volg je dat?’
Hij vertelde het keer op keer alsof hij het voor het
eerst ons erover informeerde.
Corrine zei over mij: ‘Het heeft met zijn moeder
te maken,’ kijkend naar Rob.
‘Het is nu te laat om nog over je moeder te gaan
beginnen,’ antwoordde Rob en stapte van het bord af
richting het midden van de cirkel en priemde een vinger
naar mij en vroeg: ‘Hou je van je moeder?’
Ik knikte van nee.
‘Dan heb je geen probleem,’ zei hij, en vervolgde
met schrijven op het bord.
‘Ja, maar als je dat toch zo voelt? Dat je homo
bent. Het neemt de angst niet weg. Dat je dat zou
kunnen zijn, bedoel ik,’ zei ik, en voelde ook
geruststelling toen Rob verder praatte en mijn tien
minuten volmaakte en ik me verwonderd afvroeg of ik
inderdaad niet van mijn moeder hield. Dus mijn
homoangst is begrijpelijk te maken, dacht ik, en leunde
de rest van de therapie achterover en zat met het ene
been over de andere de praters met hun onderwerp te
bekijken en hoe anderen hen bijvielen.
Op mijn kamer was een nieuwe patiënt. Achter
een rolbaar gordijntje lag een man hoorbaar te slapen,
83
met onder zijn bed een kotsbak en op zijn nachtkastje
een zak dropjes. De volgende dag sliep hij nog steeds,
derde dag nog geen beweging. Ik begon me af te vragen
of de man soms stervende was, maar nee: zijn
slaapgeluiden vulden de kamer. Vierde dag nog steeds
stille aanwezigheid, ik had er inmiddels flink de
zenuwen van. Vijfde dag liep ik rokend naar mijn kamer.
Na therapie: kleien vanuit het onderbewustzijn.
Algemene goede grap in de koffiekamer was dat je dan
een fallus kleide. Gordijn weg en de man zat op de rand
van mijn bed, godbeter het. Grote witte baard,
grofgebouwde man, zo’n oerkracht in hem, verdwaasd
kijkend. Hij had net van de wastafel aan het eind van
mijn bed gebruik gemaakt. Hij zat me op te nemen alsof
hij geen gevoelens kende. Ik stelde me voor en hij
beantwoordde met rauwe mannenstem: ‘Kick.’
‘Zo jongen, zit je hier al lang?’
‘Een aantal maandjes,’ antwoordde ik
bedremmeld.
‘Voor alcohol?’
‘Wat? Nee, psychotisch.’
‘Ah, een psychose.’
‘Drinkt u zelf?’
‘Ja, Kickie drinkt wel ja. Het is je.’
‘Oké.’
‘Kickie drinkt al zijn hele leven en dat is eigenlijk
niet goed voor Kickie. Bij mijn stamkroeg hangt nu de
vlag halfstok. Die missen me, maar als je zelf nog eens in
het hier en nu bent, jongen, dan …eh’
‘Oké, ja wat?’
‘Als je zelf nog eens in het hier en nu komt,’ zei
hij, en beklemtoonde zijn woorden met een gebarende,
gestrekte wijsvinger naar beneden wijzend, ‘ga dan
nooit drinken. Beloof je me dat, jongen?’
84
Ik keek hem aan niet wetende hoe de opmerking
te interpreteren.
‘Want als Kickie erachter komt dat je dan toch
bent gaan drinken, dan komt Kickie hoogstpersoonlijk
langs en breekt allebei je poten. Want voor Kickie was
het te laat, die is toen weer gaan drinken. Heb je dat
begrepen, jongen?’
‘Ik zal eraan denken, Kick.’
‘En dan gaat Kickie nu van je bed af en weer
lekker slapen,’ zei hij, terwijl hij steunend opstond en
naar zijn bed waggelde, erin dook, meteen de ogen sloot,
en onbeweeglijk werd.
Vrijdagmiddag kregen we altijd halve kip, patat,
en salade, een soort van weekend eten. Iedereen was na
de middagmaaltijd vrij en kon vertrekken en
zondagavond voor negen uur ’s avonds werd iedereen
geacht weer binnen te zijn. Zo’n beetje het hele weekend
lag ik in mijn bed van mijn appartement in Hilversum. Af
en toe kwam ik buiten bij de snackbar om de hoek om
eten te halen. Zondagavond half negen arriveerde ik bij
de Sinaï. Elke maandagochtend begon met een
groepsgesprek geleid door die vrouwelijke vent van in
de veertig met lang haar genaamd Willy. Hij droeg
sandalen met sokken en begon altijd, op verwijfde toon,
met de woorden: ‘Hoe was iedereen zijn weekend?’ Ik
roerde mijn koffie en vermeed oogcontact om iemand
anders het woord te laten nemen. Er was er altijd wel
één bij die één of ander uit geanalyseerd moment met
de groep wilde delen. Maar die morgen sprak hij mij
aan.
Ik antwoordde met: ‘Gewoon.’
‘Hoe gewoon?’
‘Gewoon gewoon.’
‘Dat begrijp ik niet.’
85
‘Het was een gewoon weekend.’
‘Maar wat heb je dan gedaan?’
‘Gewoon de dingen die ik altijd doe.’
‘En die zijn?’
‘Ja, het komt me gewoon even slecht uit.’
‘Wat bedoel je?’
‘Ik zit even moeilijk.’
‘Kan je niet praten dan?’
‘Nee! Ik wil even niet praten!’
‘Was je weekend niet goed dan?’
‘Wat heeft mijn weekend ermee te maken?’
‘Nou, ik vraag maar.’
‘Nee hoor, mijn weekend was als alle anderen.’
‘Wat doe je dan precies tijdens zo’n weekend?’
‘Ik wil nu even niet praten over mijn weekend!
Ga iemand anders vragen!’
Sunny kwam uit Zeeland. Ze heette eigenlijk
Sylvia maar had het veranderd. Ook van de motiefgroep.
De maandagmiddagen bij Rob zat ze het meeste van de
tijd met haar voeten op de zitting van de stoel. Net alsof
ze bang was om contact met de grond te maken. Zij
werd om de haverklap depressief, staarde achter ronde
brillenglazen met holle ogen de wereld in, en had de
irrealistische liefde niet meer kunnen verlaten. Zij ging
dan zelfmoord proberen te plegen en haar vader de
schuld geven. Elke keer met net te weinig pillen. Sunny
had vijftien keer een zelfmoordpoging gedaan. Dan
moest haar maag leeggepompt worden. Als ze dan was
bijgekomen, belde ze meteen haar vader op.
‘Hallo, met mij, met Sunny, ik heb net weer een
zelfmoordpoging gedaan,’ zei ze dan. Haar vader liet de
hoorn in het afwaswater vallen omdat hij gladde handen
had. Want dan was hij in Zeeland aan het afwassen en
glipte de hoorn het water in zodat Sunny alleen maar
86
bubbeltjes hoorde. Ze vertelde dat haar vader daar altijd
heel bot op reageerde.
‘Wat is er dan gebeurd?’ vroegen wij haar.
‘Oh, heb je het niet gehoord?’ zei ze dan.
Want dan was de vrouwenafdeling in rep en roer
geweest. Wij zaten op de mannenafdeling en wilden niet
meer. Dus wilden wij ook niet meer weten wat er op de
vrouwenafdeling gebeurde.
‘Ik heb weer een zelfmoordpoging gedaan.’
‘Oh,’ zeiden wij, ‘zeker te weinig pillen genomen,’
en roerden in onze koppen koffie en luisterden naar het
moment van Sunny.
Een vent van in de zestig zat ineens op de
afdeling, in een stoel in de woonkamer. Zo merkte je dat
er een nieuwe patiënt was.
Hij was katholiek, homo, en alcoholist. De
patiënten, die vaker in verschillende inrichtingen in het
land opgenomen geweest waren, kenden hem. Vieze
kerel werd me verteld. Schriel en een dikke hoornen
bril. Altijd droeg hij een oud, goedkoop, donker pak
zonder stropdas op het overhemd. Mij werd gevraagd
bij Kirby te komen. Ze begon over hem. Ik vroeg me af
waar het naartoe ging. Ze vertelde dat de homo een
oogje op me had. Hij had waarschijnlijk mijn angst en
problematiek geroken. Maar dat was nog niet alles, nee,
de reden dat ze het vertelde was omdat hij AIDS had. Of
ik het voor me wilde houden. Dat beloofde ik. Ik dacht
erover na en besefte dat hij een geheim wilde kunnen
delen met me waar geheimhouding aan vast zat. Dat hij
wist dat ik wist dat hij AIDS had en dat ik dat voor me te
houden had. En dat in de herenkamer met andere
patiënten en hij en ik een geheim hadden en hij de jager
in het verhaal zou zijn. Een poging om me zo te schaken.
87
’s Nachts mochten de kamers niet op slot. Het stelde me
niet gerust. Dus ik vertelde het aan iedereen die het
weten wilde. Binnen de kortste keren was hij de paria
van de afdeling en na een korte periode ook weer
vertrokken.
Hij had een zitplaats bij de telefoon gekregen en
moest alle binnenkomende telefoontjes aannemen.
Mobiele telefoon was er nog niet. In de trend van: ‘Len
telefoon voor je.’ ‘Wie is het?’ ‘Je vrouw.’ Waarop Len als
een geslagen hond naar de telefoon kwam.
Een tweetal maanden hoorden we dat hij aan de
ziekte overleden was.
Sommige mannen lieten hun gezicht niet op de
vrouwenafdeling zien. Ze wisten dat ze mogelijk
slachtoffer konden worden. Vrouwen met een
onverwerkt trauma kunnen een andere man als schuldig
portretteren. Een man die een gelijkenis met de
agressor van het verleden heeft. De haat moet eruit.
7.
Chemische medicatiegebruik gaf mij in het begin geen
besef van dat ik iets nam. Manmoedig gooide ik, samen
met alle andere martelaren, ’s avonds rond half tien
mijn bekertje naar binnen. Voor mij twee pillen: een anti
psychotica en een slaappil. Vervolgens kreeg ik wat last
van tremor en kreeg daar ’s ochtends een akeniton voor
zodat mijn handen stiller werden. Dat was eerder een
gril van mij, ik had erover gehoord en wilde het ook
88
maar kon eigenlijk mijn handen best onder controle
hebben. Als je het wilt denken dan trillen je handen ook
wanneer je een kop koffie van de salontafel wilt pakken.
Je bent door de medicatie beter in staat met anderen te
communiceren. Dat was zo gek nog niet maar het effect
van elke dag een pil nemen vergrootte zich. Geen
controle meer over mijn eigen denksysteem hebben,
maakte mij radeloos. Ik begon het gevoel te hebben een
soort chemisch contact met de buitenwereld te hebben.
Niet bij machte te denken wat ik werkelijk voelde en ik
in lichaam- en indirecte communicatie iets anders
aangaf. Mijn hersenen voelden als droge, wollige watten.
Symbolisch en geestelijk gezien voelde ik een psychose
als volledig het contact tussen boevenlichaam en
onderlichaam verbroken te hebben. Alsof ik compleet
door midden gezaagd was. Dan moet eerst het contact
met het onderlichaam hersteld worden en kan een
moment van bezinning komen met bijvoorbeeld een
huilbui. Eerder niet. Een innerlijkheid, waar ik niet
bewust contact mee kon maken, schreeuwde in mij: ‘Ik
ben echt!’
Een zondagavond kwam ik met de trein naar
Amersfoort. Mijn auto had het begeven. De bus had ik
gemist zodat ik besloot van centraal station naar de
inrichting te wandelen. Onderweg nam ik me voor eens
iedereen goed de waarheid te gaan zeggen. En dat
frustreerde want als ik dat dacht dan kon ik het niet in
de praktijk brengen want de medicatie liet altijd mij
mijn eigenlijke echte mening over dingen en zaken
vergeten. Dan was ik op het moment altijd de
meeprater. Bij de ingang werd ik binnengelaten en apart
genomen omdat broeder Reinout mij iets wilden zeggen.
Jake had die zondagochtend zijn ouderlijk huis verlaten
met de mededeling even een wandeling te gaan maken
89
en had zich tien minuten later voor de trein gegooid.
Ontzet hoorde ik het verhaal aan. In de koffiekamer was
de sfeer donker en rustig. Len maakte een grap over
Jake. Ik begreep het wel want een soort onderlinge
afspraak is dat je zoiets niet doet. Hoe zwaar de opname
ook mag zijn. Mij werd verteld dat een homo die altijd
zwarte leren kleding droeg een paar weken voordat ik
er kwam zichzelf in een eenpersoonskamer had
opgehangen. Iemand vertelde dat Jake er vroeger altijd
bij het minste of geringste op los sloeg. Lang voordat hij
alleen nog maar ja zei. Ik zelf had kindangst maar
kindwoede bestaat ook. De blaas is waar de woede
schuilt. Als de woede naar binnen gekeerd is dan heeft
het een verstillend en gekmakend effect. Later dacht ik
eraan terug en dwong mezelf elke dag een paar liter
vocht te drinken om de blaas altijd aan de gang te
houden om zo diepliggende woede contact met de
buitenwereld te geven waar het zich kan oplossen. Ik
had ergens gelezen dat de blaas met woede
geassocieerd wordt.
Jake wist dat hij op weg was naar de afdeling
lange opname en koos ervoor, toen hij nog bewust was
van zijn geestelijke situatie, in plaats van te wachten tot
het onbewuste kinderlijke zijn intrede had gemaakt.
Ik voelde me in een binnenkamer van een
binnenkamer in de geest. Daar waar ik niet geraakt kon
worden. Alsof iemand van jouw lichaam eet en jij ernaar
kijkt en het niet voelt. Een antilope die door roofdieren
wordt opgejaagd en gepakt wordt heeft een systeem dat
het de laatste twee minuten van het leven niet bewust
meemaakt. Met de kamer afgesloten was ik voor
niemand bang. Op een dergelijke domme, angstloze
wijze had ik mijn puberale jaren gehad.
Met de kamerdeur open was ik voor iedereen
bang. De hele dag door.
90
Marcel vertelde dat Jake eens tegen hem gezegd
had dat zijn moeder hem er niet door wilde laten.
Moeders met een onverwerkt verleden of die lesbisch
zijn en dit niet willen weten die hun zoon naar binnen
gekeerd maken en vervolgens met het gezichtsmasker
van de zoon rondlopen. Ze maken de zoon met zijn
bewuste geest vast tegen de achterkant van zijn
hersenschors en laten hem niet meer gaan. Ze draaien
zichzelf af op het naar eigen identiteit hunkerende
geluid van de zoon. Het getrouwd zijn gestolen. En de
zoon de verliezer van het interpretatiegevecht. Dat doen
ze omdat ze het verdiend hebben. Emotionele incest. In
de inrichting zitten echte hetero’s zonder gelukkig
verleden en gedreven door het lot. Één procent twijfel
maakt de honderd procent twijfel. Vanuit twijfel kon ik
het niet oppakken. Het besef te moeten overleven had
mijn instinct aan het werk gezet. Of was het het primaire
dierlijke instinct van Luke en Wouter? De primaire
vechtersbazen in mij? Masturberen is overleven i.p.v.
zwak naar de toekomst zijn.
Je denkt er dan toch veel over na. De zelfmoord
van Jake nam meer in dan ik dacht. Die maandagochtend
lag ik in mijn bed en kwam tot de conclusie dat ik amper
vijf woorden met Jake gewisseld had. Toch was hij één
van ons geweest, dat was wat het zo’n impact gaf. In
gedeeld leed zit saamhorigheid. Later kwam ik wel eens
medepatiënten in de maatschappij tegen en het
bandgevoel
op
saamhorigheid
was
compleet
verdwenen. Ieder voor zich, en wie van ons twee gaat
door en wie keert weer terug naar een opname.
Ineens had ik een huilbui die ik niet kon
tegenhouden. Veroorzaakt door de chemische
medicatie. De verpleegster met de dikke tieten kwam
binnen, zette een stoel neer, en probeerde me wat te
troosten. Ze dacht dat het met Jake te maken had. Op
91
een gegeven zei ik tegen haar, waar het vandaan kwam
was mij niet duidelijk, maar: ‘ik denk niet dat ik een
homo ben maar dat ik mij schuldig voel dat ik
heteroseksueel ben.’
‘Oh ja?’ vroeg ze bemoedigend en legde een hand
op mijn buik en leek meer te verwachten. Dat was het,
er was geen meer informatie. Uit het niets had ik het
gezegd. Voor mezelf uiteraard iets om over na te
denken. De tweede reden dat ik huilde was omdat ik
mezelf opgedragen had elke dag te masturberen. Vijf
uur ’s middags nam ik de badkamer voor minstens een
uur in beslag. Met Playboy’s en Penthouses onder mijn
badjas vertrok ik en liep dan langs de herenafdeling. Bij
de verpleging moest ik vragen of iemand één van de
twee deuren op slot wilde doen en ik de andere van
binnenuit. Die keek me ook altijd lachend aan, maar net
een beetje te lachend meen ik nu. In de badkamer had ik
een gevecht met stijf worden, aftrekken, terugvallen,
paniek, weer aanzwengelen etc. Het duurde en duurde.
Het lukte uiteindelijk altijd wel maar de vijfenveertig
seconden van tijdens mijn pubertijd haalde ik nooit. Ik
kwam niet eens in de buurt. Een totale deceptie. Ik had
niet door dat iedereen er van wist. Zonder erbij na te
denken dacht ik dat alle anderen dachten dat ik een
lekker badje aan het nemen was. Wanneer ik op de
terugweg voorbij kwam werd er altijd suggererend
gevraagd hoe het was geweest. ‘Ja prima,’ luidde dan
steevast mijn antwoord denkende dat ze naar mijn bad
vroegen.
Een man moet overleven wanneer hij moet
overleven.
Dus werd ik een keer bij de verpleging geroepen
en kreeg ik te horen dat mij een plek in een drie
persoonskamer werd toegewezen met eigen badkamer.
92
In de koffiekamer pakte ik nietsvermoedend een krant
en wilde een artikel lezen maar de betekenis drong niet
door. Ik kon vijf woorden van een zin niet bij elkaar
rijmen en tot me laten doordringen wat er stond. Op zijn
zachtst gezegd een verontrustende beleving. Dit in
samenhang met de aanwezigheid van de afdeling
levenslang even verderop. Bij een privésessie met Kirby
zei ze op een vraag van mij: ‘Nee hoor, de patiënten op
de afdeling lange opname zijn niet moe, dat heeft niks
met moeheid te maken.’
8.
Het is lastig uit te leggen hoe je je voelt wanneer je
depressief bent. Echter is dit een dusdanig ingeburgerd
begrip dat ik het ook niet hoef te verwoorden. Alleen de
gradatie. Mijn eerste en gelijk laatste depressie
behoorde tot de zware categorie, vermoed ik. Ik kon en
wilde niks meer. Ik wilde enkel alleen op mijn bed
liggen. Therapieën ontweek ik. Mijn nieuwe kamer was
een kamer waar een muurtje voor de bedden stond. Je
had wat privacy. Het was ook aan de zonzijde van het
ziekenhuis.
De witte lakens en bruine deken kwamen door
het plastic matras altijd met elkaar in verwarring. Het
laken was groezelig en witter door het zonlicht dat door
de lichtdoorlatende schijngordijnen kwam. Altijd zag je
wel iets van het matras op plekken waar het niet
hoorde. Ik kon mijn slapen er niet op aanpassen zodanig
dat ik geheel onder een laken met daaroverheen keurig
93
synchroon een deken wakker werd. Ik ging liggen en
bedekte me met wat ik vastgreep. Op mijn bed kon ik
ook geen rust vinden. Ik voelde me zo zwaarmoedig dat
ik hoopte zo snel mogelijk te slapen. Dan lag ik op mijn
rug en draaide mijn hoofd met de rechterkant naar het
kussen, en terug naar de linkerkant, en weer naar
rechts, net zolang totdat de slaap kwam. Deze kamer
was in een andere vleugel. Geluiden van de herenkamer
waren weg. Één medepatiënt. Het was stil en te rustig.
In die periode, die minimaal een zes weken duurde, kan
ik me één lichtpuntje herinneren. Ik lag op mijn bed en
hoorde kloppen. Totaal verbaasd opende ik de deur niet
wetende wat te verwachten. Twee Joodse vrouwen,
gemoedelijk, met armbewegingen, alles is goed, van in
de vijftig kwamen met een kar langs de deuren. Het was
een burgerinitiatief en ik kreeg sinasappelsap en een
koek. Ik at de koek zo voorzichtig alsof ik nooit meer iets
te eten zou krijgen. Een aanraking van liefde voor het
leven wat me altijd is bijgebleven en mijn drang te
willen leven bewuster maakte.
Saul had een poliovoet, had een I.Q. van rond de
185, een mannetje van 1.65m, doctor in de Economie, en
kon naar eigen zeggen verschrikkelijk hard beuken. In
de herenkamer dreigde hij daar wel eens mee. De
reacties waren lacherig. Hij was tegen de zestig en had
zijn grijze haar als Einstein geborsteld en droeg ook een
snor. Een ruwe schatting is dat hij om en nabij de
vijfenvijftig kilo woog. Hij zat er al vijfentwintig jaar.
Hij was toen al aan het aftakelen. Aardige kerel
en iemand met gevoel voor humor. Vaak schaakte ik
tegen hem. Later hoorde ik dat hij in een kippenbotje
gestikt was. Gelukkig had hij daarmee een definitief
94
aftakelend einde op de afdeling levenslang voorkomen.
Hij rookte sigaren over de longen. En dat kende ik.
Marihuana is in feite ook een manier van teveel schade
aan de longen toebrengen. Dat er geen leven meer in zit.
Wanneer jij jezelf van een zieke navelstarende manier
van denken bedient, dan kan roken over de longen de
begrijpende, of schalende manier van denken voeden en
onderhouden.
Saul kende ik dus al van het huiskamerleven.
Toen ik voor het eerst de kamer binnenkwam bleek hij
zijn troep op een tafel vlak bij de mijne uitgestrooid te
hebben. We besloten dat ik mijn troep op een andere
tafel zou uitstorten. Ik voelde me erkend omdat ik ook
altijd alles om me heen gooide daar waar ik het niet
meer nodig had. Een keer trok hij beide kanten van zijn
overhemd uit elkaar zodat alle knopen in het rond
sprongen. Dit om een verpleegster te irriteren die hem
met aankleden wilde begeleiden. Een soort superman
act van gespierde mannentorso die doorkomt etc. Zo
was de grap bedoeld.
Ik kwam tot de conclusie dat mezelf loslaten en
mijn status quo accepteren op een stille kamer in een
psychiatrisch ziekenhuis aan de rand van Amersfoort
niet ideaal was. Geen sociale verbinding met omgeving
en mensen. Ik moest wat doen. Dit was te definiërend en
te insluitend.
Saul was vaak hele dagen niet op de kamer
aanwezig. Of hij zat op de woonkamer van de lange
afdeling of op de korte. Officieel was hij voor de korte
ingeschreven want hij was nog redelijk bij bewustzijn.
En ik lag weer eens op mijn bed en hoorde deur
opengaan en Rob stond ineens aan mijn bed. Leunend
95
op het muurtje. Nonchalant zei hij dat hij gehoord had
dat ik het moeilijk had. Ik had gedacht dat niemand
ervan wist, waarom? Geen idee, het was eerder zo dat
het algemeen bekend was. Hij stelde voor Xeroxat te
gaan nemen. Ik ging akkoord en die avond zat er een
antidepressiva in het kleine, plastic bekertje erbij.
Hoopvol ging ik die avond slapen verwachtende de dag
erna zonder depressie wakker te worden. Ik neem alles
te letterlijk. Bij het vastmaken van mijn veters was mijn
bewustzijn aanwezig en dingen die mij vreugde konden
geven bracht ik door met onderbewustzijn. En dat
veters vast maken leek wel een eeuwigheid te duren en
zag ik tegenop. Terwijl het net andersom moet zijn,
dacht ik. Een geestziekte verdeel ik in functioneerbaar
en niet functioneerbaar. Met functioneren in de
dagbesteding mag de geestziekte nooit als probleem
gezien wordt tenzij de persoon er zelf onderlijdt. Bij niet
functioneren is de persoonlijke kracht te zwak om het
probleem zelf te kunnen oppakken en eruit te werken of
anders. Chemische medicatie probeert het lijden
draaglijk te maken en inzichten te verschaffen en de
persoon te veranderen. Wat ook kan is dat je de
persoonlijke kracht sterker maakt zodat de persoon zijn
ellende zelf kan oppakken. En daarbij geef je de patiënt
zijn onafhankelijkheid terug. Op mijn bed had ik liggen
nadenken en had ineens aan hormonen moeten denken.
Op dat moment liep ik rond met een
hersenbeschadiging en een klein levensmotortje in mijn
systeem en zag ik de benzinemeter dalen en er
voorlopig geen tankstation in de buurt zou zijn. Een
motor die dienst moest blijven doen. Daar heb je
voeding voor nodig. Mensen, activiteiten, dingen doen,
96
alles. Dat geeft een opname niet. Iemand die overleeft
valt zonder die dingen uiteindelijk in een zwart gat. Dus
had ik een afspraak met psychiater Rob in zijn
kantoortje gemaakt. Ik ging er vanuit dat hij er toch wel
niet aan mee zou willen gaan werken. In die tijd was ik
bang voor mijn moeder. Die begreep het mannelijke
systeem niet. Die had het zeker geweigerd. Daar was ik
op ingesteld. Ik zat in zijn stoel en begon met: ‘Ik heb
wel eens gehoord dat er zoiets bestaat als een
hormonenkuur.’
Rob die na twintig jaar privégesprekken bijna
niet meer te verrassen was, had even de mond open en
verwachtte een gesprek over depressief zijn of iets
dergelijks. Langzaam zei hij dat dit inderdaad bestond
zich overduidelijk afvragend waar het naartoe zou gaan.
‘Dan zou ik graag zo’n kuur willen.’
‘Waarom?’
Hakkelend vertelde ik hem mijn theorie over
regelmatig klaarkomen en dat ik dacht dat hier de
genezing, of het overleven, in zou liggen en dat ik
daarom een hormonenkuur wilde omdat het dan beter
zou gaan. Het vrat echt aan me.
‘Ik denk dat het tussen je oren zit en dat een
hormonenkuur niet zal helpen. Maar als jij dat wil dan
doen we dat.’
‘Graag,’ zei ik, ergens rekening houdend met dat
het alsnog niet doorging. En ik verwachtte dat hij ergens
een potje pillen uit een la tevoorschijn zou toveren. Het
moest via de huisarts aangevraagd worden. Daar ook
een afspraak mee, vlakbij de eetzaal. Weer de fronsende
gedachte en de welwillende glimlach. Waarna het bijna
tien dagen duurde voordat ze er waren. Een glazen flesje
97
met rode pillen testosteron. Elke ochtend nam ik er één.
Het had een behoorlijk effect dat geleidelijk ging. Je
wordt mentaal sterker, je zit sterker in je lichaam. Het
idee dat anderen makkelijk jou op je diepliggende
angsten kunnen aanspreken verdwijnt. Wanneer je
angst voelt dan kan je in kracht dit proberen te
controleren. Het geeft grip op de angst. Dat maakt het
draaglijk. Voor het masturberen werkte het inderdaad
niet, maar ook daar kon ik overheen stappen en niet
mijn hele dag door laten bepalen. Een instinctieve
overlevingskracht op lange termijn. Het heeft me na
ontslag twintig jaar op de been gehouden. Daarna nooit
meer depressief en opgenomen geweest. Per toeval
tegen aangelopen.
Binnen een paar weken zat ik, in Amersfoort, ’s
avonds in de kroeg. Met een alcoholist en Marius, die
vanaf zijn elfde jaar al dertig keer opgenomen was
geweest. In die tijd was hij eind veertig. Manisch
depressief en ik had wel eens gekscherend tegen hem
gezegd: ‘Voor jouw dossier hebben ze een nieuwe
archiefkast moeten aanschaffen.’ Een klein plastic
bekertje was niet genoeg, daar konden niet al zijn pillen
in. De alcoholist en ik lieten de biertjes doorkomen en ik
constateerde dat ik me goed voelde. Rond elf uur ’s
avonds reden we naar huis, kregen onze medicatie die
we stomdronken innamen, en in de woonkamer namen
we een kop thee waar ik door de mix van alcohol en
pillen ruzie met andere patiënten maakte en ze
uitschold.
Rob zei: ‘Het is hier geen hotel.’ Ik besloot te
stoppen met kroegbezoeken en na te gaan denken over
98
een leven na de opname. Tijdens mijn laatste gesprek
met Kirby zei ze me dat ze het misschien te vroeg vond.
‘Maar Kirby! Ik kan de lege uren niet meer aan! Ik
word er doodgek van! Het wachten tussen therapieën is
verschrikkelijk!’
‘Je weet zelf wat het beste voor je is. Het zal er
niet echt toe doen.’
‘Ja, sorry, maar ik moet dit doen. Ik voel me als
iemand met het gevoel van een zesjarige en het verstand
van een volwassene. Ik moet de wereld betreden en
mensen zien en mee communiceren en weten wie en
wat ik ben. Ik stop trouwens met die kuttroep genaamd
chemische medicatie.’
Ik dacht aan de woorden van Herman dat het
buiten, in de maatschappij, harder was dan in een
inrichting. Het leek mij andersom te moeten zijn.
Het gevoel opgenomen te zijn is niet aan een
ander uit te leggen. Je kunt er pas over meepraten als je
het meegemaakt hebt. In de maatschappij dacht ik er
vaak aan. Ik vroeg me af of mijn problematiek niet te
dicht op de huid gezeten had. Zowat ondeelbaar met de
omgeving dat ik onbewust met de identiteit van een
ander de koffiekamer weer verliet. Alsof alle mannelijke
patiënten daar zaten en ieder zijn kaartje met
problematiek in een hoed gooide en een nieuwe eruit
pakte. Dat ik gaande weg erachter zou komen dat ik in
de maatschappij een ander zijn problematiek eruit aan
het werken was. Ik gaf iedereen een hand en Saul had
iets voor me gekocht. Dat had ik totaal niet aan zien
komen. Ik zei hem dat ik volgende week even een doosje
sigaren zou komen brengen. Iets wat ik vervolgens niet
deed omdat ik toen uit het regime was. Het was een
99
boek getiteld De Rus, over een groep Russen in een
goederentrein op weg naar een Siberisch werkkamp. De
trein stopte en iedereen kreeg een plaspauze. Het was
zo koud dat de pis bevroren was voordat het de grond
raakte. Zoals een psychose zoveel hersenpijn geeft dat je
niet meer bewust bent van de pijn. Je beseft het niet. Zo
koud dat je niet meer door hebt dat je het koud hebt. Op
dierlijke manier was mijn zijn erop afgesteld. En als je
niet uitkijkt neemt het alle bewustzijn weg en beland je
op de afdeling lange opname.
In Amerika nemen duizenden Amerikanen
dagelijks hormoonpillen. Hormoontherapie is daar
bekend. Het geeft onafhankelijkheid terug aan de
patiënt. Is een hormonenkuur in staat het
concentratiepunt van een geestelijk probleem te
verschuiven zodat het opgepakt kan worden? Of heeft
het indirect te maken met herstelde organen die
daardoor mij beter in balans brachten en ik met mijn
problemen beter naar buiten kon komen?
Marihuana heb ik in het opnamejaar één keer
gebruikt. Met een medepatiënt was ik halverwege de
opname naar de coffeeshop en erna naar de film
geweest. Mijn angst werd uitvergroot en ik heb de hele
nacht naar het plafond liggen staren. De enige nacht
daar dat ik echt de slaap niet kon vatten. Dat was de
laatste keer dat ik het gerookt heb.
100
Deel III: Tweede ronde
1.
Laat ik één ding duidelijk stellen. Ik was inderdaad niet
klaar om met ontslag te gaan. Het gekke was dat elke
gedachte die tot voor de hormonenkuur wel naar
depressiviteit leidde nog steeds wel de angst kende.
Maar in de angst deed ik wel de dingen die ik wilde en
moest doen. Mijn dagelijkse verplichtingen. Ik kon er
beter tegen.
Ik had ook nog geen seconde aan de toekomst
gedacht. Alleen maar weg, weg, en weggaan, had ik in
mijn kop gehad. In Hilversum woonde ik een
bovenverdieping van een schuur. Iemand had boven een
stenen schuur, dat achter twee huizen stond, een
verdieping verbouwd tot appartement. Ik moest en zou
de inrichting verlaten en kon vervolgens de stilte niet
aan. In plaats van de hele dag mensen om je heen
hebben was ik alleen. De toekomst was zo leeg. Ik had
geen sociale contacten, geen werk, alles was
weggevaagd. Alleen een psychiatrisch ziekenhuis
verleden en een psychotische stoornis waarvan de
angsten wat analyse houvasten gekregen hadden. Geen
auto en enkel een fiets. Elke avond fietste ik naar mijn
ouders in Laren om daar te eten. Steevast ging ik eerst
naar de snackbar om de hoek en haalde een broodje
croquet en een broodje frikadel met mayonaise en at het
101
op de fiets op. De hele dag zat ik in een stoel en rookte
sigaretten en luisterde naar muziek. Mijn vader stelde
voor weer wat gesprekken te gaan hebben. Ik meldde
me weer bij Fons. Ik moet erbij zeggen dat ik toen nog
niet doorhad waarom ik alles geloof wat een ander
tegen mij zegt. Toen was dat heel sterk en tegenwoordig
kan je mij nog steeds wel dingen zeggen die ik voor
waarheid aanneem. In de gesprekken met Fons begon
zijn aarzelende houding en mierenneuken over
onderwerpen me redelijk te irriteren. Op een gegeven
moment zei ik: ‘En anders heb ik er nog één voor je
Fons.’ Hij deelde mee dat ik kon gaan. Ik had geen enkel
besef van wat ik gezegd had. Peter van de inrichting had
eens, toen wij in de kroeg zaten, tegen mij gezegd: ‘Af en
toe lijkt het wel alsof je er nog één wilt.’ Hedwig wilde
therapie met mij enkel en alleen om mij te ‘zien.’ Fons
had me dit doorgegeven. Van mij hoefde het niet. De
bitch had een persoonlijk gerief tegen me. Mijn kop
stond haar niet aan.
Die vrijdag was ik even de deur uit om wat bij de
snackbar te halen. De rest van de dag luisterde ik naar
muziek en rookte de ene sigaret na de ander. De drang
om seks met een man te hebben begon in mijn
eenzaamheid sterker en sterker te worden. Ik wist dat
het herhalingsdwang was. Een plan was geboren. Op de
snelweg naar Hilversum, vanuit Utrecht bezien, was een
homo ontmoetingsplaats. Rond tien uur ’s avonds liep ik
ernaartoe. Een wandeling van een kilometer of vier.
Twee kilometer heen en twee terug tussen twee
snelwegen. Nerveus en gespannen liep ik ernaartoe. Er
stonden wat auto’s. Personen zaten erin. In een Mini
zaten twee kerels te tongzoenen. Ik liep een beetje rond,
102
onzeker kijkend wat me te wachten stond. Iemand
kneep mij in een bil, ik negeerde het. Ik liep even een
stukje de hei in. Een kerel zat op zijn knieën. In het
donker waren zijn witte benen en kont duidelijke
silhouetten. Een kerel sprak me aan en even zoenden we
met tong. Meteen trok ik me terug en zei: ‘Nee.’ En
herinnerde me weer dat ik dat ook zei toen met Luke.
Het pijpen was beschadigend maar het tongzoenen was
wat ik toen wel bewust niet wilde. Bij de hoeren mag je
ook alles behalve tongzoenen.
En dat was het. Ik liep erna het hele eind weer
terug en kwam in de nacht thuis. Het is de
herbevestiging. Het gevoel van tongzoenen zit geestelijk
in de hoek, is uniepolair, en jij kan er alleen zekerheid in
vinden nadat je het eerst weer uitgeprobeerd hebt. Dan
pas weet je dat je dat niet wilt. Alsof er een zekere
realistische andere kant moet zijn en jij constant denkt;
wil ik dit nu wel of niet. En je komt er niet uit en je
steekt nog eens een sigaret op en denkt er weer over na.
Het moet voeding van de andere kant hebben. En niet
voeding
van
mensen
uit
een
inrichting.
Maatschappelijke geestelijke, gestelde voeding om je
eigen geaccepteerde positie te kunnen vinden. Op een
dag zat ik te roken en na te denken en meende ineens
Jezus te zien. Hij zat op een steunbalk. Ik ben niet eens
gelovig! Ik beloofde hem elke week naar de kerk te gaan
als ik eruit zou komen. Een belofte die ik vergat.
Mijn vader had een huisvriend gevraagd of die
wat werk voor me had. In de Larense sportwinkel. Ik
had een theorie: Je jaagt klanten de deur uit, of je doet
alsof, en ze reageren er juist tegengesteld op en kopen
iets. Je denkt naar een klant: hoe haal je het in je hoofd
103
om zomaar hier de winkel binnen te stappen en iets te
gaan kopen. Even rondkijken? Opdonderen! Maar met
die verwrongen kop van me veroorzaakt door de
geestziekte en dat elke gedachte door een ander gevoeld
werd, duurde het werken slechts een week. Dat werkte
niet was de conclusie. Dat gelijk erkende ik dan weer
wel. De klanten verlieten namelijk geschrokken de
winkel i.p.v. dat ze iets kochten.
Een ander dacht iets negatiefs en niemand die
het merkte en zeker niet de persoon in kwestie. Ik stond
iets te denken als; wat een idioot, of: twintig kilo minder
mag ook wel, en ik had het nog niet gedacht of de
persoon in kwestie keek me aan alsof ik het letterlijk
uitgesproken had. Het stond bij mij altijd op mijn
voorhoofd geschreven.
De buurman kwam schreeuwend aan de deur. Hij
wilde op de vuist met me. Een oude vriend van mij had
met de benen bungelend naar buiten op mijn
raamkozijn gezeten dat uitkijk op zijn achtertuin had.
Dat was verkeerd gevallen. Vervelende situatie. Hij was
wat scheelkijkend. Elke dag moest ik langs zijn voordeur
om naar de straat te gaan. Ik kon en kan slecht tegen dat
soort schreeuwers. In ieder geval was het wonen daar
nog maar van korte duur.
De volgende dag ging de telefoon. Wanneer je
werkelijk helemaal nooit gebeld wordt lijkt het alsof je
een boodschap van boven krijgt. Benieuwd wie het is
nam ik op. Mijn moeder. Fons had mijn familie gebeld en
een afspraak geregeld waar ik met mijn moeder moest
langskomen. En ik zei ja en legde uit dat ik eruit gegooid
was en dat hij me niet meer terug wilde zien. En ik had
neergelegd en vroeg me af waarom hij me dan wel wilde
104
zien en waarom met mijn moeder? Dat irriteerde want
ik had wel mee zitten praten dat het in orde was. Met
zijn tweeën zaten we in het kantoortje bij Fons. Fons
was genereus naar mijn moeder en beaamde alles wat
ze zei. Ik zat erbij. Waar het op neerkwam was dat ik
platgespoten moest worden. Hij wilde mij een
psychosespuit voorschrijven. Dat had ik een keer
gezien. Iemand in de inrichting had een spuit gekregen.
Voor en na was een wereld van verschil en wat ik het
meest verschrikkelijk vond was dat hij erna een
volledige meeprater geworden was. Geen eigen mening
meer. Gedreven had hij me eerst verteld nooit voor het
bedrijf van zijn vader te gaan werken en na de spuit zei
hij dat hij vertrok en toch maar voor zijn vader aan de
slag ging. Maar zonder bezieling. Zonder leven in zijn
ogen.
Mijn moeder: ‘dat is echt het beste. Geloof ons
nou, dat heb je nodig.’ Fons telde met een wijsvinger
drie vingers van de andere hand en gaf voordelen erbij.
Ik verexcuseerde me met dat ik naar het toilet moest en
vroeg aan zijn secretaresse of ik even mocht bellen en
belde de Sinaï. Ik vroeg naar Rob en werd
doorverbonden. ‘Dus je wilt weer langskomen?’ vroeg
hij. ‘Ja, voor een gesprek,’ zei ik, en besefte later dat hij
dacht dat ik weer opgenomen wilde worden. Een drang
om in tijd en activiteiten ten opzichte van mijn opname
kilometers te gaan maken en afstand te nemen ontstond
in mij. We maakten voor na de jaarwisseling een
afspraak en ik vertelde Fons en mijn moeder dat ik de
zaak met Rob zou bespreken. Hier konden ze niet
tegenop.
105
Je moet het bezien vanuit een oogpunt. Ik zou
toen graag gezond van geest willen zijn. Ik wist dat ze
ergens gelijk hadden. Maar ik had ook gezien hoe
slechter het kan zijn. Volgde ik hun weg dan was dat ook
nog een mogelijkheid. Wanneer je dan inderdaad
slechter wordt zeggen ze sorry met dat ze het beste met
je voor hadden. Onbewust koos ik weer voor een weg
alleen. Het ging er niet om dat anderen zich bij mijn
aanwezigheid goed voelden maar om mijn genezing en
wat ik wilde. Ik vertelde mijn moeder naar huis te gaan
lopen en vertrok. Onderweg bedacht ik dat dit een
vervelende zaak was. Het maakte me onrustig. Na
ontslag inrichting komt de sociale druk. Je wordt geacht
normaal te zijn en anders wordt je afgekeurd en mag je
terug naar de inrichting voor een heroriëntatie. Heel
vreemd vond ik dat. Men weet dat je opgenomen bent
geweest en men kijkt of je wel aan een bepaald
profielplaatje voldoet. Maar dan met een roomser dan
de paus mentaliteit. Je wordt geacht correcter te zijn
dan henzelf. Positiever etc. Nederland lijdt aan
sociaal/welvaartsnarcisme. Iemand bepaalt voor een
ander hoe die geholpen moet worden want als de hulp
dan goed uitpakt straalt het af op degene die het
aangekaart heeft. Een medaille voor therapeutje
uithangen. Iedereen weet wat het beste voor een ander
is. Voornamelijk een ander volgooien met chemische
medicatie. En als je het advies in de wind slaat, mag je er
op aangekeken worden. Want dat wordt dan als
schofferend beschouwd en is er geen aandacht mee te
verdienen. Ik kreeg een hekel aan dat makkelijke
denken waarin ik de belijder van het geloof mocht zijn.
Denken ze dat dit een eer voor je is ook nog? Dacht ik.
106
Kees belde, Suze organiseerde een feestje met
oud en nieuw. Een mannetje of vijftien waren
uitgenodigd. Waaronder ook mijn broer Hans. Kees was
de enige die mij tijdens het jaar opname was komen
opzoeken. Ik had toen inderdaad gezegd dat ik geen
bezoek wilde hebben. Ik had bedacht dat bezoek jou
later met de herinneringen eraan emotioneel gezien
voor altijd in een psychiatrisch ziekenhuis houdt.
Doordat je tijdens het bezoek communiceert. Kees had
me toen meegenomen om ergens te gaan biljarten.
Hij zou me in Hilversum ophalen en dan bij Suze
een paar dagen logeren en op oudejaarsdag kwamen de
rest van de genodigden. Het aloude gevoel probeerde
mij te bereiken. Zoals ik was voordat de herinnering aan
mijn misbruik mijn leven bepaalde. Je hoort erbij, iets
dergelijks probeerde ik op te pakken. Het gewone leven.
Omgaan met mensen die normaal zijn geeft een drang
om ook “normaal” te willen overkomen. Dat
patiëntengevoel is lastig om vanaf te komen. Ook al heb
je voor jezelf gesteld dat je het niet meer als
minderwaardig wenst te voelen toch liet ik me er
makkelijk op aanspreken. We zouden een soort
hoorspel gaan spelen. Een middeleeuwse klucht waarbij
creativiteit een rol had. Iedereen was een persoon die
wat gedaan had en die moest inspelen op wat een ander
had gezegd, iets dergelijks. Ik was een hoefsmid en
moest een jonkheer aanspreken, hou het me te goede, in
ieder geval genoeg om de spanning er bij mij flink op te
zetten. Ik keek op tegen die volwassen studenten. Een
aantal van de vriendenclub werkte al, maar de meesten
stelden hun afscheid van het studentenleven uit door
107
met een nieuwe studie begonnen te zijn. Haar vader
woonde op een kasteeltje ergens op de Veluwe en die
was zelf ergens in het buitenland dus vierden wij het
daar. Onzekerheid en angst brachten me in een
volledige zuipstemming. Long drink glazen vol whisky
zonder ijs klokte ik naar binnen. Puberaal stoer, net
doen alsof je het niet merkte dat je zware drank dronk.
Alsof het na een woestijnwandeling een koud fris biertje
was. Ik had een image hoog te houden. De gasten
kwamen en iemand zei: ‘We gaan vanavond aan de
drugs.’
‘Ik doe niet mee, ik heb in een drugspsychose
gezeten.’
‘Een drugspsychose?’
‘Zo heet dat, zo werd me dat verteld.’
‘Iedereen moet aan de drugs!’
‘Sorry, ben net een paar maanden vrij,’ en
probeerde om mijn grap te lachen. Ik vervolgde met: ‘ Ik
ben een jaar in een psychiatrische inrichting
opgenomen geweest, dus vandaar.’
Tijdens het hoorspel hield ik me goed. Niemand
zei dat je had kunnen merken dat ik wat gespannen was
geweest. In een grote zaal aten we met zijn allen aan een
enorme grote platronde lange tafel. Ik praatte met een
meisje van negentien, haar vriend was eenendertig en
werkte. De rest was merendeel studenten in hun tweede
of zelfs derde studie om het studentenleven aan te
kunnen houden. Op een gegeven moment waren een
mannetje of tien weg. Alleen Kees zat bij de deur. Ik
stond op om iedereen te gaan zoeken. Waar was mijn
broer? Bij de deur zei Kees: ‘Nee, jij mag niet weg, jij
moet hier even blijven.’
108
‘Krijgen we nog een spel variant of zo?’ Ik was
nog in het hoorspel gevoel.
‘Zoiets, maar je moet even op je plaats gaan
zitten.’
Mijn bord kwam en ik wilde het doorgeven maar
er werd gezegd; ‘nee, deze is speciaal voor jou. ‘
‘Omdat het meer is of zo?’
‘Precies.’
Ik hield van veel eten. Mijn naïviteit was een
handicap. Want wat hadden die idioten gedaan. Mijn
hele bord geprepareerd en volgegooid met drugs. Later
hoorde ik iemand zeggen dat er horse/heroïne in
gezeten had. Ik smikkelde het weg en at het tot en met
de laatste hap. Na een half uur maakte ik een opmerking
naar het meisje waar ze van schrok en in huilen
uitbarstte. Beestachtig en als een psychopaat. Ik stond
op en vertrok naar de andere kamer waar gedanst kon
worden. Bij de tafel met flessen drank danste ik op de
muziek en nam dan een paar slokken. Iedereen zat in de
eetkamer. Met de jaarwisseling even naar buiten, wat
sigaretten roken, champagne, vuurwerk kijken en weer
naar binnen. Hans vroeg: ‘merk jij niks?’
‘Nee, ik merk niets,’ Ik had niet door wat hij
bedoelde, dat soort besef komt bij mij altijd te laat. In dit
geval ongeveer tien jaar later.
‘Echt niet?’
‘Nee, ja ik heb wel iets gedronken,’ zei ik, en
stapte op.
‘Waar ga je naartoe?’
‘Even dansen.’
In mijn eentje danste ik tot negen uur ’s ochtends.
Iedereen lag allang in zijn bed, een leegloop waar ik
109
niets van gemerkt had. Ik zocht mijn bed op en werd om
elf uur wakker en ontbeet in de keuken en vertrok.
Twee weken later had ik mijn afspraak met Rob.
Ik wilde ook weer eens de inrichting zien. Je bent tijdens
de opname onderdeel van het geheel en nu wilde ik het
met andere ogen zien. Van buiten af bekeken. Ilvi, een
patiënt die ik van mijn opname kende, liep naar me toe
met: ‘Hee bink, hoe gaat het?’
‘Jaaa, uitstekend, heerlijk dat ik weg ben.’
En ik dacht; dat is precies zoals ik me voel.
Verhard in mijn lichaam maar dan alsof ik een huid van
hard plastic heb. Rob nam me mee naar het kantoortje.
Ik vertelde van de situatie met Fons. Hij zei dat het
gewoon een psychiater was. Indrukwekkend dat iemand
een ander gewoon een psychiater kon vinden. Na een
tijdje zei hij: ‘Ik vond je er beter uitzien toen je wegging.’
‘Echt waar?’
‘Ja, toen zag je er goed uit.’
Ik gaf hem een hand en zei hem dat ik mijn weg
wel zou gaan vinden en verliet de inrichting, vergat Saul
gedag te zeggen, en regelde een kamer in Amsterdam.
2.
Mijn kamer was drie hoog achter: vlakbij het
Leidseplein. Vijftien vierkante meter en wit plaatbord
op de grond, een klein keukentje, een douchecabine, en
110
toilet. Drie-voor had een toilet in de gang naast die van
mij, die aan de binnenkant van mijn appartement was.
Voor het eerst dat ik echt in een andere wereld was. Ik
kon je in die tijd aankijken alsof ik je elk moment kon
aanvliegen. Een als agressief aanvoelende aanwezigheid
waar je van weg wilde blijven. Ik was me nog steeds
nergens van bewust en dacht dat alles wat ik voelde
goed was. Het gedram om mij naar een psychiater te
krijgen, maakte mij voorzichtig en achterdochtig. De
schrik sloeg me om het hart toen ik dacht aan een
mogelijkheid om mij gedwongen te laten opnemen. Alles
in mij schreeuwde kilometers te moeten maken. Ik zou
toch nooit de mentale en persoonlijke gemoedstoestand
bereiken die gezonde mensen wel gevonden hadden.
Mijn innerlijke gedachten vonden niet het bewustzijn
zodat ik dit niet aan anderen kon uitleggen. Ik bedacht
het en leefde ernaar en dacht dat anderen dat ook wel
wisten maar niet wilden toegeven. Zonder dit te
verifiëren. Men kan toch bedenken dat het ook slechter
kan?
Mechteld woonde naast mij. Ze was in de dertig,
had piekerig haar, een kunstgebit waar hoeken vanaf
gebroken waren, het leek wel een haaiengebit, en
heroïneverslaafd. De eerste keer dat ik haar leerde
kennen zat ik net mijn situatie te bedenken. Niemand te
vertrouwen, niemand die begrijpt dat je uit zelfbehoud
door naar de toekomst moet, geen vrienden waar ik
contacten mee heb, geen werk en studieverleden met
een set, en een psychiatrisch verleden dat ik voor me
moest zien te houden. Als iemand na een delict in een
nieuwe omgeving met een nieuwe identiteit, en
niemand achter de echte mag komen. Je bent toch bezig
111
met geluiden eigen te maken: hoe klinkt het huis?
Gebonk klonk in de tapijten gang. Iemand haast? En
vervolgens een geroffel op de deur alsof iemand door de
deur probeerde te beuken. Schrikkerig deed ik open en
zij stelde zich niet voor maar noemde mij buurman.
‘Buurman kan ik effe twintig gulden van je lenen.’ Ze
meldde dat de banken op zondag dicht waren en dat ze
geen geld kon halen. Ik dacht erover na en het leek me
teveel toeval. Ik weigerde en ze vertrok weer. Angst
bepaalde mijn twijfel en woede was naar binnen
gekeerd. De manier zoals ze dat deed maakte me
onzeker en aan het twijfelen. Wat als ze het geld wel op
de bank had staan? Ik had op straat een lekker wijf
gezien. Hoerig en uitdagend. Met masturberen werkt het
zo; je onderbewustzijn spaart op bij elke keer dat je een
lekker wijf ziet en steeds bewuster spot je ze en
vervolgens trek je jezelf af en wil je ze weer even niet
kennen. Alleen van die anti climax kreeg ik zowat een
spierverkramping. Elke keer wanneer ik merkte te gaan
klaarkomen, een moment waar bewustzijn niet bij kan
komen, probeerde ik een dreigende verschuiving van
beeld in mijn hoofd bij die lekkere snol te houden, maar
op het laatste moment zag ik dan toch ineens weer een
gezicht van een man. En dat kon iedereen zijn. Kirby had
me wel eens gezegd dat ik dan mezelf herkende, en ook
dat wanneer ik me een homo voelde dat ik dan een
gelijkende identiteit had. Dat er iets onderbewust
aanwezig was wat mijn persoonlijkheid zou kunnen
gaan complementeren. Ik had gereageerd met: ‘ja, ja
interessante gedachte,’ maar geloofde het voor geen
meter. Mechteld had de gewoonte elke keer op dezelfde
manier aan te kloppen. Volgens mij had ze in haar
112
kamer bedacht wat de actie moest zijn en dat moest
meteen gebeuren. Altijd haast en altijd dat proberen
mijn voordeur in te slaan. Om te bellen, een nummer te
draaien, en over een kwart bruine beginnen. Of: ‘Je weet
wel, je spreekt met Angelique, ik heb ooit eens voor je
gewerkt.’ Ik vond het verfrissend. Een totaal ander
geluid dan ik gewend was en het gaf me de gelegenheid
even andermans problemen aan te horen en niet aan de
mijne te hoeven denken. We dronken samen koffie.
Nonchalant vertelde ze dat haar man in de gevangenis
zat. Ontspannen vroeg ik: ‘Oh ja?’ Maar voelde alles van
binnen tekeer gaan. ‘Ja die komt zo thuis.’ Ik was net een
beetje aan haar aan het wennen en had beredeneerd dat
haar aanwezigheid tenminste niet mannelijk was want
anders had ik niet geweten hoe er tegenover te staan.
Psychoses komen in vormen en maten. De
angstpsychose is de eerste, dan zijn er nog de psychoses
dat je denkt de hele wereld aan te kunnen, de
ontkenningspsychose en meer van dergelijke varianten.
Het is een geestelijke golfbeweging door de tijd die zijn
balans moet zien te vinden. Geestziekte gaat om het
lijden en ik leed niet. Wel besefte ik ook geen aanleiding
te moeten geven. Geen gevaar voor jezelf of voor je
omgeving zijn. Ik kon losgeslagen en knettergek uit mijn
kop kijken. Dat zie je zelf niet want als ik in de spiegel
keek dan zette ik altijd mijn ‘spiegelgezicht’ op. Zoals ik
dacht dat de wereld me zou zien. Zo’n irrealiteit had ook
zijn voordelen. Mijn vader belde me om eens broodjes te
gaan eten. Broodjes had zo irriterend geklonken. En
jawel hoor, we zaten nog niet koud aan ons eerste
broodje of hij begon weer.
113
‘Je hebt echt hulp nodig, ik hoop dat je je dat
beseft.’
‘Waarom? Nee, besef ik me niet,’ zei ik kortaf.
Hij zuchtte diep.
‘Hoor je jezelf wel eens dan? De dingen die je
zegt?’
‘Oooh, die theorieën van me? Ah goh, mijnheer
kan niet tegen een theorie.’
‘En je kan ook zo agressief reageren als iemand
wat tegen je zegt.’
‘Hoezo agressief!’
‘Laat maar zitten.’
Thuis bedacht ik dat ze dit niet zouden opgeven.
Loop eens rond in Amsterdam, dacht ik, de stad zit vol
gestoorde idioten. Ik vermoedde dat Fons er de hand in
had gehad. Dat hij mijn familie had aangeraden er elke
keer over te beginnen. Onmacht uit te leggen hoe ik het
zag en dat doorlopen met wat gekte in je kop nog altijd
honderd keer beter is dan blijven analyseren en
behandeld worden, kon ik niet bewust maken en
derhalve ook niet onder woorden brengen. Instinct
dreef me voort. Op een avond hoorde ik iemand
schreeuwen. Het was dierlijk en kende woede. Zo’n
geluid waarvan je wist dat je de andere kant moest
oplopen. Ik kon het niet precies plaatsen. Mechteld haar
deur ging op en ze kwam de gang in. Een lachje kon ik
niet onderdrukken, was dit Mechteld? Ze ketterde tegen
de onderbuurvrouw en ineens klonk: ‘De buurman vindt
het zeker leuk! Als mijn man uit de gevangenis komt zal
ik hem wel op hem afsturen!’
Een week later belde Hans. Hij wilde Italiaans
komen eten. Met boodschappen kwam hij langs. We
114
kookten en aten het op. Hij zat te hengelen hoe ik me
voelde en vertelde toen dat hij bij Rob geweest was. Ik
moest moeite doen niet te ontploffen.
‘In Amersfoort?’
‘Ja, ik heb gebeld of ik langs mocht komen.’
‘Waarom in godsnaam!’
‘We maken ons zorgen om je.’
‘Ik ben helemaal niet onder behandeling bij hem.’
‘Hij had helemaal niet gezegd dat het goed met je
ging.’
Ik zei hem te vertrekken. Die avond bedacht ik
dat ik nog een lange weg te gaan had en dat ik mijzelf
ten allen tijden aan mijn zelf gecreëerde leiband moest
zien te houden. Niet praten over problemen want dan
wist ik de reactie wel. Bij ruzie nooit lichamelijk worden
want dan zou je voor de rechter kunnen komen en
vervolgens R.M. (rechterlijke macht om verplicht
opgenomen te worden) kunnen krijgen. Die drang om
iedereen aan medicatie te krijgen is misselijkmakend.
Tegenwoordig beseft men dat het ook de eigen
ziektekostenverzekering premie omhoog brengt maar
zo rond 1994 tot 2005 was medicatiegebruik zowat een
hype. Chemische medicatie tegen geestziekte. Mensen
onderdrukken elkaar als sinds het bestaan van de
mensheid. Voornamelijk in lichamelijke zin. Geestziekte
is eigenlijk een door ontwikkelde vorm van
onderdrukking van de één op de ander. Een
welvaartsvorm. De één die voor de ander bepaalt wat de
persoon moet, en wat niet, ten aanzien van zijn
behandeling.
Chemische
medicatie
maakt
zelfverloochening aan en dat men de onderdrukker naar
de mond praat.
115
Een avond lag ik in mijn bed en trok me af. Mijn
bed lag tegen de muur van Mechteld haar kamer.
Voetstappen in de gang. Anders. Had ze bezoek? Iemand
rochelde in de pot van hun toilet en een rauwe harde
mannenstem zei: ‘Ooh.’ Altijd lullig als je betrapt wordt.
Dus hij had liggen luisteren. Het bleek John, de dag erna
zag ik hem, was er niet gerust op, iemand die maar voor
één ding leefde en dat was heroïne. Hij was kleiner dan
ik en kwam als een geslagen hond naar de deur en gaf
me een hand. Rood haar, blote bast, en tattoos. Hij had
net heroïne zitten roken.
Ik was daar al jaren weg en hoorde dat hij
rechtop zittend op de bank gevonden was met een
heroïnesigaret tussen de vingers.
3.
Voor zover je van een voordeel kunt spreken was het
mijn bord volgooien met harddrugs zo dat het mij
weliswaar psychedelisch maakte maar ook maakte het
de liefdesemotie in mij verhard. Ik begon op te staan en
als een kindbeest naar de toekomst te leven. Blind en
doof en zonder de problemen die mij non stop bezig
gehouden hadden. Hormonen hadden mij uitstel van
authentieke emoties gegeven tot het moment ze klaar
waren om erkend te worden. Mijn anticlimax proberen
op te lossen was een drang die enkel opkwam wanneer
ik in bed lag en met mijn hand richting mijn pik ging en
116
ik constateerde dat de aangemaakte zaadcellen eruit
wilden omdat de voorraad te groot werd. Mechteld en
John waren bepalend in hun aanwezigheid. De gang was
van hun en ik had inmiddels ook al geld aan ze geleend.
Ik had niet kunnen weigeren ergens wetende dat ik het
nooit zou terug krijgen. Maar zolang ze het niet
terugbetaalden konden ze ook niet bijlenen want dan
had ik een argument om nee te zeggen. Ik vond ze op
een gegeven moment wel prettig gezelschap. Diep van
binnen was er ook iets dat dacht; ik kijk nu eens naar
anderen wiens leven naar de kloten gaat in plaats van
dat dit altijd mijn leven betreft. Ik had bedacht dat hun
leven vroeger of later weer verkeerd moest aflopen. Dat
kon gewoon niet anders. Ook John kwam bij mij
telefoneren en had het dan over bruine etc. Mechteld
had gezegd dat ze mijn telefoonnummer had
doorgegeven want als er dan gebeld zou worden dan
kon ik het doorgeven. ‘Roep maar in de gang dat er
telefoon is, dan kom ik wel.’
Via
een
uitzendbureau
had
ik
een
sollicitatiegesprek geregeld. Mijn C.V. was keurig
dichtgeschreven en verschoond van psychiatrisch
verleden. Christien voerde het woord en zij was, hoe zal
ik het formuleren, een struise vrouw. Een Duitse uit
Hamburg met goud in de kiezen. Ken je dat? Je ziet
iemand en je weet dat die persoon een hekel aan je gaat
krijgen. Dat gevoel kan je accepteren of proberen te
bevechten. Ik koos voor het laatste. Ze was sterk en
kordaat maar nog niet gevonden. Een combinatie in een
vrouw waar ik een onbeheersbare drang van kreeg mee
aan de gang te willen gaan. Een soort menselijkheid in
mij die zijn vorm nog moest zien te vinden. We hadden
117
een ‘positief’ sollicitatiegesprek over uitdagingen met
opmerkingen als: ‘het lijkt me HEEL ERG leuk om in de
verkoop te werken!’ En zij lachte erbij en ik ook. Eind
van het verhaal was dat ik aangenomen was en als
telefonische verkoper aan de slag ging. Het betrof het
roze gedeelte in de Telefoongids van de PTT. In het
begin was het even wennen om wildvreemden te bellen
en hun proberen advertentieruimte te verkopen. PTT
telefoongids was het magische woord. Dan sloegen de
meesten om van wantrouwende inquisitie naar: ‘ga
verder.’ Ik werkte in een kantoortoren, zesde
verdieping, in het team van Christien, omgeving was
schoon en nieuw, houten schotten aan de zijkanten van
de werkplekken. Collega’s waren allerlei. Iemand die
HEAO avondstudie deed, geflopte studenten, moeders
die bijklusten, mannen die ergens anders ontslagen
waren, en op een andere verdieping zat een topsporter
die geld bijverdiende. En uiteraard de: ik wil de beste
telefonische verkoper van Nederland zijn persoon, en de
ex opgenomen in een psychiatrische inrichting geweest
persoon. Over zes verdiepingen zes teams met op elke
verdieping een buitendienst team en een customer
service team. TransMedia was een Zweeds bedrijf. Zij
maakten voor de PTT de markt aan. Pionieren en dan
het bedrijf terugverkopen aan de PTT. Dat pionieren
ging met veel feestjes en happenings gepaard. Om een
bedrijfscultuur aan te maken. Het was in het begin een
erg leuke tijd. Ergens was het ook een verzameling
maatschappelijke lost souls die samen gekomen waren.
Saamhorigheid werd ook veroorzaakt doordat klanten
van tijd tot tijd ons haatten als we weer eens
ongevraagd opbelden.
118
Het gevoel van een zesjarige met een I.Q. van een
volwassene maakte mij snel onder de indruk zijn van
het één en ander. Christien had een manier van leiding
geven waar ik zo af en toe flink de schrik van kon
krijgen en die momenten bleven langer aan dan nodig.
Het was een gevoel dat mijn moeder mij ook kon geven
zodat ik er een verslavend gevoel bij kreeg. We hadden
altijd een ochtend, middag, en avond meeting.
Peilmomenten waar iedereen zich scheel loog over
mogelijke klanten die duizenden en duizenden guldens
zouden gaan investeren en dan later bekende je met een
baalgezicht dat ze er toch vanaf gezien hadden. En zo
hielden we de stemming erin. Het was goed verdienen,
dat zeker, de mensen zagen wel iets in een telefoongids
met een soort Gouden Gids gedeelte. In het kantoortje
hing een bord met verkoopcijfers van alle telesales
medewerkers. Van nummer één tot en met nummer
laatst. Na een tijdje zat ik van de vijftien ongeveer op
plaats twee a drie en dat liep toen later weer terug.
De pentry was de koffiekamer. Een ruimte met
tafeltjes en stoeltjes en een bar waar je tegenaan kon
staan. De leden van de drie teams op de zesde
verdieping vonden daar elkaar.
Half vijf moesten we cijfers van de
dagopbrengsten maken. Aantal belletjes, hoeveel
verkocht, wat verkocht etc. Ik liep die dag
nietsvermoedend met mijn cijfers richting haar
kantoortje in de hoek van de L- vormruimte waar
telesales 6 zat. Het was redelijk tegengevallen en
hoewel ik al wel wist dat Christien prestaties
verwachtte was het nog niet zo dat er van mij veel
verwacht werd. Iemand stond bij het bureau van
119
Christien, ik liep ook naar binnen. Het gesprek ging als
dat Christien op onredelijke wijze Nick verweet zo
weinig verkocht te hebben en ondertussen de cijfers in
de computers intypte. ‘Wat heb je godverdomme de hele
dag zitten doen!?’ snauwde ze terwijl ze haar brandende
sigaret, die op de rand van de asbak lag, oppakte, in haar
mond deed, en verder typte. Het had iets gevaarlijks.
Nick antwoordde bedremmeld dat het niet gelukt was.
Daarna klonk een rauwachtig: ‘Heb je de hele dag in de
pentry gezeten of zo!? Ze was zelf de hele dag met
leidinggevenden aan het vergaderen geweest,
waarschijnlijk waar haar humeur vandaan gekomen
was. Het was zo’n vrouwelijk type met onverwerkte
emoties en daardoor gefrustreerd. Die hoe ze haar best
ook deed kantoorvriendelijk en correct te zijn er altijd
wel een moment tijdens een vergadering voorbijkwam
dat ze haar gefrustreerdheid liet horen en bijbehorend
gezicht liet zien. Waar de anderen dan een lachje van
rondom de mond van kregen en er altijd wel een
lolbroek bijzat die het moment nam om een grap over
iets anders te maken waar iedereen dan bevrijd over
lachte behalve Christien. Wat precies het punt van haar
frustratie aanstipte. Nick antwoordde dat hij alleen
maar bakkers en slagers aan de telefoon had gehad. Ze
oogde als iemand die niet goed bij zijn hoofd is. Dat er
elk moment een geschifte stoornis naar buiten kon
komen. Alsof mij iets te binnen schoot verliet ik het
kantoortje. De hele afdeling was stilgevallen. De
stemmen bleven doorgaan. Na een paar minuten verliet
Nick geslagen het kantoortje. Onrust lekte van mijn
onderbewustzijn naar het bewuste. Ik kwam binnen en
ze was poeslief waarbij alles in mij waarschuwde dat het
120
schijn was. Ze begreep dat ik zowat niks had verkocht
en had overal begrip voor.
Ik vroeg me af wanneer ik aan de beurt zou
komen.
Wilbert was Amerika freak en wat had hij
gedaan. Op vakantie had hij ringen, een hanger, en een
oorbel met zijn initialen laten maken. Hij deed aan
bodybuilden maar dan voornamelijk zijn bovenlichaam.
Zijn benen waren onproportioneel dun. Wilbert zat er al
een half jaar en had de rol van mannelijke man
voorwaarts op zich genomen. We zijn met verkopen in
oorlog en alleen als we strijdbaar zijn winnen we. Ik
vond het weinig met verkoop te maken hebben. Één van
de eerste dagen staat me bij. Ik stond in de pentry na te
denken en een sigaret te roken toen hij ineens in mijn
gezichtsveld kwam en tegenover mij positie innam. Hij
begon op zo’n stoere toon van: ‘gaat het een beetje
lulletje?’ Ik was toen blind in bewustzijn maar had wel
bedacht dat ik alles driedubbel dacht. Emotie terug naar
zes jaar, dan omslagpunt twaalfde rondom eerste
masturbatie, en vervolgens weer omslagpunt
adolescentie 22ste jaar ongeveer. Dus terugbezien als
een
driedubbele
manier
van
denken.
Een
beschermcirkel had ik toen en wilde dit niet opgeven en
laten doorprikken. Uiteindelijk gebeurde dat toch.
Langzaam vrat het geluid van buiten zich naar mijn
innerlijkheid. Wilbert maakte zich breed en ik voelde
het alsof iemand mijn gevoelscirkel afnam. Ik vroeg wat
hij bedoelde en hij zei dat het precies was wat hij
bedoelde. Dat ik het dus niet begreep. Dat hij al aan mij
gezien had dat ik een loser was. Dat ik het nooit lang zou
gaan uithouden. ‘Kan ik even mijn sigaret roken en mijn
121
koffie drinken?’ Uiteraard kon dat, waarom zou dat niet
kunnen. Of ik wilde praten. Nee, wilde ik niet. Begreep
hij niet; een telefonische verkoper die niet wilde praten.
Ik met; uiteraard wel tegen klanten. Wat het verschil
was. Ik dacht; daar heb je wel gelijk in. Dan kan je beter
ander werk zoeken, meldde hij. ‘Ja, ik hou wel van
praten.’ Daar leek het dan niet op. Nu wilde ik even niet
praten. Want? Want ik hield ook van denken. Mijnheer is
een denker, begreep hij. ‘Soms.’ Hij lachte triomfantelijk,
een triomf van een man over een andere kende ik als
geen ander. Met de woorden dat ik hier zo weer weg zou
zijn, liep hij naar zijn werkplek.
4.
Ik zal je niet lang laten wachten op het moment dat ik
aan de beurt was en vervolgens mijn concentratie
verloor. Altijd al ben ik een type geweest die op de
verkeerde manier opvalt waardoor mensen denken; die
moet even bij leren. Dat bracht mij uiteraard wel eens
aan het denken. Kwam het door mijn psychiatrisch
verleden? Nee, dat heb ik altijd al gehad, constateerde
ik, ook daarvoor al. In ieder geval besloot ik Christien
niet aan mijn bewustzijn te laten ontkomen. Ik voelde
haar en dacht over haar na. Hier en daar had ik
geïnformeerd en de meningen waren of neutraal of
uitgesproken. Iemand wist te vertellen dat ze wel drie
122
pakjes sigaretten 110s per dag rookte en ’s ochtends
scheen je een enorme drankkegel te kunnen ruiken.
Half vijf iedereen dagcijfers maken en kwart voor
vijf inleveren. Uit haar kantoor klonk een dierlijk geluid,
alsof een roofdier gewond geraakt was, de woorden
waren: ‘Cijfers maken ik wil ook zo naar huis toe!’ Mijn
collega’s en ik maakten onderling oogcontact en
dachten; het zal wel weer. Ik had het nog niet gedacht of
ze kwam als een bullebak naar ons toe gedenderd, en
god betere het, bij mijn plaats tot stilstand. Waar mijn
cijfers bleven schreeuwde ze nog niet schel. Gezond had
het allerminst geklonken. Vanuit een donkere diepte
kwam in mij een woede Ik sprak haar zo gedecideerd
toe dat ze weer vertrok. Wat was dat? Even later begon
ze op een verveelde toon. Ik vermoed dat ze wist een
alcoholprobleem te hebben en elke ochtend, wanneer ze
nog in de olie was, hoopte dat ze aan het eind van de
dag, na het werk, niet de fles zou openen. Maar ook elke
dag rond half vijf wist ze dat dit naïef te denken was.
Iedereen maakte stilletjes zijn cijfers en ik kwam
gedwee het kantoortje binnen en ze snauwde of ik wel
wist wat ik tegen haar zei. Ik had me voorbereid gevoeld
maar deze opmerking kwam als een verassing. Het
gesprek ging in de trend als: ‘Hier heb je je cijfers.’ ‘Het
zijn niet mijn cijfers maar jouw cijfers!’ Vervolgens; oké
doorkomen. Ik: gestart kapitaal. Zij: hoe lang doe je dit
werk al? Ik dacht na. Zij: je weet dat je moet beginnen
met aantal contracten afgesloten. Vervolgens noemde ik
cijfers per twee. Dus vijfentwintig in plaats van eerst de
twee en dan de vijf. Waardoor zij de vijf al ingetypt had.
Dat corrigeerde ze, sprak me erop aan, en van de
zenuwen deed ik het nog een paar keer. Ik bedacht dat
123
ze natuurlijk dacht dat ik dat expres deed. En omdat dit
niet waar was, kreeg ik een lachje op het gezicht
waardoor het juist leek alsof het zo was. Daar moest ik
nog over nadenken van mezelf om dit in de toekomst
zien te voorkomen. Ik zei: ‘Ik begrijp het nu en zal het
morgen goed doen.’
‘Ik wil dat nu graag.’
Ze reageerde nog met een ‘wat zeg je?’ Toen ik uit
de losse pols had gezegd een stuk of dertig telefoontjes
gepleegd te hebben. Haastig corrigeerde ik het naar:
‘precies dertig telefoontjes.’
Tijdens de nabespreking was ze nog steeds
chagrijnig. Het aantal telefoontjes per dag was niet
genoeg. Ze meldde dat ik maar dertig telefoontjes had
gemaakt. Ik vulde aan met: ‘En zij die niet opnamen
natuurlijk.’ De bedoeling bleek dat we ongeveer
zeventig telefoontjes per dag moesten maken. Ik had
een vraag, hield een hand in de lucht. Ze gaf me het
woord. Ik wilde het dan ook precies goed weten ook.
Mijn bewustzijn was niet aanwezig bij de dingen die ik
zei. Uit analytisch denkwerk voortgekomen. Die ochtend
had ik koffiepauze willen nemen. Net een bakkie op de
machine aangemaakt, sigaret tussen de lippen, vuur
erbij, plaats nemen, ik zat net lekker, en iemand kwam
de pentry binnen en zei dat er telefoon voor me was.
Wat ik wilde weten was nadat je dan het telefoontje had
afgehandeld en weer terug in de pentry kwam of de
teller van je pauze dan weer op nul begon. Nu weet ik
waar het vandaan kwam en ook dat dit niet de handigste
vragen zijn. Toen dacht ik aan te geven hoe precies en
goed gemotiveerd ik mijn werk wilde doen. Zuchtend
124
legde Christien uit: twee keer een kwartier, ’s ochtend
en ’s middags, en ’s middags een half uur lunchpauze.
5.
Het telefonische verkoop werk heb ik ruim vijf jaar
gedaan. In het begin was het wennen en toen kwam een
periode van dat het eigen was. Het bellen, het leven voor
de cijfers, de teamleden, allemaal gaven ze mij een eigen
gevoel. Mijn minderwaardigheidscomplex voelde
minder prangend maar was nog steeds aanwezig. Ik
dronk in het begin geen alcohol en was de weekenden
thuis en op zondagavond kon ik de slaap moeilijk vatten.
Ik had beredeneerd dat als je dan veel eet, dat dan het
bloed naar de maag gaat, om te verwerken, en dat er dus
bloed uit de hersenen gaat en jij de rust kunt vinden om
in slaap te vallen. Ooit heb ik midden in de nacht eens
een kilo lasagna uit het pak gehaald en op een
steelpannetje verwarmd en opgegeten. Meestal lukte
het mij pas te slapen zo rond zes uur in de nacht dat ik
dacht; het heeft nu toch geen zin meer, laat ik maar
wakker blijven tot de wekker van zeven uur, en viel dan
toch in slaap en werkte de dag met een half uurtje à een
uur slaap gehad te hebben. De maandagvond lag ik rond
acht uur in bed en sliep als een blok zowat elf uur achter
elkaar en liep die dinsdag, op mijn werk, de tegels eruit.
Mechteld kwam eens aan de deur met de mededeling
dat ze al een paar dagen niks van John gehoord had. Ik
125
begreep in eerste instantie niet waar ze op doelde. Hij
was natuurlijk weer gearresteerd. Vanuit het
politiebureau belde hij en klonk dan gehaast, opgejaagd,
en totaal gestrest. Dat kwam omdat hij dan moest
afkicken. Dan moest ik Mechteld roepen, die kwam dan
aan de telefoon, zei braaf ja en amen, legde neer en
vertelde me dat ze met een zak kleren en 25 gulden naar
bureau Lijnbaansgracht moest brengen. Wat ze dan
vervolgens niet deed zodat John de dag erna weer belde
nu met de mededeling dat als ze niet zou komen hij haar
zou vermoorden. Ook dat werkte niet want Mechteld
‘vergat’ het dan. Paar dagen later ging de telefoon; nu
John op poeslive toon dat hij in de Bijlmer zat en zij op
bezoek kon komen. Hij had weer zes maanden gekregen.
Ze bezocht hem nooit, hij kwam vrij, en ze woonden
weer samen en gebruikten samen heroïne totdat hij
weer werd opgepakt voor diefstal/inbraak en dergelijks.
De manager van alle telesales van alle
verdiepingen kwam in de pentry. Hij deelde mee dat wie
van alle telesales over een periode van drie weken het
meest zou verkopen op kosten van de zaak met het
vliegtuig naar Wenen zou reizen om daar de Champions
League finale Ajax AC Milan te zien. De vrouwelijke
telesales vonden het een waardeloze incentive en de
mannen waren als een stelletje obsessieve, schuimende
fanatiekelingen als een dolle aan het verkopen
ondertussen elkaar in de gaten houdende. Spelregel was
dat je niet geholpen mocht worden. Je moest alles zelf
doen. Na drie weken was de winnaar iemand van de
negende verdieping en ik was tweede. Maar de winnaar
had zich laten helpen door collega’s. Anderen die het
niet belangrijk vonden hadden voor hem klanten gebeld
126
en de verkopen op zijn naam gezet. Dus ik stond die
woensdag ’s ochtends om acht uur te wachten tot een
collega customer service mij ophaalde om naar Schiphol
te gaan. Ik heb in het stadion Patrick Kluivert die goal
zien maken. En Marco Simone (AC Milan) op witte
schoentjes en Frank Rijkaard (Ajax) een dijk van een
wedstrijd zien spelen. Laat in de nacht vlogen we terug,
bij het krieken van de dag lag ik in mijn bed en werd ’s
middags wakker van de geluiden van de huldiging op
het Leidscheplein. Surrealistisch.
Hoe dat in de geest geboren wordt is mij een
raadsel maar op een gegeven moment meende ik zeker
te weten dat ik hoogbegaafd was. Het kwam naar me toe
mede veroorzaakt door dingen die ik zei die door
anderen in twijfel getrokken werden of waar ik veel
onbegrip op kreeg. Dat is irriterend maar toen was het
frustrerend want ik had net een opname achter de rug
en voelde het als een mogelijk veroordeling tot gekte. Ik
liep rond met een gedrevenheid vooral niet knettergek
verklaard te willen worden. Dus ik had me ingeschreven
voor de toelatingstest voor de vereniging Mensa,
vereniging voor hoogbegaafden. Test gedaan. Ik kreeg
een brief thuis dat ik 139 had gescoord, net een punt te
weinig want 140 was de norm. En dat stond statistisch
gezien voor intelligentste twee procent van Nederland.
Deprimerend nieuws leek me in eerste instantie want
de test mag maar één keer per jaar gedaan worden.
Echter bleek dat de mensen met een score van 135 tot
en met 139 een hertest mochten doen. Daar scoorde ik
intelligentste één procent van Nederland, het leek mij in
getal van ongeveer 150 tot en met onmeetbaar. Want als
je alle vragen binnen de gestelde tijd goed hebt
127
beantwoord dan is jouw I.Q. niet te meten. Het
verguldde me maar teleurstelling kwam wederom want
het werd niet geloofd. In mijn omgeving keek men
bedenkelijk. Iemand die briljant is en later knettergek
wordt, is in eerste instantie superintelligent en briljant.
Iemand die eerst knettergek is en later een hoge score
op een I.Q. test haalt blijft eigenlijk gewoon voor eens en
voor altijd knettergek. In Amerika zet je het op je C.V. en
wordt het positief gezien en hier in Nederland wordt het
nog net niet ontkent. Het zij zo, het weten te weten dat
ik dat ben is wat ik me afvraag. Net als het idee om een
hormonenkuur aan te vragen ten tijde van mijn opname
en depressie. Waar kwam dat vandaan?
Overigens denk ik dat mijn misbruik mij
behouden heeft voor een biseksueel leven. Nogal
intelligente mensen kennen het gevoel dat
heteroseksualiteit en homoseksualiteit dicht bij elkaar
ligt. Door de intelligentie is het seksuele bewustzijn
meer gedifferentieerd. John Nash van de film a Beautiful
mind leidde in het echt een biseksueel leven (briljant,
schizofreen, nobelprijswinnaar).
Met Christien had ik een sluimerende mogelijke
conflict situatie. Ik was verslaafd geraakt aan leven met
onrust en mogelijk gevaar in mijn hoofd. Mijn gedachten
rijmden nooit met die van haar. Collega’s promoveerden
naar de buitendienst. Nieuwe kwamen ervoor in de
plaats. Ik bleef zitten. En ik hield de onrust aan wanneer
soortgenoten gevoelsmatig te dichtbij kwamen en ik
werd aangesproken op mijn vertroebelde gevoel voor
andere mannen en ik kameraadschap en seks niet uit
elkaar kon houden. Het is de tijd dat ik wekelijks elke
vrij- en zaterdag naar de bedrijfskroeg ging en mezelf
128
volledig liet vollopen. Samen met collega’s gingen we
altijd zuipen. De tweede val was in de maak maar anders
dit keer. Het kende spanning maar geen angst voor
gevoelens. De onzekerheid zat hem in wat gaat de
toekomst me brengen? En dan met de gedachte; nee ik
wil niet terugvallen, ik wil door naar de toekomst. Een
vastlopen op analyses.
6.
Het was zo’n ochtend waar realisme jou in het ootje
neemt. Ik had bedacht dat ik Christien eens wat moest
verduidelijken ten aanzien van het positieve leven. Ik
wilde haar ‘helpen.’ Op een morgen kwam ik op kantoor
en merkte dat ik, op haar na dan, de eerste was en dacht
na om de stoute schoenen aan te trekken. Haar
‘goedemorgen’ klonk echter zo vlijmkoud dat ik even
rust op de plaats nam, mijn computer aanzette, en
doorpakte. Met een knokkel op de openstaande deur
kwam ik binnen en zat zowat in dezelfde adem
tegenover haar. Te laat dus zei ze: ‘neem plaats.’ Na wat
beleefdheden begon ik met dat ze mij kon vertrouwen
als ik zou zeggen dat ik al een hoop meegemaakt en
gezien had. Ze begreep niet waarom ik dat zei. Het was
het eerste signaal dat ik had moeten stoppen, maar ik
zag dat aan voor eigen lafheid en dat wilde ik niet en
pakte dus door. ‘Af en toe denk ik wel eens; die Christien
heeft de dingen nog niet helemaal in balans, weet je
129
wel?’ Ze begon boerig te lachen en vroeg of ze het goed
gehoord had. Ik begon te hakkelen en in te zien dat ik
een vergissing had gemaakt. Ze stelde voor het gesprek
te vergeten. Ik herhaalde dat ik het belangrijk vond en
dat ik haar uit ervaring zou kunnen helpen met wat
analyses om het een en ander wat positiever te zien.
‘Met wat?’ klonk dieper dan ik haar ooit gehoord had.
Positief zijn en enthousiast uit de hoek komen wist ik
nog op te lepelen. Ze stond op en vertrok voor de
ochtendmeeting, geslagen liep ik erachter. Haar punt bij
de ochtendmeting was dat we veel en meer moesten
bellen. En dat we ’s ochtends en ’s avonds moesten
overwerken. Ik vroeg het woord en zei dat het heel goed
mogelijk moest zijn om binnen de gestelde tijd de
werkzaamheden te kunnen doen. Dat het met
positivisme te maken had en dat je beter acht uur
positief kon zijn dan bij wijze van spreken tien uur
geïrriteerd. Waarna ze in haar paperassen rommelde,
een papier in keek, en vroeg waarom mijn
verkoopcijfers dan zo slecht waren. Daar had ik niet aan
gedacht, die konden inderdaad beter. Ik vroeg wat het
ermee te maken had, dat ik van de dag geniet met de
gedachte; wat vandaag niet is komt morgen wel. Dat
betekende volgens haar dat ik vandaag ging goedmaken
wat ik gisteren te weinig had verkocht. Waar ik weinig
op in te brengen had behalve: ‘met positief genieten
uiteraard.’ Met een bek die voelde alsof ik een slok azijn
genomen had.
Realiteit en ik begonnen uit elkaar te groeien.
Niet zozeer het feitelijke als geld en materiële zaken
maar gevoelsmatig. En andersom ook; mijn hier en nu
130
gedrag met wat ik uitdroeg en suggereerde kende geen
bewustzijn. Met vrouwen kon ik amper een normaal
gesprek voeren. Ik stond grimmig tegenover ze en altijd
met gebalde rechtervuist. Alsof ik ze elk moment in
elkaar kon timmeren of dat ik dat vroeger gedaan had.
Want dat hoorde of voelde ik mezelf suggereren, dacht
ik. Een bescherming van mijn pik. Een controle. Blijf er
met je poten vanaf! Wijs er zelfs niet naar! Opmerkelijk
want de andere variant in mij was geïnteresseerd zijn in
elke vrouw die ik tegenkwam. Als het initiatief bij mij
lag dan kon ik communiceren, nog steeds zonder echte
herkenning te kunnen geven, moest ik anticiperen dan
werd ik grimmig. Had een vrouw interesse in mij dan zei
ik ja tot het moment dat het serieus werd en verkocht ik
een onverbiddelijk nee maar trok me thuis wel af op het
gevoel dat ze me gegeven had. Het doorpakken naar
echt lijfelijk contact was iets waar ik mezelf niet naar
kon dwingen. Ik was bezig om mezelf op de analyses,
waarmee ik in de inrichting geholpen was en een manier
van denken geworden was, vast te draaien om de echte
herbeleving van mijn misbruik uit te stellen. Lulu kwam
uit Purmerend. Ze was aangenomen om ons in
administratieve zin te ondersteunen. Haar man was
doodgeschoten en zij was met klein kind overgebleven.
Verschrikkelijk drama. Uit empathie kon ik niet
handelen naar haar. Wat ik deed was tijdens een
meeting met het team met mijn hand een pistool nadoen
en vervolgens naar Lulu mikken en overhalen. Ik had
het niet in de hand. Een ander in mij deed het. Lulu deed
eerst of ze niks door had en even later stond ze te
huilen. Ik verexcuseerde het naar mezelf dat ik dat had
moeten doen zodat ze er doorheen zou gaan en het
131
beter zou kunnen verwerken. En omdat ik zelf met een
missie naar de toekomst was. Een druppel
realiteitsbesef sijpelde nog net wel naar mijn
bewustzijn. Tegen alle vrouwen knikte ik ja en tegen
mijn moeder nee. Een handeling die ik niet eens bewust
deed en zeker ik me niet van afvroeg waarom dat was.
De vrijdag kwamen we bij de uitgang om vijf uur samen
en vertrokken naar een typische bruine kantoorkroeg.
Heel het kantoorleven dat rondom de kroeg gesitueerd
was, kwam daar vrijdag ’s avonds zuipen. Je gaat zo eens
nadenken. Ik had al werk, opname achter me, dronk
weer een biertje, en bedacht dat een vaste partner het
plaatje compleet zou maken. Dat hoerenlopen begon te
vervelen. Het begrip op een oude fiets moet je het leren
sloeg bij mij niet aan. Als je weet wat je wilt dan is het
genoeg, leek me. Ik had er een handje van om vrouwen
uit te kiezen die mij niet het echte gevoel gaven. Aan
onzekerheid had ik een broertje dood. Die stap kon ik
niet maken want ik had de echte herbeleving niet
gedaan dus besloot ik die over te slaan. Marleen was het
lekkere wijf van TransMedia. Blond, aantrekkelijk, rank
maar geil. Die leek me wel geschikt. Even praatte ik wat
en ik dacht; ik laat haar even naar een ander gaan want
dan denkt ze dat ik volwassen ben en zag die avond haar
niet meer terug. Rinus en Lars bleven het bier
aandragen. De kroeg was stampvol. Voor mijn gevoel
had ik van de massa menigte drie man gelokaliseerd en
herkend. Stomdronken stapten we rond sluitingstijd in
mijn auto en scheurden weg.
Zaterdagochtend werd ik wakker met een volle
kop maar gelukkig zonder de echte kater. Ik deed mijn
dingen, lekkere douche, koffie, boterham, sigaret etc. en
132
werd getroffen door totale paniek. Ik probeerde
namelijk aan mijn voor- en achternaam te denken. Een
lacherige gedachte van; hoe heet ik ook alweer? Echter
kon ik niet op mijn naam komen. Wat ik ook bedacht,
het kwam niet. Het vreemde is dat ik angstig een uur op
mijn bed gelegen heb en niet een keer aan de
mogelijkheid dacht even op een brief of bankpasje te
kijken. Uiteindelijk kwam het besef en haalde ik het
pasje uit mijn portemonnee. Daar stond het: Pete
Chinaski. Tijd om in actie te komen want ik had dit soort
bewustzijn gezien bij de jongens van de afdeling lange
opname.
De mannelijke volwassen geest kent drie stadia
van ontwikkeling. Seks dan eten en dan moeten. Het zijn
drie door alcohol gedreven driften die bevrediging
zoeken. Seks is duidelijk, met eten bedoel ik het samen
gevoel. Het delen van emoties. Het moeten is een
vreemde eend in de bijt. Het betreft gehoor geven aan
wat je moet doen en jij niet daaraan kunt ontkomen. Een
dwangneurose veroorzaakt door de werking van alcohol
op de lever en daardoor op de geest; creëert een moeten
identiteit. Zaken die gedaan moeten worden. Werken en
verantwoordelijkheden
nemen.
Om
eraan
te
ontsnappen drinkt men in het weekend alcohol
waardoor de dwanggedachte niet gevoeld wordt of niet
aanstuurt, de dag erna komt het sterker terug. De drie
stadia zijn lagen die van de persoonlijkheid afgaan. Als
een ui die lagen verliest. Achtereenvolgens leeft men
voor de seks, vervolgens voor het eten, en dan voor het
moeten.
133
De zaterdagvond besloot ik naar de hoeren in
Utrecht te rijden. Ik vond ze eerlijk, als je eerlijk
binnenstapte, kreeg je vaak een eerlijke behandeling.
Dat je klant bent en zij eraan verdient en dat zij niks
erbij voelt maar dat ze jou wel kan helpen de goede
richting in te gaan. Naïeve fantasieën over mogelijke
echte liefde, dat is waar ze hard op reageren, kende ik
ook, maar toen was ik in een dierlijke, eerlijke fase.
Klant dus. Want laten we eerlijk zijn: met een psychose
in je kop maak je weinig klaar. Ik in ieder geval niet.
Sommige soortgenoten zijn in een psychotische fase wel
in staat om contact met vrouwen te maken en die
vrouwen vinden dat dan gevoelig en zo, juist die gasten
vertrouw ik niet of ze wel eerlijk in hun geaardheid zijn.
Maar dat hebben vrouwen niet door: een persoon zoals
ik is dan de homo in het verhaal en de andere niet. Maar
ik wilde dus gewoon mijn off load, en stond op de
Utrechtse kade te staren naar een ranke, slanke, Thaise
achter een raam van een woonboot. Ze was geil
opwekkend, gitzwart lang piekerig mooi haar, en met
zwarte lak laarzen tot over de knieën. En terwijl ze
passanten stond te lonken, zag ik haar af en toe snel
kijken naar mij, waarin ik herkende dat ze het ergens
wel leuk vond om zo’n idioot te zien staren, die dat niet
van zichzelf door had. Moet gelijk denken aan de meest
deprimerende opmerking die ik in mijn leven heb
gehoord. Het kwam van een Nederlandse hoer en
luidde: ‘Nu moet je wel snel gaan komen, schat, want
anders kan je bijbetalen.’ In de kamer van een woonboot
in Utrecht zag ik allerlei SM materiaal. Leren dingen
hingen aan de muren, zwepen, maskers, zwarte
vibrators, zwarte dingen met spijkerkoppen etc. Ik
134
maakte duidelijk voor het gewone werk te komen, ze
was namelijk erg aantrekkelijk. De Thaise wist me op
stoom te krijgen, denk niet aan een staander hard als
hout, nee, gewoon hard volume, erectie, ik deed mijn
ding en haar benen waren lang en lenig en zij sloeg ze
om mijn middel en haar hakken voelde ik priemen in
mijn benen, wat me gek van idioterie maakte. Want ik
voelde een anale drang naar binnen gekeerd. Dit
verontrustte me en dat legde ik uit dat vrouwen van mij
weten dat ik homo ben. We waren klaar. Zij deed haar
topje aan en zette zich scherp in de spiegel en ik lag op
mijn buik na te denken. Opeens kwam ze op me liggen,
het was een heerlijk koel lijf-aan-lijf gevoel, en dit is wat
me verontrustte. Ze begon met haar kut, waar een
lingerieslipje omheen zat, tegen mijn kont aan te rijden
alsof ze een pik had. Ik vond het niet normaal om het
heerlijk te vinden maar dat was het wel. Dacht iets als;
vrouwen weten wanneer mannen homo zijn want ze
kunnen bij mannen naar binnen kijken.
Elke keer die gedachte homo te kunnen zijn
begon me in die tijd goed de keel uit te hangen. Ik
groeide naar besef eerst de herbeleving te moeten gaan
voelen om zo van mijn dualistische karakter af te
komen.
135
7.
In de Staatsliedenbuurt had ik een appartement
één hoog weten te regelen. Grote kamer, keuken,
slaapkamer, badkamer en een berging op de vierde
verdieping, die door de vorige eigenaar tot slaapkamer
getransformeerd was. Mechteld keek onwerkelijk toen
ik vertrok. John zat vast.
De rest van het team nam mijn actie naar Lulu
niet in dank af en had me veroordeeld zonder te vragen
aan mij hoe dat zat. Het punt is, als je niet iets direct aan
mij zegt of vraagt, voel ik wel dat je misschien iets
anders bedoelt te zeggen, maar zal ik er nooit op in
kunnen spelen. Ook als ik dan thuis erover nagedacht
had, denkende te weten wat de ander dan bedoeld had,
was ik nog steeds niet in staat het punt aan te snijden
wanneer ik die persoon dan weer zou zien. Kortom: ik
was dus niet in staat om aan te geven dat ik niet zo ben
en dat dit helemaal niet uit mijn eigen persoonlijkheid
voortgekomen was. Dus was ik de persoon die dit soort
vergissingen dingen expres deed. Ik werd anders aan
gekeken en iemand zei het zo: ‘Vroeger vond ik je wel
aardig, maar ik heb me flink verkeken op je.’
Alcohol had mij weer uniepolair gemaakt. Het is
alsof je op één hersenhelft moet functioneren. Eenzijdig
waardoor een goede drang een twist krijgt. Het maakte
een drang te willen overleven aan. Ik had vanuit het
alcohol gevoel een denktruc bedacht om toch mijn
dingen te kunnen doen die ik moest en wilde bereiken.
Om het bepalende van een beschadigde lever in mij te
136
neutraliseren, had ik bedacht om alles wat ik wilde
bereiken met een andersom gedachte samen met het
dwangmatige woord moeten in mijn geest proberen te
ontladen. Simpel voorbeeld. Ik wil te hard moeten
rijden. Wanneer ik in mijn auto zat en deze gedachte
bewust geparkeerd had in mijn onderbewustzijn reed ik
niet te hard en kreeg ik geen bekeuring.
Wat mij kenmerkte is dat ik altijd eerst schade
moet oplopen voordat ik aan herstel ging denken. Twee
overgangen kent een mens op weg naar de
volwassenheid. Ten eerste rond het twaalfde jaar de
overgang naar lichamelijke seksueel volwassen en ten
tweede
het
adolescentieproces
rond
het
eenentwintigste jaar. Getallen waar symboliek
aangehangen kan worden. Om mezelf hoog te houden
alsof ik echt die weg bewandeld had, had ik twee
gedachten gemaakt waar ik mezelf aan vast probeerde
te houden. Een tweede identiteit had ik gecreëerd en
verklaarde die als eigen: als van een volwassen man die
het leven eigen was. De eerste gedachte was om mijn
eenduidigheid te kunnen nastreven. Het luidde: Ik ben
donderdag de dertiende, god van de donder, woorden
zijn gewoon woorden en cijfers zijn gewoon cijfers. En
de andere was: Ik ben nummer eenentwintig, enkel en
alleen om de tijd te geven, zelfs als je er te laat aan
begonnen bent, heb ik nog tijd voor je. Je bent het of je
bent het niet. Om inhoud aan anderen te kunnen geven.
Denktruc met het woord moeten gebruikte ik voor alles,
ik merkte dat het me acceptatie en een vorm van rust
gaf. Een drang om mezelf als klaar voor de liefde te
verklaren, een identiteit door alcohol aangemaakt, waar
137
ik het bewustzijn niet van had dat het een zelfverklaring
was.
Ik had bedacht; ik wil zo slecht mogelijk moeten
verkopen. Omdat ik niet in contact was met twee
hersenhelften en ik het gevoel had dat een ander mij
geen verkoopsucces gunde bedacht ik de manier van
denken. Dan dacht ik; dan kan het alleen maar
meevallen. Daarmee behield ik een bepaalde
opgeruimdheid en een manier van werken die niet
gehinderd noch geblokkeerd werd of zou worden door
anderen. Het had nog niet bijster goed gewerkt met
tegenovergestelde resultaten en dus goede verkoop. Het
enige wat het deed was de verkoopdruk ontladen.
Het besef dat ik door anderen richting een
psychiatrische inrichting gedreven zou kunnen worden
maakte mij voorzichtig en op eieren lopen. Ergens was
ik er van overtuigd dat een ander voor mijn leven
keuzes kon maken.
Op een gewone werkdag rond tien uur. Twee
collega’s hadden voorgesteld de ochtendkoffie in de
pentry te gaan gebruiken. We liepen weg en ik werd
door Christien staande gehouden. Of ze een momentje
met mij kon hebben. Na de koffie ben je de eerste was
mijn reactie. Nee, het moest nu. In haar kantoortje sloot
ze de deur, dat betekende geen luchtig onderwerp. Ze
kwam met de mededeling dat ze het gevoel had dat het
tussen ons niet boterde. Haar drank van de avond was
sneller weggelopen dan ze verwacht had, concludeerde
ik. Ze wist dat het een scheve uitkomst zou hebben en
was daar elke dag toch weer verbaast en vervolgens
geïrriteerd over. Ik ontkende alles en zei van geen
vervelende spanning tussen ons te weten. Verbaasd zei
138
ze: ‘Valt jou niks op?! De manier zoals we
communiceren!?’
Mij viel op dat ze dingen uit een ver verleden op
een indirecte manier zei. Dingen die niet geraden
mochten worden. Daarom rookte en dronk ze. Vrouwen
hadden op mij een naar binnen kerende invloed
gekregen.
‘Nee, mij valt niks op.’
In de pentry werd bevestigd dat ik de indruk had
dat Christien chagrijnig was. De anderen lachten en
zaten te praten en ik luisterde en dacht ineens aan dat in
vieren gevouwen a4tje dat ik toen eens op het kussen
van mijn bed in de Sinaï had gevonden. Ondanks mijn
niet geïnteresseerd zijn had hij toch iets geschreven
voor me, met zijn Frankenstein kop.
“Een mens in een psychose voelt zich als een
kameleon in het web van een gigantische spin. De
gevoelsruimte die hij nodig heeft om te kunnen leven
heeft hij niet en krijgt hij ook niet. Hij leeft als een haai.
Een haai beweegt direct na de geboorte en stopt niet
met bewegen tot het dood gaat en als het gedwongen
wordt te stoppen met bewegen sterft het. Hij zal zich
nooit geaard voelen.”
Ik had het toen een paar keer omgedraaid om te
checken of dit het enige was wat erop stond. Zo had ik
me toen gevoeld. Mijn verkoopcijfers van die dag waren
goed genoeg om niet een afbrander te krijgen en dat
was de voornaamste drijfveer geworden. En altijd om
half vijf het kantoortje ingaan, pas nadat iemand met
slechtere cijfers geweest was. Bij de avondmeeting zei
139
Christien dat we teveel voor onnodige dingetjes naar de
buurman of een andere collega holden. Er werd teveel
onderling geluld en gekletst. Ik vroeg het woord en
herhaalde dat goed in je vel zitten de sleutel tot
verkoopsucces was. Dus als een gesprekje met je
buurman jou een goed gevoel geeft dat je dan ook beter
gaat verkopen. Een punt van mijn wijsvinger zette ik op
de top van een duim van dezelfde hand en draaide
rondjes met: ‘Want verkopen is eigenlijk niets anders
dan overdragen van gevoelens, en dat is een praatje met
de buurman maken ook. Dus lijkt het me niet verstandig
hiermee op te houden.’ Christien bedankte me, ging er
niet op in, en sloot de dag af. De week verliep gelukkig
zonder al teveel situaties. Vanuit mijn woning had ik de
onderbuurman op de stoep gezien. Een Amsterdamse
boerenlul. Het kon me wat. Die vrijdag was de laatste
keer dat ik dronken zou zijn.
Sindsdien heb ik vijftien jaar misschien vijf
glaasjes alcohol gedronken met tussenpozen van jaren.
Ik liep alleen maar mijn instinct achterna.
Marleen had me al eens aangesproken toen ik
even een broodje ging eten en dat voelde speciaal.
In de bar zocht ik haar op en mijn innerlijke
kracht was hard en sterk. We raakten aan de praat en ik
gaf instinctief, indirect, en onbewust mijn bedoelingen
aan en sloeg haar licht aan. Op een gegeven moment
stond ze mij met rode glansogen geil aan te kijken. Het
enige wat ik hoefde te doen was haar te vragen mee te
gaan. Alsof ik spelbreker wilde zijn en haar eerst wilde
opgeilen en dan afwijzen zei ik nee en vertrok. Achteraf
dacht ik dat ik gesuggereerd had haar de beurt van de
nacht te geven. Of wat het ook mocht zijn. Waarom zei ik
140
op zo’n moment nee? Ik probeerde mijn denktruc er een
controlegevoel
over
te
geven
want
mijn
onderbewustzijn had mij in de afwijzende actie geleid.
Masturbatiemateriaal had ik voorlopig wel even
genoeg.
8.
Op dat moment begon ik een drang te krijgen mij
ergens aan vast te kunnen klampen. Iets dat me
overtuiging gaf dat de toekomst in beeld was en niet dat
ik weer moest herbezinnen. Een non acceptatie sloop in
mij. Het beeld dat een sociale omgeving als familie zich
weer gaat bemoeien met jouw ziele roerselen kon ik niet
weerleggen. “je bent toe aan medicatie.” “Ga eens praten
met een psychiater.””is het misschien beter dat je jezelf
weer laat opnemen?” En dan op zo’n kindvriendelijke
toon, alsof je een down syndroom hebt of iets dergelijks.
Ook wel wetende dat dit niet leuk voor je is. Ik twijfel er
nog steeds niet aan dat er ook mensen bij zijn die dat
soort dingen zeggen en erbij denken: gelukkig ben ik het
niet, of; dat hoeven ze niet tegen mij te zeggen. Dus nee,
nu ga ik door, dacht ik, ik ben voor de toekomst en
anders niet. Dus hadden Rinus en ik bedacht naar de
sportschool te gaan. In sportkleding die te lang in de
kast gelegen had, kwamen we de ruimte met apparaten
binnenwandelen. Het was geordend en overzichtelijk.
De ruimte was rond en de apparaten stonden in een
141
cirkel met een tussenruimte naar de wand toe. Een
groot apparaat waar je van vier kanten verschillende
oefeningen kon doen, stond in het midden van de
cirkelzaal. Alles wit. Harde, volle, warme bass disco
muziek klonk door de speakers. Ik keek door het glas
van een deur en erachter werd aerobic beoefend.
Winnie was de lerares en een soort Indo, atletisch
figuur, en lekker wijf. Ik besloot haar tot mijn
toekomstige vrouw te verklaren. Mooie borsten had ze
en alles was in een klinische, gezonde omgeving. Hier
ben ik vertrokken naar de toekomst, dacht ik. Ongeveer
vijfentwintig mensen, voornamelijk vrouwen, liepen
naar de achterkant van het kleine zaaltje en pakten een
step en namen hun plaats weer in. Wij vertrokken en
gingen fietsen. Rinus was niks opgevallen. Ik draaide de
trappers rond en bedacht dat het allemaal goed ging
komen. Op weg naar een psychose de liefde mislopen is
op de weg terug er wel klaar voor zijn, leek me. Ze had
met hoge stem, kinderlijk enthousiast, commando’s
gegild. In gedachten zag ik het voor me en wist dat ze
nog een soort van maagd was. Perfect. Die is voor mij. Ik
gaf me op voor onbeperkt aerobic. Manpower was op
donderdagavond van zeven tot acht, rest van de week
voor iedereen. Ik zag haar als de ware en dacht dat in
symbolische zin dat alcohol het getal vijf moest hebben.
Ik wist dingen zonder dat ik wist waarom ik ze wist. Ik
wist dus al een tijdje dat ik haar zou gaan ontmoeten. Ik
was blij verrast. De donderdagavond had ik mijn eerste
les. Ze nam de leiding, gilde hoog boven de ritmische
discomuziek uit, de groep deed gedwee en tegelijkertijd
de oefeningen. Ze had alle bewegingen eigen gemaakt.
We maakten oogcontact, ze lachte besmuikt. Het was
142
armen strekken, stapbewegingen maken, over step
springen, rondbewegingen maken etc. Iedereen
toekomst gefocust. Ja, herhaalde ik in gedachten, ik heb
mijn wereld toch nog gevonden. En ze gilde: ‘En nu naar
voren en op de step stappen en hou je armen gestrekt!’
Waardoor ik niet zag waar ik stapte en half op de step
terechtkwam en gelijk mijn enkel verzwikte. Ik had nog
geen last van een zenuwziekte in de ruggenmerg of iets
dergelijks. Met een hinkende act begaf ik me naar de
deur. Ik voelde een arm om me heen en ze vroeg: ‘kan ik
je helpen?’ Ik vertelde dat het wel ging en nam plaats op
de bank in de gang. Zij haastte zich terug naar de zaal
om de les te vervolgen. Bart was erbij komen staan,
stagiair, lange jongen, blond haar in een gevlochten
staart, dikke lange lege lul in zijn broek. Duidelijk
zichtbaar en in slappe toestand. Zo’n type dat niet bang
voor zijn vrouwelijke kant was. In al zijn bewegingen
was het te zien. Hij vroeg hoe het gebeurd was, en ik
legde uit. De ware vijf zou ik haar kunnen noemen. De
werking die alcohol op de lever heeft en zodoende op de
geest. De uniepolaire vrouw in mezelf. Toen dacht ik dat
Winnie koestering van mijn pik in haar had. De overgave
aan het zwakke, tijdloze seks waar alles ontspannen zou
zijn en goed. Zonder angst. Ik lag op de bank en iedereen
bleef weg en het interesseerde me geen reet.
In een onafzienbare tijd was ik zes dagen per
week aan het aerobiccen. Sport maakt een stofje aan in
mij en vervolgens moet ik elke dag sporten. Ik vraag me
wel eens af of het op latere leeftijd een verlamming kan
veroorzaken.
Elke avond na het werk. Na de training stond ik
aan de bar, die uitzicht gaf op de trap waar iedereen na
143
de training vanaf kwam. Winnie kwam elke keer naar
beneden en ik kon mijn ogen niet van haar losmaken.
Zolang ze maar in de ruimte was vond ik het goed. Nu
weet ik waar de twist vandaan kwam waardoor ik altijd
uit twee vrouwen de verkeerde koos en wilde hebben.
Als een vorm van claimen. Toen had ik niet eens door
dat iedereen door had hoe geobsedeerd en kansloos ik
was. Ik dacht echt met de enige ware gedachte bezig te
zijn. Het gaf me een gevoel van euforie. Alles wat ze zei
of zoals ze keek zag ik als een bevestiging. Ik vroeg haar
een keer mee uit en ze zei nee. Nee: zag ik als een
voorbode dat ze uiteindelijk wel ging toegeven. Het was
nog net geen stalking want ik probeerde haar niet in
privé sfeer op te zoeken. In een droom liep ik naar het
huis waar ik na de periode met Luke had gewoond: het
huis wat mijn vader had gekocht. Voor het huis was een
akkerland. Aan de overkant liep ik naar een hoek van
het veld. Maïs planten waren rijp om geoogst te worden.
Vlak voor me was een lijkenkast met lijkenlades die aan
twee kanten geopend konden worden. Ik stapte in een
openstaande lade, de lade ging dicht, aan de andere kant
stapte ik uit en was ineens Winnie geworden, en
waadde door het groene veld naar het huis.
9.
Aleyda was echt, iets over de dertig, strak en echt in
haar lichaam, ongeveer 1.60 m lang, grote appelborsten
144
en Latina dikke mooie ronde kont, caramel kleurige
huid, zwart haar, grote bruine ogen, open gezicht. Altijd
in lingerie en een simpele en eenvoudige toch niet
goedkoop uitziende ketting om haar nek. Ik kende haar
al van voor mijn opname. Een lekkere hoer waar ik een
goed gevoel mee had. Een verslaving leert zich moeilijk
af. De avond ervoor was ik er weer geweest: goed
klaargekomen en die ochtend op mijn werk had ik de
beslissing gemaakt te stoppen met roken. Tijdens de
ochtendmeeting zat Christien driftig aantekeningen te
maken, ik hield me afzijdig. In de ochtend had ik mijn
plan te stoppen met roken bijgesteld. Ik nam me voor
om niet meer te roken als ik alleen was. Niet meer in de
auto, niet meer thuis, maar wel op mijn werk. En dat de
volgende stap dan zou zijn helemaal stoppen. Zo is het
uiteindelijk ook gelukt. Stoppen met roken is afkicken.
Je probeert tien pogingen die mislukken en de elfde lukt.
Waarom? Omdat je tien mislukte pogingen hebt gehad.
Het is een weg van via mislukte pogingen naar mentale
versterking tot het moment dat het wel lukt. En de
poging die wel gaat lukken krijgt vrij snel besef ervan.
Na een paar dagen wist ik met zekerheid dat het
stoppen dit keer wel definitief zou zijn. En ik moest bij
Christien komen. Ze begon poeslief met vragen als: ‘zit
je lekker?’ en dergelijke, en kwam toen met de
mededeling dat ze mijn pauze geklokt had en
geconstateerd had dat ik niet vijftien maar zeventien
minuten gepauzeerd had. Dat ze mij scherp in de gaten
ging houden en dat ik niet oké was, dat ik bij mezelf te
rade moest gaan. Woedend verliet ik het kantoortje.
De symboliek die ik uitdraag is om aan te geven
dat een beschadigde lever zijn denkwerk veroorzaakte
145
en dat ik toegroeide naar het niet meer kunnen
ontkennen van de herbeleving van mijn misbruik. Wat
ik ten allen tijden probeerde uit te stellen. In mijn
dagelijkse gang voelde ik me een kind onder kannibalen.
De ‘vrouw’ in mij was geanalyseerd en met de ‘homo’ in
mezelf was ik absoluut nog niet in vrede. Het gevoel van
het vrouwelijke in mezelf was door de alcohol in mijn
hersenen samen geplet tot niets. Naar binnen gekeerd.
In de slaapkamer van mijn hersenen sliep ik met een
man, mijn slaapkamer was smerig en moest opgeruimd
worden.
Mijn verkopen waren die dag goed genoeg en om
vijf uur legde ik mijn sigaretten in mijn kastje en
vertrok. In de daarop volgende dagen hadden Christien
en ik nog wat discussies gehad met de rest van het team
als publiek.
‘Pete, we zitten hier, Stefan en ik, namens
TransMedia, en ik heb de twijfelachtige eer om jou een
officiële waarschuwing te geven. Jouw gedrag is niet
meer te tolereren,’ zei Christien.
Ik keek naar Stefan en zag dat hij zijn
bakkebaarden liet staan. Mijn gedachtemotor draaide op
volle toeren. Eerst een paar denktrucs. Ik wil kwaad
moeten worden, ik wil uit mijn slof moeten schieten, ik
wil me moeten laten kennen, bedacht ik ter plekke om
het spanningsontlading te kunnen meegeven. Stefan
knikte naar mij van nee als; ik zit er slechts als getuige
bij. Christien vervolgde met: ‘We schijnen samen niet
door een deur te kunnen. Je neemt veel te lange pauzes
en je zit tussendoor constant in de pentry. We willen dat
je dit ondertekent.’
146
Dat betekende dat ze me konden ontslaan als ik
te laat zou zijn. Dat ze controle over me zou hebben.
Echter kon ik me niet veroorloven slapende honden
wakker te maken, die op zouden duiken als ze gehoord
hadden dat ik ontslagen was. Je hebt als werkloos zijnde
weinig weerwoord tegen mensen die jou in de
geestelijke ziekenboeg willen hebben.
Qua volwassen persoonlijkheid is het getal
dertien het mooiste priemgetal dat er is. In symbolisch
opzicht zit in de optelsommen een voor en een
achterkant. De voorkant is je buik, pik, gezicht en de
achterkant je rug en kont. Ben je van de voorkant een
acht dan ben je van de achterkant een vijf. Of een zeven
en een zes. Een tien en een drie etc. Iedere volwassene
past in dit plaatje. Een zeven is een type dat open staat
voor goddelijke relativering. Een acht heeft het donkere
macabare van het leven eigen gemaakt. Een negen heeft
de liefde verkocht voor het samen gevoel. Een tien is een
sporter die de relativering en betrekkelijkheid kent, met
als achterkant een echte drie. Elf is vooral zichzelf.
Twaalf een harde werkende vrouwenhater. Een alleman
man. En dertien, mijn persoon, is buiten en heeft alles
achter zich gelaten. Zo bestond mijn wereld van
analyses. Ik geloofde er oprecht in.
Ik vroeg of ik er onder voorbehoud bij mocht
zeggen. Dat mocht. Ik schreef het erbij en ondertekende
het.
147
10.
Zangles ter voorbereiding tot demo’s of audities was de
hoofdtekst van een advertentie die mijn aandacht
getrokken had. Om mij te kunnen concentreren op het
aerobic en op Winnie, had ik mezelf ziek gemeld. Even
een week of twee rust en de dingen op orde brengen.
Zangles leek mij ideaal inpasbaar. Positiever kan bijna
niet. Quint woonde centrum Amsterdam, een
doorgesnoven, positieve, grachtengordel schijtlul. Bij
cokesnuivers krijg je nooit je vinger erop gelegd en dat
is precies de reden waarom ze er niet mee ophouden. De
tweede, of derde les deed hij mijn zangoefeningen na en
voor hoe het wel moest. Geremd in mijn enthousiasme
zijnde interpreteerde ik het dat ik nog niet mijn eigen
positieve volwassen geest gevonden had. Bewustzijn dat
een ander dit misschien wel door zou kunnen hebben
begon zich aan te dienen. Hij was een soort intellectueel,
gestudeerd, niet afgemaakt, in zijn woning dingetjes die
een volwassen sfeer van stadse gelatenheid moest
weergeven. Een onbeduidende wereldkaart aan de
muur. Koffie zette hij met een tinnen kan van rond 1850
of weet ik het van wanneer. Gespeende authenticiteit
maakte het interieur.
‘Oké, proberen we het op een andere manier,’ zei
hij toen mijn zingen zonder neusgeluiden totaal
mislukte. Hij riedelde wat op de piano.
‘Tohohohohomaaaaaat,’ zong hij voor.
‘Tohohohohomaaat.’
‘Nee, tohohohohomaaaat. Je moet de a meer laten
uitademen.’
148
‘Tohohohomaaat.’
‘Ja, nu is het beter.’
‘Ik moet even inkomen natuurlijk.’
‘Dat is logisch, maar we hebben de tijd.’
De keer ervoor had hij tegen mij gezegd dat ik er
één onder zat. Dat ik het wel goed hoorde maar
verkeerd nazong. Daar had ik over nagedacht en was tot
de conclusie gekomen dat het klopte. Zo voelde het ook.
Zangles maakte een prettige stemming aan. Binnen
dertig seconden ging ik van praten naar intens zingen.
Alleen de overgang viel behoorlijk tegen. Zo gingen we
een tijdje door. Ineens stond hij naast me. Ik had last van
een bekende kwaal. Ik stond constant naar beneden te
kijken tijdens het zingen, naar mijn tekstboek met
noten. En hij had wel gehoord dat ik het in me had en
dat ik consequent in mijn verkeerde toon was. Zo
gingen we anderhalf uur door. Aan het eind spraken we
voor donderdag af. Winnie had aangekondigd een week
naar New York te gaan. Ik was er niet gerust op.
Intern had ik gesolliciteerd op medewerker
buitendienst. Auto van de zaak, op bezoek bij de klanten
etc. Ik bleek een zes, en zeker geen vijf te zijn, maar ze
zochten een zeven of een acht. ‘Dus, keep up the good
work.’ De kale van telesales achtste verdieping had al
wel vijftien keer op buitendienst gesolliciteerd. Ik
hoorde dat Leon zichzelf van kant had gemaakt. Zware
jongen met zonnebrilglazen bril die werkte in de
buitendienst. Met de bedrijfsauto was hij naar het huis
van zijn ex gereden en zichzelf vol met pillen gegooid.
De auto draaide nog toen ze hem vonden. Het irriteerde
me dat iemand met werk en sociale mogelijkheden
zelfmoord had gepleegd.
Ik reed naar de hoeren in Utrecht. Ik ging naar
Aleyda toe en vroeg af of ik weer aan een man zou
149
denken als ik klaarkwam. De denktruc: Ik wil aan een
man moeten denken als ik klaarkom, kwam in mijn
geest. Ze was een van de beteren die ik ooit gehad had.
Altijd op subtiele manier lonkend met haar kont, die een
beetje naar het raam toegedraaid was, en ondertussen
kijkend naar je. Altijd was ze bezig om de beste hoer te
zijn. Ik kwam een keer en toen was ze een artikel over
seks aan het lezen, dit om een nog betere hoer te
kunnen zijn. Nederlandse hoeren waren verwend. Ze
wisten dat ze een beter leven hadden kunnen leiden. Als
klant wist je dat ook. Bij buitenlandse hoeren probeerde
je dat duidelijk te maken. Die wilden je dan niet horen.
Er was geen beter, er was alleen het hier en nu, en als je
hen in het hier en nu niet hard kon naaien, was je ze niet
waard. En zo was het ook. Zuid-Amerikaanse hoeren
hadden altijd gelijk. Ze konden niet tegen je liegen, dus
praatten ze maar niet. In plaats van liegen, hielden ze
van je. Alleen kreeg ik daar nooit een volle paal van.
‘Hai schat, hoe is het met jou?’ Breed lachend
stond ze in de deuropening mij op te wachten terwijl ik
de steigerplank af liep. ‘Kom snel binnen, buiten is het
zo koud!’ Ik was binnen en ze kneep zachtjes in mijn
kruis. ‘Oeh lekker, en hoe is het met mijn vriend.’ Ze
praatte Nederlands alsof je haar bijles wilde geven. ‘Oeh,
zal Aleyda je eens lekker verwennen met je grote
jongen.’ Eerst ging ik naakt op mijn rug liggen en kwam
zij met haar blote borsten boven me hangen en wreef ze
er lekker snel mee over mijn borstkas. Ze was mooi,
klein, en hard. Maar wel vol. Ze was zo echt dat je bijna
niet kon geloven dat ze een hoer was. Ik kende haar nog
van de periode dat ik zonder levensherkenning kwam.
Dus ook niet met de verkeerde herkenning. Ik zag bij
haar mijn geld nooit. Ik gaf het haar en even later wist ik
niet waar ze het had neergelegd. Daarna deed ik mijn
ding en hoe ik als klant wilde zijn, zo was zij. Maar je
150
moest wel komen en jezelf over de streep werken ook
als het niet ging. Dat kon ik wel waarderen. Vandaar dat
ik ook altijd terugkwam. We waren nog niet aan het
neuken. Ik had mijn twee honderd gulden afgegeven.
Daar dacht ik dan aan als ik met haar bezig was zodat ik
nooit helemaal tot volle glorie kwam. Hoe lekker ze ook
was.
‘Oe is het met kleine banditoe met de grote
jongen, alles goed?’ vroeg ze, nadat hij weer eens niet
helemaal omhooggekomen was.
‘Ja hoor, alles is goed,’ zei ik. Lekker zelfs, dacht ik
erbij. De ware vijf was van mij en ze wist het. Ik had
haar bestraald voordat ze wegging, om mijn gedachten
gerust te stellen. Ik had Winnie bestraald zodat ze zich
niet meteen aan alle kanten liet neuken als ze uit het
vliegtuig stapte. Deze gedachte probeerde ik vast te
houden zodat ik een week later met ons spel verder kon
gaan. Ik wilde niet te laat op zangles komen. ‘Zullen we
anders iets met zijn tweeën gaan doen,’ had ik tegen
Aleyda gezegd, terwijl ik met spanning op mijn gezicht
op mijn rug lag en mijn kop van het matras probeerde te
houden en naar haar keek terwijl ze me aan het pijpen
was. Er stond meer spanning op mijn gezicht dan op
mijn lul. Ik viel met mijn hoofd in het kussen. ‘Kom op,
laten we gaan neuken!’ had ik mezelf daarna enthousiast
horen zeggen. Maar wat er nou te neuken was, wist ik
niet. Ik sommeerde haar op haar rug en probeerde mijn
halve paal in haar te steken wat nog lukte ook omdat ik
wist dat, als ik eenmaal op haar lag, ik zou gaan
proberen om mijn tong in haar mond te duwen. Dat
deed ik altijd als ik boven lag. Dan probeerde ik haar te
pakken. Zij wist altijd wanneer ze niet wilde kussen.
Altijd als ik boven lag en het een beetje ging. ‘Oe lekkere
jongen, met je grote jongen.’ Ik zocht koortsachtig naar
hoogtepunten in mijn sekscarrière. De pijn deed de rest.
151
‘Zullen we even hondjes?’ Ik had haar het liefste anaal
willen pakken terwijl ik haar ondertussen van achteren
in elkaar ramde. En ik dacht, terwijl ik om me heen
keek: aan welke glimlachende man denk ik nu weer als
ik klaarkom.
Met Quint ging het nog een tijdje door. Een keer
liet hij me nog een nummer vertalen. Maar dan zo’n
vervelend nummer over liefde waar ik niks mee had. So
in love with you/Nat King Cole. Ik probeerde het regel
voor regel te vertalen. Hij pretendeerde nog wat kennis
te hebben over psychose. Hij had ook wel eens niet
lekker in zijn vel gezeten. Onvergelijkbaar. Ik was weer
terug bij af en klaar voor een psychiater of zelfs een
opname. De weg naar mijn psychose had ik op
vergelijkbare manier in een herhaling wederom zo
bewandeld: het echte gevoel proberen af te sluiten
omdat ik voorvoelde dat de onzekerheid te groot zou
zijn.
Ik neem aan dat je wel begrijpt dat het met
werken, alsmede met de liefde, en met het sporten niet
gelopen was zoals ik van tevoren had bedacht. Het
gedeelte Winnie heb ik erin verwerkt omdat ik denk dat
mijn psychose in chemisch opzicht ooit gecreëerd werd
door de neurose gericht naar de liefde in samenhang
met een trauma uit het verleden. En ik dit vanuit een
uniepolair gevoel komende weer opzocht. Denkende
door dat uniepolaire gevoel dat ik met de weg terug
bezig was. Het was een soort instinctieve verliefdheid
van binnenuit bezien, met een alcoholhek ervoor
geplaatst. Wist ik veel dat het een andere oorzaak had.
152
Deel IV: Tweede Probleem
1.
Mijn nieuwe appartement was eerste verdieping
van een huis met drie bewoonde verdiepingen. Een
bedrijf in Chinese kruiden op de begane grond. De
achtertuin was volledig overkapt. In het begin leek alles
rustig. Mijn lamellen aan de voorkant had ik altijd dicht
om zo de overburen geen inkijk te geven. De
woonkamer was donker. Op een gegeven moment had
ik vijftien muizenvallen uit gezet. In een paar dagen
allemaal dichtgeklapt. De eigenaar van begane grond
nam geen aansprakelijkheid want hij verhuurde het. De
vierde verdieping kende twee bergingen en dan mijn
extra slaapkamer. Ik verhuurde het aan een student met
gebruik douche eerste verdieping. Pien woonde op de
vierde verdieping en was gepensioneerd psychiatrisch
verpleegkundige. Maar dan zo’n type die gekozen had
voor een beroep waarbij ze zo zelf niet patiënt hoefde te
zijn. Al haar hele leven vrijgezel en ik vermoedde een
onverwerkt verleden waar mogelijke geestziekte in zou
kunnen schuilen. Wanneer je een onverwerkt trauma
hebt en voor destructie hebt gekozen dat naar
geestziekte geleid heeft, dan geeft dat ook aan dat je van
jezelf houdt. Een anti liefde. Ze begon te klagen over de
geluidsoverlast van de vierde verdieping. Ik stelde in
mijn gelijk te staan. Een principekwestie en vroeg de
huurster op haar geluiden te letten maar de kiem was
153
gelegd. Tito kwam eens langs en stond in mijn woning
mij verrot te schelden met dat hij de gemeente zou gaan
bellen. Dat het verboden en asociaal was. Ik was verhard
in mijn angsten en voelde waakzaamheid opkomen en
ten allen tijden voorkomen dat de huurster zou moeten
verdwijnen. Dat gingen ze niet winnen. Astrid van de
tweede verdieping koos partij voor Pien en Tito. Dit is
een proces over een paar jaar wat ik even beschrijf. Mijn
“sociale vaardigheden” werkten niet in mijn voordeel. Ik
kwam eens thuis na een enorme hoosbui en Astrid had
de brandweer gebeld en die hadden de deur van mijn
vierde verdieping ingetrapt. Huurster was het weekend
ook weg. Zogenaamd omdat de brandweer een lek
moest verhelpen. In de ochtend werd eens hard op mijn
voordeur gebeukt. De Politie had een tip gekregen dat ik
marihuana op de vierde verdieping zou telen. Astrid
vertrok naar Libanon om Arabisch te studeren. Ik
onderschepte een brief van het UWV geadresseerd aan
haar. Het bleek dat ze van een uitkering leefde en
wekelijks een sollicitatiebrief moest in leveren. Waar ze
had gesolliciteerd etc. Een kennis vulde dat in, bedacht
wat sollicitaties door haar gedaan, en vervalste haar
handtekening. Ik zag een mogelijkheid haar terug te
pakken. Een anonieme brief stuurde ik naar UWV
afdeling fraude met dat ze in Libanon zat. UWV kwam in
actie en mevrouw moest de studie onderbreken en
terugkeren naar Amsterdam. Ik bleef ontkennen er
meer van te weten. Tot dag van mijn vertrek is de
situatie gespannen gebleven. Wel wist ik tot het eind
een huurster aan te houden.
Ik zelf zat ook bij UWV en de sportschool belde
waarom ik niet meer kwam. Ik zei ze dat ik geen zin
154
meer had en voelde het als een nederlaag. Gegniffel aan
de andere kant van de lijn voelde ik in mijn botten en in
gedachten zag ik ze de slingers ophangen en een feest
geven om te vieren dat ze van me af waren.
Angst om opgejaagd te worden en om keuzes te
moeten maken die ik niet wilde nemen, kreeg grip op
me. Van herbeleving van mijn trauma was geen sprake.
Angsten waren gecompromitteerd in mijn hersenen
waarin geen ruimte voor bewustzijn aanwezig was om
ze in kaart te brengen. Ik keek niet meer naar buiten
naar mensen om mijn gevoel aan te kunnen koppelen.
Mijn ogen waren volledig naar binnen gekeerd. Ik begon
mijn lichaam van binnen te zien. Bewust moest ik
denken aan mijn lever, heupen, benen, pik en kont. Maar
van binnen bezien. De geheelonthouding wilde ik
doorzetten en werd ik fanatiek in. Alcohol zou nooit
meer een genotsmiddel worden. Wanneer ik toen mijn
hersenen een middel gaf om te kunnen vluchten en een
teruggrijpende kracht mij in de macht kon nemen,
gebeurde het altijd. Als bij een verslaving waar het
lichaam bepalend voor de geest is. Wilskracht heeft er
geen grip op. Een kindman ziet met alcohol alles te echt.
Die erkenning maakte ik. In drogisterijen vond ik
homeopathische middelen. De hormonenkuur die ik in
de inrichting had gekregen had een receptor in mijn
hersenen aangemaakt. Als een helft van een cirkel. Een
stopcontact in mijn hersenen waar een stekker
ingeplugd kon worden. Ik merkte dat als ik een
homeopathische kuur gebruikte dat het op die helft, dat
stopcontact, werkte en in totaal mij energie gaf voor de
dag vandaag en ook om naar de dag van morgen te
kunnen kijken. Zo heb ik in de loop der jaren
155
homeopathische pillen gebruikt voor doorbloeding
benen, voor ontspannen ogen, voor werking op de
prostaat, alles wat me aansprak nam ik voor een kuur
van drie weken of vergelijkbaar. En nog steeds hebben
dergelijke natuurlijke producten een energie en kracht
bevorderend effect op me. Als ik het gevoel heb dat in
mijn bewustzijn de dag van gisteren zich aandient en ik
geen vertrouwen heb om mezelf aan anderen te geven
en vervolgens volgegooid ga worden met chemische
medicatie, gebruik ik iets. Vooruitlopend op de
makkelijke commentaren en adviezen van de sociale
omgeving. B12, Omega 3 pillen, vitamine D3, de
voorwaarde is dat het natuurlijk is. Geen chemische die
zelf aanstuurt maar enkel die het systeem zelf laat
bepalen hoe de pillen opgenomen worden. Een manier
van gebruiken zonder bijwerkingen. Op de muziek
vooruitlopen. Uit voorzorg besloot ik niet naar de
omgeving toe tot inkeer te komen. Vandaag de dag ben
ik bij vitamines uitgekomen.
In het masturberen leek warempel verbetering te
komen. En van heteroseksuele porno werd ik nog steeds
zo geil als een beer maar de anti climax leek gelardeerd.
Een combinatie van de lekkere geile snol waar ik aan
dacht en het mannengezicht. Dat was altijd iemand uit
mijn directe omgeving, die ik recentelijk ergens gezien
had.
Een persoon heeft een identiteitscrisis. Hij of zij
komt uit de periode en maakt gevoelsmatig weer
contact met het lichaam. De kin gaat op de borst en er
komt erkenning en vervolgens maakt men contact met
de buitenwereld, met de ander. De ontkieming van het
vrije kindgevoel in de persoon. Een geestziek persoon
156
heeft een beschadigd orgaan dat tot een geestziekte
geleid heeft. Chemische medicatie maakt dat hij het niet
meer als problematisch voelt en de bedoeling is om
contact met de ander te gaan maken. Echter heeft deze
geestzieke persoon niet het belichaamde gevoel gehad.
Waardoor het eigenlijk een in stand houden van staren
over het water is geworden en niet zo ervaren wordt
vanwege het symptoom bestrijdende effect van de
medicatie. Hierin is psychologie met gebruik van
medicatie ergens een wassen neus. Wanneer iemand op
een zaterdagavond XTC neemt dan geeft dat een
euforisch en goed en blij gevoel. De dag erna komt de
rekening in de vorm van een terugslag. MDMA, de
grondstof van XTC, is ooit in de psychiatrische
ziekenhuizen geïntroduceerd geweest. Het werd aan
depressieve patiënten gegeven. Chemische medicatie
tegen geestziekte vandaag de dag kan over twintig jaar
illegaal zijn. Het is gevoelsmatig op rekening leven. Mijn
voornaamste argument ertegen is dat een gevoel niet te
koop is. Het hier en nu als de uitgangsbasis nemen en
accepteren en vanuit daar op natuurlijke manier verder
gaan, is altijd een betere oplossing. Om slapende
honden voor te zijn en omdat ik besefte dat ik te
kleingeestig was, omdat mijn bewustzijn niet in staat
was mezelf in sociaal opzicht staande te houden, meldde
ik mezelf aan voor praattherapie bij een
psychotherapeut van het, toen nog RIAGG,
in
Amsterdam.
Het verleden had een magnetiserend effect op
me. Het voelde alsof ik wanneer met drang vooruit te
lopen door een blokkade probeerde te gaan. Dat ik niet
voor- maar achteruit diende te lopen. Lopen had een
157
uniepolaire emotie gekregen. Van één hersenhelft.
Internet had me in de greep en ik vond syndroom van
Asperger dat vaak met een hoge intelligentie gepaard
gaat. Ik herkende mijzelf in de symptomen en wist van
mezelf dat ik het had.
2.
Het oude RIAGG Amsterdam was op een gracht vlakbij
de Leidschestraat. Ik geloof dat het op de Keizersgracht
was, in ieder geval vanaf het Leidscheplein niet de
eerste gracht. Bulut Erdogan was mij toegewezen. Ik
had me keurig volledig geregistreerd en men had mijn
dossier opgevraagd. En wat ben je dan? Een therapie
recidivist. Dan krijg je niet de beste therapeut maar
degene die wat tijd over heeft. Bulut zat er voor de
Turkse patiënten. Ik heb naar mijn gevoel zo’n dertig
gesprekken gehad. Ik zat zo vast als een huis maar in de
angst voelde ik wel een zekere stelligheid waardoor ik
onbewust weer besloot niet te bewegen en te
veranderen. Bulut was een therapeut met geaarde
vergelijkingen. Hij strooide met Turkse wijsheden als
Oost west thuis best etc. Over met een schop in de aarde
werken op de heuvels aan de rivier en boten die
voorbijkwamen. Na een tijdje had hij mij opgebiecht zelf
depressief geweest te zijn, het liet zich niet moeilijk
raden, ik had al zo’n beeld van hem. Hij gebruikte
antidepressiva. Een snor en kort haar in een scheiding
158
en zo’n typisch vierkant Turks hoofd. Alles breed. Als ik
zeg dat hij een wandelende vrouw in een
mannenlichaam was, krijg je dan een beeld? Zijn haar
leek alsof een pruik op zijn hoofd was vastgelijmd. Voor
de vorm bezocht ik hem maar stelde me wel serieus op.
Zolang je bij de therapeut in gesprek bent, kan je in
ieder geval van zorg mijden niet beticht worden.
Wat ik bedacht had over werken. Weet je wat het
grote probleem is? Je zou kunnen zeggen dat mijn vrije
leven, mijn genietende leven, van nul tot zes jaar is
geweest. Vanaf mijn zesde leven ben ik ingesteld geraakt
op een ander. Toen begon mijn overlevende manier van
denken. De basis 0-6 jaar is later te klein om een
volledige baan aan te kunnen. Geloof mij, ik heb het een
aantal keren geprobeerd, maar mijn instabiele
persoonlijkheid nekt me elke keer weer. Of ik dit nu met
medicatie of zonder doe maakt niet uit. Een ander geniet
spelenderwijs van het leven zo tot zijn twintigste jaar en
kan dan zonder moeite een volledige baan aan. Ik kan
het harnasleven niet aan.
Vertrokken bij Transmedia. Ik werkte toen
parttime voor de Weekbladpers (o.a. voetbal
international) en laat ik niet gaan vertellen hoe dat was
maar ook daar had ik sneller vijanden gemaakt dan voor
mogelijk. In goede bedoeling kreeg ik het die periode
voor elkaar om zo’n beetje de hele wereld tegen me te
krijgen. Het was administratiewerk en telefoon
opnemen. Wel heb ik een paar interlands gezien omdat
VI sponsor van Oranje was en dan gratis kaarten kreeg.
Die werden op de afdeling verdeeld waar ik een van de
weinige mannen was. Met Mark van de postkamer ging
ik om en om naar de wedstrijden. Het was een jaar
159
contract en het hield me van de straat. Het besef dat ik
mijn ‘werk’ zelf moest gaan maken kwam naar me toe.
Het RIAGG (nu Mentrum) zat in een oud grachtenpand
met kantoorgangen met laag tapijt op de grond en
houten deuren in fletse kleuren en kantoormeubilair dat
niet bij elkaar paste. Lichamelijk contact kon ik niet
velen en het idee geaaid te worden bracht me in een
staat van woede en paniek waar ik moeilijk mezelf goed
bij kon houden.
Ik lag in mijn bed en trok aan mijn lul en het
klaarkom moment kwam, dat is een stuiptrekking die
zich aandient, en op het moment suprème dacht ik aan
mijn moeder. Verbijsterd dacht ik erover na. Ik kon het
niet geloven.
Bij Bulut begon ik met: ‘Wanneer een vrouw
besluit mij te verleiden dan keer ik altijd naar binnen.’
Wat ik bedoelde.
‘Ik praat met een vrouw, ik ben gevoelsmatig op
de uitkijk, vrouw zegt van nee, uiteindelijk gaat ze
overstag, ze opent haar gevoel, en ik keer vervolgens
naar binnen en kan geen contact meer maken. Ik heb
geen grip meer op het hier en nu bewustzijn. ’
Wat ik voelde.
Daar had ik nog niet eens over nagedacht dus ik
maakte ervan gefrustreerd en dat het me machteloos
maakte. Op een gegeven moment denk je te weten wat
de therapeut wilt horen. Wat je werkelijk denkt ligt niet
meer in je bereik. Je zit daar de tijd van de therapeut te
verdoen. Dat was realistisch, echter was ik het toch niet
eens met de manier zoals het zich ontwikkelde. Hij zat
altijd aan zijn bureau en draaide zijn stoel en maakte
160
dan contact met mij die over een meter of vier op een
bank zat. Een prettige afstandelijkheid.
‘Ik neuk binnen, dat is mijn probleem.’
‘Je neukt binnen?’
‘Je weet wel; naar binnen gekeerd.’
‘Nee, ik heb helaas geen idee.’
Ik gaf aan het zo te voelen en besloot het niet te
meer te gaan uitleggen. Het leek me toch zo duidelijk en
begrijpelijk als wat. Hij stelde voor om wat medicatie te
nemen. Dat was niet de eerste keer. Een aantal keren
had ik geweigerd. Ik wilde bewijzen dat het niet in
chemische medicatie zat en nam het voorschrift mee
naar de apotheek. Het doosje met neuroleptica legde ik
in een la en suggereerde aan Bulut in de volgende
gesprekken dat ik ze nam. Althans dat was het plan
maar ik kon het niet voor me houden en vertelde hem
met onverholen trots dat ik ze lekker niet nam. ‘Want ik
ben namelijk geen proefkonijn.’
Bulut toonde even lichte irritatie en trok snel
naar zijn professionele gezicht. Waarover ik het wilde
hebben. Over dat ik bij vrouwen altijd de één wil en de
ander niet. Dat ik me niet kan zetten om voor de lelijke
te gaan. Hoe dat kwam, wilde hij weten. ‘Dat weet ik dus
niet,’ was mijn eerlijke opmerking. We gingen erop in en
ik liep vast omdat ik het niet duidelijk onder woorden
kon brengen: voor Bulut bleef het onbegrijpelijk.
Tijdens pauze op het werk bij de Weekbladpers
had ik De Telegraaf bij me en weigerde het tweede
katern uit te lenen omdat ik deze eerst zelf wilde lezen.
‘Als ik ze uit heb dan gebruik je het van mijn part als
toiletpapier maar eerst lees ik de hele krant zelf.’ Justine
(55) had het persoonlijk opgepakt en iedere vrouw van
161
het administratie team had over mij het oordeel klaar en
de teammanager zat de dag erna in de pauzeruimte en
vroeg het tweede gedeelte te lezen. In een moment van
twijfel besloot ik het voor een keer uit te lenen. Justine
zat naast hem en als een winnaar te glimlachen. Ik
kwam bij Bulut en er zat in zijn kamer een psychiater
mij op te wachten (Bulut was zelf niet gemachtigd
medicatie te kunnen voorschrijven). Ze had positie
gekozen zo dat het de bedoeling was dat ze van links op
me in zou kunnen praten. Tegen mijn haren in en naar
de zwakke hoek, zo voelde ik dat. Ik zette mijn stoel zo
neer dat we recht tegenover elkaar zaten. Ik had dus
medicatie nodig, blablabla, en ik weigerde. Ze probeerde
me nog eens te overtuigen maar ik hield mijn poot stijf
en vertelde te denken dat ik het syndroom van Asperger
had. Ze liet een kleine glimlach zien van; ah de arme
stakker denkt dat hij Asperger heeft. Ze vertrok en ik
bleef met Bulut over. Hij luisterde naar mijn betoog
over dat ik naar binnen gekeerd vrouwen
interpreteerde. Hij begon over dat Asperger. Ik meldde
dat ik de symptomen had bestudeerd en mezelf erin had
herkend. Hij vroeg ernaar en ik wist er van de vijftien
nog twee à drie.
‘Ik zou graag een test willen doen of ik dat heb.’
Bulut dacht na.
‘Bestaat zo’n test?’
‘Er is een team dat gespecialiseerd is in autisme.’
‘Daar zou ik dan graag een gesprek willen
hebben.’
‘Er is een onderzoeksbureau dat een meerkeuze
vragentest zou kunnen afnemen.’
‘Dat lijkt me prima.’
162
‘We doen het als volgt; jij krijgt je test. Blijkt uit
de test dat Asperger uit te sluiten is, dan ga je medicatie
nemen, en doe je dat dan niet dan stoppen we met de
behandeling.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik mijn tijd wil besteden aan patiënten
die wel willen veranderen.’
Het leek me redelijk en ik stemde in. Op een
kantoortje op de Overtoom zat ik twee dagen allerlei
tests in te vullen. Drie weken later had Bulut de
resultaten. Het bleek niet uitsluitbaar maar uit de test
was ook een hele rits van diagnoses tevoorschijn
gekomen. Van schizofrenie tot weet ik weel wat voor
een stoornis. Dat leek mij onmogelijk uit een meerkeuze
vragentest te kunnen concluderen. Ik kreeg een
gesprekje bij het autiteam van twintig minuten. Autisten
of mensen met een autistische stoornis hebben een
hekel aan oogcontact. Ik dus ook, daar had ik me in
herkend. Maar je wilt maatschappelijk geaccepteerd
worden dus ik had mezelf aangeleerd naar iemand zijn
wimpers te kijken. Dan valt het niet op dat ik geen
oogcontact maak. Echter had ik dit niet gemeld bij het
gesprek op het auticentrum. Na een kwartier zei de vent
met de wallen onder de ogen en de zwarte zegelring dat
hun budget volledig opging aan kinderen met de
stoornis. In ieder geval besloot Bulut toch de therapie te
stoppen en ik besloot het zelf te gaan doen en mezelf
naar genezing te gaan brengen. Alles was op eigen
inzicht.
163
3.
Een midlife crisis komt eerder voor bij mannen. Rond
vijfenveertigste jaar gaat men twintig jaar terug in de
tijd. Nu wel met geld. Een Harley Motherfucker Bad Boy
is the way to go. Leren broek, spijker-, cowboylaarzen,
bakkebaarden, eventueel aangevuld met een Stetson.
Een herhaling van gemiste identiteit ten opzichte van
die van twintig jaar geleden. Op vijfentwintigjarige
leeftijd terug naar zes is echter wat de geest niet aankan.
Het is wel de reden waarom ik geen midlife crisis
gekregen heb rond vijfenveertigste. Dat gevoel kende ik
al twintig jaar. Nu op mijn zevenenveertigste er al bijna
doorheen. Een zekere emotionele stilstand twintig jaar
geleden is vergelijkbaar. Maar ook nu op mijn
zevenenveertigste kan ik twintig jaar terugkijken en
mezelf zien die ineens de traumaherinnering op
Koninginnedag krijgt. Dat geeft het een bipolair gevoel.
Een rust die zijn intrede kan doen. Is het proces van een
psychose rond twintigste jaar vergelijkbaar met het
proces wat iemand in een midlife crisis doorgaat? Is de
genezing van een psychose definitief wanneer je het tot
plusminus vijfenveertigste
jaar hebt volgehouden
zonder chemische medicatie?
In het verhaal ben ik ongeveer vijfendertig jaar
oud. Bezig met doorlopen en proberen het oerinstinct
om gepamperd te willen worden te weerstaan en niet in
een boemerang cirkel terug de inrichting in te lopen.
164
Vreemd want de opname was niet bepaald lollig. Een
hersenpijn die minder wordt en het lijkt alsof jij
eigenlijk de pijn terug wilt hebben omdat je je afvraagt
of je het een en ander wel goed uit geanalyseerd hebt.
Iets dergelijks.
Ik had boodschappen gedaan, lekker weertje,
naderde de woning en zag een vent schaven aan een
deur die op twee onderstuttende klapsteunen op
tafelhoogte lag. Pien had iemand gevraagd iets aan de
piepende voordeur te doen. De amateur had compleet
de deur gesloopt. De deur ging amper open en dicht. Of
ik mee wilde betalen aan een nieuwe deur. ‘Rot een eind
op vervelende schijthoer!’ Pien in de wiek, doorgebeld
aan Tito, en die vervolgens schreeuwend aan de deur.
Klotezooi. Die nacht had ik een droom waarin ik mezelf
met pik en ballen naar binnen het lichaam zag. Alsof ik
op de plaats een zandvorm had van pik en twee ballen
van de kant waar het zand moest komen. Hol en leeg.
Een groep depressieve mensen kregen
antidepressiva, dat dachten ze, de helft kreeg namelijk
placebo’s. Na een week of zes beweerden de placebo’s
dat de depressie verdwenen was. In een ander
onderzoek kregen de helft van de depressieve mensen
gele antidepressiva en de andere groene. De gele kleur
schijnt een beter gevoel te geven en dit bleek in de
resultaten. Een vrouw van in de vijftig gebruikte
chemische medicatie tegen geestziekte. Ze kwam dertig
kilo aan, ging amper de deur uit, altijd thuis, wallen
onder haar ogen en een zieke chemische glans op het
gezicht. Op verjaardagen probeerde ze steevast al haar
kennissen aan haar pillen te praten. Dat ze er zo gebaat
bij was. Hoogst onwerkelijk. Coca Cola was eens betrapt
165
op een verslavend middel in het drankje te hebben
gegooid. Pepsi is een anderhalf jaar grootste cola merk
van de wereld geweest. Hoe zit dat met chemische
medicatie?
Op een gegeven moment zag ik in dat een
psychose het best te beschrijven is als een balbot in de
hersenen waar een groot vierkant vanaf gebroken is. Je
weet wel zo’n spiegelbal aan het eind van een
hondenbot die je bij de slager haalt. Chemische
medicatie legt er een gaasje op maar er hoeft maar iets
te gebeuren of het wordt door geprikt. Doe je het zonder
dan groeit er eelt op. Want met of zonder medicatie zal
het nooit meer zijn echte natuurlijkheid terug krijgen. In
lichamelijk opzicht vergeleek ik het met rond de navel
door midden gezaagd te zijn. Onder en bovenlichaam
niet in contact met elkaar.
‘Wie betaalt, bepaalt,’ zegt men dan, doelende op
de
geestelijke
gezondheidszorg.
De
reguliere
gezondheidszorg wordt steeds minder vergoed.
Geestelijke
gezondheidszorg
op
de
totale
gezondheidszorg heeft in Nederland het hoogste
percentage van de wereld. De overeenkomst in
Nederland is dat het vaak behandelingen zijn met
verschillende soorten medicatie die allemaal voor een
vrij lange tot zelfs levenslang gebruikt dienen te
worden. De andere overeenkomst is dat ze allemaal
enkel symptoombestrijdend zijn. Stopt men ermee
komen vaak de klachten sterker terug. Op de lange
termijn is chemische medicatie hersenbeschadigend en
is dat alleen al reden er niet meer mee te kunnen
stoppen. Echter de rekening ligt steeds meer bij de
patiënt. Behandelingen die een andere insteek hebben
166
dan symptoombestrijding worden in Nederland totaal
niet vergoed en aangeboden. Terwijl ze in andere
landen wel door overheid erkend worden en in het
verzekeringspakket zitten. Moet het tegenwoordig in
Nederland dan niet zijn: wie bepaalt, betaalt?
Geheelonthouding, dus geen destructiemiddelen,
kreeg mij in de greep en ik voelde een gebeten
fanatisme in mij ontstaan. Je kunt met emoties op
rekening leven maar de rekening vooruit betalen kan
ook. Zo zag ik mijn niet roken en geen alcohol drinken.
Ik denk de enige manier om na een psychose zonder
medicatie te kunnen genezen. Mijn beschadigde organen
kregen de gelegenheid te herstellen en hun
natuurlijkheid terug te vinden. Een zoeken naar
belichaming van de geest. Dat ik mijn lever en longen
niet meer bewust voelde. Met kijken naar de dag van
morgen totdat ik de herbeleving van mijn trauma aan
zou kunnen. Ik dronk liters water, koffie, en cola light
om de haard van mijn blaas aan te houden. Woede komt
uit de blaas had ik ergens gelezen. Om te kunnen blijven
relativeren hield ik het waterende systeem in werking.
De therapeut denkt alleen nog maar aan welke
medicatie hij kan voorschrijven en legt dit voor aan de
psychiater. Die biedt geen keuze in medicatie die het
systeem laat bepalen hoe het op te pakken. Het zelf
uitvogelen leek mij de weg iets zinvols met mijn leven te
kunnen gaan doen. Thomas Szasz is hoogleraar
psychiatrie aan de universiteit van Syracuse. Hij gelooft
niet in geestziekten. Dus ook niet in medicatie. Hij vindt
psychiatrie de meest destructieve kracht waar de
mensheid de afgelopen honderd jaar mee op de proppen
is gekomen. In de eenkennige en ietwat burgerlijke
167
Nederlandse cultuur zou zo’n persoon nooit van zijn
leven een hoogleraarschap kunnen krijgen. Chemische
medicatie geneest niet. Dat feit wordt door de
behandelaar voor de patiënt als te accepteren bepaald.
Mijn leven werd in dienst van mijn blokkades
proberen op te heffen en mijn weg erkenning te laten
krijgen.
4.
De veranderingen rond twaalfde en eenentwintigste
jaar in het leven van een mens hielden me toch meer
bezig dan ik had gedacht. In de inrichting was ook een
kinderafdeling: in een apart gebouw met een aparte
ingang, we zagen die patiënten nooit. Wel heb ik eens
van buiten door de ramen van de gedeelde ruimte staan
kijken, leeg niemand aanwezig, echter vond ik het
verkillend en wilde niet denken hoe en waardoor
patiënten hier terecht gekomen waren.
Sommige patiënten worden geestziek na het
twaalfde jaar en sommige tijdens of na de
adolescentieperiode. De chemische huishouding
verandert rond twaalfde jaar van binnen uit en tijdens
het adolescentieproces aangestuurd door prikkels van
buiten. Mijn theorie was dat voor dat de geestziekte zich
aandiende, tijdens of na de adolescentie, men een pijn
had aan een bepaald orgaan. In mijn geval de lever. Ik
leefde in een roes dus de pijn bracht mij niet tot
168
nadenken. In principe is het dan zo dat je twee levers
hebt, de echte lever in het lichaam, en de gedachte aan
de lever (pijn, zeurderig) in je geest. Dat kan je als twee
helften zien. Wanneer de lever gezond is dan voel of
denk jij niet aan de lever. In het klein zou je kunnen
zeggen dat betreffende de lever jij een geestelijke
uittreding hebt. Het bewustzijn van de lever kan
verdwijnen wanneer de lever zich herstelt en jij
vervolgens er niet meer aan denkt. Dat uittredende
orgaangevoel geeft extra denkruimte in de geest. Die
denkruimte ontwikkelt zich tot een geestziekte
waarvoor jij naar de therapeut gaat. Ik had het bedacht
vanuit mijn ongeluk met de Oswalds en ik ervan
overtuigd was dat ik zonder longen- en
leverbeschadiging ik nooit de uittredende ervaring had
gehad. Dan had ik belichaamd mijn oordeel doorstaan.
Ik geef het voorbeeld van de lever maar ik denk dat het
volgende beter uit te leggen is met orgaanpijn aan
alvleesklier, maag, blaas etc. Want wanneer jij een extra
denkruimte door orgaanpijn aan de alvleesklier, of door
een slecht functionerende hebt die een geestziekte
geworden is, dan heeft alcohol hier een bepaalde functie
in. Die vervelende denkruimte kan namelijk aanvoelen
als geblokkeerd, als achter een muur, en die muur wordt
veroorzaakt door de werking die alcohol op de lever
heeft en vervolgens op de geest. Mijn gedachte was dat
de lever belangrijk is in de analyse van geestziekten
tijdens of na adolescentieperiode ontstaan. En dat
eigenlijk alle geestziekten die in dit tijdframe ontstaan
zijn, door organen in het lichaam veroorzaakt werden.
Ik sommeerde mezelf om van geheelonthouding
een levensstijl te maken en te vertrouwen op herstel en
169
door te lopen en ervoor te zorgen altijd energie in de
dag te hebben en naar de dag van morgen te kijken.
Ondertussen had mijn huurster opgezegd. Ik
kreeg een nieuwe die verslaafd bleek te zijn. In mijn
naïviteit dacht ik dat de brieven van de Regenboog
(verslaafdenzorg) aan haar geadresseerd waren
vanwege dat ze er werkte. Ik zei het zelfs nog eens: ‘Oh,
je werkt zeker bij de Regenboog.’ Een vent kwam naar
de voordeur en schold door de brievenbus iedereen
verrot. Omdat we hem er niet in wilden laten terwijl hij
beweerde mijn huurster te kennen. Astrid wilde de
Politie bellen, hij vertrok weer. Mijn huurster ook, hield
het niet lang vol. Pien beweerde dat ze in de dakgoot
gelopen had. De huurster erna had een campinplee op
de vierde verdieping neergezet. Die vertrok ook maar
liet wel de plee achter. Een klotsende en vol met schijt
zittende campingplee heb ik van trede tot trede over
vier verdiepingen naar beneden getild. Constant
bezorgd of ie niet uit mijn handen zou glippen. Snel een
nieuwe huurster geregeld. Je zette een advertentie en je
mailbox stroomde vol met reacties. Gelukkig een
normale. Met Lars van TransMedia had ik contact
gehouden. Hij had via de huisarts Viagra geregeld en of
ik er een paar wilde kopen. Hij moest geld maken om
zijn cocaïne/pillen/GHB verslaving te kunnen
financieren. En ik de geheelonthouder. Samen met Rinus
gingen we met zijn drieën stappen in Amsterdam. Eerst
een Viagra. In een kroeg heb je het gevoel alsof je met
zeebenen rondloopt en je twee kokosnoten en een
lantaarnpaal in je broek hebt zitten. Je krijgt blosjes op
de wangen en je pik voelt aan als vol met bloed maar
niet in een constante erectie. Dat komt pas als daar een
170
prikkel van buiten bij komt. Prettig. Ik vond het een
solide gevoel aan de avond meegeven. Stevig met je
poten in de klei. Niet dat het tot enig succes bij de
vrouwen leidde. Het masturberen daarentegen ging
uitstekend, geen anticlimax!
5.
Ik heb het wel eens met een man over depressies gehad.
Hij leed eraan en vooral in de winter. In de zomer was
hij goed geluimd echter de zomers werden steeds
slechter dus dat was van korte duur. Zijn ziektebesef
was dat hij het glas als halfvol had te zien, vanuit
persoonskracht, en niet: ‘Ik heb zo’n schijthekel aan de
herfst.’ Maar genieten van verval, van de herfstkleuren,
het kleurrijke proces van bladeren die naar beneden
vallen en meer van dergelijks. Hij had de weg van de
antidepressiva genomen. Ik legde hem uit dat je best een
schijthekel aan de herfst mag hebben en dat je je daar al
zeker niet schuldig over moet voelen. Want anders blijft
het een interpretatiegevecht, waar de therapeut, de
farmacie, en de apotheker geld aan verdienen. En jij
belijder
van
het
geloof
psychologie
bent.
Symptoombestijding geeft een leven lang gevecht tegen
interpretaties. Na de witte broodweken van chemisch
medicatie gebruik, kickt het in en het wordt gevoel een
strijd. Met hormonen wordt het: ‘Godverdomme ik heb
zo’n schijthekel aan de herfst en ik wil het weten ook!’
171
geen zelfverloochening maar erkenning van zoals je het
voelt, en het in kracht dragen en ertegen kunnen. Het
weerhoudt je niet van de dingen te doen die je wilt doen.
En het is veel goedkoper. Het begint bij het glas halfleeg
zien. Pretenderen dat je in zo’n situatie het glas als
halvol ziet is jezelf verloochenen. En zorg dat je actief
bent in jouw gevoel van half leeg en het wordt vanzelf
halfvol. Een geestziekte zegt eigenlijk dat de persoon
niet de kracht heeft het probleem zelf op te kunnen
pakken. Vanuit acceptatie van zwakte kan men voor
symptoombestrijding kiezen. Waar ik toevallig tegen
aan gelopen ben is de hormonenkuur die mij de
persoonskracht gaf om mijn probleem zelf op te pakken
en in een actief doe leven te gieten. Vanaf 2000 tot het
jaar 2009 heb ik voorlichtingen voor de stichting
Pandora gedaan: op scholen, ROCs, in Psychiatrische
instellingen, voor gespecialiseerd personeel. Ik ging
ernaartoe en vertelde hoe drugs je leven kunnen
bepalen. Het is op rekening leven. En de rekening
terugbetalen kan zelfs een levens lange periode zijn. Het
is bepalend voor het leven. HTP5 is een product dat het
systeem aansturing geeft serotonine aan te maken.
Antidepressiva gaat uit van het principe van
aanwezigheid van serotonine en dat ze niet goed genoeg
in het systeem vrijkomen. Het gebrek eraan kan
depressies veroorzaken. Psychiaters moeten keuzes
bieden. ‘Wil je aan symptoombestrijding doen of aan
aansturing van het natuurlijke systeem? Wil je sterker
worden en actief jouw probleem de tijd geven? Hoe wil
je behandeld worden?’ Ieder moet dat voor zichzelf
bepalen. Nu bepaalt de geestelijke gezondheidszorg die
keuze.
172
Ik gaf bij mij thuis privéles Nederlands aan
buitenlanders. Ik had bedacht dat ik zelf mijn weg moest
zien te vinden en schreef detectives. Dan mijn
voorlichtingen dus en op maandagavond in een
buurthuis vrijwilligerswerk Nederlandse taal aan
asielzoekers en illegalen. Daar kwamen later nog twee
avonden bij.
Resumerend mijn psychose: traumakamer met
herinneringen
aan
kindjaren
+
alcohol
en
drugs/beschadigde organen + ongeluk (uittreden) +
drang naar de onbereikbare liefde= psychose. Ergens
ben ik ervan overtuigd dat als ik het ongeluk met de
Oswald niet had gehad dat ik dan op een andere manier
mijn uittreding had gehad. Het onderbewustzijn is sterk
en onoverwinnelijk en als het onderbewustzijn ergens
op aanstuurt dan gebeurt het meestal. Bij verstek was ik
veroordeeld en kon niet meer instappen in de
volwassen liefdes trein. Die trein had het station
verlaten. Daarvoor was ik te laat. Welke trein dan wel?
De trein waar alle vaderliefdes zitten. Jaflan was
tweeënveertig jaar oud en ze kwam uit Uulan Baator
Mongolië. Wij hadden in de Burger King op centraal
station te Amsterdam afgeproken. Ze sprak drie
woorden Nederlands, vijf Engels, en vloeiend Mongools.
Ze had zwart haar, Mongoolse trekken, droeg een
rugzak, en zat angstig naar voren gebogen op een stoel
in de lege ruimte. Het was hartje zomer dus geen mens
te bekennen. In eerste instantie had ze me geen
herkenning willen geven omdat ze dacht dat ik kwaad
was, ‘Nee hoor, dat is mijn gewone gezicht, meer niet,’
had ik toegevoegd met een lachje waarbij te zien was
dat het me ergens niet lekker zat. Het eerste kopje koffie
op het Leidseplein was er één van weinig woorden en
veel zwijgen. Een half uur later vertrokken beide
partijen naar huis en een paar dagen later belde ze op.
173
We spraken af en een kleine drie weken later woonde ze
bij mij in. Ze bleek illegaal te zijn, uitgeprocedeerd, en
had net een aantal maanden in de gevangenis gezeten
omdat ze gepakt was voor zwartrijden in de tram. Ze
werkte van ’s avonds acht tot ’s ochtends negen voor
E 4,50 per uur in een illegale werkplaats/fabriek. Jaflan
bleek een dochter te hebben Nengneng. De eerste keer
dat ik haar zag was ze zestien jaar oud en woonde ze vijf
jaar in Nederland, langs haar oren had ze twee banen
met schattige kleine puistjes waar ze twee lokken haar
voor had hangen. Ik kon het niet laten ernaar te kijken
omdat ze me betoverden. Het was een opgelaten
moment zittend aan de keukentafel met Jaflan regerend
in mijn keuken en Nengneng braaf zittend en wachtend,
en ik denk, door haar moeder in het Mongools
toegebeten mij niet te storen in het staren naar haar.
Want toen had ik mezelf nog niet zo door. Ze was 1.55m
lang en had een mooi ovaal gezicht en vriendelijke ogen
en lachte zo dat het me aan alle kanten kietelde zonder
dat ik er ook maar een enkele seksgedachte bij had. Een
bijzonder opmerkelijk gevoel. Om een lang verhaal kort
te maken, Jaflan werd gepakt toen ze een ergens een
Mars probeerde te stelen, of iets dergelijks, verbleef in
het uitzetcentrum, en Nengneng kwam regelmatig naar
Amsterdam om samen met mij naar een advocaat te
gaan. Er bleek weinig aan de situatie te doen te zijn.
Het grappige is dat ze ineens niet thuisgekomen
was. Verontrust belde ik met haar dochter en die wist
het ook niet en na een week kwam het bericht dat ze
vast zat. En dan had je die Nengneng moeten zien, ze
woonde in een A.M.A. centrum (asielzoekers onder de
achttien) te Kerkrade. Ik was er eens geweest: echt
vrolijk stemde het me niet, maar het was te doen. We
kregen contact. En terwijl Jaflan weer in Uulan Baator
woonde nam ik verantwoordelijkheid voor Nengneng.
174
Wat is dat lekkere weeïge gevoel? dacht ik elke keer als
ik haar sprak maar liet het gaan want het was beter dan
de sterkste verslaving. Ik reed met de auto naar
Kerkrade en pakte al haar spullen in en samen reden we
naar Etten Leur. Ze was achttien jaar geworden en ze
moest
verhuizen
naar
een
volwassen
asielzoekerscentrum. Haar vader was al lang geleden uit
beeld geraakt. Een asielzoekerscentrum aan de rand van
Etten Leur met alleen maar campers met, woonkamer,
en twee kamers met elke twee stapelbedden. Hier zaten
ook een hoop asielzoekers die het hadden opgegeven.
Veel geestzieken proberen een levenstrein te
halen die al vertrokken is, denk ik wel eens.
Nengneng gaf nooit op, waar ze ook was, altijd
voorop in de strijd naar de toekomst. Een belachelijk
aantal uren school per week en vijf avonden per week
werken in een restaurant. Ze regelde een kamer in
Rotterdam en daar begon ze haar onafhankelijkheid.
Vanaf elfjarige leeftijd in Nederland, eerst samen met
haar moeder, en toen alleen. Het Generaal Pardon kwam
en ze werd uitgenodigd.
En dan had je haar in het Mongools tegen een
andere Mongool moeten horen praten. Dat gaat met een
emotie dat je denkt: ze zijn elkaar aan het verrot
schelden. Ze maakte een gevoel van liefde bewust in mij.
Ben je dan een vadervriend? Nee, tuurlijk niet: ze heeft
een vader. Wat maakt mij dat? Hou ik van haar? Ik
moest toegeven van wel, het was een ander gevoel dan
ik de afgelopen twintig jaar had gehad. Voor seks kan
het te laat zijn maar voor de liefde is het nooit te laat.
Van primair naar tertiair. Een weg van twintig jaar.
Jaflan had in Mongolië een smokkelaar geregeld. We
kregen bericht dat ze vertrokken was en vervolgens
175
kwam ze niet aan. Ergens tussen Moskou en Nederland
was het misgegaan. Ik kreeg een visioen van een
akkerland in Duitsland waar ze begraven lag. Dat de
mensensmokkelaar haar van achteren met een schop
had doodgeslagen. Het geld in zijn zak gestoken had en
geen haan die er naar kraaide. Dat Nengneng nooit meer
van haar moeder zou vernemen. Paranoia. Later bleek
dat Jaflan gepakt was en in een Poolse gevangenis zat.
Via Nengneng hoorde ik dat ze er niet veel over kwijt
wilde maar dat ze daar inferieur ten aanzien van de
Poolse vrouwelijke gevangenen geweest was. Ik dacht
aan dat ze daar andere vrouwen had moeten beffen, of
iets dergelijks, en kreeg een beeld.
Ze probeerde het in België en vond een kamer.
6.
Ik vond mezelf meer dan beschouwend ten
aanzien van het leven. Ik zag niemand bewust maar
wanneer ik alleen was meende ik een hoop gesignaleerd
te hebben. Zo had ik weer nagedacht over alcohol. Mijn
onderbewustzijn was sturende naar het bewuste toe en
wat naar me toekwam, in herinneringen, had ik te
accepteren en iets mee te doen want anders zou het een
geestelijk verstikkend en eventueel gekmakend effect
kunnen hebben. Herstel van persoonlijkheid. Alcohol is
een drug en dat beseft niemand zich meer. Bij de ene
persoon heeft het een toekomstgericht effect en bij de
andere een naar het verleden kerende. Iemand met
onverwerkte emoties krijgt de dag erna altijd een
grotere terugslag dan de avond ervoor in positieve zin
176
geweest was. Per saldo wordt het minder.
Psychoanalyse leek me in feite een leer van de werking
van de chemische huishouding van de lever op de geest.
Hoerenlopen liep drastisch terug na mijn besluit nooit
meer alcohol te nuttigen. Een therapeute had
alcoholgebruik wel eens vergeleken met aan je moeders
tiet zuigen. Het spannende neurotische wat in mij altijd
vaarde, wanneer ik in Utrecht de weg naar de boten en
de rode lichten opdraaide, laat zich vergelijken met op je
dertiende naar een disco feestje te gaan en je te beseffen
dat het gevoel anders is. Het bewustzijn van mogelijke
lichamelijke liefde ontluikt zich en je moet ineens
schijten als een beer. Dat gevoel gaf alcohol mij bij het
hoerenbezoeken maar toen ik met drinken gestopt was,
liep het terug naar nul. Eigenlijk was hoerenlopen een
proberen te herbeleven van emoties van wat ik toen niet
opgepakt had. Bij de drogist kocht ik Berry Blaster
Detox. Een Amerikaans product. Twee dopjes moest ik ’s
ochtends in een glas water gooien en leegdrinken. Het
ontgifte de lever. Giftige stoffen in mijn lever werden
weggespoeld.
Het is lastig te beschrijven hoe ik het bedoel als ik
praat over filtersysteem in mijn geest. Het is de werking
die alcohol op de lever heeft en vervolgens op de geest
waar het om gaat. En vervolgens een door een
beschadigd orgaan gecreëerde denkruimte afgesloten
wordt door een blokkerend effect veroorzaakt door de
lever die dit doet door gebruik van alcohol. Dat gevoel
van geestelijk geblokkeerd zijn had ik al maar door de
detox kreeg ik het bewustzijn dat de lever hier
verantwoordelijk voor was. Elke ochtend gooide ik dus
twee dopjes in een glas water en klokte het naar binnen.
Mijn trauma herinnering en kind gevoel zaten in mijn
177
geest achter een filter met aan de andere kant, de
buitenkant, de volwassen maatschappelijke wereld en
mijn zelf verklaarde, hoog te houden identiteit: “Ik ben
klaar voor de liefde en voor de toekomst.”
Inmiddels was ik zeven jaar geheelonthouder. Na
een week begon ik te merken dat in lichamelijke zin
mijn lever een trekkend gevoel begon te veroorzaken en
dat in mijn geest mijn geheugen losgetrokken werd. De
filter verdween. Alsof het geheugen uit de donkerte naar
buiten getrokken werd en in wit licht terechtkwam. Een
verschonend gevoel. Symbolisch had ik al geruime tijd
het idee dat mijn heupstreek aan mijn lever vastzat. Dat
als ik bewust dacht aan mijn heupstreek, aan mijn
genitaliën, en ik de plek voelde en aan dacht waar mijn
lever zich in mijn lichaam moest bevinden. Als ik het
probeerde te analyseren dacht ik dat het woord heupen
op mijn lever geschreven was. Alcohol kan volgens mij
verantwoordelijk zijn voor het dualisme in de geest.
Iemand die manisch in de zomer en depressief in de
winter is, zou eens een zomer geen alcohol moeten
drinken zodat de manie lager blijft en daardoor de
depressie in de winter minder diep.
Detox voor mij: Een afbrokkeling van zelf
gedefinieerde persoonlijkheid naar echte liefde. Mijn
emotionele leeftijd ontwikkelde zich door de detox. Ik
ging van een herinnering in de zesde klas lagere school
(11-12 jaar), naar definitief de laatste keer de lagere
school achter je laten, de brugklas middelbare school,
eerste keer klaarkomen, dat instinct dat jou ineens laat
masturberen en jij half in geluksshock jouw eerste
sperma ontwaart, eerste tongzoen, zo liep mijn
bewustzijn
via
geheugendingen
die
mijn
178
onderbewustzijn had geregistreerd, naar een ouder
geworden emotionele leeftijd. Wist ik veel dat er nog
iets bijkwam.
Gelukkig had ik rond die tijd een vrome
ingetogen studente als huurster. Ze studeerde biologie,
geloof ik. Van de andere eigenaren hoorde ik niks, ook
geen streken ten aanzien van mijn verhuren
zolderkamer. Ik vertrouwde het voor geen cent. Het idee
Viagra in mijn bureaula te hebben liggen had me in de
greep gekregen. Om het af te leren besloot ik nog een
laatste keer een hoer te neuken. Een escort liet ik
komen. ‘Wat wilt U, een Aziatische, Nederlandse, of een
Zuid Amerikaanse?’ Zeker geen Nederlandse dacht ik
snel, dan krijg je zo’n asociale, witte bitch. ‘Doe de Zuid
Amerikaanse maar.’ Rond twaalf uur ’s nachts nam ik de
pil, verwachtte haar volgens afspraak rond half één. Dat
werd door omstandigheden half vier. Keurig tot twee
keer toe telefoontje van het escortbureau. Toen ze
eenmaal aanbelde had ik twee en een halve Viagra in
mijn mik zitten. Ze kwam binnen en bleek een
Braziliaanse te zijn. Ongeveer 1.75m groot, slank, en
rank echter doch sterk in haar gelatenheid. Krullend
koket haar tot op de schouders. De ideale combinatie. Ik
schonk wat cola in en we maakten een praatje en ze
vroeg of we konden beginnen. Op mijn ja begon ze
zichzelf uit te kleden. Mooie ronde borsten op een lang,
sexy, bovenlichaam. Na wat heen en weer gepraat zou ze
mijn pik neukklaar pijpen en erna zouden we gaan
neuken. In een pornofilm had ik gezien hoe een geile
lange Aziatische een kerel peep en elke keer met een
hand aan de onderkant een halve slag aan de pik gaf en
ondertussen haar mond, die helemaal over de pik heen
179
was, zuigend terugtrok. Ik legde het uit, ze kreeg de
smaak te pakken, en een intens geluk gevoel overkwam
me. Zo moest het zijn. Omdat ik ervoor betaalde had ik
een soort masker op, een zelfbescherming, dus het besef
kwam later. Ze nam plaats in mijn zitstoel, benen uit
elkaar, ik op mijn knieën en neuken. Het voelde alsof ik
het met mijn zus deed (heb ik niet). Het was zo
natuurlijk echt en goed. Alsof we voor elkaar gemaakt
waren. Ze kon een echte kreun van genot niet
onderdrukken, vroeg of ik een vriendin had, waar ik niet
alert genoeg op reageerde. Ik kwam klaar en voelde
mijn pik in haar zoals het hoorde te voelen. Na afloop
vroeg ze: ‘Vind je het erg als ik voor het uur wegga? Het
is nogal een lange nacht geweest.’ Bij het verlaten gaf ik
haar mijn zelf uitgegeven detective mee. Ze had me
verteld bij het Mercatorplein te wonen. In de dagen erna
ben ik daar nog eens gaan rondlopen. In de hoop haar
op straat tegen te komen. Ik had namelijk uit de Gouden
Gids escortbureaus zitten bellen of ze een Braziliaanse
in dienst hadden die bij mij geweest was, want ik wist
niet meer welke ik genomen had. De ware misgelopen.
Mijn evenknie. Het bewustzijn maakte in mijn
onderbewustzijn iets los. Het begon met de herinnering
toen mijn moeder weer terugkwam. De broer van mijn
vader en zijn vrouw spaarden voor een eigen uitzet. Ze
sliepen op de zolder van het huis van mijn vader en hij
werkte en zij zorgde voor ons. Op een gegeven moment
was het mij en mijn broers duidelijk dat mijn vader een
relatie had. Met wie wilde hij niet zeggen. Ik moet elf
jaar geweest zijn. Er werd gegrapt over Hoer Dijkstra.
‘Zeg nou wie het is,’ jengelde ik en dan was het steevast:
‘Als de tijd ervoor is dan weet je het. Ik kan niet als ik
180
een relatie heb, meteen vertellen met wie het is.’ Als
naam werd er Hoer Dijkstra opgegeven. Een
zaterdagmiddag rond twaalf uur zou ze langskomen en
zichzelf bekend maken. In de keuken stond ik en zag
mijn vader en moeder naast elkaar naar de
achterkeukendeur lopen. Mijn moeder lachte besmuikt
en mijn vader keek trots en verwachtingsvol. Ze zagen
niet dat ik ze bekeek. Met taart vierden we dat ze weer
samenkwamen. Mijn tante had tranen bij het afscheid.
We wisten niet wat te denken en te voelen. Mijn vader
kocht een paar straten verderop een stuk grond en liet
een huis bouwen. Met zijn vijven betraden we het
nieuwe huis.
Dit is een ander, dacht ik op een gegeven moment
teleurgesteld. Dit is niet zoals ik mijn moeder ken.
In het gemeentehuis trouwden ze weer met
elkaar. Mijn hele pubertijd heb ik daar gewoond. Vrij
snel werd me duidelijk dat niets meer zou zijn zoals het
de eerste zes jaar van mijn leven was. Ze was hard en
controlerend. Geen betrekkelijkheid en relativering.
Privacy werd me ontnomen en de gevoelsruimte om je
te ontwikkelen niet geboden. De enige plek waar ik mijn
privacy had en niet door haar gecontroleerd kon
worden was onder de douche.
Vanaf mijn vierentwintigste jaar heb ik jarenlang
met in het achterhoofd louter herinneringen aan mijn
lagere school tijd geleefd. Het detox ontgiften van de
lever bracht mijn pubertijd bewust in mijn geestbeeld.
En het vasthouden van mijn ingebeelde en
zelfverklaarde identiteit liet los.
De pubertijd leefde ik met een onverwerkt
trauma dat ik niet bewust was. Mijn moeder bleek
181
tijdens
de
scheiding
met
een
psychopaat
samengewoond te hebben. Hij had haar geslagen en
verkracht. Haar identificatie met mij was in haar
volledig verziekt. Het gedeelte waar haar schade zich in
haar geest genesteld had. Ik had geen schijn van kans. Ze
was een psychopaat met mannenhaat. Een
verstandshuwelijk tussen mijn vader en moeder.
Onbewust verweet ze mijn vader dat ze ons drieën
destijds van haar afgenomen had en hij verweet haar
eigenlijk nog steeds dat ze overspel had gepleegd.
Haar vriend had ten tijde van de scheiding ons
toen niet in zijn huis willen hebben wonen. Het werd
wederom een vechthuwelijk waarbij ze uiteindelijk naar
elkaar toegroeiden, maar niet tijdens mijn pubertijd.
Met een gevoelsmatige strijd om de kinderen. Later
begon ik te blowen en een van de eerste dingen die ik
analyseerde, herinnerde ik me ineens, was dat ik besefte
dat wanneer ik mij met mijn moeder identificeerde ik
gestoord werd door mijn vader en wanneer ik mij met
mijn vader identificeerde dan kon mijn moeder dat niet
hebben. Ze sloeg me een keer totaal onverwacht met de
vuist voor mijn kaak. We woonden net in het nieuwe
huis. We zaten aan tafel en ik had een opmerking
gemaakt die niet in de smaak gevallen was. Jaren later
vertelde ze dat haar vriend Thijs destijds haar op
wintersport eens een blauw oog had geslagen. Ook uit
het niets. Dat ze een paar maanden allerlei smoesjes
ophing om ons in het weekend niet te kunnen
ontvangen. Er was bij haar geen bewustzijn om dingen
te rijmen. De psychopaat had haar dusdanig beschadigd
dat ze zelf geen idee had hoe gespleten haar
182
persoonlijkheid was. Toen ik na mijn dertigste voor
mezelf begon op te komen, zei ik haar eens: ‘Ik ben je
Thijs niet! Ik ben je zoon!’ In het geestelijke systeem
heeft een vrouw twee mannen. De ene die het voor haar
kan zijn en de andere die het niet krijgt. Mijn broer Hans
kreeg het voordeel van de twijfel en ik het nadeel. Ik
was zeventien en Emmelien kwam elpees lenen. Ze
woonde een straat verderop en vroeg of ik haar thuis
wilde brengen. Zenuwen speelden in mij op. Mijn
moeder vond het nergens voor nodig en verbood het.
Emmelien zei: ‘Vind je dat normaal dat ze dat verbiedt?’
En lachte besmuikt.
Ik was mijn moeders andere en de ene was niet
mijn vader. Eenmaal naar binnen gekeerd voedde ze de
emotionele incest in mij. Ergens geloof ik dat ze er van
overtuigd was het juiste te doen. Wanneer ze met mijn
vader praatte, knikte ze eens naar mij met de woorden:
‘die is van mij.’ Het vergulde mij en aan de andere kant
gaf het haat irritatie. Een ongrijpbaar dubbel gevoel.
De herinnering aan mijn pubertijd, door de detox,
maakte mij aan het denken met de gedachte; oh ja, dat is
waar ook. Dat ik dat vergeten ben. Thijs had ook drie
zoons, ongeveer dezelfde leeftijd. We hadden
weekenden in Nieuw Vennep om en om. Dan ik met de
oudste Allard, Hans met de tweede van Thijs, en Ellery
het derde weekend met de jongste. Oud en nieuw kwam
in mijn geheugen terug. Allard en ik waren uitgenodigd
om het met Thijs en mijn moeder te vieren. Met zijn
drieën gingen we rond zeven uur vast wat vuurwerk
afsteken. Thijs gooide een gillende keukenmeid achter
me en van de schrik sprong ik in de bosjes met stekels.
Met schrammen kwam ik terug bij mijn moeder. Thijs en
183
Allard vonden het komisch. Mijn moeder ging achter me
staan en legde haar handen op mijn schouders en zei
tegen hen dat als ze mij wat aan zouden doen dat ze spijt
gingen krijgen. Ik was nergens van bewust en erkende
enkele de koude sfeer in het huis. Alsof je weet dat de
dingen niet goed zijn. Een ander weekend waren we op
de tennisclub. Allard, mijn moeder, en ik keken toe hoe
Thijs verloor. Mijn moeder feliciteerde de winnaar met
drie kussen. Het was een zomerse dag. We bekeken ’s
middags de boerderij waar Allard hielp. Rond zes uur
was mijn moeder eten aan het koken. Thijs ging de
keuken in en schold haar uit en verweet haar dat ze de
winnaar had gekust. Hij gaf haar een paar trappen en ik
hoorde mijn moeder ingehouden gillen en zeggen: ‘Niet
waar mijn kind bij is.’ Hij sloeg de pan van het vuur en
alles ging door de keuken. Allard en ik keken T.V. en ik
voelde me verschrikt. Allard zei: ‘dat deed hij ook altijd
bij mijn moeder.’ Thijs kwam terug en ging tussen ons
zitten. Allard gaf hem kusjes op zijn wang met dat hij lief
was en sommeerde mij het ook te doen. Hhhhmmm
deden we van beide kanten. Mijn moeder kwam naar de
gang en keek naar mij en maakte oogcontact. Thijs zei:
‘Zie dat ik gelijk heb, zelfs je zoon kiest voor mij,’ en
lachte. Schuldgevoel overkwam me bij de herinnering.
Ik gooide het op dat ik in die tijd zelf beschadigd werd.
Het volgende heb ik gevoeld, gedacht, herinnerd, en mij
altijd van afgevraagd wat er waar van was. Mijn elfde
verjaardag ging ik met mijn moeder vieren. Ze was bij
Thijs weg. We hadden nog helpen verhuizen. In
Hoofddorp woonde ze in een flat. Ze haalde me op en
eerst aten we en erna naar de nieuwste James Bond in
Tuschinsky Amsterdam. Bij de kassa vroeg de cassiere
184
of ik wel twaalf was. Mijn moeder: ‘Hij is bijna twaalf.’
‘Dan kan hij niet naar binnen.’ ‘Het scheelt niks.’ ‘Ik kan
niks voor hem doen.’ Bij het naar de auto lopen zei ze
dat ze de cassiere wel wat had kunnen doen. Vertwijfeld
riep ik: ‘Waarom zeg je dan niet gewoon ja! Zeg dan
gewoon dat ik twaalf ben!’ In Hoofddorp zat ik aan de
keukenbar en lijmde mijn vliegtuig bouwpakket met
teveel lijm in elkaar. We gingen slapen en lagen samen
in een twee persoonsbed. Ik draaide me naar een zijkant
en vroeg me verontrust af of ze met me naar bed zou
willen gaan. In gedachten zie ik dat ze met haar warme
adem naar me toe schuift en me omarmd. En vervolgens
zie ik mezelf met angstige ogen en met mijn voeten en
achterkant van mijn schouders het lichaam hoog
houdend alsof ik onder stroom sta terwijl mijn moeder
me aftrekt. Het kwam herhaaldelijk terug. Zou een
onderbewustzijn iets dergelijks kunnen bedenken?
Twijfel had ik niet over situaties in het nieuwe huis die
ik mij ineens erna herinnerde. Volgens mij had ze
gemerkt dat ik sperma had en enthousiast geworden
was. Het nieuwe huis had alles modern en praktisch.
Dertien, veertien jaar oud zal ik geweest zijn. Mijn
ouders hadden hun slaapkamer en aangrenzende
badkamer met bad en douche op de begane grond. Wij
drieën sliepen boven en deelden een badkamer met
enkel een douche. Ik nam een bad en lag in bad en kreeg
een erectie. Het zweefde zo lekker naar de waterrand,
viel me op. Mijn moeder was in en uit de badkamer en
had het gezien. Even later kwam ze naakt binnen en ging
haar tanden poetsen bij de wastafel naast het bad en ze
zag in de spiegel dat ik verbaasd naar haar keek en
draaide haar kut naar mij toe en opende. Ik keek zo
185
omhoog in haar schaamlippen. Als ik ’s avonds in bed
lag kwam ze boven en ging aan de rand van mijn bed
zitten en likte in mijn oor. Met de warme punt van haar
tong maakte ze rondjes in mijn oor. Het maakte me
gehypnotiseerd, ergens wist ik dat het niet gezond was
en aan de ander kant intrigeerde het. Een halve erectie
kreeg ik ervan. Ik wist wanneer ze kwam en hoorde dan
haar voetstappen op de trap. In symbolische zin
ontwikkelde ik mij, ook door haar controlerende gedrag
naar mij, dat ik gevoelsmatig met mijn pik in de kut van
mijn moeder zat. Ten allen tijde wilde ik controle over
mijn pik hebben en niet loslaten en indirect deed ik
precies wat ze eigenlijk wilde dat ik deed. Ik ging dus
niet naar de andere toe. Mijn voortplantingsdriften
waren naar binnen gekeerd. Het doorstoten voelde als
onnatuurlijk. Sindsdien heeft ze me nooit meer laten
gaan en slachtoffer van het interpretatiegevecht
gehouden. Nooit gedacht dat ook dit in mijn
weggedrukte herinneringen zat.
Anorexia nervosa patiënten hebben een
ingebeelde identiteit. Een persoonlijkheidsstoornis
waardoor ze denken dat ze te dik zijn en ze met een
schoonheidsideaal bezig zijn. Een tweede zelf
gecreëerde persoonlijkheid. Wat ik in feite ook had. Ik
vraag me dus af of Anorexia Nervosa patiënten een
chemische huishouding hebben, die bij gewichtsafname
een gefingeerde eigen identiteit aanmaakt, die
vervolgens een versterkend proces op elkaar hebben
zodat ze meer afvallen en hoe magerder hoe vaster in
het geloof. Zou bij hen een ontgiften van de lever ook
resulteren in het loslaten van die aanmaak
186
persoonlijkheid? Zit het bij hen in de chemische
huishouding van de lever?
7.
Drie weken Brazilië had ik bij een vliegticketbureau
geboekt. Eerst een Week Rio de Janeiro, binnenlandse
vlucht naar Salvador da Bahia, wat iets noordelijker ligt,
een week, en vervolgens de derde week in Fortaleza. Ik
had het plan opgevat om een leuke Brasileira tegen te
komen en mee terug naar Nederland te nemen en dan
drie maanden samenwonen en kijken of het geluk
oplevert. Het leek me wel wat. Zij arm als een kerkrat en
ik met een gestoord verleden. Je moet jezelf toch
aanpassen. De liefde heeft nooit zijn evoluerende effect
op me gehad. Zoals normaal in de pubertijd bezig met
meisjes en ontdekken, vanaf je vijfentwintigste met
volwassen vrouwen neuken, die eens uitproberen en
die, en zo erachter komen wat je wel en niet wilt. Ik had
mijn ex vriendin, Jaflan, en een vrachtlading hoeren op
mijn seks C.V. staan.
Mijn ouders zeiden later dat ze dachten me nooit
meer terug te zien, wat ik weghoonde.
Het echte gevoel leidde de plannen. Ik wilde
huisje, boompje, beestje, haar dan Nederlands leren,
helpen bij inburgering, en dan kinderen. Ik had een
weten in mijn kop staan dat zei dat mijn wederhelft in
Brazilië woonde. In het vliegtuig raakte ik in gesprek
187
met twee sekstoeristen uit België. Ze kwamen er rond
voor uit dat ze er naartoe gingen om aan hun trekken te
komen. Ze zagen er verkeerd gehard uit, op hun gezicht
stonden de trekken op die manier dat je dacht; er klopt
iets niet. De ene had een bolle buik. Ik begreep wel
waarom ze thuis niet aan hun trekken kwamen. En het
bewustzijn kwam dat ik me afvroeg of anderen in het
vliegtuig mij ook zo zagen. In jaren had ik mij niet
afgevraagd wat anderen van me konden denken en
uitgerekend dat je niet op zo’n bewustzijn zit te
wachten, komt het naar je toe. In je eentje naar Brazilië
geeft te denken. Ik focuste op de stewardess om te
kijken hoe ze naar me keek. Ik kon er geen bevestigend
noch ontkennend gevoel van maken. In de Planet over
Brazilië stond dat je in Rio enkel in taxi’s met een meter
moest stappen omdat in taxi’s zonder, jij je leven niet
veilig was. Op het vliegveld regelde de receptionist een
hotel voor me. Iemand stond ineens aan mijn koffer te
trekken, bleek dat hij die wilde tillen, werd ik in een taxi
geduwd die meteen wegreed. Ik leunde achterover
denkende alles geregeld te hebben en herinnerde me
Planet. Bij het dasboard geen meter te bekennen. Ik
schrok me de klere. Wel werd ik bij het hotel afgeleverd.
In Brazilië krijgen single mannen uit Europa in een hotel
een kamer op de dertiende verdieping. Gebeurde me
twee keer. Toeval? Ik dacht het niet. Twee straten van
de Copacobana. Strand beviel me altijd wel. Ik had
Portugese les in Rio en Fortaleza geregeld. Met de taxi
naar de school. Engels was de communicatietaal, de
leraar bleek een paar woorden Engels te kennen en dat
was het. Een avond kwam ik bij een grote discotheek op
vijftig meter van mijn hotel uit. In de avond zaten wat
188
vrouwen op het terras ervan. Ik nam plaats en
probeerde paar woordjes Portugees en maakte in het
Engels een praatje. Één was behangen met tattoos maar
wel een leuk type en één van de weinigen daar die het
Engels machtig was. Voor de grap zei ik tegen de ober
dat ze mijn koffie betaalde, wat ze grappig vond en nog
deed ook nog. Discoteca Help is de grootse hoeren
discotheek van Brazilië maar dat wist ik toen nog niet.
Binnen merkte ik wel dat veel Brasileiras mij wel zagen
zitten. Veel oogcontact, flirterig, dergelijks. Dat had ik
wel eens eerder gehoord dus ik nam het voor serieus.
Een Brasileira, die enkel champagne dronk die ik mocht
betalen, wilde wel met mij mee naar het hotel. We
neukten wat, douchten samen, tongzoenden. Ik dacht;
dat gaat makkelijk hier, maar ook dat had ik eerder
gehoord. Ze was aangekleed en vroeg: ‘Okay, where are
my hundred dollars?’ ‘Hundred dollars!?’ Ik gaf haar
veertig Reais en mijn horloge. Later dacht ik weemoedig
dat ik liever met de tattoo was meegegaan.
Met een toeristen bus werd ik afgeleverd bij de
Corcovado. Het Jezus beeld dat op een berg in Rio staat.
Indrukwekkend. Een schitterend uitzicht over de stad.
In het vliegtuig naar Salvador in gesprek met
twee Amerikanen. Ik benadrukte dat ik geen sekstoerist
was maar hakkelde vervolgens toen er gevraagd werd
waarom ik daar dan wel op vakantie ging. Hoeren had ik
geen trek meer in. In Salvador zat ik in een hotel met
een klein zwembadje aan de voorkant. Juan en Pablo
kwamen uit Buenos Aires. Pablo was de feestganger en
Juan vastgelopen in zijn leven. Hij werkte als
vertegenwoordiger.
Pablo
beweerde
dat
hij
stadionspeaker van een tweede divisieclub was. Juan
189
had de echte kleinheid van dingen nooit gevonden. Ze
vroegen of ik meeging naar Morro de St. Paulo. Een
eiland op afstand vijf uur varen met een schoener.
Ontroerend echt. Een eilandje met enkel zandpaden,
poussada’s (pensions), bars, restaurants, en een strand
disco. Het grote strand was aan een prachtig groene
baai. Één politieman op het hele eiland. Ik vermoedde
zo’n vijfenzeventig inwoners. Juan sprak regelmatig
vrouwen aan wat al vrij snel een gênant beeld gaf en de
vrouw verder trok. Een paar dagen hebben we heerlijk
van het strand en eilandgevoel genoten. Een Duitse exhippie woonde er al twintig jaar. Hij bestierde de
poussada tegenover de onze. Een avondje hebben we
met zijn vieren zitten drinken. Ik aan de cola. De
serveerster was bloedmooi, getrouwd met de eigenaar,
en zei dat ze nat werd van mijn groene ogen. Wat ik wel
wilde maar moeilijk kon geloven. Omdat ze getrouwd
was liet ze onze tafel door een ander serveren. De
Duitser had bewust de maatschappij achter zich gelaten.
Nee, zo wil ik niet zijn, dacht ik. In het hotel terug bleek
het de laatste dag van Juan en Pablo te zijn. We
beloofden te schrijven (nooit gedaan). Pablo kuste bij
het afscheid mij in de nek. De receptioniste was me
opgevallen. Ik vroeg haar nog net niet ten huwelijk maar
wilde wel afspreken. ’s Middags belde ik het hotel en
vroeg naar haar, ik ging er vanuit dat zij ook begreep dat
ze het voor me was. De manager deelde me die avond
mee dat ik in één keer de rekening moest betalen en
anders zou moeten vertrekken. Gelukkig had ik het in
kluis. In Fortaleza begonnen mijn gedachten te
veranderen. Ik kreeg een kamer met airconditioning die
een zeurend geluid maakte waardoor ik niet kon slapen.
190
Dan maar uit. Zeker na mijn afspraak met Francesca
begon ik het anders te zien. In Nederland hadden we via
internet contact gehad. In een visrestaurant aan de
boulevard van Fortaleza spraken we af. Ze had
verzwegen honderd kilo zwaar te zijn. Het besef kwam
naar mij dat het zo niet werkte. Voor hen was ik niet
meer dan een ticket naar Europa. Mijn lessen had ik ’s
ochtends, en ’s middags lag ik op het strand. Naast mijn
hotel was een straat met alleen maar seksdiscotheken.
Tegen de receptionist zei ik: ‘discoteca normal!’ Hij gaf
me een adres, ik stapte in een taxi, en hij leverde me bij
een bordeel af. Gelukkig was het gesloten want anders
was ik van ellende waarschijnlijk naar binnen gegaan.
Ze boeken daar gewoon een hotel voor je vlakbij een
seksdiscotheek. Ik voelde me bevooroordeeld. Elke
middag nam ik een massage op het strand. Een aantal
banken onder een luifel. In de schaduw en met de
zeewind en zeegeluiden was het heerlijk door de
massage naar vergetelheid te geraken en een klein dutje
te doen. Een vrouw van vijfenveertig kwam in haar auto
mij bij het hotel ophalen (internet). Het eerste wat ze
vroeg was benzinegeld. Ze vertelde een gata (poes/maar
dan het onafhankelijke karakter) te zijn. In het
restaurant bestelde ze het duurste gerecht. Je stapt in
Nederland als minimumlijder in het vliegtuig en in
Brazilië stap je uit als een miljoenair. Fooien van twee
euro maken verschil van dag en nacht. De
seksdiscotheek ging ik in en verliet aan het eind van de
avond zonder er één mee te nemen. Avond erna was ik
er weer. Een meisje van zesentwintig sprak me aan en
even later stonden we te tongzoenen. Haar initiatief. Ik
voelde me spotgoedkoop, gaf haar geld, en vertrok. Een
191
andere avond ging er één op mijn schoot zitten en
praatte Portugees in mijn oor. Ik verstond er niets van
maar vond het wel lekker. Bij de receptie bleek ze geen
achtentwintig maar negentien te zijn. Even stond ik op
het punt te weigeren. In mijn kamer wilde ze haar topje
niet uitdoen, na mijn aandringen zag ik dat ze
moederstrepen had. Ik gaf haar drie keer het gangbare
bedrag, voor mij nog steeds acceptabel. Om de cultuur te
leren kennen nam ik de bus naar het strand. We reden
door een stenen flavela. Huisjes van steen, geen ramen,
geen stromend water en geen elektriciteit. En het was in
armoede nog niet eens het laagste. Daaronder was de
echte flavela en daarna dakloos zijn. Mijn vaste
masseuse werd op een gegeven moment serieus. We
spraken af om te gaan eten, voor et samen eten
veranderde mijn plan en liep ik weg van het strand
terwijl ze toekeek. En speciaal voor mij had ze haar
zondagavond eten met familie afgezegd. Ik wilde alleen
naar huis. Het punt was dat ik aanvankelijk dacht in de
stad samen te gaan eten en meldde haar niet hoe de
zaak ervoor stond. De dag erna meed ik Jane. Mijn
laatste dag. Ik zat op een strandstoel en iemand kwam
me vertellen dat ik moest oppassen. Waarvoor, vroeg ik
me af. Een vreemde kerel in broek en shirt en schoenen
zat twee tafeltjes verderop een tijd niks te doen en
vertrok. Politie kwam op een squad voorbij en maakte
oogcontact. Achterdocht kreeg mij in de greep. Alles zei
me dat er gevaar was. Ik liep naar de straatkant en een
paar taxichauffeurs stonden op de stoep. Een man met
geborsteld haar gebaarde mij in te stappen. Mijn
aandacht werd getrokken door een zwaaiende
taxichauffeur dertig meter verderop. Mijn vaste
192
chauffeur die altijd voor het hotel stond. Mijn Portugees
had ik met hem geoefend en mijn fooien waren
onnadenkend veel. Taxista mal betekent slechte
taxichauffeur. Ze rijden je naar een achterbuurt en daar
wordt je vermoord en beroofd. Het woord was dat ze
het op mij gemunt hadden. Mijn vaste chauffeur had
ervan gehoord en was speciaal vanuit de stad naar het
strand, een aantal kilometers verderop, gekomen om
mij op te pikken. De eerste paar meters moesten we
door een klein straatje. Paniekerig zaten we links en
rechts te kijken of er niet iemand met een pistool in de
bosjes zat. Op de verbindingsweg gaf hij plankgas. Ik gaf
hem twee keer de ritprijs. Bij het hotel waste ik me en
vertrok en dezelfde chauffeur bracht me naar het
vliegveld. Ik gaf hem driedubbel de ritprijs.
In het vliegtuig interesseerde het me geen reet
wie wat van mij dacht. Veel paartjes: Brasileira en
Nederlander.
In Amsterdam gaf ik nog twee avonden per week
les Nederlandse taal op de Portugese stichting. De stad
vrat aan me. Ik gaf het op en vond een appartement in
het rustige Bussum, in de regio waar ik vandaan kwam.
Weinig mensen om me heen. Emerhese Amersfoort,
gespecialiseerd in autisme, onderzocht me en stelde de
diagnose Asperger. Ik voelde een rust en eindelijk een
laten doorkomen van zoals ik ben. Zonder bang te zijn
voor gek verklaard te worden of als geestziek gezien te
worden. Het probleem met mijn moeder heb ik nooit
gedeeld en altijd wanneer ik voelde een verklaring te
moeten geven aan een labiele periode of moment, dan
verklaarde ik het aan mijn misbruik door mijn neef en
een vriend van hem. Dit terwijl ik wist dat er meer was
193
maar dit nooit naar mijn echte gevoelsmatige
bewustzijn probeerde te brengen. Altijd heb ik gedacht
dat toch niemand het zou geloven. Tot op de dag
vandaag heb ik het nog weinig uitgesproken. De drang
was er wel maar ik voelde het altijd als te laat om nog
als belangrijk op te voeren.
Nawoord I
De weg na mijn opname voor een psychose is geen pad
over rozen geweest. Het was ook niet alledaags. Maar is
er na een opname voor een psychose wel een normale
route te nemen? Toevallig ben ik in de inrichting tegen
een middel aangelopen dat mij mijn onafhankelijkheid
teruggaf. Er zijn niet veel mensen die ooit met een
psychose in een psychiatrische inrichting opgenomen
zijn geweest die kunnen zeggen dat het bij één opname
is gebleven. En al bijna twintig jaar geen chemische
medicatie tegen geestziekten hebben gebruikt. Een
leven met chemische medicatie is vaak een leven met
bijwerkingen, depressies, opnames, en ziekmeldingen.
Maar vooral gepamperd worden. Het laatste kon ik niet
accepteren. Niet op die manier, het voelde als onecht.
Misschien doordat ik een aan autisme verwante
contactstoornis heb. Voor de volledigheid moet ik erbij
zeggen dat ik rond het jaar 2000 wel loramet heb
gebruikt. Het is een chemisch slaapmedicatie om in
slaap te vallen. Op de bijsluiter staat dat het maximaal
194
drie weken gebruikt mag worden. Ik heb het twee jaar
voorgeschreven gekregen. In de inrichting gebruikte ik
het ook al voor een periode van een maand of negen.
Een half jaar lang heb ik elke avond om tien uur
melatonine genomen en ging dan om twaalf uur slapen
en als ik om half één niet sliep nam ik de chemische
Loramet. Melatonine is natuurlijk en heeft geen
bijwerkingen. Het stimuleert de kamer in je hersenen
die de slaap aanmaakt om slaaphormonen af te geven.
Een mechanisme wat dus bij een slaapprobleem niet
werkt wanneer het donker wordt. Na een half jaar
stapsgewijs Loramet afbouwen van twee naar een kwart
pil, sliep ik eindelijk een nacht zonder. Waarna ik me
begon te beseffen hoe doods en cynisch makend
chemische slaapmedicatie is. Het bepaalt ook hoe je
tijdens de dag bent. De dag waarin ik me besefte zonder
Loramet geslapen te hebben kan ik me nog levendig
herinneren. Het was zo’n bevrijdend gevoeld, heerlijk. ti
Ter aanvulling heb ik in de periode die het boek
beschrijft ook de volgende dingen gebruikt of gedaan.
Hypnotherapie met EMDR. Traumaverwerking
die beide hersenhelften op elkaar laten werken. Je gaat
onder hypnose en krijgt twee knipperende bollen, in
elke hand één. Hij stelt een vraag terwijl jij onder
hypnose bent. Je geeft antwoord uit het niets van de
hypnose. Vervolgens knipperen de bollen, dan in de
linkerhand en dan in de rechter etc. Om en om. Alsof het
knipperen van hand tot hand gaat. Om contact met het
onderbewuste te maken en twee hersenhelften tot
elkaar te laten komen. De verwerking van het trauma
leest zich als; je staat aan de achterkant van een lege
bioscoopzaal, je ziet jezelf in het midden zitten, je bent
195
de enige toeschouwer in de lege zaal. Je kijkt naar jezelf
die naar beelden kijkt van jouw trauma. Volgende stap is
dat je vanuit de toeschouwer kijkt. Directer. En zo
verder. Tot je in het filmdoek bent en alles verwerkt.
Uiteindelijk heb ik zo de herbeleving gedaan.
Koan Float. Je drijft in een cabine met een hoog
zout gehalte, lekker, lauw water. Het maakt energie vrij
en is corrigerend. Psychiatrische inrichtingen in
Scandinavië hebben het in huis. Het werkt ook tegen
depressies.
Antibiotica/penicciline. Ik heb voor drie
maanden online besteld. Toen ik in Bussum woonde en
dacht de ziekte van lyme te hebben. Later las ik dat
geestziekte met ontsteking in de hersenen te maken zou
hebben. Voelde me goed verschoond.
Iboga is de vader aller hallucinerende middelen.
Klinieken over de hele wereld dienen het toe aan
heroïne- en andere zwaar verslaafden. Na zesendertig
uur hebben de verslaafden geen drang naar hun
verslaving en wat nog opmerkelijker is; geen
lichamelijke ontwenningsverschijnselen. Bij heroïne en
methadon is het gangbaar dat lichamelijke
ontwenningsverschijnselen tot zes maanden na stoppen
aanhouden.
Het geeft een trip van acht uur, een periode van
acht uur met vragen, gevolgd door een periode van acht
uur met antwoorden. Het wordt vergeleken met twintig
jaar psychotherapie. Het geeft inzichten en is een
Afrikaanse boomschors. Bijzondere ervaring.
Oxytocine wordt aan zwangere vrouwen
toegediend om de weeën te laten komen. Het is een
hormoon en een zijeffect is dat het bij autisten sociale
196
intelligentie aanmaakt. In Amerika zijn ouders die naar
de huisarts gaan en eisen dat hun autistische zoon
oxytocine voorgeschreven krijgt. Net als de antibiotica
heb ik dit via een internationale site besteld. De
ampullen waren in principe voor injectie bedoeld maar
ik heb het in een kop koffie gegooid. Elke week op
zaterdagochtend. Het bracht mijn syndroom in
beweging en in ontwikkeling.
Cranio Sacraaal. Dit een therapievorm die op
het gehele zenuwenstelsel werkt. Cranio betekent
schedel en sacraal heiligbeentje. Het werkt met
handoplegging. Ze houdt haar handen op je enkel net
zolang tot jouw lichaam erop reageert en vervolgens
verschuift ze de handen naar een ander punt. Je raakt in
een roes, een hele diepe slaap, en herinneringen in het
weefsel komen los. Het systeem weet hoe het
oorspronkelijk was. Na afloop wreef ze met haar handen
over mijn ruggenwervel. Het was zo heerlijk dat ik me
besefte en voelde wat ik sinds mijn zesde jaar had
gemist en dat is het gevoel gekoesterd te worden. De
herinnering zat nog in mijn weefsel. Ik ga nog steeds
elke maand.
De drugs in het verleden genomen hadden het
gekoesterd kunnen worden geblokkeerd en verhard.
Het kwam van mijn zesde jaar. Eigenlijk verwijst de titel
De Buit naar gekoesterd kunnen worden. Gekoesterd
kunnen worden heb ik over twintig jaar hoog gehouden.
Ik denk dat met chemische medicatie dit gevoel nooit
meer echt en natuurlijk kan zijn. Het weerhield me ook
van kindbeesterij. Als ik dat al zou gaan doen want niet
iedere seksueel misbruikte man doet het later ook. Het
bestaat echter wel.
197
In een visioen zag ik mezelf onder het dieptepunt
doorkomen en aan de andere kant van de grot naar de
waterrand drijven en mijn hoofd boven water komen.
Als een vervolg van de droom.
Eveneens in een visioen zag ik mijn pik en ballen
in de linkerhelft van mijn hersenen. In contact met de
andere kant. Vrouwen had ik altijd op instinct en met
onbewust kijkende ogen benaderd en probeerde altijd
de verkeerde knop in te drukken. Dat was voorbij.
Mijn diagnose is een spastische paraparese. De
vertaling van de signalen vanuit hersenen naar mijn
benen blokkeert ergens in de ruggenwervel. Het leidt tot
spasticiteit in de benen en verergert en het eindigt in
een rolstoel. Het is vaak erfelijk en gaat van vader op
zoon. Mijn vader overleed in 2010. Het zou me niks
verbazen dat als hij nu geleefd had hij ook de diagnose
Asperger had gehad. Hij had ook een bepaalde vorm van
contact armoede, een soort eenkennige gedrevenheid,
en een hoog I.Q. ’s Nachts werd hij vaak gillend wakker
van de kramp in zijn kuiten. Dat kan als een indicatie
gezien worden.
Ik heb een actieve weg bewandeld en veel
gedaan. Mijn gevecht des levens heb ik uitgevochten en
voor gestreden. Met chemische medicatie had ik het
gevecht nooit aan kunnen gaan. Dat is een bevredigend
en goed te accepteren gevoel. Spijt heb ik van hoe ik
naar anderen overgekomen ben. Niet van de keuzes die
ik gemaakt heb.
Tegenwoordig werk ik bij GGZ Infocentrum. Hier
help ik mensen die door psychische of lichamelijke
198
klachten zelf hun maatschappelijke problemen niet
aankunnen. Communiceren met grote bedrijven,
regelingen treffen met incassobureaus, brieven
schrijven, brieven goed lezen, belastingaangiftes
verzorgen, etc. Hier kom ik tot mijn recht. Een
begeleider van een autismecentrum komt elke twee
weken langs om dingen die vastgelopen zijn los te
maken. Simpele dingen van de dag waar ik mijn geest
niet omheen krijg.
Eens per twee weken heb ik groepsgesprekken
met mensen die ook Asperger of een aan autisme
verwante contactstoornis hebben.
Mijn kin heb ik naturel op de borst gehad. Mijn
ogen zijn met mijn lichaam verbonden. Eerst zag ik mijn
pik in mijn blaas, of voelde het zo, en toen buiten, en ik
heb bewust mezelf met een klein pikkie in de plee zien
pissen. Ik kan nu beter het idee verdragen in een
rolstoel terecht te kunnen komen. Elektrostimulatie is
waar ik mijn hoop op gezet heb. Een andere
mogelijkheid is overdosering vitamines. Het kan
processen een stimulans geven. D3 en Omega 3 gebruik
ik net iets meer dan de per dag aanbevolen hoeveelheid.
Misschien dat het iets oplevert.
Nawoord II
In ieder mens zit een zelfgenezer. Ik denk dat
geestwetenschappen ooit tot de conclusie gaan komen
199
dat sterker maken van de persoonlijkheid een
goedkopere manier is om geestziekten te bestrijden dan
symptoombestrijding. Een geestziekte is ooit begonnen
met een probleem. Terugbrengen van een geestziekte
naar het probleem is de persoon zijn onafhankelijkheid
teruggeven. Geestziekte kan beginnen door leven onder
een norm waarvan men weet dat die niet gehaald gaat
worden. Het speeltje psychoanalyse gebaseerd op
acceptatie van zwakte van de patiënt, dat Freud de mens
gegeven heeft, krijgt zijn economische wederkering. Ik
denk wel eens dat hormonen het concentratiepunt van
mijn geestziekte in de hersenen verschoven hebben
en/of mij de mogelijkheid gegeven hebben het vanuit
een andere belichting te zien. Spanning van de
geestziekte bestond voor de helft veroorzaakt door de
geestziekte en voor de andere helft door het ingesloten
en afgesloten van de buitenwereld gevoel in de geest.
Chemische medicatie evolueert emoties niet. Iemand
lust op vijftiende geen gebakken lever en op zijn
vijfenveertigste vind hij het heerlijk. Een simpel
voorbeeld. Maar zo ook met puberale en jong volwassen
emoties. Dat is volgens mij de reden dat chemisch
medicatiegebruik naar langer het gebruik een
negatiever effect begint te krijgen. Op 45ste lust de
persoon nog steeds geen lever.
Chemische medicatie kan in een eerste fase
uitstekend werk doen en een patiënt bewust ten
opzichte van de eigen geestgesteldheid maken. Mijn
bezwaar is dat chemische medicatie wel een
patiëntengevoel aanmaakt en onderhoudt maar de
patiënt daar niet of nauwelijks van verlost. Hij of zij zal
het nooit echt achter zich laten.
200
Psychiatrie is geen wetenschap en in de toekomst
denk ik dat door internet iedereen zijn eigen therapeut
wordt. Ik geloof in de geneeswijze dat lichaam en geest
gekoppeld aan elkaar gezien worden.
Belichaming van de geest is dat beschadigde
organen herstellen en vervolgens geen vervelende
denkruimte in de geest creëren. En de persoon niet
meer bewust aan het betreffende orgaan denkt en de
geest geen als vervelend aanvoelende extra denkruimte
meer heeft.
Mijn emotionele leeftijd heb ik van zes jaar naar
ongeveer vijfentwintig weten te evolueren. Ik heb op
mijn zevenenveertigste het geestelijke systeem, waar
een midlife crisis naartoe aanstuurt, met herinneringen
die tot twintig jaar terug gaan, als acceptatie gevonden.
Rust is via ontwikkeling gevonden door na de
opname een actief leven te leiden dat zo een onderbouw
geworden is.
Het terugvinden van jouw pik als eigen gaat via
erkenning van de pik van jouw agressor. Een man die
door zijn vader is misbruikt zal dit terecht als een
onmogelijke horde voelen. Kan men een patiënt die
ergens in het leven beschadigd is geraakt verwijten het
glas als half leeg te zien? Is het voor die persoon echt
mogelijk om het aan de hand van de psychologie het
leven en de dingen als halfvol, en dus als
maatschappelijk geaccepteerd, te gaan interpreteren? Ik
denk het niet. Het aangeleerde ‘halfvol’ zal altijd een
onderliggende frustratie blijven geven. Daardoor wordt
de ‘nieuwe geaccepteerde manier van denken’ een
201
eenkennig verdedigingsmechanisme met een dubbele
lading. Een interpretatiegevecht met jezelf, met dat je
het halfvol moet zien, dat vervolgens tot een depressie
kan leiden.
Mijn moeder heeft door haar eigen verleden ook
een proces doorgemaakt. Ze is allang niet meer de
vrouw die ze in mijn pubertijd was. Wel is het tussen
ons niet meer goed gekomen. Ik hou wel van haar maar
vind het moeilijk dit te ervaren wanneer ik in haar
aanwezigheid ben. Ze heeft nog wel geprobeerd het
goed te maken maar het was helaas te laat ingezet. De
echte woorden heb ik van haar niet gekregen.
Er zijn mensen die denken dat een Asperger even
moet begrijpen dat hij contactgevoel met het leven heeft
te geven. Die hebben niet door dat de Asperger daartoe
niet in staat is. Sommigen kunnen dit van een Asperger
niet accepteren.
Het gebrek aan contactmatige sociale
vaardigheden verklaart de lage statistieken van
Aspergers betreffende werk en relaties. Van de mensen
met het syndroom van Asperger heeft een heel laag
percentage een betaalde baan en vaste relatie. Ik heb
wel eens de overtuiging gehad dat de volwassen
maatschappij is gestoeld op de angst voor het alleen
zijn. Het is een drijfveer die ik niet ken. Angst voor
sociaal isolement heeft mij nog nooit dingen in de mond
gelegd.
Ik heb vrij laat in mijn leven de diagnose
Asperger gekregen. Misschien maar beter ook, want
daardoor heb ik langer geprobeerd geaccepteerd te
worden. Het was afkijken van hoe anderen dat doen en
dit vervolgens naspelen. Copycatting evoluerend en
eindigend in mijn eigen ik. Een kansloze poging waarbij
ik zelf lange tijd het heilige gevoel had dat iedere
202
volwassene zo door het leven gaat. Savant is dat je
dingen weet zonder dat je weet waarom je ze weet. Idiot
Savant is de wetende gek en slaat op autisten met een
laag I.Q. Bij Aspergers bestaat het ook. Heeft ‘weten’
mijn koers bepaald of beeld ik me dat in? Was het
allemaal echt of heb ik het gedroomd?
203