VSB Poëzieprijs – de beste poëzie van dit moment Poëziesuggestie uit de bundel Ik trek mijn species aan van Sasja Janssen Senia i.s.m. Poetry International Rotterdam De VSB Poëzieprijs is ieder jaar dé prijs voor Nederlandstalige poëzie en bekroont de beste dichtbundel van het jaar met een geldbedrag van 25.000 euro. De jury – dit jaar onder voorzitterschap van NRC hoofdredacteur Peter Vandermeersch - kiest uit de meer dan honderd verschenen dichtbundels vijf kanshebbers. Aan het begin van de Poëzieweek wordt op 28 januari de winnaar bekendgemaakt tijdens de feestelijke prijsuitreiking in Kunsthal Rotterdam. De jury van de VSB Poëzieprijs 2015 heeft de volgende vijf bundels genomineerd: Piet Gerbrandy – ‘Vlinderslag ‘ Sasja Janssen – ‘Ik trek mijn species aan’ Hester Knibbe – ‘Archaïsch de dieren’ Alfred Schaffer – ‘Mens Dier Ding’ Peter Verhelst – ‘Wij totale vlam’ Samen verhalen en gedichten lezen verbindt mensen en maakt ze sterker. In samenwerking met Poetry International Rotterdam doet Senia een greep uit de beste Nederlandstalige poëzie van dit moment en doet u met veel plezier enkele gedichten als suggestie aan de hand. Ze zijn afkomstig uit de vijf bundels die voor de VSB Poëzieprijs 2015 werden genomineerd. Lees samen een gedicht als opening of afsluiting van uw bijeenkomst. Enkele vragen helpen een korte nabespreking van het gedicht op weg. Meer gedichten Kijk voor meer gedichten uit de bundel ‘Ik trek mijn species aan’ van Sasja Janssen op www.poetry.nl. Daar vindt u (binnenkort) ook audio- en video-opnamen van de gedichten gelezen door de dichter zelf of door juryvoorzitter Peter Vandermeersch. Leeswijzer Poëzie in aantocht Samen met Poetry International werkt Senia aan een leeswijzer Poëzie. Naar verwachting staat de eerste Poëzieleeswijzer in mei 2015 online. Genoeg over ik gedicht Je wou het zien, hoe ik geworden ben. Kwam het door de kinderen, ze schreeuwden je dromen op stokjes. Zij waren het, maar ik laat ze spelen. Ben je teergevoelig. Voortaan alleen nog het heelal, steppen en zeeën, zonder ik. Ga je ik vergeten? Mag ik je nog overal één keer pakken. Pak me dan, als je kan. Maar ik ben het niet meer, ik zit al onder de modder. Ik ben van de metalige rivier, de rode aarde. Is het om de anderen? Ik ben de anderen. Het is om de geilheid. Het is om het verlangen. Ik vergeet je niet. Sstt, praten is voer voor de waan. Ik had hem zo lief. Ik kon niet meer zonder. Zie je hoe de wereld om ons harder beweegt? Nee, ik voel een groengouden kever in mijn boezem, hij wandelt me in de war. Maakt hij je gek, liefje? Wil je nog één keer schmieren. Nee, ik heb genoeg. Ik trek haar uit, mijn species. Zij is van jou, doe ermee wat je wilt. Zeg dag. Ik zeg dag. Om over na te denken na het lezen van het gedicht - Wie is er aan het woord in het gedicht? Hoe stelt u zich hem of haar voor? Is het de dichter zelf? Wat gebeurt er in het gedicht? En wat ging eraan vooraf? Wat treft u in het gedicht? Welke zin of passage, welk woord? Is er iets in het gedicht dat u herkent? Welk beeld blijft hangen na het lezen van dit gedicht? Sasja Janssen – Ik trek mijn species aan Sasja Janssens bundel Ik trek mijn species aan opent met een motto ontleend aan W.F. Hermans en komt uit Nooit meer slapen: 'dat ik altijd en in alles weerloos, machteloos en vervangbaar als een atoom ben'. Als het ik zo weinig voorstelt, is het denkbaar eerder voor ‘het species’ te kiezen. Dat doet Sasja Janssen ook, maar wel op een eigenzinnige individuele manier. Juist in de manier waarop ze het ik omzeilt door het onbestemde ontstaan van het leven stem te geven en door de alomtegenwoordige seksualiteit een haast op zichzelf staande aanwezigheid te laten zijn, wordt de lezer voortdurend geconfronteerd met het begrip ik en met het ik van de dichter als schepper van zijn of haar poëzie. ‘Ik trok daarna mijn species uit, om te zien of ik leeg was / om te zien of ik dat durfde, de bloedeloosheid ik durfde. / De anderen loerden naar hoe ik was, dat er niets van me / overbleef, moest er wat overblijven van mij of iets?’. Dit gedicht uit de titelreeks is een scherp en ontnuchterend commentaar op de gemeenplaats dat de dichter zichzelf uitdrukt in zijn poëzie en dat lezers naar die dichter, naar de persoon van vlees en bloed die de dichter ook is, zitten te zoeken. Rutger Cornets de Groot merkt in dit kader op dat bij Sasja Janssen in moderne vorm iets terugkeert ‘van het aloude begrip ‘persoonlijkheid’, dat ooit een criterium was voor de waarde van literatuur. Er werd het vermogen van een auteur onder verstaan om tegenstellingen in zich te verenigen en niet alleen te zijn wie hij was, maar ook wie hij niet was, of wie hij worden kon. De dichter valt dan niet samen met wie hij is, maar hoeft van zichzelf ook geen afstand te doen.’ Zoals Janssen schrijft in het eerste gedicht van de cyclus ’Omdat ik reizen moet’: Ik draag mee mijn grenzeloosheid als wapen / mijn bloed tegen koortsen en knokkelangst / ontelbare landkaarten zodat ik weet waar ik niet moet zijn/’ Deze bundel heeft het geweld en de energie van Bijbelboeken. ‘Toch het begint’ lijkt Genesis en Apocalyps tegelijkertijd, waarin zowel het uitdijen van de mensheid in gang gezet wordt als het bederf van de aarde wordt aangekondigd: ‘In het voorlaatste wachtte iemand wachtte / en zagen de mensen stijve hemels, apennachten uit feromonen / de hel losjes om de hals / spikkels vielen van vogels, quarks werden zwaar zo zwaar / melk droop van de akkers, meisjes dansten in borsten, dansen / derwisj gelijk, om maar wat te noemen, iemand gaf geen namen meer.’ Probeer in die uiteenvallende werkelijkheid het ik maar eens te behouden en een nieuwe coherentie te vinden. Eén middel om samenhang te zoeken, is de taal: ‘we praten onze botten graag bij elkaar’, zegt Sasja Janssen in het derde gedicht uit de cyclus ‘Toch het begint’, maar in het slotgedicht wordt de waarde ervan betwist: ‘Ssst, praten is voer voor de waan.’ Met zoveel woorden de betrekkelijkheid van woorden bezingen en daar indringende poëzie van maken is een kunst op zich. ‘Tot vandaag alleen woorden gebruikt, maar zijn daarmee / moeten ophouden, de rampen dampen van onze gist // door het spartelende, het vallende, het tedere, het misselijke / het zoete, het vleselijke, het blauwige bengelen om elkaars hals. // We hebben ons gezongen. We hebben ons voor het eerst.’ Een uitdagend beklijvende bundel noemt de jury van de VSB Poëzieprijs Sasja Janssens Ik trek mijn species aan. ‘In een fabelachtig echt spel tussen begin en einde en alles daartussenin, worden soorten van mensen geboren die vervolgens trachten te overleven. Misschien is seksualiteit de enige houvast, of in elk geval een benadering van identiteit. Zonder de soortnaam vrouw, is er geen beginnen aan.’
© Copyright 2024 ExpyDoc