Wijkverpleegkundige zorg in Amsterdam Uitkomsten in het kort Amsterdam, 18 februari 2014 M.A. Visser M. Schönenberger GGD Amsterdam M. Duijsters B. de Dood Stichting 1ste Lijn Amsterdam Dit project wordt mogelijk gemaakt door: Dit is het publieksrapport van het onderzoek naar wijkverpleegkundige zorg in Amsterdam. Dit onderzoek is in opdracht van ZonMw uitgevoerd door Stichting 1ste Lijn Amsterdam (projectleiding), GGD Amsterdam (uitvoering) en Cliëntenbelang Amsterdam (advisering). Dit rapport bevat de belangrijkste informatie en uitkomsten van het onderzoek. Het uitgebreide eindrapport is per juni 2014 te vinden op de website van ZonMw. Wat is het doel van dit onderzoek? Het doel van dit onderzoek is om (A) de sterke en zwakke kanten van de verschillende organisatiemodellen van de ‘Zichtbare schakel’- projecten in Amsterdam te beschrijven en (B) de rol en meerwaarde van de regionale ondersteuningsstructuur bij de organisatie van deze projecten bloot te leggen. We onderzoeken ook (C) hoe de voortzetting van de ‘Zichtbare schakel’ wijkverpleegkundige door de gemeente en zorgverzekeraar vormgegeven gaat worden. Waarom dit onderzoek? Binnen het ZonMw-programma ‘Zichtbare schakel. De wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt’ werden in Amsterdam negen verschillende ‘Zichtbare schakel’-projecten gefinancierd en uitgevoerd. Dit zijn projecten waarin extra wijkverpleegkundigen werden ingezet, die ‘Zichtbare schakel’-taken mochten uitvoeren, zoals het verbinden van hulpverleners in de wijk en het realiseren van een sluitende zorg- en dienstverlening voor de (kwetsbare) burger. De negen projecten waren erg verschillend georganiseerd: zo vormden in sommige projecten wijkverpleegkundigen uit verschillende organisaties samen een gecombineerd wijkteam. In andere projecten waren wijkverpleegkundigen in dienst van een gezondheidscentrum of waren zij hier vanuit hun thuiszorgorganisatie als team gestationeerd. ZonMw vindt het relevant om te leren van deze diversiteit aan organisatiemodellen in Amsterdam en om partijen met verschillende visies hierop bij elkaar te brengen. Daarom heeft ZonMw aan Stichting 1ste Lijn Amsterdam en de GGD Amsterdam gevraagd om dit te onderzoeken. Hoe hebben wij dit onderzoek aangepakt? Voor het onderzoek zijn, op basis van een documentanalyse, vijf van de negen ‘Zichtbare schakel’-projecten geselecteerd. Van deze vijf projecten zijn 29 betrokkenen geïnterviewd (wijkverpleegkundigen, projectleiders, regioadviseurs, bestuurders, gemeente, zorgverzekeraar). Uit deze interviews zijn 73 uitspraken afgeleid over randvoorwaarden voor het goed kunnen functioneren van wijkverpleegkundigen met een brede taakopvatting (‘Zichtbare schakel’-taken). Om te bepalen welke randvoorwaarden het belangrijkste zijn en om ook de mening van relevante samenwerkingspartners te onderzoeken, is de zogenaamde ‘Concept Mapping’-methode toegepast. Hieraan hebben wijkverpleegkundigen, huisartsen, praktijkondersteuners, welzijnswerkers, projectleiders, regioadviseurs, bestuurders en de gemeente deelgenomen. In de eerste fase hebben 30 professionals de 73 uitspraken gewaardeerd en op thema geordend. In de tweede fase hebben 21 professionals de thema’s gezamenlijk benoemd. De eindresultaten van dit onderzoek bestaan uit de uitkomsten van deze Concept Map, gekoppeld aan informatie uit de interviews. Deze eindresultaten zijn vervolgens besproken in een bijeenkomst met het platform wijkverpleegkundige zorg, gemeente en zorgverzekeraar. De vijf organisatiemodellen Drie organisatiemodellen focussen op thuiszorgorganisaties en thuiszorgteams als basisteam voor de wijkverpleegkundige zorg. In deze drie modellen combineren de wijkverpleegkundigen reguliere taken met ‘Zichtbare schakel’-taken. Binnen een van de drie organisatiemodellen werd ervoor gekozen om de wijkverpleegkundige onderdeel te laten worden van wijkschakelteams. Hierin zijn behalve de wijkverpleegkundige ook de coördinator van het wijkservicepunt (verbinding naar welzijn) en een of meerdere buurtregisseurs (verbinding naar wijk) vertegenwoordigd. In twee van de vijf organisatiemodellen werd ervoor gekozen de directe verbinding met een gezondheidscentrum te leggen. Bij het ene model maakten de ‘Zichtbare schakel’wijkverpleegkundigen deel uit van een thuiszorgteam gevestigd in een gezondheidscentrum (detachering), bij het andere model bestond het team uit twee ‘Zichtbare schakel’-wijkverpleegkundigen die 2 Figuur 1: Gemiddelde score per thema (op een schaal van 1 ‘minst belangrijk’ t/m 5 ‘meest belangrijk’) 1. Multidisciplinaire samenwerking in een 3,56 buurtgericht netwerk 2. Toegankelijk, zelf organiserend en deskundig met voldoende bewegingsvrijheid 3,50 3. Autonomie 3,11 4. Wijkbelang boven organisatiebelang 2,68 5.Onpartijdig en onafhankelijk 2,07 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 rechtstreeks in dienst waren van het gezondheidscentrum. 1. Multidisciplinaire samenwerking in een buurtgericht netwerk De vijf organisatiemodellen kunnen grofweg worden ingedeeld in drie organisatievormen: Gezondheidscentrum: korte lijnen huisarts, afstand welzijn en verzorging Het voordeel van het organiseren van wijkverpleegkundige zorg in een gezondheidscentrum (direct in dienst of gedetacheerd) ligt in de nabijheid van eerstelijns professionals. Wijkverpleegkundigen hoeven weinig moeite te doen om met de huisarts, praktijkondersteuners en andere zorgprofessionals in het gezondheidscentrum samen te werken. Om ook vrijgevestigde huisartsen in de wijk te bereiken, kunnen wijkverpleegkundigen worden gedetacheerd. Nadeel is wel dat niet in alle wijken een gezondheidscentrum aanwezig is. Voor de samenwerking met verzorgenden en welzijnsprofessionals moeten wijkverpleegkundigen in een gezondheidscentrum extra netwerkactiviteiten ondernemen. Wijkverpleegkundigen in dienst van een thuiszorgorganisatie, gestationeerd in een gezondheidscentrum, hebben wel korte lijnen met verzorgenden. Voor korte lijnen met het welzijnswerk is het voordelig als deze beroepsgroep structureel in het gezondheidscentrum aanwezig is. I. II. III. Organisatie binnen gezondheidscentrum Organisatie binnen thuiszorgorganisatie(s) Organisatie door middel van integrale samenwerkingsvormen (wijkschakelteam; detachering) Uitkomst A: sterke en zwakke kanten organisatiemodellen In figuur 1 is te zien welke thema´s de deelnemers aan het onderzoek het belangrijkste vinden als het gaat om randvoorwaarden voor het goed functioneren van de wijkverpleegkundige met een brede taakopvatting (‘Zichtbare schakel’- taken). In Tabel 1 worden de belangrijkste uitspraken van de drie belangrijkste thema’s weergegeven. Er was een grote overeenkomst in antwoorden onder de deelnemers aan het onderzoek: professionals van verschillende organisaties, beroepsgroepen en organisatiemodellen waren het over het algemeen eens over welke thema’s en uitspraken het meest belangrijk zijn. Hieronder beschrijven wij voor de drie belangrijkste thema’s de sterke en zwakke kanten van de organisatievormen. Thuiszorgorganisatie/wijkteam: korte lijnen verzorging, moeite contact huisarts Voor wijkverpleegkundigen in dienst van een thuiszorgorganisatie zonder structurele samenwerking met een gezondheidscentrum zijn de huisartsen 3 Tabel 1: Gemiddelden van de 12 belangrijkste uitspraken (op een schaal van 1 ‘minst belangrijk’ t/m 5 ‘meest belangrijk’) Gem. Thema Uitspraak Cluster Gem. 4.60 1 een nauwe samenwerking met huisartsenpraktijken 4.53 1 nauwe samenwerking met maatschappelijk werk en huisartsenpraktijk 4.53 2 veel vrije regelruimte voor de wijkverpleegkundige 4.47 3 vertrouwen vanuit de organisatie om de wijkverpleging veel zelf te laten beslissen rondom de cliënt 4.30 3 voldoende draagvlak binnen de eigen organisatie voor de brede taakopvatting van de wijkverpleegkundige 4.27 2 wijkverpleegkundige zorg wordt vanuit perspectief cliënt georganiseerd 4.27 2 de dagelijkse bereikbaarheid van de wijkverpleegkundige 4.20 2 het leveren van zowel geïndiceerde als niet-geïndiceerde zorg door alle wvp 4.17 2 de directe bereikbaarheid van de wijkverpleegkundige 4.17 3 vertrouwen vanuit de financierder om de wijkverpleging autonoom te laten beslissen rondom de cliënt 4.13 1 korte lijnen tussen wijkverpleging en thuisverzorging 4.13 2 de dagelijkse bereikbaarheid van het wijkverpleegkundige team moeilijker toegankelijk. Strategieën om samenwerking met huisartsen te bevorderen, zoals informatieverstrekking of screenings leken in veel gevallen niet de gewenste resultaten op te leveren. Wijkverpleegkundigen die actief met de huisarts communiceren over hun cliënten (o.a. terugkoppeling; ervaring meerwaarde) en die direct persoonlijk bereikbaar zijn, hebben de grootste kans om een goede samenwerking met de huisarts op te bouwen. Deze strategie vergt wel veel tijd en geduld. De lijnen met verzorgenden zijn voor wijkverpleegkundigen in dienst van een thuiszorgorganisatie kort, maar de samenwerking met welzijn is niet zo vanzelf sprekend. Hier vormen de wijkverpleegkundigen van de wijkschakelteams een uitzondering doordat zij structureel geschakeld zijn met welzijnsprofessionals en verzorgenden. De meeste wijkverpleegkundigen die in dienst van een thuiszorgorganisatie waren, maar niet in een wijkschakelteam zaten, creëerden korte lijnen met welzijn door aan te sluiten bij Samen Doen teams in de wijk. 2. Toegankelijk met voldoende bewegingsvrijheid Gezondheidscentrum: zichtbaarheid vooral via huisarts Wijkverpleegkundigen die in een gezondheidscentrum werken zijn bereikbaar voor wijkbewoners door hun inloopspreekuur midden in de wijk en zichtbaar door verwijzingen via de huisarts. Omdat zij vooral zichtbaar zijn voor de populatie van de huisarts, hebben zij geen natuurlijke ingang bij bijvoorbeeld zorgmijders. Door middel van screenings en/of nauwe banden met thuiszorgteams kunnen zij ook zichtbaar worden voor burgers die de huisarts niet bezoeken. Wijkverpleegkundigen die rechtstreeks in dienst zijn van een gezondheidscentrum missen de ingang bij wijkbewoners via verpleegkundige werkzaamheden, een ingang die wijkverpleegkundigen in andere organisatiemodellen wel hebben. Thuiszorgorganisatie / wijkteam: zichtbaarheid vooral via verpleging, verzorging en welzijn Wijkverpleegkundigen in dienst van een thuiszorgorganisatie moeten vaak actief op zoek naar een geschikt loket of locatie voor een inloopspreekuur. Of een inloopspreekuur de zichtbaarheid bevordert hangt van het soort locatie en de buurt af. Mond-tot-mond reclame onder wijkbewoners werd als een belangrijkere factor voor de zichtbaarheid genoemd dan een spreekuur. Wijkverpleegkundigen werkzaam in een thuiszorgorganisatie zijn voor de wijkbewoner vooral zichtbaar via verzorgenden van het thuiszorgteam. Door 4 deze samenwerking hebben zij ook ingang bij mensen die de zorgtrajecten mijden. Combineren ‘Zichtbare schakel’-taken in opstartfase? In sommige projecten combineerden wijkverpleegkundigen hun ‘Zichtbare schakel’- taken met de reguliere wijkverpleegkundige taken. In andere projecten werd er juist voor gekozen om deze taken strikt gescheiden te houden. Deze scheiding werd enerzijds gemaakt om ervoor te zorgen dat ‘Zichtbare schakel’uren niet ondergesneeuwd werden door de reguliere wijkverpleegkundige taken, anderzijds om voldoende tijd en ruimte te creëren voor het opbouwen van een netwerk van samenwerkingspartners en het uitvoeren van voorlichtings-/preventietaken. Nadeel is dat door het scheiden van de taken onduidelijkheid kan ontstaan bij samenwerkingspartners, zoals de huisarts, over wat het takenpakket van wijkverpleegkundigen precies inhoudt. Wijkverpleegkundigen die alleen ‘Zichtbare schakel’- taken uitvoeren missen bovendien de laagdrempelige ingang bij wijkbewoners via reguliere verpleegkundige taken. 3. Autonomie De huisarts bepaalt? Sommige geïnterviewden maken zich zorgen dat wijkverpleegkundigen in dienst van een gezondheidscentrum teveel door de huisarts worden aangestuurd en dat dit hun autonomie in gevaar brengt. Hier tegenover staat dat de platte structuur van een gezondheidsorganisatie de autonomie van de wijkverpleegkundige juist zou kunnen bevorderen. Dit laatste geldt overigens ook voor thuiszorgorganisaties met een platte structuur. Grenzen stellen Autonomie kan als keerzijde hebben dat de grenzen vervagen wat betreft de taken en plichten van een wijkverpleegkundige en wanneer een cliënt moet worden doorverwezen of losgelaten. Uit het oogpunt van de financier is het ook van groot belang dat de grenzen van het takenpakket van de wijkverpleegkundigen bewaakt worden. Dit kan bereikt worden met intervisie of door een coachend leidinggevende, methoden waarmee in sommige projecten al goede ervaringen mee zijn. Het hangt van het organisatiemodel af welke methode het beste werkt: in platte organisaties is intervisie de meest voor de hand liggende methode, maar dit vereist wel dat wijkverpleegkundigen onderling contact hebben. Uitkomst B: meerwaarde regioadviseurs De geïnterviewden die van de diensten van een regioadviseur van Stichting 1ste Lijn Amsterdam gebruik maakten, beoordeelden hun rol overwegend als zeer positief, vaak zelfs als onmisbaar. In drie van de vijf projecten hebben de regioadviseurs de samenwerking tussen organisaties geïnitieerd en bevorderd. Daarnaast droegen zij in grote mate bij aan de samenwerking van wijkverpleegkundigen met zorg- en welzijnsprofessionals in de wijk. Velen zien vooral een rol voor 1ste Lijn Amsterdam bij de opstartfase van de samenwerking tussen (concurrerende) organisaties en de uitbreiding van het netwerk in de wijk. Als de samenwerking helemaal loopt en de wijkverpleegkundige positie structureel is ingebed, is een dergelijke ondersteuning volgens velen niet meer noodzakelijk, maar het risico bestaat dat door het verdwijnen van deze externe trekkersrol structureel overleg tussen partners weer verdwijnt. Uitkomst C: voortzetting ‘Zichtbare schakel’ wijkverpleegkundige Sinds de start van dit onderzoek is het landelijke en stedelijke bestuurlijke veld volop in beweging rondom de organisatie en bekostiging van wijkverpleegkundige zorg. Deze beweging is nog steeds gaande. Het is daarom nog niet duidelijk hoe de voortzetting van de wijkverpleegkundige zorg in Amsterdam concreet vormgegeven zal worden. Er ligt een landelijk voorstel waarin zowel verzorging als verpleging via de zorgverzekeraar zullen verlopen. De preferente zorgverzekeraar in Amsterdam (Achmea) streeft ernaar om april 2014 haar visie omtrent wijkverpleegkundige zorg te presenteren. Achmea heeft hiervoor gesprekken met diverse partijen in het veld; ook de bijeenkomst van dit onderzoek behoort tot deze gesprekken. Bij het opstellen van haar visie geeft Achmea aan (o.a.) met de volgende zaken te worstelen: 5 - hoe organiseer je overkoepelende randvoorwaarden voor multidisciplinair en gebiedsgericht werken die zowel toepasbaar zijn op de stad als het platteland? - hoe betrek je mantelzorgers bij het zorgtraject? - hoe geef je multidisciplinair dossierbeheer vorm (inclusief cliënt en mantelzorger)? Uit de bijeenkomst kwamen de volgende twee zaken naar voren: - koop zorg op wijkniveau in, maar geef wijkverpleegkundigen de ruimte om overloop tussen wijken en wijkteams te houden in tijden van grote drukte (bijv. veel terminale cliënten) - sommige wijkverpleegkundigen werken niet vanuit een organisatie (ZZP’ers). Hoewel men het met elkaar eens is dat er vanuit autonomie en vertrouwen gewerkt moet worden, bestaat de zorg dat de kwaliteit van het werk van zelfstandige wijkverpleegkundigen minder gecontroleerd wordt dan bij wijkverpleegkundigen in dienst van een organisatie. Er is daarom een gedeelde verantwoordelijkheid bij professionals en cliënten om misstanden van wijkverpleegkundigen te melden bij de inspectie. Conclusie In dit onderzoek zijn de sterke en zwakke kanten van de verschillende organisatiemodellen van ‘Zichtbare schakel’- projecten in Amsterdam blootgelegd. De verschillende partijen zijn het over het algemeen met elkaar eens over wat de belangrijkste randvoorwaarden zijn voor het goed kunnen functioneren van wijkverpleegkundigen met een brede taakopvatting. Voor de vervulling van deze randvoorwaarden zijn meerdere organisatiemodellen mogelijk, elk met sterke en zwakke kanten. Zo hebben wijkverpleegkundigen in een gezondheidscentrum een nauwe samenwerking met de huisarts, maar moeten zij vaak meer moeite doen om met welzijnsprofessionals samen te werken. Het tegenovergestelde geldt voor professionals werkzaam in een multidisciplinair wijkteam. De rol van de regioadviseurs van Stichting 1ste Lijn Amsterdam wordt als zeer waardevol ervaren, maar is volgens velen niet meer nodig als samenwerkingen goed lopen en de positie van de wijkverpleegkundige structureel is ingebed. Het bestuurlijke veld is volop in beweging rondom de organisatie en bekostiging van wijkverpleegkundige zorg en deze beweging is nog steeds gaande. Het is daarom nog niet volledig te zeggen hoe de voortzetting van de wijkverpleegkundige zorg in Amsterdam concreet vormgegeven zal worden. De preferente zorgverzekeraar in Amsterdam werkt momenteel aan haar visie hieromtrent en zal hier in April 2014 mee naar buiten komen. Zij worstelt onder andere met de vraag hoe overkoepelende randvoorwaarden breed toepasbaar en tegelijkertijd voldoende flexibel kunnen zijn. Tijdens de bijeenkomst met leden van het platform wijkverpleegkundige zorg, Cliëntenbelang en Achmea werd gesproken over het op wijkniveau inkopen van de zorg met ruimte voor overloopmogelijkheden in tijden van grote drukte en over de gedeelde verantwoordelijkheid van professionals en cliënten voor het melden van misstanden bij de inspectie. Dit project wordt mogelijk gemaakt door: 6
© Copyright 2024 ExpyDoc