Ketenanalyse WKO Garant v1 0

Ketenanalyse WKO Garant
Opdrachtgever
Nathanya Sandelowsky
Wolter en Dros
Contactpersoon
Katelijn van den Berg
06 543 11 789
Document
1 juli 2014
Referentie LM/141017
1/15
Inhoudsopgave
1.
1.1
1.2
Inleiding
Vaststellen onderwerpen ketenanalyses
Leeswijzer
3
3
3
2.
Doelstelling van het opstellen van de ketenanalyse
4
3.
3.1
3.2
3.3
Vaststellen van de Scope van de ketenanalyse
Significantie van het gekozen onderwerp
WKO Garant
Scope ketenanalyse WKO Garant
5
5
5
6
4.
4.1
4.2
Vaststellen systeemgrenzen en identificeren van ketenpartners
Ketenstappen
Ketenpartners
7
7
8
5.
Datacollectie en datakwaliteit
9
6.
Kwantificeren van emissies
11
7.
Onzekerheden
13
8.
Reductiemogelijkheden
14
8.1
8.2
Reductiemogelijkheden
Reductiedoelstellingen
14
14
9.
Bronvermelding
15
2/15
1.
Inleiding
Een belangrijk onderdeel van het behalen van niveau 4 van de CO2-prestatieladder is het verkrijgen
van inzicht in de Scope 3 emissies van de organisatie. In het document ‘MEMO Meest materiële
emissies en twee ketenanalyses’ zijn de meest materiële Scope 3 emissiecategorieën reeds in kaart
gebracht, volgens de stappen zoals beschreven in de Corporate Value Chain (Scope 3) standaard van
het GHG-protocol, en zijn twee onderwerpen bepaald om een ketenanalyse op uit te voeren.
1.1
Vaststellen onderwerpen ketenanalyses
Op basis van de vaststelling van de meest materiele emissie categorieën, is de keuze gemaakt om
nummer één en drie van de rangorde uit te kiezen. Nummer 1 is ‘gebruik van verkochte producten’,
hier heeft Wolter en Dros grote invloed op bij het plaatsen van installaties. Nummer 3 is ‘uitbestede
verwerking van geproduceerd afval’. Hiermee worden zowel een upstream als een downstream keten
geanalyseerd.
Er is gekozen voor het uitvoeren van twee ketenanalyses:
 Ketenanalyse WKO Garant – verbetermogelijkheden en energiebesparing in bredere zin
 Ketenanalyse Afval – uniforme afvalinzameling over het hele bedrijf
Dit document beschrijft de ketenanalyse van WKO Garant Voor de tweede ketenanalyse zie het
document ‘Ketenanalyse Afval’.
1.2
Leeswijzer
Dit document maakt samen met
de Ketenanalyse Afval en de
Memo Meest Materiële Emissies
deel uit van de implementatie
van de CO2-Prestatieladder.
Hoofdstuk
Inhoud
2
Doelstellingen
Beschrijving van het doel van de ketenanalyse
3
Scope
Onderwerp van de ketenanalyse
4
Systeemgrenzen
Reikwijdte van de ketenanalyse
5
Allocatie
6
Datacollectie
7
Toekennen van emissies aan delen van de
keten
Methode van dataverzameling en bronnen van
informatie
Kwantificeren van CO2-emissies
Berekening en analyse van de CO2-uitstoot in
en resultaten
de keten
8
Onzekerheden
9
Reductiemogelijkheden
Onzekerheden en verbetermogelijkheden voor
de analyse
Kansen om CO2 te reduceren die voortkomen
uit de ketenanalyse en reductiedoelstellingen
die vastgesteld zijn
10
Bronvermelding
Gebruikte bronnen
Tabel 1: Leeswijzer
3/15
2.
Doelstelling van het opstellen van de ketenanalyse
De belangrijkste doelstelling voor het uitvoeren van deze ketenanalyse is het identificeren van GHGreductiekansen, het definiëren van reductiedoelstellingen en het monitoren van de voortgang.
Op basis van het inzicht in de Scope 3 emissies en de twee ketenanalyses wordt een
reductiedoelstelling geformuleerd. Binnen het energiemanagementsysteem dat is ingevoerd wordt
actief gestuurd op het reduceren van de Scope 3 emissies.
Het verstrekken van informatie aan partners binnen de eigen keten en sectorgenoten die onderdeel
zijn van een vergelijkbare keten van activiteiten is hier nadrukkelijk onderdeel van. Wolter en Dros zal
op basis van deze ketenanalyse stappen ondernemen om partners binnen de eigen keten te betrekken
bij het behalen van de reductiedoelstellingen.
4/15
3.
Vaststellen van de Scope van de ketenanalyse
In deze ketenanalyse zullen we nader ingaan op de waardeketen van het product WKO Garant.
3.1
Significantie van het gekozen onderwerp
Wolter en Dros installeert werktuigbouwkundige installaties in utiliteitsbouw, industrie en
woningbouw. Hierin doet zij zowel ontwerp en aanleg als beheer en onderhoud. De installaties zorgen
voor comfort bij het gebruik van de gebouwen. Luchtbehandeling en warmtevoorziening kosten veel
energie. De effecten die Wolter en Dros heeft op het energiegebruik van de gebouwen zijn groot. Door
het juist afregelen van de installaties kan energieverspilling worden voorkomen. Deze besparing vindt
vooral plaats in de gebruiksfase van het product.
Eén van de producten die Wolter en Dros aanbiedt om systemen te onderhouden is WKO Garant. Dit is
een beheerconcept waarbij een prestatiecontract wordt gesloten met een eigenaar of beheerder van
een WKO Systeem. Er wordt hierbij gestuurd op zowel de financiële als CO2-emissie prestaties.
3.2
WKO Garant
Een WKO installatie is een warmte-koude opslag systeem waarbij energie in de bodem wordt
opgeslagen om zo aan de warmte en koude vraag te voldoen van het gebouw waar deze aan
gekoppeld is. Een werkend WKO systeem is een duurzame oplossing om ruimtes te verwarmen en te
koelen, omdat hier een beperkte hoeveelheid geen fossiele brandstof voor gebruikt hoeft te worden.
Er is vrijwel altijd een beperkte hoeveelheid aardgasgebruik met een WKO doordat 100 % koelen en
verwarmen met een WKO installatie financieel niet uit kan. Een WKO installatie is echter qua afstelling
wel kritischer dan conventionele energievoorzieningen, en zal dus goed gemonitord moeten worden
om een optimale werking te krijgen en behouden. WKO Garant is een product van Wolter en Dros dat
inspeelt op de behoefte van een eigenaar of beheerder van een WKO installatie om de installatie te
optimaliseren. Dit zorgt ervoor dat het systeem zowel financieel als energetisch zo min mogelijk kost.
Met de Energy Performance Monitor krijgt de klant direct inzicht in de prestaties van het WKO
systeem. Op deze monitor staat de status van de balans, het gebruik van warmte en koude en de
financiële en CO2-uitstoot resultaten. Vanuit Wolter en Dros worden deze gegevens elke week
doorgenomen om zo een continue monitoring te waarborgen. Wanneer het WKO systeem uit balans is
of wanneer er optimalisatie mogelijkheden zijn, dan worden er verbeteringen geïmplementeerd. Dit
kunnen zowel hardware als software verbeteringen zijn.
5/15
Figuur 1. Voorbeeld van een Energy Performance Monitor
3.3
Scope ketenanalyse WKO Garant
Deze ketenanalyse zal ingaan op de besparing die gehaald kan worden bij toepassing van het WKO
Garant systeem. CO2 besparing bij een WKO installatie kan vooral worden gezocht in energiebesparing
bij ruimteverwarming. In deze analyse zullen we dit combineren met de mogelijkheden voor
energiebesparing van de elektrische apparaten die in het gebouw aanwezig zijn. Ook kijken we wat
deze energiebesparingsmaatregelen kunnen doen in verhouding met de verwerking van materialen
aan het einde van de levensduur.
6/15
4.
Vaststellen systeemgrenzen en identificeren van
ketenpartners
Doordat het energiegebruik goed te monitoren is, is de klant bewust bezig met het gebruik van
energie. Dit bewustzijn kan aangewend worden om de energiebesparingsmogelijkheden uit te breiden
naar het hele gebouw. Dat betekent dat het elektriciteitsgebruik van het gehele gebouw meegenomen
kan worden. Het kost weinig extra moeite om deze monitoring mee te nemen naast de monitoring van
het WKO systeem.
Ketenstappen
4.1
De waardeketen in deze analyse wordt weergegeven in de volgende stappen:




Plaatsing WKO. De WKO wordt geplaatst voordat het beheer en onderhoud start. Dit wordt
uitgevoerd door Wolter en Dros of een andere partij. Als de ketenstap door Wolter en Dros
wordt uitgevoerd, vallen de emissies in scope 1/2. Wordt de plaatsing uitgevoerd door een
derde partij, dan is er weinig inzicht in het plaatsingsproces. Informatieverzameling zal lastig
zijn bij een concurrerende partij. Omdat bovendien deze ketenstap niet binnen het
focusgebied ligt van deze ketenanalyse laten we deze stap buiten beschouwing.
Energiegebruik tijdens de levensduur. Bij het energiegebruik tijdens de levensduur van het
WKO systeem wordt bij WKO Garant doorgaans gekeken naar het energiegebruik het WKO
systeem. Optioneel wordt een quickscan aangeboden voor het elektriciteitsgebruik van het
gehele gebouw.
Onderhoud. Het onderhoud van een systeem bestaat uit het reguliere onderhoud om het
systeem optimaal te laten functioneren en het implementeren van verbetermogelijkheden. De
verbetermogelijkheden kunnen zowel hardware als software gerelateerd zijn. Belangrijk punt
hierbij is ook dat voor sommige verbetermogelijkheden het gedrag van de gebruiker een
zwaarwegend onderdeel is om het systeem zo energiezuinig mogelijk te laten functioneren.
Het grootste deel van de CO2-uitstoot tijdens de onderhoudsfase zal worden uitgestoten als
scope 1/2 emissie, aangezien het onderhoud voornamelijk wordt uitgevoerd door Wolter en
Dros zelf.
Afdanking. Na het einde van de levensduur zal het WKO systeem moeten worden verwerkt.
Hierbij kijken we naar de materialen van de onderdelen van het systeem.
7/15
Plaatsing WKO
• Plaatsen systeem
Energiegebruik
tijdens levensduur
• WKO systeem
• Elektriciteitsgebruik
gebouw
Onderhoud
• Regulier onderhoud
• Verbetermogelijkheden
implementeren
Afdanking
• Afvalverwerking
einde levensduur
Ketenpartners
4.2
De ketenpartners die we identificeren voor de ketenstappen die binnen de scope van de analyse vallen
zijn de volgende:



Energiegebruik tijdens de levensduur
o Gebruiker van het gebouw. Deze ketenpartner zal niet benaderd worden aangezien
de benodigde gegevens voor een deel bekend zijn bij Wolter en Dros en waar nodig
aangevuld met inschattingen.
Onderhoud
o Gebruiker van het gebouw. Deze ketenpartner zal niet benaderd worden aangezien
de benodigde gegevens voor een deel bekend zijn bij Wolter en Dros en waar nodig
aangevuld met inschattingen.
o Wolter en Dros
Afdanking
o Afvalverwerker. Deze ketenpartner zal niet benaderd worden aangezien het nog niet
bekend is wie dit zal zijn in de toekomst. Om toch een inschatting te maken zal bij de
leverancier het materiaalgebruik van de installaties worden opgevraagd, zodat met
kentallen uit databases (zie volgende hoofdstuk) de CO2-uitstoot van deze ketenstap
kan worden gekwantificeerd.
8/15
5.
Datacollectie en datakwaliteit
De sterke voorkeur bij de datacollectie ligt bij het gebruik van primaire data. Secundaire (proxy) data
wordt alleen gebruikt als er geen andere gegevens aanwezig zijn. De volgorde waarin de datacollectie
is uitgevoerd staat in de volgende lijst weergegeven:
1. Primaire data op basis van gemeten CO2-uitstoot gegevens.
2. Primaire data op basis van gebruikte brandstoffen/energiegebruik. CO2-uitstoot wordt berekend
met een CO2-conversiefactor.
3. Secundaire data op basis van gemeten CO2-uitstoot gegevens.
4. Secundaire data op basis van brandstof/energiegebruik. CO2-uitstoot wordt berekend met een
CO2-conversiefactor.
5. Secundaire data over CO2-uitstoot uit algemene (sector)databases.
Een uitgangspunt bij elke ketenanalyse is dat de CO2-uitstoot, binnen de ketenstappen die uitgevoerd
zijn door het bedrijf dat de ketenanalyse maakt, gebaseerd moet zijn op primaire data. Aangezien alle
ketenstappen niet uitgevoerd zijn door Wolter en Dros zelf was het binnen deze analyse lastig om
primaire data te verzamelen. Om deze reden is vaak gebruik gemaakt van secundaire data in de vorm
van brandstof/energiegebruik van vergelijkbaar materieel en/of (sector)databases. Bij de projecten die
onder WKO Garant vallen worden de WKO energiestromen altijd gemeten. De energiestromen die niet
bij het WKO systeem horen zijn project specifiek.
Binnen deze ketenanalyse is gebruik gemaakt van de EcoInvent 2.0 database. Deze database bevat
veel CO2-uitstoot gegevens, voornamelijk over de winning van grondstoffen, productie en transport
naar de gebruikslocatie van vele materiaalsoorten. Om een beeld te krijgen van de onzekerheid door
het gebruik van deze database is deze getoetst op de criteria zoals genoemd in het GHG-protocol
Product Accounting and Reporting Standard:
1. Technologisch representatief; De EcoInvent database bevat gegevens over veel verschillende
productiemethodes, waardoor meestal gegevens te vinden zijn die technologisch representatief
zijn.
2. Temporaal representatief; De EcoInvent database maakt gebruik van gegevens van meestal
minder dan 10 jaar oud.
3. Geografisch representatief; Waar mogelijk is gekozen voor productiemethodes representatief voor
West-Europa.
4. Compleetheid; De CO2-uitstoot gegevens in de database zijn zeer compleet in het aantal processen
dat is meegenomen.
5. Precisie; De CO2-uitstoot gegevens in de database zijn gebaseerd op literatuur met veelal een
onzekerheid van <5%.
Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de Nationale Milieudatabase. De gegevens worden uit het
programma DuboCalc 2.2 gehaald. De Nationale Milieudatabase wordt beheerd door de Stichting
Bouwkwaliteit.
1. Technologisch representatief; De Nationale Milieudatabase is opgebouwd uit gegevens die
afkomstig zijn uit LCA’s. Deze LCA’s worden opgesteld in opdracht van de bedrijven en/of
brancheverenigingen die de betreffende producten produceren.
2. Temporaal representatief; De Nationale Milieudatabase is in oktober 2012 getest door de SBK op
toepassing voor het bouwbesluit in 2013.
9/15
3. Geografisch representatief; De LCA’s die ten grondslag liggen aan de Nationale Milieudatabase zijn
uitgevoerd voor de bedrijven en/of branches die in Nederland producten verkopen.
4. Compleetheid; Naast de CO2-uitstoot van de producten worden ook andere milieu-indicatoren
beschikbaar gesteld.
5. Precisie; De LCA’s zijn opgesteld door professionele bureaus, wat een zekere precisie garandeert.
Een afwijkingspercentage is niet beschikbaar.
Een derde database waar gebruik van gemaakt wordt is de BAM Project Carbon Calculator. Ook deze
wordt hier getoetst op de criteria van datakwaliteit uit het GHG-protocol Product Accounting and
Reporting Standard:
1. Technologisch representatief; De BAM PCC-tool bevat gegevens specifiek voor de bouwsector.
Vaak zit hier vergelijkbaar materieel tussen als waar gegevens over nodig zijn.
2. Temporaal representatief; De gegevens in de BAM PCC-tool zijn gebaseerd op 28 projecten die
minder dan 3 jaar geleden zijn uitgevoerd.
3. Geografisch representatief; De gegevens zijn afkomstig van materieel dat in Nederland is gebruikt
en is daarmee geografisch representatief.
4. Compleetheid; De berekeningsmethodes achter de gegevens zijn niet overal beschikbaar,
waardoor een goede uitspraak over de compleetheid lastig te geven is.
5. Precisie; De gegevens zijn gebaseerd op gemeten brandstofverbruiken en bezitten daardoor een
goede precisie.
Om het gemiddelde gas- en elektriciteitsgebruik van een utiliteitsgebouw te bepalen is gebruik
gemaakt van een publicatie van de Rijksoverheid ‘Cijfers en Tabellen 2007’. Deze voldoet ook aan de
criteria van datakwaliteit die hierboven zijn beschreven.
10/15
6.
Kwantificeren van emissies
In onderstaande figuur zijn de CO2-emissies van de verschillende ketenstappen weergegeven. De
berekeningen zijn gebaseerd op een schoolgebouw van 10.000 m2 BVO.
Het energiegebruik per jaar is opgedeeld in drie categorieën: het energiegebruik van het WKO
systeem, het energiegebruik door gas bij reguliere ruimteverwarming en -koeling, en het
energiegebruik door elektriciteit in een gebouw. De reguliere ruimteverwarming is gestreept
weergegeven, om aan te geven dat deze niet opgeteld dient te worden bij de totale CO2-uitstoot. Het
energiegebruik levert een uitstoot op van 369 ton CO2 per jaar. Het onderhoud is goed voor slechts 0,3
ton CO2 per jaar, en de afdanking van materialen na de levensduur zorgt nog eens voor 102 ton CO2.
300
274
250
Ton CO2
200
150
100
130
102
95
50
0,3
0
Energie - WKO
systeem
Energie Energie - Elektra
Reguliere
warmte/koude
Onderhoud
Afdanking
Figuur 2: CO2-uitstoot per ketenstap per jaar (met uitzondering van ‘Afdanking’)
Het is duidelijk te zien dat het energiegebruik tijdens de levensduur van het gebouw verreweg de
meeste CO2-emissies veroorzaakt in deze keten. Ten behoeve van de ruimteverwarming wordt het
WKO systeem gebruikt in plaats van reguliere warmte. Dit levert volgens bovenstaande getallen een
besparing op van 27%, dit ligt bijna in het bereik van de 30 tot 50% besparing die een WKO installatie
moet geven.
Het onderhoud veroorzaakt in vergelijking met de andere ketenstappen een verwaarloosbare CO2uitstoot. Het is dus duidelijk dat er geen afweging bestaat of het de energie wel waard is om
onderhoud uit te voeren. Deze energie is namelijk al heel snel terugverdiend in besparing.
De CO2 die vrijkomt bij de afdanking van materialen is in grote lijnen terug te leiden naar drie type
materialen die gebruikt worden in de installatie, zie hiervoor figuur 3. Metalen, voor het grootste deel
staal, worden doorgaans voor 90 tot 95% gerecycled en de rest wordt gestort. Kunststoffen die uit
deze installatie komen worden vrijwel niet gerecycled: 80% wordt verbrand en 20% gestort. De
11/15
kunststoffen zijn vooral de isolatiematerialen
Isogenopak en Armaflex. Besparing op deze
materialen is niet aan te bevelen, aangezien de
isolatie van de warme buizen en tussenstukken
veel energieverlies voorkomt tijdens het bedrijf.
De overige onderdelen zijn vooral de elektrische
borden in de schakel- en regelkasten. Dit is slechts
een klein gedeelte van de installatie, maar deze is
moeilijk te verwerken bij afdanking van het
materiaal.
Overig
9%
Metalen
37%
Kunststoffen
54%
Figuur 3: Verhouding CO2-uitstoot per materiaaltype bij afdanking
12/15
7.
Onzekerheden
Er is in deze ketenanalyse gerekend met een voorbeeld gebouw, met voor een deel inschattingen die
passen bij de omvang en het gebruik van dit gebouw. Er zijn geen directe metingen gedaan die op
waarheid berusten. De vakkennis van de experts die de inschattingen gemaakt hebben wordt als
betrouwbaar aangemerkt.
Voor de verschillende ketenstappen zijn er een aantal onzekerheden te benoemen:



Energiegebruik: de onzekerheden zitten hier met name in de bepaling van het gemiddelde
gas- en elektriciteitsgebruik. Dit sluit wellicht niet helemaal aan bij de energiegebruiken die
van de WKO Garant berekeningen komen. Het geeft echter wel de goede ordegrootte weer,
dus er is geen noodzaak deze data te verbeteren.
Onderhoud: de CO2-uitstoot die hierbij berekend is bestaat puur uit inschattingen. Deze post
is echter zo laag in vergelijking met de anderen dat dit geen probleem is.
Afdanking: er zijn een aantal aannames gedaan voor hoeveelheden materiaal die in
verschillende installatie onderdelen zijn gebruikt.
13/15
8.
Reductiemogelijkheden
8.1
Reductiemogelijkheden




8.2
De grootste mogelijkheid voor CO2-besparing is aanpakken van het elektriciteitsgebruik.
Wolter en Dros biedt op dit moment aanvullend op WKO Garant een quick scan elektriciteit
aan. Aanvullend onderzoek op verdeler niveau kan gerealiseerd worden door
zustermaatschappij Croon die de applicatie Energy Insight aanbiedt om het
elektriciteitsgebruik te managen. Daarnaast zijn er zijn allerhande andere
energiebesparingsprogramma’s en –apps op de markt beschikbaar. Als reductiemaatregel zou
WKO Garant standaard aangeboden kunnen worden met elektriciteit besparende
maatregelen.
Verdere verlaging van het energiegebruik van de WKO installatie behoort ook tot de
reductiemogelijkheden. Hier wordt echter al continu op gefocust door de doelstelling van het
product. De concrete verbetermaatregel is hier daarom het vergroten van het aantal klanten
voor WKO Garant. Hoe meer klanten optimaal gebruik maken van de WKO installatie, hoe
meer energie er bespaard wordt.
Er kan ook CO2 bespaard worden tijdens de afdanking van het systeem. Hiervoor is het vooral
belangrijk dat de kunststoffen die gestort worden op een nuttigere manier worden ingezet.
Om dat mogelijk te maken zullen de isolatiematerialen op een eenvoudige manier van de
buizen te verwijderen moeten zijn.
Een andere mogelijkheid om te besparen op de afdanking van materialen is meer aan de
voorkant van het systeem kijken wat er in gaat. Als er materialen met een lagere milieu
impact gebruikt kunnen worden bij het opbouwen van de installatie dan heeft dit aan het
einde van de levensduur een groot effect.
Reductiedoelstellingen
Op dit moment wordt optioneel een quick scan elektriciteitsgebruik aangeboden aan de klanten van
WKO Garant. Door het koppelen van een extra energiemanagement systeem aan het WKO Garant
product zal een reductie van 4% op het elektriciteitsgebruik van het gebouw de klant kunnen worden
behaald. Er van uit gaande dat niet alle klanten een energie management systeem willen afnemen,
wordt de doelstelling dat de helft van de klanten een CO2-reductie van 4% kan realiseren op het
elektriciteitsgebruik in het gebouw, exclusief de WKO installatie.
Daarnaast is er een reductiedoelstelling voor het gebruik van een goed werkend WKO systeem ten
opzichte van een reguliere situatie. Tot 2016 zullen er 25 nieuwe klanten worden aangesloten, die elk
een besparing van 35 ton CO2 per jaar zullen opleveren. Dat komt neer op een CO2-reductie van 875
ton CO2 per jaar vanaf 2016.
14/15
9.
Bronvermelding
Bron / Document
Kenmerk
Handboek CO2-prestatieladder 2.2, 4 april 2014
Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden &
Ondernemen
Corporate Accounting & Reporting standard
GHG-protocol, 2004
Corporate Value Chain (Scope 3) Accounting and
Reporting Standard
GHG-protocol, 2010a
Product Accounting & Reporting Standard
GHG-protocol, 2010b
Nederlandse norm Environmental management – Life
Cycle assessment – Requirements and guidelines
NEN-EN-ISO 14044
www.ecoinvent.org
Ecoinvent v2
www.bamco2desk.nl
BAM PPC-tool
De opbouw van dit document is gebaseerd op de Corporate Value Chain (Scope 3) Standaard. Daarnaast is,
waar nodig, de methodiek van de Product Accounting & Reporting Standard aangehouden (zie de
onderstaande koppelingstabel).
Corporate Value Chain (Scope 3) Standard
Product Accounting & Reporting Standard
Ketenanalyse:
H3. Business goals & Inventory design
H3. Business Goals
Hoofdstuk 2
H4. Overview of Scope 3 emissions
-
Zie ‘Memo meest materiële emissies’
H5. Setting the Boundary
H7. Boundary Setting
Hoofdstuk 3 & Hoofdstuk 4
H6. Collecting Data
H9. Collecting Data & Assessing Data Quality
Hoofdstuk 6
H7. Allocating Emissions
H8. Allocation
Hoofdstuk 5
H8. Accounting for Supplier Emissions
-
Nvt. Geldt voor CO2-ladder niveau 5.
H9. Setting a reduction target […]
-
Hoofdstuk 11
15/15