Wijziging 3-9-2014: lijst gelezen werken inzenden vóór 1 april i.p.v. 1 mei! NEDERLANDSE TAAL EN LITERATUUR VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2015 Juni 2014 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 De vakinformatie in dit document is vastgesteld door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Het CvTE is verantwoordelijk voor de afname van de staatsexamens voortgezet onderwijs en draagt zorg voor de kwaliteit en het niveau van de examens. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is belast met de praktische uitvoering en organisatie van de staatsexamens. Met vragen over deze vakinformatie kunt u contact opnemen met de afdeling Examendiensten van DUO: (050) 599 89 33 of [email protected]. pagina 2 van 12 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 Inhoud 1 Opzet van het examen 5 2 Het examenprogramma 5 3 Beschrijving eindtermen 5 4 Het centraal examen 5 5 Het college-examen 6 6 De literatuurlijst 9 7 Inzenden lijst gelezen werken 9 8 De beoordeling van het college-examen 10 9 Het eindcijfer 10 10 Bijlage 1: Een lijst met onderwerpen 11 11 Bijlage 2: Voorblad literatuurlijst 12 12 Bijlage 3: Literatuurlijst vwo 13 pagina 3 van 13 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 1 Opzet van het examen Het examen bestaat uit een centraal examen en een college-examen. Het centraal examen is gelijk aan het centraal examen van de scholen. Het centraal examen wordt schriftelijk afgenomen in een zitting van 180 minuten. Het college-examen bestaat uit een schriftelijke toets van 150 minuten en een mondelinge toets van 40 minuten. 2 Het examenprogramma Nederlandse taal en literatuur Domein A: Leesvaardigheid Subdomein A1: Analyseren en interpreteren Subdomein A2: Beoordelen Subdomein A3: Samenvatten Domein B: Mondelinge taalvaardigheid Domein C: Schrijfvaardigheid Domein D: Argumentatieve vaardigheden Domein E: Subdomein E1: Literaire ontwikkeling Literatuur Subdomein E2: Literaire begrippen Subdomein E3: Literatuurgeschiedenis Domein F: Oriëntatie op studie en beroep centraal examen X college-examen schriftelijk mondeling X X X X X X X X X X 3 Beschrijving eindtermen Op het examenprogramma Nederlands is referentieniveau 4F van toepassing. Een beschrijving van de eindtermen A en D is te vinden op: www.examenblad.nl > kies jaarring 2015 > vwo > talen: Nederlands > Syllabus 2015 Nederlands, vwo > 2. Specificatie van de globale eindtermen voor het CE en bijlage 2 Referentieniveau 4F Lezen zakelijke teksten. Domein F: Oriëntatie op studie en beroep wordt alleen geëxamineerd in combinatie met het profielwerkstuk. 4 Het centraal examen Het centraal examen wordt schriftelijk afgenomen in één zitting van 180 minuten (zie examenrooster). Het centraal (schriftelijk) examen heeft betrekking op de domeinen A en D. De toetsing vindt plaats aan de hand van vragen en opdrachten bij een aantal teksten. De lange samenvattingsopdracht is per examenjaar 2015 verdwenen en vervangen door teksten met meer vragen. Zie hiervoor de syllabus Nederlands havo 2015 inclusief voorbeeldmateriaal op www.examenblad.nl. Daarbij het het het het het het het het wordt onder andere aandacht besteed aan: onderscheiden van tekstsoorten; analyseren van tekstverbanden en tekststructuren; maken van onderscheid tussen hoofd- en bijzaken; aangeven van de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte); benoemen van inhoudelijke en functionele relaties; samenvatten; kunnen herkennen en onderscheiden van standpunten en argumenten; kunnen benoemen van soorten redeneringen; pagina 5 van 13 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 het kunnen herkennen van argumentatieschema’s; het kunnen herkennen van drogredenen. Het centraal examen wordt afgenomen volgens het referentieniveau 4F (zie bijlage B van de syllabus). Bij het centraal examen geldt de officiële spelling van de Nederlandse taal, te weten de spellingregels zoals vastgelegd in de Leidraad van de Woordenlijst Nederlandse Taal (het Groene Boekje), herziene editie van oktober 2005. Het gebruik van een woordenboek Nederlands en het basispakket hulpmiddelen is toegestaan. Voor basispakket hulpmiddelen, zie Regeling toegestane hulpmiddelen. 5 Het college-examen Het college-examen heeft betrekking op de domeinen B t/m E. Het college-examen bestaat uit twee onderdelen: 1. De schriftelijke toets: De schriftelijke toets van 150 minuten wordt afgenomen rond de periode van het centraal examen. De toets betreft de exameneenheden schrijfvaardigheid en argumentatieve vaardigheden (domeinen C en D). Door middel van de schriftelijke toets in schrijfvaardigheid wordt getoetst of de kandidaat een gedocumenteerde tekst kan schrijven, waarvan tekstsoort, doel en publiek gegeven zijn. Van de kandidaat wordt verwacht dat hij een beschouwing of betoog schrijft op basis van verstrekte informatie. Bij de aanvang van de schriftelijke toets (als onderdeel van het college-examen) krijgt de kandidaat daarvoor één of meer teksten voorgelegd. Oefenexamens staan op www.ocwduo.nl > Staatsexamenkandidaat > Oefenen: oefenen vwo > Oefenexamens havo. Het gebruik van een woordenboek Nederlands en het basispakket hulpmiddelen is toegestaan. Voor het basispakket hulpmiddelen, zie Regeling toegestane hulpmiddelen. 2. De mondelinge toets: De mondelinge toets van 40 minuten vindt plaats in de maand juli (op scholen voor vso eind juni/begin juli). De kandidaat bereidt thuis een voordracht voor. Direct vóór de mondelinge toets krijgt de kandidaat gedurende 20 minuten de tijd om zich voor te bereiden op poëzieanalyse aan de hand van een gedicht dat hij in het voorbereidingslokaal ontvangt. Oefengedichten staan op www.ocwduo.nl > Staatsexamenkandidaat > Oefenen: Oefenen vwo > Oefenexamens vwo. Tijdens de voorbereiding van de mondelinge toets mag gebruik gemaakt worden van een zelf meegebracht woordenboek Nederlands en het basispakket toegestane hulpmiddelen. a. Mondelinge taalvaardigheid (domein B en D): Het College voor Toetsen en Examens stelt elk jaar een lijst van onderwerpen vast, waaruit de kandidaat voor het maken van zijn voordracht er één moet pagina 6 van 13 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 kiezen. Deze lijst is vermeld in een bijlage bij deze vakinformatie. Ten behoeve van zijn voordracht dient de kandidaat relevante informatie te verzamelen en te verwerken. Hij moet deze informatie duidelijk presenteren met het oog op doel en publiek. De voordracht heeft de vorm van een betoog of een beschouwing. Tevens is hij in staat om adequaat te reageren op bijdragen van luisteraars. De kandidaat houdt een voordracht over het door hem gekozen onderwerp en let erop: dat zijn boodschap duidelijk overkomt; wat voor soort voordracht hij houdt: beschouwing (= meningen worden ter overweging aangeboden) of betoog (= mening van spreker wordt ondersteund met voldoende relevante, goede argumenten); dat zijn taalgebruik correct is; dat hij retorische middelen goed gebruikt (gebaren, oogcontact, stemgebruik enz.); dat de opbouw van zijn voordracht goed is en dat er duidelijk sprake is van een inleiding, een kern en een slot; dat de voordracht goed is afgestemd op de tijd: tussen 5 en 7 minuten; dat hij eventueel gebruik maakt van een briefje met aandachtspunten, terwijl hij ervoor waakt om alles op te lezen. Na afloop worden er aan de kandidaat vragen gesteld over zijn voordracht. Deze vragen kunnen betrekking hebben op: - de doelgroep (= het publiek); - de indeling (= inleiding, kern en slot); - het verschil in tekstsoorten (= verschil tussen beschouwing en betoog); - het gebruik van retorische middelen; - de gebruikte bronnen; - de inhoud van de voordracht. 2. Literatuur (domein E) Bij het begin van dit gedeelte van de mondelinge toets dient de kandidaat het gedicht voor te lezen, dat hij in het voorbereidingslokaal heeft ontvangen. Van de kandidaat wordt verwacht dat hij vormvragen kan beantwoorden over de volgende begrippen uit de poëzieanalyse naar aanleiding van het voorgelegde gedicht: rijm, metrum, enjambement, dichtsoort, strofebouw, beeldspraak en stijlfiguren. Tevens worden hem vragen over de inhoud van het gedicht gesteld. De kandidaat dient ten minste 18 literaire werken te lezen. Dit mogen geen vertaalde literaire werken zijn. Jeugdliteratuur mag niet op de literatuurlijst voorkomen. Van een auteur mag maar één literair werk op de literatuurlijst staan. Er dient één gedichtenbundel van na 1880 op de literatuurlijst te worden geplaatst. Voor de "gedichtenbundel" mogen ook gedichten van verschillende auteurs gekozen worden In plaats van een gedichtenbundel mag op de literatuurlijst ook een bundel met Nederlandstalige liedteksten staan, bijv. teksten van Lennaert Nijgh, Bløf, Rowwen Hèze, Willem Wilmink. De liedteksten mogen uit één bundel,van één cd komen, maar ook uit verschillende bundels en van verschillende auteurs. De teksten kunnen bijvoorbeeld gekozen zijn naar aanleiding van een thema. De kandidaat kiest uit de gedichtenbundel vijf gedichten en neemt die vijf gedichten geheel op in een bijlage bij de literatuurlijst. Omdat van kandidaten op het vwo wordt verwacht dat zij in staat zijn een overzicht te geven van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis en dat ze de gelezen literaire werken kunnen plaatsen in historisch perspectief, dienen op de literatuurlijst ook werken uit de historische letterkunde te staan. Daarom is het verplicht om de literatuurlijst samen te stellen volgens de volgende indeling: pagina 7 van 13 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 Periode Middeleeuwen Renaissance en Barok 18e eeuw 1800-1880 (Romantiek) 1880-1940 Vanaf 1940 (Moderne literatuur) Gedichtenbundel na 1880 TOTAAL Aantal boeken 1 1 1 1 2 11 1 18 Ten aanzien van de literaire werken geldt, dat de kandidaat de in artikel 7 tot en met 9 beschreven informatie die in de examenstof Nederlands wordt beschreven, beheerst, en toe kan passen op de door hem gelezen literaire werken. Aan de kandidaat worden vragen gesteld over zijn literatuurlijst. Deze vragen kunnen betrekking hebben op: de literatuurgeschiedenis; de auteur van het literaire werk; het literair-historisch perspectief van het literaire werk; het genre van het literaire werk; de vorm en inhoud van het literaire werk; de titel, eventueel de ondertitel en het motto, het thema, de motieven, plaats van handeling, tijd en ruimte en de personages in het literaire werk. Bij het samenstellen van de literatuurlijst kan de kandidaat gebruikmaken van informatie die staat op www.lezenvoordelijst.nl. Gebruik bijlage 2 als voorblad en bijlage 3 als voorbeeld. De structuur van de mondelinge toets wordt aangegeven in het volgende schema. Mondelinge toets ExamenTijd onderdeel Voorbereiding Thuis door kandidaat Voorbereiding door kandidaat Ongeveer 20 minuten Materiaal Gedicht De kandidaat mag een door hem meegebracht woordenboek gebruiken. Inhoud De kandidaat bereidt zich thuis voor op het houden van een voordracht over een door hem gekozen onderwerp uit de lijst van gegeven onderwerpen. De kandidaat analyseert een aangereikt gedicht. Bij de analyse moet de kandidaat vragen kunnen beantwoorden over de volgende begrippen uit de poëzieanalyse: rijm, metrum, enjambement, dichtsoort, strofebouw, beeldspraak en stijlfiguren. pagina 8 van 13 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 Examenonderdeel Het examen Tijd Materiaal Inhoud Ongeveer 10 minuten De kandidaat mag een briefje met aandachtspunten gebruiken. Het examen Ongeveer 10 minuten Het examen Ongeveer 20 minuten De kandidaat mag de aantekeningen gebruiken die hij bij de voorbereiding heeft gemaakt. De kandidaat brengt zelf een exemplaar mee van zijn literatuurlijst en de bijlage met de vijf gedichten. De kandidaat houdt een voordracht van 5-7 minuten. De voordracht heeft de vorm van een betoog of beschouwing over een onderwerp. De kandidaat beantwoordt vragen over de vorm en de inhoud van de voordracht. De kandidaat leest het gedicht voor. De kandidaat beantwoordt vragen over de vorm en de inhoud. De kandidaat beantwoordt vragen over de vorm en de inhoud van de 18 gelezen werken, de literatuurgeschiedenis en de verhaalanalyse. 6 De literatuurlijst De literatuurlijst bevat de naam van de kandidaat, ten minste 18 literaire werken in chronologische volgorde. Van elk literair werk dient de literaire periode, de naam van de auteur (indien bekend), de titel en het jaar van de eerste uitgave te worden vermeld. Gebruik bijlage 2 als voorblad en bijlage 3 als voorbeeld. De kandidaat dient een overzicht te kunnen geven van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis en hij dient de gelezen literaire werken te kunnen plaatsen in dit historisch perspectief. De bijlage bij de literatuurlijst bevat de gehele tekst van vijf gedichten die de kandidaat uit de door hem gelezen gedichtenbundel heeft gekozen. Voor de "gedichtenbundel" mogen ook gedichten van verschillende auteurs gekozen worden. De kandidaat dient een exemplaar van zijn literatuurlijst en de bijlage met de gekozen gedichten mee te nemen naar het examen. 7 Inzenden lijst gelezen werken De literatuurlijst en de bijlage met de gekozen gedichten moeten in tweevoud vóór 1 april van het jaar waarin het examen wordt afgenomen, worden opgestuurd naar: Dienst Uitvoering Onderwijs, Examendiensten, Afdeling staatsexamens vwo/havo/vmbo, Postbus 30158, 9700 LK Groningen. Gebruik bijlage 2 als voorblad en bijlage 3 als richtlijn. NB De literatuurlijst dient op papier te worden aangeleverd. In digitale vorm ingezonden werkstukken e.d. worden niet geaccepteerd. pagina 9 van 13 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 Van werkstukken die Examendiensten ontvangt, krijgt de kandidaat binnen drie weken een ontvangstbevestiging. Als de kandidaat na drie weken nog geen ontvangstbevestiging heeft ontvangen, moet hij/zij contact opnemen met Examendiensten. Als de kandidaat voor een taal geen literatuurlijst instuurt, krijgt hij schriftelijk bericht dat hij voor dat vak niet wordt opgeroepen voor het mondeling examen. Het inzenden van de literatuurlijst geldt alleen voor de staatsexamenkandidaten. De literatuurlijst van VSO-kandidaten moet op 1 april gereed zijn, maar hoeft niet te worden opgestuurd. Als de kandidaat na het insturen van de literatuurlijst nog wijzigingen of aanvullingen aanbrengt in de lijst, dient hij de gewijzigde literatuurlijst in drievoud mee te brengen naar het examen. Zonder een gewijzigde lijst wordt de kandidaat geëxamineerd en beoordeeld aan de hand van de lijst die hij vóór 1 april heeft ingestuurd. 8 De beoordeling van het college-examen Voor het college-examen worden de volgende deelcijfers gegeven: - één deelcijfer voor schrijfvaardigheid: deelcijfer a - één deelcijfer voor mondelinge taalvaardigheid: deelcijfer b - één deelcijfer voor literatuur (poëzieanalyse en literatuurlijst): deelcijfer c Het cijfer voor het college-examen wordt als volgt berekend: (3a + 2b + 5c) : 10, afgerond op 1 decimaal. De kandidaat die bij een eerder afgelegd examen vwo (oude of vernieuwde profielen) voor letterkunde/ literatuur een eindcijfer 6 of hoger heeft behaald, kan voor het onderdeel literatuur van een nog af te leggen taalvak vrijstelling aanvragen. Daarvoor stuurt de kandidaat een vrijstellingsaanvraag, met meezending van zijn originele cijferlijst, naar de afdeling Examendiensten. Daarnaast moet hij zich dan aanmelden voor het taalvak zonder literatuur. Het mondeling examen wordt in dat geval ingekort. Zonder het onderdeel literatuur is de berekening als volgt: (a + b) : 2, afgerond op 1 decimaal. 9 Het eindcijfer Het eindcijfer wordt als volgt berekend: (het cijfer voor het centraal examen + het cijfer voor het college-examen): 2, afgerond op een geheel getal. pagina 10 van 13 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 10 Bijlage 1: Een lijst met onderwerpen Bij het voorbereiden van de voordracht moet de kandidaat één van de volgende onderwerpen kiezen. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Politietoezicht bij grote evenementen Nanotechnologie Drones Bitcoins Klimaatverandering Selectie i.p.v. loting bij vervolgstudies Politieke betrokkenheid van jongeren Jeugdwerkeloosheid De monarchie Meiden en techniek pagina 11 van 13 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 11 Bijlage 2: Voorblad literatuurlijst Literatuurlijst Nederlandse taal en literatuur Staatsexamen vwo (inzenden vóór 1 april 2015) Gegevens kandidaat: ED-nummer:……………………………………………..………………………………………………………………… (indien aanwezig) examennummer:……………………………………………..………………………..… Naam en voorletters:……………..………………………………………………………………………………….. Postcode en woonplaats:……………………………………………………………………………………………. pagina 12 van 13 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 12 Bijlage 3: Literatuurlijst vwo Naam: … Middeleeuwen 1. (Auteur), Voorletter(s), Titel jaartal Renaissance 2. Auteur, Voorletter(s), Titel jaartal 18e eeuw 3. Auteur, Voorletter(s), Titel jaartal 1800-1880 (Romantiek) 4. Auteur, Voorletter(s), Titel jaartal 1880-19401 5. Auteur, Voorletter(s), 6. Auteur, Voorletter(s), Titel Titel jaartal jaartal Moderne tijd 7. Auteur, Voorletter(s), 8. Auteur, Voorletter(s), 9. Auteur, Voorletter(s), 10. Auteur, Voorletter(s), 11. Auteur, Voorletter(s), 12. Auteur, Voorletter(s), 13. Auteur, Voorletter(s), 14. Auteur, Voorletter(s), 15. Auteur, Voorletter(s), 16. Auteur, Voorletter(s), 17. Auteur, Voorletter(s), Titel Titel Titel Titel Titel Titel Titel Titel Titel Titel Titel jaartal jaartal jaartal jaartal jaartal jaartal jaartal jaartal jaartal jaartal jaartal Poëzie 18. Auteur(s), Voorletter(s), Titel gedichten2 1 2 jaartallen De boeken staan in chronologische volgorde op de lijst. Het jaar van eerste druk is bepalend. In een bijlage staat de volledige tekst van de vijf gedichten. pagina 13 van 13 Nederlandse taal en literatuur vwo | vakinformatie staatsexamen 2015 pagina 14 van 13
© Copyright 2024 ExpyDoc