Liturgie 9 maart 2014 Ochtend

Liturgie zondagmorgen 9 maart 2014
Viering Heilig Avondmaal
Voorganger: Ds. W.G. Teeuwissen
Psalm 25: 3 en 7
3
Denk aan 't vaderlijk meedogen,
HEER', waarop ik biddend pleit:
Milde handen, vriendlijk' ogen,
Zijn bij U van eeuwigheid,
Sla de zonden nimmer ga,
Die mijn jonkheid heeft bedreven.
Denk aan mij toch in gena,
Om Uw goedheid eer te geven.
7
Gods verborgen omgang vinden
Zielen, waar Zijn vrees in woont.
't Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden,
Naar Zijn vreeverbond, getoond.
d' Ogen houdt mijn stil gemoed
Opwaarts, om op God te letten:
Hij, die trouw is, zal mijn voet,
Voeren uit der bozen netten.
Psalm 103: 1 en 5
1
Loof, loof den HEER', mijn ziel, met alle krachten;
Verhef Zijn Naam, zo groot, zo heilig t' achten;
Och, of nu al wat in mij is, Hem preez'!
Loof, loof mijn ziel, den Hoorder der gebeden;
Vergeet nooit een van Zijn weldadigheden;
Vergeet ze niet; 't is God, die z' u bewees.
5
Hij zal Zijn volk niet eindeloos kastijden,
Noch eeuwiglijk Zijn gramschap ons doen lijden;
Hij is het, die ons Zijne vriendschap biedt.
Hij handelt nooit met ons naar onze zonden;
Hoe zwaar, hoe lang wij ook Zijn wetten schonden,
Hij straft ons, maar naar onze zonden niet.
Schriftlezing Joh. 15 : 1, 5a, 8-15
1 ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer.
5 Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken.
8 De grootheid van mijn Vader zal zichtbaar worden
wanneer jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen zijn.
9 Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad.
Blijf in mijn liefde: 10 je blijft in mijn liefde als je je aan mijn
geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn
Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. 11 Dit zeg ik
tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde
volkomen zijn. 12 Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben
zoals ik jullie heb liefgehad. 13 Er is geen grotere liefde dan
je leven te geven voor je vrienden. 14 Jullie zijn mijn
vrienden wanneer je doet wat ik zeg. 15 Ik noem jullie geen
slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester
doet; vrienden noem ik jullie, omdat ik alles wat ik van de
Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb.
Lied: Ik ben de wijnstok
Ik ben de wijnstok,
mijn Vader de wijngaardenier.
Gij zijt de ranken,
dus blijft in mij, ik blijf in u,
dan vindt Hij vruchten hier.
Zingt voor de Vader de wijngaardenier;
dus blijft in mij, ik blijf in u,
dan vindt Hij vruchten hier.
Ranken onvruchtbaar
die snijdt Hij af, die werpt Hij weg;
zij moeten branden.
Dus blijft in mij, ik blijf in u,
‘t is waarheid wat ik zeg.
Zingt voor de Zoon,
want zijn woord is uw weg,
dus blijft in mij, ik blijf in u,
‘t is waarheid wat ik zeg.
Laat dan mijn woorden
uw waarheid en uw leven zijn;
blijft in mijn liefde,
zoals ik in de Vader blijf;
Gij zult vol vreugde zijn.
Bidt om de geest, om het brood en de wijn,
en al wat gij de Vader vraagt,
zal u gegeven zijn.
Verkondiging : De grootste liefde, de beste Vriend
Gezang 157 : 1.
1.
Hoe helder staat de morgenster,
en straalt mij tegen van zo ver,
de luister van mijn leven.
Komt tot mij, zoon van David, kom,
mijn Koning en mijn Bruidegom,
mijn hart wil ik U geven.
Lieflijk,
vriendlijk,
schoon en heerlijk,
zo begeerlijk,
mild in 't geven,
stralend, vorstelijk verheven.
Op toonhoogte 444
'k Stel mijn vertrouwen
op de Heer, mijn God.
Want in zijn hand
ligt heel mijn levenslot.
Hem heb ik lief,
zijn vrede woont in mij.
'k Zie naar Hem op en 'k weet:
Hij is mij steeds nabij.
Tafel 1.
13 Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen,
Hij zal verhoogd worden en verheven, ja, zeer hoog
verheven worden.
14 Zoals velen zich over U ontzet hebben
– zo geschonden was Zijn gezicht, meer dan van iemand
anders,
en Zijn gestalte, meer dan van andere mensenkinderen –
15 zó zal Hij vele heidenvolken besprenkelen,
koningen zullen vanwege Hem sprakeloos staan.
Want zij aan wie het niet verteld was, zullen het zien,
en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen.
Gezang 157 : 2
2
Gij zijt mijn parel en mijn kroon,
o Zoon van God, Maria 's zoon,
een hooggeboren Koning.
O lelie die mijn hart bekoort,
uw zoete evangeliewoord,
is louter melk en honing.
Gij zijt
altijd
hosianna,
hemels manna,
dat wij eten,
nooit meer kan ik U vergeten.
Tafel 2.
1 Wie heeft onze prediking geloofd,
en aan wie is de arm van de HEERE geopenbaard?
2 Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht,
als een wortel uit dorre aarde.
Gestalte of glorie had Hij niet;
als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem
begeerd zouden hebben.
Gezang 157 : 3
3
Gij schittert als een edelsteen,
mijn hart is vol van U alleen,
uw liefde doet mij leven.
Hoe groei ik in uw lichte schijn,
hoe bloei ik op daar ik mag zijn
een rank met U verweven.
Aan U
blijft nu
heel mijn leven
weggegeven,
om te ontvangen
U, mijn liefde, mijn verlangen.
Tafel 3.
3 Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen,
een Man van smarten, bekend met ziekte,
en als iemand voor wie men het gezicht verbergt;
Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.
4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen,
ons leed heeft Hij gedragen.
Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde,
door God geslagen en verdrukt.
Gezang 157 : 4
4
Hoe liefelijk is uw gelaat;
als Gij uw ogen op mij slaat,
dan doet de vreugd mij beven.
Gij Jezus, zijt zo trouw en goed;
uw woord en geest, uw vlees en bloed,
zij zijn mijn ziel, mijn leven.
Heer des
hemels
laat, getrouwe,
mij aanschouwen
uw erbarmen.
Herder neem mij in uw armen.
Tafel 4.
5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond,
om onze ongerechtigheden verbrijzeld.
De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem,
en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.
6 Wij dwaalden allen als schapen,
wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg.
Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen
op Hem doen neerkomen.
Gezang 157 : 5
5
Voor Gij de wereld hebt gemaakt,
heeft mij uw liefde aangeraakt,
mijn sterke held, mijn Vader.
Uw Zoon komt tot mij, kiest mij uit,
Hij is mijn liefste, ik zijn bruid,
ik treed Hem zingend nader.
Hij de
mijne,
die het leven
mij zal geven
hoog daarboven,
eeuwig zal mijn hart Hem loven.
Tafel 5
7 Toen betaling geëist werd, werd Híj verdrukt,
maar Hij deed Zijn mond niet open.
Als een lam werd Hij ter slachting geleid;
als een schaap dat stom is voor zijn scheerders,
zo deed Hij Zijn mond niet open.
8 Hij is uit de angst en uit het gericht weggenomen,
en wie zal Zijn leeftijd uitspreken?
Want Hij is afgesneden uit het land van de levenden.
Om de overtreding van mijn volk is de plaag op Hem
geweest.
Gezang 157 : 6
6
Laat al het vrolijke geluid,
van stemmen, van viool en fluit,
te zijner ere klinken.
Hij staat voor altijd aan mijn zij.
Mijn schone liefste is van mij,
in Hem wil ik verzinken.
Laat ons
samen
spelen zingen,
dansen springen
voor den Here,
die de Koning is der ere.
Psalm 116: 1 en 8
1
God heb ik lief, want die getrouwe Heer
nam, toen ik riep, met toegenegen oren
mijn woorden aan. Hij zal mij blijven horen
en levenslang ben ik niet eenzaam meer.
8
Voor 't oog van al de zijnen zal ik Hem
offers van dank naar mijn beloften brengen,
in 's Heren voorhof mijn gejubel mengen
met uw lofprijzingen, Jeruzalem.