Liturgie 26 oktober 2014 Avond

Liturgie zondagavond 26 oktober 2014
Voorganger: Ds. P. Hoogendam
Schriftlezing: 2 korinthe 8 : 1 - 15
Psalm 100: 1 en 3
1
Juicht Gode toe, bazuint en zingt.
Treedt nader tot gij Hem omringt,
gij aard' alom, zijn rijksdomein,
zult voor den HEER dienstvaardig zijn.
3
Treedt statig binnen door de poort,
Hier staat zijn troon, hier woont zijn Woord.
Heft hier voor God uw lofzang aan:
Gebenedijd zijn grote naam.
Psalm 100: 2 en 4
2
De HEER' is God; erkent, dat Hij
Ons heeft gemaakt (en geenszins wij),
Tot schapen, die Hij voedt en weidt;
Een volk, tot Zijnen dienst bereid.
4
Want goedertieren is de HEER';
Zijn goedheid eindigt nimmermeer;
Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht
Tot in het laatste nageslacht.
Gezang 147
1
Looft God, gij christ'nen, maakt Hem groot
in zijn verheven troon,
die nu zijn rijk voor ons ontsloot
en zendt zijn eigen Zoon,
en zendt zijn eigen Zoon.
2
Hij daalt uit 's Vaders schoot terneer
op aard om kind te zijn,
een kindje arm en naakt en teer
al in een kribje klein,
al in een kribje klein.
3
Verzakende zijn macht en recht,
verkiest Hij zich een stal,
neemt de gedaant' aan van een knecht,
de Schepper van het Al,
de Schepper van het Al.
4
Hij ruilt met ons op vreemde wijs:
Hij neemt ons vlees en bloed
en geeft ons in zijns Vaders huis
zijn eigen overvloed,
zijn eigen overvloed.
5
Hij wordt een knecht en ik een heer:
wat win ik veel daarbij!
Waar vindt men zoveel gulheid weer
als Jezus heeft voor mij,
als Jezus heeft voor mij.
6
En nu ontsluit Hij weer de poort
van 't schone paradijs.
De cherub staat er niet meer voor.
God zij lof, eer en prijs!
God zij lof, eer en prijs!
Psalm 119: 6, 13 en 14
6
O God, ik ben van harte zeer verblijd
over de weg van uw getuigenissen.
In uw bevelen ligt mijn zaligheid,
ik zal mij van uw wegen vergewissen.
Ik loof U, die mijn grootste rijkdom zijt,
laat mij, o Heer, geen van uw woorden missen.
13
Geef mij een hart dat U met vreugde groet,
geef mij verstand - daar zal ik wel bij varen -,
dat ik niet haak naar zilver, goud en goed,
niet gretig schatten om mij heen vergare.
Als Gij de weg der wet mij weten doet,
dan zal ik die ten einde toe bewaren.
14
Bewaar mijn oog, dat niet de valse schijn,
dat niet de lege vreugd mijn hart bewege.
Slechts in uw spoor kan leven leven zijn.
Vestig mijn aandacht op de rechte wegen.
Doe uw beloften onverwrikbaar zijn,
immers uw knecht is tot uw dienst genegen.
Gezang 252
1
Wat zijn de goede vruchten,
die groeien aan de Geest?
De liefde en de vreugde,
de vrede allermeest,
geduld om te verdragen
en goedertierenheid,
geloof om veel te vragen,
te vragen honderd uit;
2
geloof om veel te geven,
te geven honderd in,
wij zullen leren leven
van de verwondering:
dit leven, deze aarde,
de adem in en uit,
het is van Gods genade
en zijn lankmoedigheid.
3
En wie zijn ziel niet prijsgeeft
maar vasthoudt tot het eind,
wie zijn bestaan niet kruisigt,
hoezeer hij levend schijnt,
hij gaat voorgoed verloren,
het leven dat hij koos
is tevergeefs geboren
en eindigt vruchteloos.
4
Maar wie zich door de hemel
laat helpen uit de droom,
die vindt de boom des levens,
de messiaanse boom
en als hij zich laat enten
hier in dit aardse dal,
dan rijpt hij in de lente
tot hij vruchtdragen zal.
Gezang 426: 1 en 5
1
Zou ik niet van harte zingen
Hem die zozeer mij verblijdt?
Want ik zie in alle dingen
niets dan zijn genegenheid.
Is de hartslag van het leven
niet de liefde van de Heer?
Liefde draagt hen meer en meer,
die in dienst van Hem zich geven.
Alle dingen hebben tijd,
maar Gods liefde eeuwigheid.
5
Omdat Gij mijn hart doet branden,
omdat Gij mij zo bemint,
hef ik, Heer, tot U mijn handen:
Vader, zie ik ben uw kind.
Wil mij de genade geven,
U te dienen, hier en nu;
God die liefde zijt, aan U
vast te houden, heel mijn leven,
tot ik U na deze tijd
liefheb in der eeuwigheid.