Regels en Richtlijnen Examencommissie ESHCC Studiejaar 2014-2015 Inhoudsopgave Pagina PARAGRAAF 1 - ALGEMENE BEPALINGEN 3 Artikel 1 – Toepasselijkheid van de regeling 3 Artikel 2 – Begripsomschrijving 3 Artikel 3 – Taken examencommissie 4 Artikel 4 – Dagelijkse gang van zaken examencommissie 4 Artikel 5 – Aanwijzen examinatoren 4 Artikel 6 – Borging kwaliteit tentamens en examens 4 Artikel 7 – De maatstaven 4 Artikel 8 – Hardheidsclausule 4 Artikel 9 – Beroep 5 PARAGRAAF 2 – VRIJSTELLINGEN 5 Artikel 10 – Vrijstelling van onderwijseenheden 5 PARAGRAAF 3 – REGELS MET BETREKKING TOT DE GANG VAN ZAKEN TIJDENS TENTAMENS 5 Artikel 11 – De aanmelding voor tentamens 5 Artikel 12 – Vaststelling van tijd en plaats van tentamens 6 Artikel 13 – Bewaartermijn schriftelijke tentamens 6 Artikel 14 – Regeling van tentamens voor studenten met een handicap 6 Artikel 15 – Afgelasting van tentamens bij weeralarm Artikel 16 – Algemene bepalingen over de orde tijdens schriftelijke tentamens 6 Artikel 17 – Bepalingen inzake het betreden en verlaten van de ruimte waarin een schriftelijk tentamen wordt afgenomen 7 Artikel 18 – Specifieke bepalingen over orde tijdens de tentamens 7 Artikel 19 – Fraude 8 Artikel 20 – Sancties bij geconstateerde fraude 8 PARAGRAAF 4 – HET AFNEMEN VAN TENTAMENS EN EXAMENS 9 Artikel 21 – Het afnemen van een tentamen of examen 9 Artikel 22 – De vragen en opgaven 9 PARAGRAAF 5 – DE BEOORDELING 10 Artikel 23 – De beoordeling 10 Artikel 24 – De nabespreking 11 PARAGRAAF 6 – HET EXAMEN 11 Artikel 25 – De vaststelling van de uitslag van het examen Artikel 26 – Het judicium 11 Artikel 27 – Het getuigschrift, de cijferlijst en het supplement 11 Artikel 28 – Diploma-uitreiking 11 1 PARAGRAAF 7 – SLOT- EN INVOERINGSBEPALINGEN 12 Artikel 29 – Wijzigingen van deze regels en richtlijnen 12 Artikel 30 – Inwerkingtreding 12 BIJLAGE 2 Regels en Richtlijnen van de Examencommissie Erasmus School of History, Culture and Communication Studiejaar 2014-2015 PARAGRAAF 1 - ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 – Toepasselijkheid van de regeling Deze regels en richtlijnen (R&R) zijn van toepassing op de tentamens en de examens in de bacheloropleidingen en de (research)masteropleidingen van de Erasmus School of History, Culture and Communication (ESHCC). Artikel 2 – Begripsomschrijving In deze R&R wordt verstaan onder: Credit eenheid waarin de integrale studielast wordt uitgedrukt, waarbij één credit gelijk staat aan 28 studiebelastinguren (conform het European Credit Transfer System – ECTS); Examen het totaal van alle door de student met goed gevolg afgelegde examenonderdelen, dat recht geeft op het verlenen van een bachelor- of mastergraad; Examencommissie de in artikel 7.12 van de wet bedoelde commissie; Examenregelingen de onderwijs- en examenregelingen voor de in art. 1 genoemde opleidingen, laatstelijk vastgesteld door de decaan van de ESHCC; Examinandus degene die zich onderwerpt aan een tentamen of examen; Examinator degene die ingevolge artikel 7.12c van de wet bevoegd is tot het afnemen van de tentamens in het betreffende examenonderdeel; Graad een graad wordt verleend op het moment dat het volgens de onderwijs- en examenregeling voor het examen van een opleiding vereiste minimum aantal credits is behaald; Onderwijs- en de door de decaan van de faculteit vastgestelde regeling als bedoeld in artikel Examenregeling 7.3 van de wet; Student degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van tentamens en examens van een opleiding; voor de verdere toepassing van deze regels en richtlijnen worden hieronder ook de als cursist ingeschrevenen verstaan; een schriftelijk of digitaal document volgens een vast format, met daarin Studiehandleiding informatie over onder andere de doelstellingen van een vak, de werkwijze en organisatie, de wijze van toetsing, de verplichte literatuur en de contactgegevens van de docent; de periode die loopt van 1 september tot en met 31 augustus; Studiejaar Tentamen een schriftelijk, mondeling of ander onderzoek - waaronder inbegrepen practica -, of een combinatie hiervan, naar het inzicht, de kennis en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de resultaten van dat onderzoek; Toetsprotocol door de examencommissie vastgestelde richtlijnen voor de constructie, afname, beoordeling en archivering van tentamens; Vak een onderwijseenheid, in de zin van de wet, van de bacheloropleiding, waarvoor studiepunten worden toegekend; Website de websitepagina met alle onderwijsinformatie over de bacheloropleidingen en (research)masteropleidingen van de ESHCC; Wet de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW); 3 Wetenschappelijke staf de hoogleraren, de universitaire (hoofd)docenten, de wetenschappelijke docenten en de wetenschappelijke onderzoekers van de faculteit. Artikel 3 – Taken examencommissie 1. De taken van de examencommissie staan vermeld in de artikelen 7.11, 7.12, 7.12b en 7.12c van de WHW. 2. Daarnaast heeft de examencommissie een adviserende taak met betrekking tot het vaststellen en wijzigen van de OER krachtens het faculteitsreglement. 3. Tevens verleent zij bewijzen van toelating tot de masteropleiding en pre-masterprogramma’s (bij mandaat van de decaan). Artikel 4 – Dagelijkse gang van zaken examencommissie 1. Voor alle bachelor- en masteropleidingen binnen de ESHCC heeft de decaan een gemeenschappelijke examencommissie ingesteld. De examencommissie bestaat uit minimaal zes leden waarbij elke twee leden een cluster (geschiedenis, cultuurwetenschappen en mediaen communicatiewetenschappen) vertegenwoordigen. Een van de zes leden fungeert als voorzitter. De examencommissie wordt ondersteund door een secretaris en een secretariaat. 2. De voorzitter en de secretaris van de examencommissie vormen het Dagelijks Bestuur en zijn belast met de behartiging van de dagelijkse gang van zaken. 3. De Examencommissie vergadert minimaal vier maal per jaar en besluit bij meerderheid van stemmen. De vergaderingen worden bijgewoond door de secretaris en – indien gewenst - de studieadviseurs; zij hebben een adviserende rol. 4. De examencommissie beschikt over een huishoudelijk reglement dat jaarlijks wordt geëvalueerd en vastgesteld. Artikel 5 – Aanwijzen examinatoren Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. De leden van de wetenschappelijke staf zijn in ieder geval examinator ten behoeve van het door hen verzorgde onderwijs. De examencommissie heeft de bevoegdheid om de tentamenbevoegdheid van een examinator die niet handelt conform het toetsprotocol op te schorten of hem die bevoegdheid te ontnemen. Artikel 6 – Borging kwaliteit tentamens en examens Het kader waarbinnen de examencommissie de kwaliteit van toetsen borgt wordt gevormd door: 1. Het door de opleidingen vastgestelde toetsplan 2. Het door de examencommissie opgestelde toetsbeleid 3. Het door de examencommissie opgestelde toetsprotocol Artikel 7 – De maatstaven De Examencommissie hanteert bij beslissingen de volgende maatstaven als richtsnoer: 1. behoud van kwaliteits- en selectie-eisen van elk tentamen of examen; 2. doelmatigheidseisen onder andere gericht op: a. het beperken van tijdverlies voor studenten met een voortvarend studietempo en b. het tijdig staken van de studie door studenten waarvan het onwaarschijnlijk is dat zij zullen slagen voor een tentamen of examen; 3. bescherming tegen zichzelf van de student, die een te grote studielast op zich wil nemen; 4. mildheid ten opzichte van studenten die door omstandigheden buiten hun schuld studievertraging oplopen. Artikel 8 – Hardheidsclausule In individuele gevallen waarbij toepassing van een of meer bepalingen uit de onderwijs- en 4 examenregelingen en/of deze R&R leidt tot apert onredelijke en/of onbillijke situaties, kan de examencommissie op eigen initiatief of op een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek van betrokkene afwijken van bedoelde bepaling(en) ten gunste van de betrokkene. Artikel 9 – Beroep Tegen beslissingen van de examencommissie dan wel examinatoren staat beroep open bij het College van Beroep voor de Examens (art. 7.61 WHW) van de instelling waar de student is ingeschreven. PARAGRAAF 2 – VRIJSTELLINGEN Artikel 10 – Vrijstelling van onderwijseenheden 1. Een verzoek om vrijstelling wordt digitaal ingediend bij de examencommissie, uiterlijk zes weken voor aanvang van het betreffende studieonderdeel. 2. Bij het indienen van het verzoek dient de student de procedure te volgen die op de website wordt vermeld. 3. De examencommissie hoort de desbetreffende examinatoren, alvorens te beslissen op het verzoek. 4. Een besluit tot het niet verlenen van de vrijstelling wordt door de examencommissie met redenen omkleed. 5. In de masteropleidingen (met uitzondering van de research-masteropleidingen) worden geen vrijstellingen verleend. Wel kan de examencommissie – na overleg met de coördinator van de opleiding – toestemming verlenen om een vak binnen de masteropleiding te vervangen door een nog te volgen vak van een andere masteropleiding. 6. Bij de vaststelling van de uitslag van het examen wordt een vrijstelling voor een onderwijseenheid buiten beschouwing gelaten; de vrijstelling wordt op de cijferlijst met Vrijstelling/Exemption aangeduid. PARAGRAAF 3 – REGELS MET BETREKKING TOT DE GANG VAN ZAKEN TIJDENS TENTAMENS Artikel 11 – De aanmelding voor tentamens 1. Wanneer de student zich inschrijft voor een vak in Osiris Student volgt automatisch de inschrijving voor de toets(en) en/of het schriftelijk tentamen bij dat vak. Wanneer de student niet via Osiris is ingeschreven, moet de aanmelding voor een schriftelijk tentamen via Osiris Student plaatsvinden tussen 35 en 7 dagen vóór het betreffende tentamen. Voor hertentamens moet de student zich altijd aanmelden; dat gaat nooit automatisch. 2. Na afloop van de reguliere inschrijftermijn is het nog tot twee dagen voorafgaande aan het tentamen mogelijk aan te melden bij het ESSC. Daarvoor moet €13,50 per tentamen worden betaald. Het bewijs van betaling dient te worden meegenomen naar het tentamen, zodat het aan de surveillant getoond kan worden indien de naam van betrokkene door de verlate aanmelding niet op de deelnemerslijst voorkomt. 3. Wanneer in strijd met een van de voorgaande punten van dit artikel toch wordt deelgenomen is het behaalde resultaat niet geldig, tenzij de examencommissie anders beslist. 4. Om tot de tentamens of examenonderdelen te kunnen worden toegelaten, dient de student te zijn ingeschreven voor het studiejaar waarin de examenonderdelen worden afgelegd. 5 Artikel 12 – Vaststelling van tijd en plaats van tentamens De data van alle schriftelijke tentamens (inclusief hertentamens) worden door de examencommissie vastgesteld en bij de start van het collegejaar bekend gemaakt. Van deze data kan niet, of alleen in bijzondere gevallen worden afgeweken. Artikel 13 – Bewaartermijn schriftelijke tentamens 1. De bewaartermijn van schriftelijke tentamens bedraagt twee kalenderjaren. 2. De bewaartermijn van bachelor en master theses bedraagt zeven kalenderjaren. Artikel 14 – Regeling van tentamens voor studenten met een handicap Een student, die een zodanige handicap heeft dat hij/zij wordt belemmerd bij het afleggen van schriftelijke tentamens, kan bij de examencommissie een verzoek indienen voor aanpassing van de schriftelijke tentamens qua duur en/of vormgeving, alsmede eventuele noodzakelijke hulpmiddelen en een afwijkende locatie. Hiertoe moet de student zo spoedig mogelijk na aanvang van het collegejaar, maar uiterlijk vijf weken voor het eerste tentamen, een verzoek indienen bij de examencommissie, onder overlegging van verklaringen of bewijzen van de handicap. Artikel 15 – Afgelasting van tentamens bij weeralarm 1. Als het KNMI voor een bepaalde periode een weeralarm (code rood) afgeeft voor het hele land of specifiek voor de Regio Rijnmond vanwege extreme weersomstandigheden, bepaalt de examencommissie na overleg met de Studentenadministratie, welke in de betreffende periode geplande schriftelijke tentamens worden afgelast. De afgelasting wordt terstond bekendgemaakt op de indexpagina van de EUR-website, de nieuwspagina’s van het ESSC en de Studentenadministratie en op SIN-Online. 2. De examencommissie stelt zo spoedig mogelijk na afgelasting en in overleg met de desbetreffende examinatoren vast op welke datum de desbetreffende tentamens alsnog afgenomen zullen worden, bij voorkeur binnen twee weken na de oorspronkelijke tentamendatum. De nieuwe tentamendata worden gepubliceerd op SIN-Online en op de website van de Studentenadministratie. Artikel 16 – Algemene bepalingen over de orde tijdens schriftelijke tentamens 1. Namens de examencommissies zijn daartoe aangestelde surveillanten belast met de handhaving van de orde tijdens het schriftelijke tentamen. In de M-hal is bij schriftelijke tentamens een hoofdsurveillant aanwezig. De hoofdsurveillant coördineert de gang van zaken tijdens de schriftelijke tentamens. 2. Het eerste half uur van ieder schriftelijk tentamen is minstens één examinator aanwezig in één van de ruimtes waar het schriftelijke tentamen wordt afgenomen, of in persoon direct bereikbaar voor de hoofdsurveillant. 3. De deelnemer aan een tentamen dient de aanwijzingen van de surveillant op te volgen. Wanneer aanwijzingen van een surveillant niet worden opgevolgd, maakt de surveillant hiervan een schriftelijke rapportage op. De examencommissie besluit over de eventuele sanctie. 4. In gevallen waarin voorzien is in een deugdelijk opbergsysteem voor de persoonlijke eigendommen van de examinandus buiten de ruimte waarin het tentamen wordt afgenomen mogen jassen en tassen niet meegenomen worden in de tentamenruimte. In andere gevallen dienen jassen over de stoel gehangen te worden. Tassen e.d. dienen gesloten te zijn en buiten handbereik. 5. In de tentamenzaal en in de ruimte voor de tentamenzaal dient het rustig te zijn vóór, tijdens en ook na het tentamen. Tijdens het tentamen zijn alle vormen van communicatie uitgesloten, behalve die met de surveillant en de examinator. 6. De tentamenzaal is voorzien van cameratoezicht. 7. Tijdens toiletbezoek wordt er gebruik gemaakt van apparatuur om mobiele 6 communicatiemiddelen te detecteren. Artikel 17 – Bepalingen inzake het betreden en verlaten van de ruimte waarin een schriftelijk tentamen wordt afgenomen 1. Schriftelijke tentamens worden in verschillende zalen en hallen van het Woudesteincomplex van de EUR afgenomen. De meest gebruikte tentamenlocatie is de M-hal op de begane grond van het M-gebouw. Op de dag van het tentamen geven monitoren bij onder andere de ingang van het M-gebouw de precieze locatie en eventuele wijzigingen aan. Deze informatie is vanaf 21.30 uur op de dag voor het tentamen ook te vinden op het SIN-online channel ‘tentamenlocaties’. 2. Studenten met dyslexie en bepaalde andere vormen van functiebeperking gebruiken een andere zaal om tentamen te doen. Ze dienen hiervoor vóór het einde van de aanmeldperiode toestemming te hebben gekregen van de examencommissie van hun opleiding. In deze zaal beginnen de schriftelijke tentamens 30 minuten eerder dan in de andere zalen. 3. Met het oog op een rustig en ordentelijk verloop dienen deelnemers tijdig in de tentamenruimte te arriveren en plaats te nemen. De M-hal is opgedeeld in blokken. In ieder blok kunnen maximaal 47 studenten plaatsnemen. De blokken zijn vooraf ingedeeld op basis van studentnummers (zie de borden). 4. Tot 15 minuten na aanvang van het tentamen is het nog mogelijk aan het tentamen te beginnen; daarna niet meer, tenzij een hoofdsurveillant toestemming geeft voor verlate deelname aan het tentamen, als gevolg van aantoonbare ernstige verkeershinder. Tegen de beslissing dat vanwege te laat arriveren geen tentamen gedaan kan worden is geen beroep mogelijk. 5. De deelnemer mag een tentamenzaal niet eerder dan één uur na aanvang verlaten. De student die het tentamen voortijdig inlevert bij de surveillant zorgt ervoor dat hij zo min mogelijk overlast veroorzaakt voor de andere deelnemers. 6. De laatste 15 minuten van een tentamen moeten studenten blijven zitten. Na het verstrijken van de tentamentijd haalt de surveillant het tentamen op. Alle in te leveren formulieren dienen te zijn voorzien van met pen geschreven studentnummer, naam en handtekening. 7. Kladpapier, tentamenopgaven, antwoorden en andere tentamengerelateerde documenten mogen de zaal tijdens en na het tentamen niet verlaten. Artikel 18 – Specifieke bepalingen over orde tijdens de tentamens 1. Op de tafel van de deelnemer mogen uitsluitend aanwezig zijn: een geldig identiteitsbewijs, schrijfgerei, eten en drinken voor eigen gebruik en – indien meegenomen – een bewijs van inschrijving. Bij een aantal tentamens is een eenvoudige rekenmachine of gebruik van bepaalde bronnen toegestaan. Dit dient vermeld te staan op het voorblad van het tentamen. Bronnen die bij een tentamen zijn toegestaan mogen niet zijn voorzien van eigen aantekeningen. Apparatuur en ook andere toegestane bronnen mogen van een andere deelnemer geleend worden, mits de overdracht plaatsvindt vóór het tentamen begint. Indien zich hierop informatie bevindt waarmee gefraudeerd kan worden zijn zowel de eigenaar als de lener verantwoordelijk. 2. Iedere deelnemer dient zich te kunnen identificeren middels minimaal één van de volgende identiteitsbewijzen: collegekaart van de universiteit, rijbewijs, ID-kaart of paspoort. Deelname aan het tentamen is niet toegestaan indien geen van deze identiteitskaarten aan de surveillant getoond kan worden. 3. Alleen het papier dat door de universiteit wordt verstrekt mag tijdens een tentamen worden gebruikt. Het gebruik van eigen papier is niet toegestaan. 4. In gevallen waarin is voorzien in een deugdelijk opbergsysteem voor de persoonlijke eigendommen van de deelnemers aan het tentamen mogen mobiele telefoons niet in de tentamenruimte worden meegenomen. In andere gevallen dient de mobiele telefoon vanaf 7 het betreden van de tentamenruimte uitgeschakeld te zijn. Bovendien moet de telefoon gedurende het gehele tentamen buiten handbereik blijven. Gebruik van mobiele telefoons en andere elektronische communicatieapparatuur bij/tijdens schriftelijke tentamens is verboden. Overtreding wordt aangemerkt als fraude. 5. Horloges zijn niet toegestaan gedurende het tentamen. Horloges moeten worden opgeborgen in jas of tas. 6. Het eerste uur en het laatste halfuur van een tentamen is het niet toegestaan naar het toilet te gaan, behoudens in zeer bijzondere (medische) gevallen, tevoren door de student gemeld bij de docent of de surveillant. Per tentamen is één toiletbezoek per persoon mogelijk, waarbij per blok aan niet meer dan één persoon gelijktijdig toestemming wordt verleend. Het toiletbezoek dient bij de surveillant te worden aangemeld en diens aanwijzingen dienen te worden opgevolgd. 7. Voor, tijdens en na het tentamen zijn de surveillanten in hun blok verantwoordelijk voor de ordehandhaving. In geval van fraude maakt de surveillant een schriftelijke rapportage op. De betrokken student mag het tentamen wel voortzetten. Artikel 19 – Fraude 1. Onder fraude wordt verstaan: het handelen of nalaten ervan door een student waardoor het voor de examinator of examencommissie onmogelijk is of is geworden zich een juist oordeel te vormen over de door de student verworven kennis, inzicht en vaardigheden of over de kennis, inzicht en vaardigheden van medestudenten. 2. De volgende zaken worden in ieder geval als fraude aangemerkt: a. zich voorafgaand aan het tentamen in kennis stellen van de vragen of opgaven van het betreffende tentamen; b. zich tijdens het tentamen voor iemand anders uitgeven of zich tijdens het tentamen door iemand anders laten vertegenwoordigen; c. tijdens het tentamen boeken, syllabi, op eigen papier, op de huid of op textiel geschreven aantekeningen of andere informatiebronnen bij zich hebben en/of raadplegen, waarvan raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; d. tijdens het tentamen gebruik te maken van informatie- en/of communicatietechnologie waarvan het gebruik niet uitdrukkelijk is toegestaan; e. tijdens het tentamen gebruikmaken van een mobiele telefoon. Om dit te borgen dienen mobiele telefoons tijdens het tentamen buiten handbereik en uitgeschakeld te zijn en te blijven. Een mobiele telefoon mag dus ook niet meegenomen worden in geval van toiletbezoek tijdens een tentamen; f. tijdens het tentamen bij medestudenten afkijken of met hen op welke wijze dan ook, binnen of buiten de tentamenruimte informatie uit te wisselen. Ook een ander in de gelegenheid stellen fraude te plegen wordt aangemerkt als fraude; g. het aanbrengen van wijzigingen in al ingeleverd tentamenwerk tijdens de inzage achteraf; h. plagiaat (ook zelfplagiaat) plegen, waaronder hier wordt verstaan het letterlijk of in vertaling overnemen van een passage groter dan enkele woorden voor een werkstuk, thesis of andere schriftelijke toets van bekwaamheid zonder dit aan te geven middels aanhalingstekens of een ander eenduidig typografisch hulpmiddel en zonder dat een bibliografisch naspeurbare correcte bronverwijzing is opgenomen; i. op enige andere wijze door handelen of nalaten ervan het vormen van een juist oordeel omtrent kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Artikel 20 – Sancties bij geconstateerde fraude Als er fraude of plagiaat wordt geconstateerd, dan geldt het volgende: 1. Wanneer bij of ten aanzien van het afleggen van een tentamen fraude wordt geconstateerd 8 of ernstig vermoed dan deelt de surveillant dit terstond mede aan de student. De surveillant maakt hiervan aantekening op het door de student in te leveren werk en neemt eventuele bewijsstukken in. De student wordt in de gelegenheid gesteld het tentamen af te maken en het werk in te leveren. De surveillant maakt in een rapportage melding van de geconstateerde of vermoede fraude. Indien de student heeft geweigerd eventuele bewijsstukken te overhandigen wordt dit in de rapportage vermeld. De rapportage wordt zo spoedig mogelijk na het tentamen ter hand gesteld aan de voorzitter van de examencommissie. De student en waar nodig ook de surveillant worden door de examencommissie in de gelegenheid gesteld commentaar op de rapportage te leveren. 2. Wanneer na inlevering van een opdracht, werkstuk of scriptie plagiaat wordt geconstateerd of ernstig vermoed, deelt de examinator dit direct schriftelijk mee aan de student. De student heeft een week om te reageren naar de examinator. Direct na deze week meldt de examinator de geconstateerde of ernstig vermoede fraude bij de examencommissie. Tevens worden de bewijsstukken en de eventuele reactie van de student meegestuurd. 3. Afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude, herhaalde fraude daaronder begrepen, kan de voorzitter van de examencommissie aan de examinandus sancties opleggen, waaronder in ieder geval de volgende: a. berisping; b. ongeldig verklaren van betreffende opdracht, werkstuk of thesis; c. ongeldig verklaren van betreffend tentamen; d. uitsluiting van het desbetreffende tentamen tot een maximum van één jaar; e. uitsluiting van één of meer tentamenronden; f. gedurende ten hoogste één jaar niet mogen inleveren van de thesis of het werkstuk; g. een combinatie van bovenstaande maatregelen; h. voorstel aan het College van Bestuur tot definitieve beëindiging van de inschrijving voor de betreffende opleiding. Voordat de examencommissie een besluit neemt, stelt zij de student in de gelegenheid ter zake te worden gehoord. PARAGRAAF 4 – HET AFNEMEN VAN TENTAMENS EN EXAMENS Artikel 21 – Het afnemen van een tentamen of examen 1. De examinator handelt bij het afnemen van een tentamen of examen conform de regels rondom het afnemen van tentamens en examens zoals die zijn vastgelegd in het toetsprotocol van de examencommissie. 2. De examencommissie controleert of is voldaan aan alle vereisten van het examen. Artikel 22 – De vragen en opgaven 1. De vragen en opdrachten van het tentamen betreffen uitsluitend de tevoren bekend gemaakte tentamenstof. De tentamenstof wordt in de Studiehandleiding van het vak gepubliceerd voor de aanvang van het onderwijs dat op het tentamen voorbereidt. 2. De vragen en opdrachten van het tentamen zijn zo evenwichtig mogelijk over de tentamenstof gespreid. 3. Het tentamen representeert de leerdoelen naar vorm en inhoud. 4. De vragen en opdrachten van het tentamen zijn duidelijk en ondubbelzinnig en zijn zodanig gesteld of bevatten zodanige aanwijzingen dat de student kan weten hoe uitvoerig en gedetailleerd de antwoorden moeten zijn. 5. Bij het opstellen van een tentamen zorgt de examinator ervoor dat de antwoorden op de vragen en opgaven van het tentamen niet rechtstreeks te herleiden zijn uit voorafgaande tentamens. 6. Geruime tijd voor het afnemen van het betreffende tentamen maakt de examinator bekend in 9 welke vorm het tentamen plaatsvindt. 7. De duur van het tentamen is zodanig dat de studenten, naar redelijke maatstaven gemeten, voldoende tijd hebben om de vragen te beantwoorden. PARAGRAAF 5 – DE BEOORDELING Artikel 23 – De beoordeling 1. De beoordeling van tentamens en werkstukken vindt plaats op basis van de regels zoals in de studiehandleiding van een vak zijn beschreven. 2. De wijze van beoordelen is zodanig dat de student kan nagaan hoe de uitslag van het tentamen, het werkstuk of het examen tot stand is gekomen. 3. Tentamens en werkstukken worden beoordeeld met een cijfer op de schaal 1,0 – 10,0, op één decimaal nauwkeurig, waarbij 5,5 het laagste voldoende cijfer is. 4. De student die staat ingeschreven voor een schriftelijke toets, maar niet heeft deelgenomen ontvangt een NO. 5. De student die een deeltoets niet maakt, ontvangt voor dat onderdeel geen cijfer, er wordt een nul (0) geregistreerd. 6. De stage en de master thesis class worden, indien is voldaan aan de vereisten van het vak, afgesloten met de term ‘voldaan’. 7. Een docent kan een limiet stellen aan het cijfer bestemd voor een student die een onvoldoende werkstuk met behulp van feedback verbetert. 8. De bachelor en de master thesis binnen de opleidingen Geschiedenis en Algemene Cultuurwetenschappen worden beoordeeld door de thesisbegeleider en een door de examencommissie daartoe gevraagde mede-beoordelaar. Beiden dienen examinator te zijn bij de opleiding waaraan de thesisbegeleider is verbonden. De thesisbegeleider en de medebeoordelaar komen onafhankelijk van elkaar tot een oordeel, zij vullen elk een beoordelingsformulier in. Vervolgens stellen zij in goed overleg gezamenlijk het cijfer van de thesis vast, hierbij maken zij gebruik van een nieuw – nu gezamenlijk in te vullen – beoordelingsformulier. Dit beoordelingsformulier wordt na invulling aan de student uitgereikt en digitaal verzonden naar het Education Office, alwaar het wordt opgeslagen. 9. Wanneer de thesisbegeleider en de mede-beoordelaar niet tot overeenstemming komen met betrekking tot het cijfer voor de thesis, vraagt de begeleider aan de voorzitter van de examencommissie om arbitrage. De door de examencommissie aangewezen arbiter geeft een bindend advies over het eindcijfer. 10. De bachelor thesis binnen de opleiding IBCoM en de master thesis binnen de opleiding Media Studies worden beoordeeld door de thesisbegeleider en een ‘second reader panel’ (SRP). Dit panel bestaat uit stafleden van de opleiding Media en Communicatie. Voorzitter is de thesiscoördinator. Thesisbegeleider en panellid dienen examinator te zijn bij de opleiding waaraan de thesisbegeleider is verbonden. Elk panellid treedt bij ongeveer 10 theses op als medebeoordelaar. De thesisbegeleider en het panellid komen onafhankelijk van elkaar tot een oordeel, zij vullen elk een beoordelingsformulier in. Het SRP wijst een arbiter aan die in de volgende gevallen een bindend advies geeft: a) wanneer er twijfel is of de thesis passabel is; b) wanneer het voorgestelde eindcijfer hoger is dan 8; c) wanneer er een verschil is van één of meer punten tussen het door de thesisbegeleider en de medebeoordelaar voorgestelde eindcijfer. Na de vaststelling van het cijfer vult de thesisbegeleider een nieuw beoordelingsformulier in op basis van de twee voorafgaande formulieren. Dit beoordelingsformulier wordt na invulling aan de student uitgereikt en digitaal verzonden naar de thesiscoördinator die het na controle doorstuurt naar het Education Office, alwaar het wordt opgeslagen. 10 Artikel 24 – De nabespreking 1. Binnen vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen kan de student de betreffende examinator om een nabespreking verzoeken. 2. Indien de examinator binnen vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen een collectieve nabespreking organiseert, kan de student een verzoek als bedoeld in het vorige lid pas indienen, als hij/zij door overmacht niet bij de collectieve nabespreking aanwezig kon zijn. 3. Na afloop van een mondeling tentamen maakt de examinator de uitslag bekend en vindt desgevraagd een nabespreking met de student plaats. PARAGRAAF 6 – HET EXAMEN Artikel 25 – De vaststelling van de uitslag van het examen 1. De examencommissie stelt vast of aan een student een graad kan worden verleend. 2. Nadat alle onderwijseenheden van het examen zijn afgenomen, stelt de examenadministratie van de ESHCC namens de examencommissie de uitslag van het examen vast, met inachtneming van de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding, alsmede de R&R van de examencommissie. Artikel 26 – Het judicium 1. Het judicium voor het examen wordt door de voorzitter van de examencommissie vastgesteld als het naar de bijbehorende credits gewogen gemiddelde van de op cijfers gewaardeerde resultaten voor de vakken behorend tot het betreffende examen, waarbij voor hooguit 40% van de onderwijseenheden een vrijstelling is gegeven. 2. Het judicium wordt met een cijfer achter de komma op het supplement bij het getuigschrift van de bacheloropleiding vermeld. 3. Ingeval de student een judicium van 8,25 of hoger voor het examen heeft behaald, wordt dit judicium tevens op het getuigschrift vermeld met de woorden ‘Cum Laude’ Artikel 27 – Het getuigschrift, de cijferlijst en het supplement 1. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. Het getuigschrift wordt ondertekend door, of in opdracht van, de voorzitter van de examencommissie. 2. Op een van het getuigschrift deel uitmakende cijferlijst worden uitsluitend de tot het examen behorende voor graadverlening benodigde onderwijseenheden met de behaalde resultaten en de bijbehorende credits vermeld. De cijferlijst wordt ondertekend door, of in opdracht van de voorzitter van de examencommissie. 3. De examencommissie voegt aan het getuigschrift een supplement toe overeenkomstig het Europese standaardformaat. 4. De examenadministratie ESHCC reikt namens de examencommissie het getuigschrift, de bijbehorende cijferlijst en het supplement uit, tenzij de student kiest voor de uitreiking tijdens de vastgestelde afstudeerdag. 5. De student aan wie een graad is verleend kan, overeenkomstig door het college van bestuur vast te stellen regels, de examencommissie verzoeken nog niet over te gaan tot uitreiking van het getuigschrift. Artikel 28 – Diploma-uitreiking 1. De bacheloropleidingen verzorgen eenmaal per jaar (in september/oktober) een plenaire diploma-uitreiking. De afdelingsvoorzitters zijn verantwoordelijke voor de ceremonie. 2. De masteropleidingen verzorgen eenmaal per jaar (augustus/september) een plenaire diploma-uitreiking. De afdelingsvoorzitters zijn verantwoordelijke voor de ceremonie. 11 PARAGRAAF 7 – SLOT- EN INVOERINGSBEPALINGEN Artikel 29 – Wijzigingen van deze regels en richtlijnen 1. Wijzigingen van deze regels en richtlijnen worden door de examencommissie bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Alvorens de wijzigingen vast te stellen worden de onderwijsdirecteur en de decaan om advies gevraagd en wordt de faculteitsraad gehoord. 3. Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopend studiejaar, tenzij de belangen van studenten hierdoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 4. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige beslissing, welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 30 – Inwerkingtreding Deze regels en richtlijnen treden in werking op 1 september 2014 en zijn geldig tot en met 31 augustus 2015. Aldus vastgesteld bij besluit van de examencommissie van de ESHCC op 1 september 2014. 12 BIJLAGE Delen uit WHW Artikel 7.11. Getuigschriften en verklaringen 1. Ten bewijze dat een tentamen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de desbetreffende examinator of examinatoren een daarop betrekking hebbend bewijsstuk uitgereikt. 2. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt, nadat het instellingsbestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor de afgifte is voldaan. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt. Op het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde examen worden relevante gegevens vermeld, waaronder in ieder geval: o a. de naam van de instelling en welke opleiding zoals vermeld in het register, bedoeld in artikel 6.13, het betreft, o b. welke onderdelen het examen omvatte, o c. in voorkomende gevallen welke bevoegdheid daaraan is verbonden, rekening houdend met artikel 7.6, eerste lid, o d. welke graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste of tweede lid, is verleend, en o e. op welk tijdstip de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd dan wel op welk tijdstip de opleiding de toets nieuwe opleiding, bedoeld in artikel 5a.11, tweede lid, met goed gevolg heeft ondergaan, en o f. indien het een gezamenlijke opleiding of een gezamenlijke afstudeerrichting als bedoeld in artikel 7.3b betreft, de naam van de instelling of, bij een gezamenlijke opleiding, instellingen die de bedoelde opleiding of afstudeerrichting mede heeft of hebben verzorgd. 3. Degene die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan overeenkomstig door het instellingsbestuur vast te stellen regels de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. 4. De examencommissie voegt aan een getuigschrift van het met goed gevolg afgelegde afsluitend examen, een supplement toe. Het supplement heeft tot doel inzicht te verschaffen in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding, mede met het oog op internationale herkenbaarheid van opleidingen. Het supplement bevat in elk geval de volgende gegevens: o a. de naam van de opleiding en de instelling die de opleiding verzorgt, o b. of het een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs dan wel een opleiding in het hoger beroepsonderwijs betreft, o c. een beschrijving van de inhoud van de opleiding, en o d. de studielast van de opleiding. Het supplement wordt opgesteld in het Nederlands of Engels en voldoet aan het Europese overeengekomen standaardformat. 5. Degene die meer dan een tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift als bedoeld in het tweede lid kan worden uitgereikt, ontvangt desgevraagd een door de desbetreffende examencommissie af te geven verklaring waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd. Artikel 7.12. Examencommissie 1. Elke opleiding of groep van opleidingen aan de instelling heeft een examencommissie. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Artikel 7.12a. Benoeming en samenstelling examencommissie 1. Het instellingsbestuur stelt de examencommissie in en benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. 2. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd. 13 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort het instellingsbestuur de leden van de desbetreffende examencommissie. Artikel 7.12b. Taken en bevoegdheden examencommissie 1. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7.11 en 7.12, tweede lid, heeft een examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: a. het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens onverminderd artikel 7.12c, b. het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen, c. het door de meest daarvoor in aanmerking komende examencommissie verlenen van toestemming aan een student om een door die student samengesteld programma als bedoeld in artikel 7.3d te volgen, waarvan het examen leidt tot het verkrijgen van een graad, waarbij de examencommissie tevens aangeeft tot welke opleiding van de instelling dat programma wordt geacht te behoren voor de toepassing van deze wet, en d. het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 2. Indien een student of extraneus fraudeert, kan de examencommissie de betrokkene het recht ontnemen één of meer door de examencommissie aan te wijzen tentamens of examens af te leggen, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar. Bij ernstige fraude kan het instellingsbestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief beëindigen. 3. De examencommissie stelt regels vast over de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d, en het tweede lid, en over de maatregelen die zij in dat verband kan nemen. De examencommissie kan onder door haar te stellen voorwaarden bepalen dat niet ieder tentamen met goed gevolg afgelegd hoeft te zijn om vast te stellen dat het examen met goed gevolg is afgelegd. 4. Indien een student bij de examencommissie een verzoek of een klacht indient waarbij een examinator betrokken is die lid is van de examencommissie, neemt de betrokken examinator geen deel aan de behandeling van het verzoek of de klacht. 5. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden. De examencommissie verstrekt het verslag aan het instellingsbestuur of de decaan. Artikel 7.12c. Examinatoren 1. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. 2. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen. 14
© Copyright 2024 ExpyDoc