Bijlage 3: Gesprek met de leerling Spreken met (jonge) kinderen vraagt het inschakelen van activiteiten en het afwisselen van praten en spelen. Tegen het einde van de lagere school is dit minder nodig en is een uurtje de aandacht bij het gesprek houden doorgaans wel haalbaar 1. Vaak is het gemakkelijker om met een leerling te praten als het wat om handen heeft zoals een spelletje of een tekening. Handig daarbij voor de leerling is dat het je niet steeds hoeft aan te kijken, maar zijn hoofd mag afwenden. Als een gesprek te ingewikkeld wordt of de aandacht van de leerling echt verslapt, kan een spel als afleiding dienen of om de batterijen weer wat op te laden. Leerlingen met een sociale en/of emotionele problematiek vragen een aangepaste communicatie2. Zo werkt bij sommige leerlingen het combineren van verschillende activiteiten eerder verwarrend dan geruststellend. Wanneer de aandacht van de leerlingen gemakkelijk afdwaalt, is het belangrijk om daar ruimte voor te laten, de rode draad van het gesprek te bewaken, regelmatig samen te vatten en na te gaan of de leerling nog ‘mee’ is. Leerlingen met storend probleemgedrag hebben vaak heel wat negatieve reacties te verwerken gekregen op hun gedrag. Bij het aankondigen van een gesprek verwachten ze zich mogelijk aan een standje. Probeer dat te vermijden door het duiden van de bedoeling van het gesprek en het zorgen voor een gezellige sfeer evenwel zonder de structuur los te laten. Wanneer een leerling niet wil meewerken aan een gesprek, ligt de prioriteit bij het stoppen van die reactie. Pas wanneer er rust is, kan er gesproken worden. Omschrijf als volwassene kort en duidelijk welk gedrag je wil zien zonder discussie toe te laten. De leerling krijgt de verantwoordelijk om tot een gesprek te komen. Door met de leerling situaties te bespreken waarin zijn gedrag ontspoorde kan nagegaan worden hoe hij deze situaties beleeft, hoe hij de situatie interpreteert, welke zijn attributies zijn, of hij zijn eigen aandeel kan zien, of hij gedragsalternatieven kan bedenken, in welke mate hij zich kan inleven en de mogelijkheid van perspectiefneming, onderhandelingsvaardigheden, de competentie- en stressbeleving, in welke mate hij zichzelf en zijn emoties kan reguleren, zijn zelfwaardegevoel, het niveau van zijn taalontwikkeling, … De CLB-medewerker blijft alert voor signalen die kunnen wijzen op internaliserende problemen Leerlingen met een emotionele problematiek vragen veel ruimte en tijd om vertrouwen in de gesprekspartner op te bouwen. Bij het bespreken van gevoelens is het belangrijk om als volwassene steun te bieden, maar niet ‘te voorzichtig’ te reageren. Verdriet mag, maar het geeft het kind/de jongeren rust wanneer de volwassene dit in de hand houdt en de structuur van het gesprek vasthoudt. 1 Vandebriel P., Kinderen: volwassenen in zakformaat, Caleidoscoop 23(1), VCLB-Service, 2011, blz. 12-13 2 Vandebriel P., Als een stoornis een stoorzender wordt, Acco, Leuven (publicatie voorzien in 2013) Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014 – Hulpmiddelen en bijlagen 1 Alleen op gesprek komen is voor sommige leerlingen een zware dobber. Het kan hen steunen wanneer een ouder mee wordt uitgenodigd. Dit vraagt extra vaardigheden van de gespreksleider en het duiden van specifieke spelregels over de bedoeling van het gesprek, wie er antwoordt, wat er wel en niet van de aanwezige ouder kan en mag verwacht worden, ... Ook vrienden, zussen of broers kunnen steunfiguren zijn om bepaalde inhouden makkelijker bespreekbaar te maken of aanvullingen te doen op het verhaal van de leerling. Dit vraagt net als bij een gesprek met de ouders erbij om duidelijke structuur en afspraken over het gespreksverloop en de vertrouwelijkheid van de inhoud. Maar, ook als ze niet mee op gesprek komen, kunnen het gezin of de vrienden, invloed uitoefenen op het gesprek. Kinderen/jongeren zijn loyaal tegenover hun omgeving. Een kind zal zijn ouders niet graag in een negatief daglicht stellen en ook over vrienden vertellen ze liefst goede dingen3. In een gesprek met de leerling zijn vragen gebundeld die gericht zijn op de kindkenmerken, op de context en op de interacties tussen de leerling en zijn context. De leerling geeft aan welke contextfactoren een rol spelen in positieve en in negatieve zin. Dit is onmisbaar voor de indicatiestelling en het handelen. Hij geeft zijn beleving weer, zijn ervaringen, zijn kijk op de situatie en op zichzelf. Dit is onmisbaar in de zoektocht naar verandering. Vaak heeft de leerling de sleutel voor de oplossing. Volgende onderwerpen en vragen kunnen in het interview aan bod komen: Schoolsituatie: - Welke vakken vindt hij leuk op school, welke niet en welke ervaart hij als moeilijk? - Hoe goed vindt hij zijn prestaties op school? - Wat gaat goed - welke problemen ervaart hij op school? - Hoe/wanneer kan hij zich concentreren - ervaart hij problemen om zich te concentreren? - Hoe/wanneer is hij rustig - ervaart hij zichzelf als overbeweeglijk en impulsief? - Wanneer lukken plannen en organiseren – wanneer niet? - Wanneer kan hij de geleerde leerstof onthouden - wanneer niet? - Wat gaat goed en wat stoort hem het meest op school? - Welke verklaringen heeft hij voor zijn gedrag op school? - Welke oplossingen hanteert hij bij het ervaren van problemen? - In welke mate vindt hij dat hij wordt geaccepteerd door zijn leeftijdsgenoten? - Wat ziet hij op school graag veranderd of verbeterd? - Van welke beloning geniet hij het meest? - Waar wil hij aan werken? - … Thuissituatie: - Zijn favoriete hobby, televisieprogramma, sport of huisdier 3 Vandebriel P., Praten met kinderen op school, Acco, Leuven, 2011, blz. 74 – 76 en 131-137 Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014 – Hulpmiddelen en bijlagen 2 - Wat gaat goed - welke problemen ervaart hij thuis? Wat gaat goed en wat stoort hem het meest in zijn thuisomgeving? Wat vindt hij goed en wat stoort hem het meest bij zichzelf? Welke verklaringen heeft hij voor zijn gedrag thuis? Welke oplossingen hanteert hij bij het ervaren van problemen? Hoe ervaart hij het familiegebeuren? Wat ziet hij thuis graag veranderd of verbeterd? Van welke beloning geniet hij het meest? … 3 Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014 – Hulpmiddelen en bijlagen Gespreksvoering met kinderen/jongeren 4 Leeftijdsgebonden kenmerken… Omkadering (wat allemaal belangrijk is in het gesprek, hoe het gesprek best verloopt, … en een gesprek over het gesprek) Vorm Verbale aspect 4-6 jaar 6-8 jaar 8-10 jaar 10-12 jaar 12-14 jaar uitleg gesprekskader veel omkadering aangeven uitleg gesprekskader veel omkadering aangeven benoemen gesprekskader veel omkadering aangeven benoemen gesprekskader matig omkadering aangeven regels gespreksvoering benoemen deskundigheid van het kind zelf benadrukken spelen + praten 10 à 15 minuten verbaal afgewisseld met non-verbale spelvormen familievoorbeelde n gebruiken spel aanhouden bij vermoeidheid niet te lang stil zitten kort en concreet, moeilijke woorden praten + spelen 15 à 20 minuten verbaal, daartussen verbale spelvormen vrienden als voorbeelden gebruiken niet te lang stil zitten praten, soms spelen half uur tot drie kwartier verbaal vrienden gebruiken in navragen praten een uur verbaal eventueel met vriendje / vriendinnetje praten, kort kort en concreet, moeilijke woorden concreet, moeilijke woorden concreet abstract, moeilijke ervaring met praten zal de communicatie en 14-16 jaar 4 16-18 jaar info geven over het verloop van het gesprek om de gesprekspartner s met elkaar te verbinden jongere kent de regels tot gespreksvoering praten, to the point intentie en gelijkwaardigheid komt tot uiting door te spreken over het gesprek zelf eerder debat dan uitwisseling verbaal kanon, een boompje opzetten Delfos M.F., Luister je wel naar míj? Gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar, SWP, Amsterdam, 2000 en Delfos M.F., Ik heb ook wat te vertellen! Communiceren met pubers en adolescenten, SWP, Amsterdam, 2005 Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014 – Hulpmiddelen en bijlagen praten, lang, maar onder 4 voorwaarden vermijden hulp formuleren vermijden uitleggen woorden uitleggen gaan verfijnen bij wat de adolescent zegt plaatsen in een groter geheel Non-verbale aspect veel non-verbaal, voorwerpen en lichaamstaal non-verbale communicatie, voornamelijk via lichaamstaal benoemen nonverbale communicatie, vooral in de zin van lichaamstaal benoemen benoemen nonverbale communicatie, vooral in de zin van lichaamstaal benoemen signalen van onzekerheid opvangen, afstand respecteren signalen van verzet opvangen Vraagtechnieken open en gesloten vragen gesloten vragen niet op hoofdonderwerp suggestieve vragen vermijden open vragen naar hoofdonderwerp, doorvragen op details gebeurtenissen ruimtelijk situeren vragen gevarieerd herhalen, niet samenvattend vragen gesloten vragen vermijden suggestieve vragen vermijden open vragen naar hoofdonderwerp, doorvragen op details meer ruimtelijk dan in de tijd situeren vragen gevarieerd herhalen, niet samenvattend vragen open afwisselen met gesloten vragen suggestieve vragen vermijden sociaal wenselijk antwoorden voorkomen ruimtelijk en in de tijd doorvragen samenvatten voor structuur open vragen doorvragen suggestieve vragen alleen gebruiken om sociaal wenselijke antwoorden te voorkomen (“je gaat toch niet antwoorden geven die je denkt dat ik wil horen?”), verder vermijden ruimtelijk en in de tijd doorvragen samenvatten om structuur starten met gesloten vragen om de puber op zijn gemak te stellen open vragen nadien open vragen doorvragen kan irritatie opwekken Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014 – Hulpmiddelen en bijlagen signalen van ongeduld opvangen lichamelijk contact om de jongere te ondersteunen is mogelijk open vragen het denkproces begeleiden om de jongere 5 te doen ontdekken van het gesprek vast te houden Motivatie gedurig aan motivatie werken materiële beloning afronding op spanningsboog gedurig aan motivatie werken materiële beloning afronden op onderwerp dat voldoende besproken is motivatie controleren goedkeuring op codes van maatschappij, maatschappelijk e regels rond gespreksvoering zorgen voor motivatie afronden op onderwerp dat voldoende besproken is motivatie herhalen, niet gedurig; het kind voelt zich zelf ook verantwoordelijk voor het gesprek goedkeuring door te zeggen wat maatschappelijk van een goed mens verwacht wordt rond een gesprek (morele gevoeligheid vanuit maatschappelijk e ideeën) afronden op tijd en onderwerp pubers die sociaal wenselijk willen reageren gaan praten met volwassenen Protocol diagnostiek bij gedrags- en/of emotionele problemen en het vermoeden van een (ontwikkelings)stoornis Implementatieversie 2014 – Hulpmiddelen en bijlagen belangstelling motivatie wordt gewekt door het creëren van wederzijdse gelijkwaardigheid 6
© Copyright 2024 ExpyDoc