College van Bestuur Raad van Toezicht De Boelelaan 1105 1081 HV AMSTERDAM DATUM ONS KENMERK 05.06.2014 GV-2014/083 v E-MAIL TELEFOON [email protected] 020 598 5312 UW BRIEF VAN UW KENMERK FAX BIJLAGE(N) Betreft: beloningen oud-bestuurders VU In de overlegvergadering van de Gezamenlijke Vergadering (GV) en het College van Bestuur (CvB) van de VU op 22 mei 2014, in aanwezigheid van mevrouw Jacqueline Rijsdijk, lid van de Raad van Toezicht (RvT), heeft de GV de beloningen van de oud-bestuurders Smit en Bouter aan de orde gesteld. Dit naar aanleiding van de jaarrekening van de VU over 2013. De GV was ontsteld over het feit dat de heer Smit na ommekomst van zijn tweede termijn gedurende zes maanden na ontslag zijn volledige salaris als collegevoorzitter behoudt vanwege een opzegtermijn die per 1 december 2013 inging, waarna hij (op 1 juni 2014) een ontslagvergoeding ontvangt van een jaarsalaris. De heer Bouter blijkt, na zijn vertrek in maart 2014, nog een doorbetaling te krijgen van zijn bestuurstoelage tot aan de oorspronkelijke afloop van zijn termijn in september 2014. Een ontslagvergoeding van zeventien maanden dus. De GV heeft deze regelingen als moreel verwerpelijk bestempeld, en gesteld dat dergelijke afspraken in strijd zijn met de intentie van de Wet Normering Bezoldiging Topfunctionarissen (WNT), en mogelijk ook onrechtmatig. De GV stelt zich op het standpunt dat de beloningen die boven de norm van de WNT zijn betaald, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013 vrijwillig door de heren Smit en Bouter moeten worden terugbetaald. Het bestuur verzekerde dat de Raad van Toezicht nog dezelfde week met betrokkenen zou overleggen over de vrijwillige terugbetaling. Daarop heeft de GV besloten om in haar vergadering van 4 juni, op basis van de dan beschikbare informatie, te besluiten over eventueel verder te nemen stappen. Inmiddels heeft het dagelijks bestuur van de Ondernemingsraad (OR) op 28 mei jl. in een gesprek met de voorzitter van het CvB Winter en de voorzitter van de RvT Kuijken begrepen, dat de heren Smit en Bouter een verzoek om hun bezoldiging boven de norm van de WNT terug te betalen, of afstand te doen van nog aan hen te verrichten betalingen, van de hand wijzen. Volgens mededeling beroepen de heren Smit en Bouter zich daarbij op in het verleden met hen gesloten overeenkomsten over arbeidsvoorwaarden. Bovendien werd duidelijk dat de Raad van Toezicht de heer Smit per 1 november 2013 heeft herbenoemd als voorzitter van het College van Bestuur. 2/2 De GV trekt naar aanleiding van de jaarrekening 2013 en van bovenvermelde mededelingen de volgende conclusies: 1. De herbenoeming van heer Smit is niet ter advies voorgelegd aan de OR en de universitaire Studentenraad (USR). De GV constateert dat dit in strijd is met Statuut VU art. 5.4 lid 2 en WOR art. 30. Mede gezien deze gang van zaken twijfelt de GV aan de rechtmatigheid van de opzeggingstermijntermijn en de ontslagvergoeding in het geval van de heer Smit. 2. De heer Bouter heeft in maart 2013 op eigen initiatief ontslag genomen als rector magnificus. Een voorgenomen besluit van de Raad van Toezicht tot ontslag van de heer Bouter is althans niet aan de OR en de USR ter advies voorgelegd. Gezien deze gang van zaken twijfelt de GV aan de rechtmatigheid van de ontslagvergoeding in het geval van de heer Bouter. Teneinde de discussie op het punt van de rechtmatigheid te kunnen afsluiten en de transparantie van de besluitvorming zo goed mogelijk te herstellen, verzoeken OR en USR om inzage in de arbeidsovereenkomsten van de heren Smit en Bouter en in alle overige bescheiden die op hun benoeming en ontslag betrekking hebben. De OR beroept zich hierbij in het bijzonder op artikel 31d van de Wet op de ondernemingsraden. In lid 2 van het artikel wordt gesteld dat de raad het recht heeft schriftelijk geïnformeerd te worden ‘over de hoogte en inhoud van de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken met het bestuur dat de rechtspersoon vertegenwoordigt’. Daaronder vallen ook de afspraken over vertrekregelingen. De OR wil daarnaast bezien of WOR art. 27 lid 1c wellicht van toepassing is. Ten slotte heeft de GV vragen in verband met nevenwerkzaamheden van de heer Smit ten tijde van zijn voorzitterschap van het CvB van de VU. Naar verluidt heeft de heer Smit werkzaamheden verricht en is hij voor een gedeelte van de werktijd, formeel dan wel informeel, vrijgesteld van werkzaamheden voor de VU. De vragen zijn: heeft de heer Smit tijdens zijn voorzitterschap nevenwerkzaamheden of nevenfuncties gehad en heeft hij in verband daarmee direct of indirect inkomsten of andere voordelen genoten? Zo ja, welke? Namens de Gezamenlijke Vergadering, dr. O.G. Heldring, voorzitter Ondernemingsraad cc. PwC Minister van OC&W P. Lam, voorzitter Universitaire Studentenraad
© Copyright 2024 ExpyDoc