Verschuivend eigenaarschap Inleiding Tranzo zorgsalon “Transitie Jeugdzorg: Wie is nu eigenlijk de kapitein?”, 25 september 2014 Roos Sohier, beleidsadviseur Provinciale Raad Gezondheid Samenleving in beweging Aan mij is gevraagd om het vraagstuk van eigenaarschap binnen de transitie jeugdzorg in een bredere maatschappelijke context te plaatsen. Want de transitie is geen ontwikkeling die op zichzelf staat. De samenleving, en daarmee het werkveld van de jeugdzorg is ingrijpend en in een rap tempo aan het veranderen. Op de wissel van tijdperken is het werkveld van de jeugdzorg aan een grote verandering toe. Niet omdat het systeem faalt, slecht of fout is. De huidige werkwijze is een logisch gevolg van het Industriële tijdperk met prioriteiten in opgroeien, maatschappelijk ontwikkeling en meedoen van burgers, die pasten bij toen. Er is een grote verandering nodig omdat prioriteiten in opgroeien, duurzame ontwikkeling en samenleven op dit moment drastisch verschuiven. Bekende oplossingen en het zorgsysteem zoals we dat kennen, sluiten daarom niet meer aan op die snel veranderende wereld om ons heen. De afgelopen jaren heb ik vanuit de Provinciale Raad Gezondheid vele initiatieven zien ontstaan in Brabantse steden, wijken en dorpen. Bewoners van wijken en dorpen die zelf oplossingen ontwikkelen voor vraagstukken waar zij tegen aan lopen. De trend is duidelijk waarneembaar: burgers zijn behalve consumenten en eindgebruikers steeds vaker ook mede-ontwikkelaar en/of initiators van gezondheidsinitiatieven. ‘Oude’ organisatievormen zoals de coöperatie blijken springlevend. Organisatievormen waar de gemeenschap het eigenaarschap heeft opgepakt. Voorbeelden? De plek waar we vandaag bijeen zijn, Villa Royal, is zo’n voorbeeld: ontstaan vanuit de droom van een jongen met een beperking. Hij wilde in de horeca werken. Zijn pleegmoeder geloofde in deze droom en richtte Prins Heerlijk op: een leer/werk bedrijf voor jongeren met een beperking die in het reguliere onderwijs een hele kleine kans hebben op een écht diploma. Villa Royal is een van de leerbedrijven van Prins Heerlijk. Een ander voorbeeld: een groep ouders met kinderen met een verstandelijke beperking die het Veilige Huis starten, om seksueel misbruik tegen te gaan en seksualiteit bespreekbaar te maken bij ouders, kinderen en zorgprofessionals. Een oudergroep in de wijk, om wekelijks bij elkaar te komen om te kunnen praten over hun leven met een bijzonder kind en praktische tips met elkaar uit te wisselen. Een groep jongeren die een leerwerkbedrijf starten voor jongeren die zich in de marge van de samenleving bevinden. Een jeugdzorgmedewerkster die haar eigen zorgboerderij start omdat ze er van overtuigd is dat ze kleinschalig betere ondersteuning kan bieden aan jongeren die het even zelf niet redden. Dit zijn de kapiteins van hun eigen schip: de doeners die een heldere koers uitzetten en vanuit het hart iets opbouwen met de gemeenschap om hen heen. Dat nieuwe leiderschap zit in heel veel haarvaten van de samenleving. Hier zit een enorme vitaliteit. De uitdaging is om ons als overheid, beleidsadviseurs, professionals, zorgondernemers en civil society veel meer te richten op het versterken van deze nieuwe ontwikkelingen, in plaats van het vasthouden aan en verbeteren van de ‘oude’ wereld. De maakbaarheid van de jaren ’70 waarin politiek en bestuur het voortouw neemt in maatschappelijke verandering, wordt ingeruild voor een samenleving die zichzelf aan het heruitvinden is. Vooruit naar vroeger De eigen initiatieven vormen een ‘way of life': de ene is ontstaan uit frustratie met het bestaande systeem, het andere vanuit betrokkenheid, een gevoel om niet te wachten tot een ander of de 1 overheid het oppakt, maar omdat je zelf ideeën hebt om een situatie te veranderen. Door nieuwe collectieven te creëren, organiseren burgers wonen, welzijn en zorg op een manier die bij hen past. Oudere mensen hoor ik zeggen: “zo deden we het vroeger ook”. Maar de doe-het-zelf-samenleving is geen nostalgie. “We gaan vooruit naar vroeger, maar dan op een moderne manier” was een rake constatering in de uitzending ‘de nieuwe makers’ van Tegenlicht op 14 september jl. Ik denk dat de doe-het-zelf mentaliteit nooit helemaal weggeweest is. Het samen doen is op de achtergrond geraakt. Maar de participatiesamenleving bestond natuurlijk al voordat het in de beleidsdocumenten terecht kwam. Het is een onderstroom die in een steeds sneller tempo zichtbaar wordt. Van formele naar informele macht Internet, de sociale media en nieuwe technologieën zoals 3D printing vormen een belangrijke bijdrage aan de maatschappelijke aardverschuiving. Dat de onderstroom bovenstroom wordt. Het web verbindt niet alleen computers en informatie, maar het verbindt vooral mensen. Gebruikers spreken en informeren elkaar voortdurend. Zij delen informatie, ervaringen, ideeën en kennis. Dit heeft een enorme impact op ons denken en doen. En het verandert de relatie tussen professionals en cliënten, tussen deskundigen en amateurs, overheid en burgers, bedrijven en consumenten. Internet stelt mensen in staat om zich te organiseren zonder organisaties. En dit heeft drastische gevolgen voor het oude organisatie denken. Het is een verandering die merkbaar is in alle lagen van de samenleving en de ontwikkelingen gaan razendsnel. Ontwikkelingen waar kennis en vaardigheden en methodieken niet alleen maar exclusief van de deskundigen zijn, maar waar de professional deskundigheid deelt en opbouwt met ‘leken’. Consumenten worden medeproducent. Wetenschappelijke kennis en vakkennis van professionals wordt gelijkwaardig aan de ervaringskennis van de mensen die gebruik maken van professionele steun. Informele netwerken worden belangrijker dan de formele macht. Dat dit niet makkelijk is, laat zich raden. De formele, bestaande structuren zijn immers gebaseerd op sturen, controleren en afrekenen en niet op faciliteren, verbinden en cocreatie. In de golfbeweging tussen ‘nieuw’ en ‘oud’ denken kraakt en schuurt het op allerlei manieren. Er ontstaan vraagstukken over eigenaarschap en de rol en positie van zorggebruikers en hun (familie)netwerk, professionals, de zorg, de overheid en zorgverzekeraars. De ‘spelregels van samenwerking’ zijn aan het veranderen. Het betekent onder andere: - samen denken en aan de slag vanuit nieuwe rollen voor alle partijen en nieuwe vormen van samenwerken, samenleven en co-creëren. - samen op zoek naar verschillende vormen van beloning voor werk dat verzet wordt. Geld is niet meer het enige sturingsmiddel: sociaal kapitaal zoals tijd, kennis, contacten leggen, meedenken, middelen delen vormen in de nieuwe initiatieven vaak ook een belangrijke basis. - samen op zoek naar de diversiteit en verschillen in lokale oplossingen: “one size fits all” en het blauwdrukdenken loslaten. - een verschuiving van ‘al pratende bepalen wij’ naar ‘al doende ontdekken wij’. Van onderstroom naar bovenstroom Verschuivend eigenaarschap is een spannende ontwikkeling, die kansen biedt voor vernieuwing, ondernemerschap en een veerkrachtige, gezonde samenleving. Initiatieven van ondernemende burgers vormen naar mijn idee een belangrijk ingrediënt om de bestaande kloof tussen systeem en behoeften van mensen zelf te dichten. Deze initiatieven vormen de brug van het industriële tijdperk naar de netwerksamenleving. De initiatieven van onderop vormen een vliegwiel voor verandering. Maar dan zal de verantwoordelijkheid en het eigenaarschap echt gedeeld moeten worden. De doe-het-zelf-mentaliteit maakt deel uit van de onderstroom die hoort bij de overgang naar een nieuw tijdperk. Een onderstroom die zich duidelijk zich een kant op beweegt: van anonieme instituties, schaalvergroting, grootse visionaire papieren beleidsplannen naar een menselijke maat, 2 duurzaamheid, leefbaarheid, lokale kracht en onderlinge verbinding. Het gaat hier om kwaliteit (mensen weten zelf waar zij of hun dorp/wijk behoefte aan hebben), duurzaamheid van onze collectieve voorzieningen en de sociale cohesie, sociale veerkracht en gezond leven. Voor de overheid én voor zorgprofessionals ligt er een uitdaging om aan te sluiten bij deze maatschappelijke beweging en ervoor te zorgen dat die onderstroom de bovenstroom wordt. Dat meer mensen het gevoel krijgen dat zij aan het roer staan en hun eigen ideeën met anderen kunnen ondernemen. Tussen beleidsintenties en de praktijk Ik zie hier kansen: want ‘it takes a village to raise a child’. En in het versterken van die village, de sociale netwerken rondom gezinnen en kinderen, is de laatste decennia onvoldoende geïnvesteerd. Opgroei- en opvoedvragen zijn als het ware onteigent door professionals, zo zei een wethouder laatst. Het wordt hoog tijd dat we de ouders, jongeren en hun eigen netwerk, de lokale gemeenschap weer aan het roer krijgen. Maar er zijn ook risico’s en dilemma’s: het mag er niet toe leiden dat ondernemende burgers alleen maar tot beleidsinstrument worden gemaakt van de overheid of een soort verlengstuk van de professionele hulp worden. En het mag al helemaal niet leiden tot “u zoekt het zelf maar uit” en een verschraling van zorg voor kinderen en gezinnen die professionele ondersteuning nodig hebben. Allemaal mooie woorden en intenties die iedereen zal onderschrijven. De vertaalslag naar de dagelijkse praktijk blijkt in de praktijk erg lastig. Huidige (aanbesteding)regels, bestaande contractverhoudingen en relaties en het (politieke) perspectief op de (rol van) burgers vormen een drempel voor kleinschalige burgerinitiatieven; zij komen moeilijk aan de overlegtafel. Het systeem, de instituties in de jeugdzorg zijn nog steeds de formele partners. Burgerinitiatieven zijn op beleidsen instellingsniveau veelal onzichtbaar en missen massa. Maar misschien ligt het nog wel 3 fundamenteler en dichterbij: vertrouwen we ‘leken’ wel, kunnen wij bestuurders, beleidsadviseurs, zorgprofessionals het eigenaarschap wel delen? Vertrouwen wij het opvoeden en opgroeien wel aan ouders, hun kinderen en hun naasten toe? Durven we de veiligheid van het oude systeem van de vorige eeuw te verlaten om actief onderdeel uit te gaan maken van de netwerksamenleving? Durven we het beheersen wel los te laten en onderdeel uit te maken van het zelfregulerende netwerk in die mierenkolonie van de netwerksamenleving? Tijd en ruimte De uitdaging is om de tijd en ruimte te creëren. De vraagstukken die op de korte termijn moeten worden opgelost hebben prioriteit met als risico dat teruggevallen wordt op oude en vertrouwde routines. Echt veranderen kost tijd, en het vraagt van alle betrokkenen om het oude los te laten en echt nieuwe, andere dingen te gaan doen. Tegelijkertijd is er minder geld voor zorg, staat er tijdsdruk op oplossingen (je kunt niet even stoppen met zorgen) en zijn dreigen veel mensen en organisaties hun positie in het bestaande systeem te verliezen. Professionals zijn niet meer zeker van hun baan, zorgaanbieders willen het goede behouden, terwijl er ook ruimte nodig is voor innovatie en het meebewegen met maatschappelijke ontwikkelingen. Juist deze complexiteit maakt het risico groot dat er vooralsnog geïnvesteerd wordt in het herorganiseren van de bestaande zorg met bestaande gesprekspartners. Met de tools die horen bij het industriële denken. Want er is weinig tijd en ruimte voor echte innovatie. En toch zullen wij die mammoettanker uiteindelijk keren. De golfbeweging laat zien dat de tijdgeest organisaties uiteindelijk wel ingehaald worden. De burger en zorgprofessionals nemen anders zelf de regie. Er komt een nieuwe jonge generatie aan die het al op een andere en heel eigen manier regelt. Zij groeien op in de netwerksamenleving, voelen de urgentie dat het echt anders moet en ondernemen al initiatieven die passen in de nieuwe tijdgeest. Van participatie naar sociale veerkracht Ik zie her en der voorzichtige pogingen. Veel gemeenten zijn inmiddels op zoek naar wat er al is aan initiatieven. Dat doen zij meestal om de decentralisaties in het sociale domein ‘handen en voeten’ te geven. Initiatieven van ondernemende burgers en sociale professionals zijn in dit geval echter ook een beleidsinstrument van de overheid. Of om in mijn eigen beeldspraak van vandaag te blijven: de mierenhopen die worden gebouwd, moeten nog steeds worden ingepast in de fabriek van productie en efficiëntie. Zouden overheid, beleidsmakers en sociale professionals het kunnen omdraaien? Om ons heen, in de wijk, in je eigen zorgorganisaties, binnen cliëntennetwerken zijn vele ondernemende ‘kapiteins’. Mensen met lef die ideeën tot uitvoering weten te brengen door vooral te gaan doen en anderen om zich heen weten te verzamelen om ideeën te realiseren. Als je eenmaal met deze bril kijkt, dan kom je ze vanzelf tegen. Is de kernopgave dan niet precies andersom: Hoe kunnen we de decentralisaties benutten om deze doe-kracht en de bestaande communities en sociale veerkracht sterker te maken, nieuwe te laten ontstaan en (nieuwe) verbindingen tussen mensen en communities leggen? Oftewel: hoe maken we ruimte voor vele zelfregulerende mierenkolonies waarin het onderlinge samenspel de richting bepaald, en niet de sturing van bovenaf. De belangrijkste opdracht en rol voor ons allen is dan “bouwen aan sociaal kapitaal van en sociale veerkracht in lokale gemeenschappen waarin goede ideeën voor een zorgzame samenleving ontstaan en uitgevoerd worden”. In een onderling samenspel tussen burgers, professionals De overheid kan de draagkracht en sociale veerkracht vergroten door bruggen te slaan tussen verschillende initiatieven, mensen met elkaar in contact brengen, ontmoetingen te organiseren, kansen te creëren en de gemeenschappelijke vraagstukken en waarden te agenderen om samen tot ideeën en oplossingen te komen. Professionals kunnen op deze manier participeren en faciliteren en zich verhouden tot de netwerksamenleving. Met “bouwen aan sociaal kapitaal” als missie krijgt de 4 nieuwe rol een gerichte invulling en krijgen lokale oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan, de ruimte. Met “bouwen aan sociaal kapitaal en sociale veerkracht” bouwen we aan een vitale samenleving waar ook kinderen die opgroeien met een beperking en/of onder moeilijke omstandigheden een plek hebben om mee te kunnen doen. Tot slot Wat betekent dit voor sociale professionals die werken in het domein van jeugd en gezin? Misschien is het een idee om op zoek te gaan naar zo’n zelfregulerende mierenkolonie. Dat kan een gezin zijn, of een initiatief in de wijk waarin je woont of werkt. Als je dan zo’n mierenkolonie vindt, vraag je zelf dan af wat jij met jouw hart, kennis en ervaring zou kunnen bijdragen aan die mierenkolonie en hoe jij het sociaal kapitaal in dat netwerk kunt vergroten. Want het bouwen aan die vitale samenleving begint niet op papier. Dat begint vanuit het doen, met jou en mij en vele anderen samen. BRONNEN Brafman, O. en A. Becktrom. De zeester en de spin. De onstuitbare kracht van organisaties zonder leider. 2010. Diers, J. Neighbor power. Building communities the Seattle way. 2004. Oelkers, B. Dag ladder! Over overheidsparticipatie en community-development als gemeentelijke missie.2013. Via www.planenaanpak.nl Paes, M. en R. Sohier. It takes a village to raise a child.2010. Via file:///C:/Users/roos/Downloads/boekje_ittakesavillage.pdf Peters, J. en M. Weggeman. Het Rijnland boekje - Principes en inzichten van het Rijnland-model. 2009. Timmers, M., M. Paes en H. Penninx. Elsendorp, small village, great people. 2010. Via http://www.provincialeraadgezondheid.nl/actueel/publicaties/2010/Elsendorp__small_village__great_people. html?id=344 Raad voor Openbaar bestuur. Loslaten in vertrouwen. 2012. Via http://www.robrfv.nl/rob/publicaties_rob/publicatie_rob/184/Loslaten+in+vertrouwen Soeterbeek, F. De dramaturgie van lokale democratie. 2013. Via http://deruimtemaker.nl/2013/12/11/dedramaturgie-van-lokale-democratie/ Sohier, R. Advies Burgerkracht in de transitie Jeugdzorg : In Brabant samen bouwen met betrokkenen zelf. 2013. Via http://www.provincialeraadgezondheid.nl/actueel/publicaties/2013/Advies__Burgerkracht_in_de_transitie_je ugdzorg_.html?id=643 5
© Copyright 2024 ExpyDoc