het verslag van de bijeenkomst

C4Youth Kenniskring ‘Entree van zorg voor jeugd’
Op weg naar zorg: rol van de huisarts en knelpunten
Verslaglegging bijeenkomst 4
Woensdag 7 mei 2014 – 16:00u-17:40u.
Aanwezigen
M. Bakker
H. Bazuin
L. van den Berg
M. Berger
D. de Boer
C. van Dongen
C. Drent
M. Glimmerveen
N. van der Honing
L. Kalverdijk
L. Kooij
Y. Lisman-van Leeuwen
A. Navis
M. Schievels
A. Schnieders
J. van der Staak
P. Verhaak
D. Walstock
M. Zwaanswijk
Elker
Gemeente Groningen
Elker, Rijksuniversiteit Groningen afd. Orthopedagogiek
UMCG, Huisartsgeneeskunde
Hanze Hogeschool, Academie voor sociale studies
Leger des Heils
UMCG, Academische huisartspraktijk, Accare
Noorderpoort college
Hanze Hogeschool, Academie voor sociale studies
Accare
Elker
UMCG, Huisartsgeneeskunde
Hanze Hogeschool
Bureau Jeugdzorg Groningen
Gemeente Groningen
Hanze Hogeschool, Academie voor sociale studies
UMCG, Huisartsgeneeskunde/Nivel
Huisarts, Medisch centrum Eudokia
Nivel
De bijeenkomst werd georganiseerd vanuit C4Youth (RUG/UMCG):
Lucienne van Eijk
algemeen coördinator C4Youth
Daniëlle Jansen
begeleider promotieonderzoek C4Youth/universitair docent
Erik Knorth
hoogleraar orthopedagogiek/jeugdzorg, projectleider C4Youth (afwezig)
Marieke Nanninga
promovendus C4Youth
Menno Reijneveld
hoogleraar sociale geneeskunde, projectleider C4Youth
Opening
De bijeenkomst wordt geopend door Lucienne van Eijk, algemeen coördinator van C4Youth. De
kenniskring biedt ruimte aan professionals, werkzaam op het gebied van wetenschap, opleiding, praktijk
en beleid, om kennis, ervaringen en ideeën uit te wisselen rondom de zorg voor jeugd. De kenniskring
bestaat uit vaste deelnemers en op onderwerp worden extra deelnemers uitgenodigd.
Vanmiddag staan twee presentaties op het programma. Peter Verhaak is voor eerdere
bijeenkomsten van de kenniskring uitgenodigd, maar was door zijn werk in Utrecht niet eerder in de
gelegenheid om te komen. Vandaag maken we dankbaar gebruik van zijn aanbod om het ‘Eureka-project:
eerste lijns jeugd-GGz’ te presenteren. Dit doet hij samen met Dick Walstock, initiator van het project.
Vervolgens presenteert Marieke Nanninga haar bevindingen over de verwachtingen van ouders en
jongeren over eventuele knelpunten in de zorg voor jeugd.
1
Rol van de huisarts: Eureka 1e lijns jeugd-GGZ
Dick Walstock, huisarts te Enschede vertelt hoe hij het Eureka-project heeft opgezet. Met dit project
wordt in de huisartspraktijk ondersteuning geboden aan kinderen en jongeren met psychosociale
problemen. Peter Verhaak heeft vervolgens met een aantal collega’s dit project geëvalueerd aan de hand
van de onderzoeksvragen: hoe vaak werd de ondersteuning ingezet? Bij wie en bij welke problemen werd
de ondersteuning ingezet? In hoeverre zijn er veranderingen in signalering en behandeling?
De presentaties van Dick Walstock en Peter Verhaak zijn op de C4Youth website te vinden
(www.c4youth.nl).
Enkele opmerkingen vanuit het publiek
• Moet er eerst een consult met de huisarts plaatsvinden voordat een scharnierconsult wordt ingezet?
Toelichting: ouders en hun kinderen komen niet rechtstreeks terecht bij het Eureka-project, maar
hebben altijd eerst een consult met de huisarts. Vervolgens verwijst deze door naar het project en
wordt gekeken wat of wie het beste kan worden ingezet: het scharnierconsult, de Praktijk
Ondersteuner Huisarts- Jeugd Geestelijke Gezondheidszorg (POH-GGZ), of de overige consulenten
(kinder- en jeugdpsychiater of systeemtherapeut).
• POH-GGZ is geen tussenstap naar de tweedelijns jeugd-GGZ?
Toelichting: in het Eureka-project is dat niet zo.
• Wordt er naar ander zorgaanbod verwezen?
Toelichting: dat gebeurt wel, een kwart wordt wel verwezen. Niet alle verwijzingen gaan naar de
tweedelijns jeugdhulp, soms kan bijvoorbeeld het schoolmaatschappelijk werk iets doen.
• Door deze methode worden meer kinderen met problemen gesignaleerd. Nu beseffen huisartsen dat
er meer hulp mogelijk is dan men dacht.
• Er zijn minder verwijzingen naar medische zorg. Kunnen medische verwijzingen door dit project
worden voorkomen?
Toelichting: er zijn binnen de praktijken veel kinderen die anders zouden zijn verwezen en die nu hulp
krijgen binnen de praktijk.
• Is er een verbinding gelegd tussen het project en scholen?
Toelichting: de samenwerking met scholen is aanzienlijk verbeterd door dit project. De POH-GGZ
overlegt veel met scholen, voornamelijk met de schoolarts. Bij de transitie wordt contact met scholen
ook gestimuleerd. Het contact met de school is erg waardevol om aanvullende informatie te krijgen.
• In hoeverre is deze werkwijze ook drempelverlagend voor ouders om advies te vragen over
opvoedondersteuning?
Toelichting: er zijn ouders die van het project gehoord hebben en daarom naar die praktijken komen,
dit werkt wel enigszins drempelverlagend. Er komen ook ouders wel hulp willen maar liever niet naar
Bureau Jeugdzorg willen. Het project werkt in ieder geval voor de huisarts bevorderend om de situatie
van het kind en de ouders verder uit te vragen.
• En hoe verhoudt het project zich tot het Centra voor Jeugd en Gezin (CJG)?
Toelichting: de ervaring in Enschede is dat het CJG heel onzichtbaar is voor huisartsen; hier is dus geen
contact mee. Maar in andere gemeenten zit het CJG in de huisartspraktijk; daar zal vaker sprake zijn
van samenwerking.
Knelpunten in de zorg voor jeugd: verwachtingen van ouders en jongeren
Marieke Nanninga, promovendus bij C4Youth op het project ‘Entree van zorg’, presenteert de resultaten
van haar onderzoek over de verwachtingen van ouders en jongeren ten aanzien van knelpunten in de zorg
2
voor jeugd. Het is bekend dat positieve verwachtingen en overtuigingen van ouders belangrijk zijn voor
succesvol hulp zoeken en succesvolle behandeling. Uit het onderzoek komt onder andere dat jongeren
meer knelpunten verwachten dan ouders en dat de verwachtingen vooral betrekking hebben op het
hulptraject en minder op de thuissituatie. Wie verwachten nu voornamelijk knelpunten? Bij de ouders van
kinderen van 4 tot 11 jaar springen er niet bepaalde kenmerken uit. Van de ouders van de kinderen van 12
tot 18 jaar, verwachten ouders van jongens meer knelpunten dan ouders van meisjes, en ouders van
jongeren met psychosociale problemen verwachten meer knelpunten vergeleken met jongeren zonder
deze problemen. Dit laatste geldt ook voor jongeren zelf: jongeren met psychosociale problemen
verwachten meer knelpunten dan jongeren zonder deze problemen.
De presentatie van Marieke Nanninga is te vinden op de website van C4Youth (www.c4youth.nl).
Enkele opmerkingen vanuit het publiek
• Een van de grootste knelpunten die verwacht wordt is ‘ik zie het belang van hulp niet’. Is dat niet
gewoon gezond? Ouders gaan eerst zelf aan de slag en proberen eerst zelf problemen op te lossen.
Toelichting: Zo zou je het inderdaad kunnen opvatten en dat zou gezond zijn. Dat is ook waar het
gemeentelijk beleid zich op richt. Deze overtuiging kan wel een knelpunt worden op het moment dat
ouders er toch zelf niet uitkomen en ze niet denken dat hulp iets voor hen kan betekenen.
• Wat is het percentage hoog en laag opgeleide ouders in deze groep? Hoog opgeleiden doen vaker mee
aan dergelijk onderzoek en hun kinderen hebben minder problemen dan andere kinderen.
Toelichting: De onderzoeksgroep is representatief voor het opleidingsniveau van inwoners van de
provincie Groningen, dus we kunnen er vanuit gaan dat de resultaten op hoofdlijnen kloppen.
• Meet je niet eigenlijk de mate waarin ouders invloed hebben op hun leven? Hun locus of control?
Toelichting: Dat meten we niet expliciet, maar een aantal van die verwachtingen kunnen daar
inderdaad mee samenhangen. Bijvoorbeeld ouders met een externe locus of control zouden kunnen
denken dat zijzelf of professionele hulp geen invloed hebben op de problematiek van het kind.
• Het is interessant dat vooral ouders van jongens in de leeftijd 12 tot 18 knelpunten verwachten. Hoe
zit dat?
Toelichting: Dat weten we niet en we kunnen hier nu alleen naar gissen. Misschien denken ouders
anders over hulp aan dochters dan over hulp aan zonen. We zouden nog kunnen kijken naar welke
knelpunten deze ouders dan voornamelijk verwachten.
• Is er informatie over het (positieve of negatieve) beeld dat men van hulpverlening heeft?
Toelichting: Juist met deze vragenlijst hebben we dit geprobeerd te achterhalen, maar we hebben niet
gevraagd of ouders het hulp zoeken stigmatiserend vinden. Dat kan ook een belangrijke rol spelen bij
of men naar hulp toestapt of niet.
3