Galwegkanker_Cholangiocarcinoom,_juni_2014

Galwegkanker
(Cholangiocarcinoom)
Annuska Schoorlemmer
GIOCA / Patiëntenvoorlichting
Juni 2014
1/22
Inhoudsopgave
1. Voor wie is deze informatie?
4
2. De functie van de lever en galwegen
4
3. Wat is galwegkanker?
6
3.1 Wat zijn de symptomen van galwegkanker?
3.2 Waardoor worden deze klachten veroorzaakt?
3.3 Bij wie komt galwegkanker voor?
3.4 Welke mogelijke oorzaken zijn er?
3.5 Doorgroei en uitzaaiing van galwegkanker
4. Diagnostiek
4.1 Bloedonderzoek
4.2 CT-scan (Computer Tomografie-scan)
4.3 ERCP (Endoscipiesche Retrograde Cholangio Pancreaticografie)
4.4 MRI (Magnetic Resonance Imaging)
4.5 Kijkoperatie (laparoscopie)
7
8
8
8
9
9
9
9
10
11
12
5. Spanning en onzekerheid
12
6. Behandeling van galwegkanker
12
6.1 Stadium-indeling
6.2 Doel van de behandeling
6.3 Behandelplan
7. Voorbereiding op de operatie
7.1 HIDA-scan en CT-scan
7.2 Vena portae embolisatie
7.3 Bestraling (radiotherapie)
7.4 ERCP
7.5 PTC drainage
7.6 Uitslag van de voorbereidende onderzoeken
7.7 De grote operatie (hemihepatectomie)
8. Palliatieve behandelingen
8.1 Plaatsen van een buisje (stent)
8.2 Radiotherapie
8.3 Chemotherapie
9. Verloop van de ziekte
13
13
13
13
14
14
15
15
15
16
16
17
18
18
18
19
2/22
10. Kanker en voeding
19
11. Kanker en seksualiteit
20
12. Meer informatie over galwegkanker
20
13. Patiëntenverenigingen
21
Referenties
22
3/22
1. Voor wie is deze informatie?
Deze brochure is bedoeld voor mensen die in het ziekenhuis onderzocht moeten worden
omdat zij misschien galwegkanker hebben. Deze brochure is ook bedoeld voor mensen die
net van hun specialist te horen hebben gekregen dat zij kanker in de galwegen hebben.
De brochure beschrijft de verschillende onderzoeken die nodig zijn om tot een juiste
diagnose te komen en de verschillende behandelingsmogelijkheden voor deze vorm van
kanker.
Om te beginnen leest u in het volgende hoofdstuk over de functie van de lever, galwegen en
de galblaas. Deze informatie is van belang om de uitleg over de ziekte, de onderzoeken en de
behandelingen goed te kunnen begrijpen.
2. De functie van de lever en galwegen
De lever is een groot en belangrijk orgaan in ons lichaam. Zonder lever kunnen we niet leven.
Het is als het ware onze chemische fabriek. De lever zorgt ervoor dat we belangrijke
voedingsstoffen uit het bloed kunnen opnemen en gebruiken. Daarnaast maakt de lever
giftige stoffen onschadelijk en ruimt hij afvalstoffen op. Een van de stoffen die de lever
maakt is gal. Deze vloeistof hebben wij nodig om ons voedsel af te kunnen breken in de
darmen, zodat de voedingsstoffen in ons bloed opgenomen kunnen worden. Al met al
vinden er zo’n 600 verschillende processen in de lever plaats.
De lever zit in onze rechterbovenbuik, vlak achter de ribben.
4/22
De lever bestaat uit twee gedeelten, een linker en een rechter kwab. Beiden gedeelten
worden gescheiden door een vlies, het ligamentum falciforum (figuur 1).
Rechter leverkwab
Figuur 1
Linker leverkwab
Ligamentum falciformum
De leverkwabben worden weer opgedeeld in zogenoemde segmenten (Figuur 2). Elk
segment heeft zijn eigen bloedvoorziening en galwegstelsel.
RHV= rechter leverader
MHV= hoofd leverader
LHV= linker lever ader
IVC= grote lichaamsader
(vena cava inferior)
PV= portale ader (vena
portae)
Figuur 2
De gal wordt door alle levercellen gemaakt. Ze wordt eerst opgevangen in de kleine
galwegen in de verschillende segmenten (Figuur 3). De kleine galwegen komen weer samen
in grote galwegen. Deze grote galwegen komen uit in de grote galbuis. De grote galbuis voert
de gal uiteindelijk af in de dunne darm (Figuur 4). Daar kan het zijn werk doen om het
voedsel te verteren. De galwegen zijn in het volgende plaatje groen gekleurd.
5/22
Figuur 3
Figuur 4
3. Wat is galwegkanker?
Galwegkanker is kanker die ontstaat uit de cellen in de galwegen, zowel in de galwegen
binnen als buiten de lever. De cellen waaruit de kanker ontstaat, zijn de cellen die de wand
van de galweg bekleden, de zogenoemde epitheliaalcellen. De kankercellen vormen met
elkaar een zogenoemde tumor.
De galwegkanker kan op verschillende plaatsen in de galwegen ontstaan. Afhankelijk van de
plaats in de galwegen worden er drie vormen galwegkanker onderscheiden:
Perifeer galwegkanker:
Wanneer de kanker in de lever ontstaat, wordt er gesproken over een perifeer
galwegkanker. De tumor ontstaat vaak in de kleinere galwegen in de lever en groeit
langzaam richting de grote galwegen van de lever. Deze vorm van galwegkanker komt in
ongeveer 5-10% van de gevallen voor.
Klatskin tumor:
Een andere plaats van de galwegkanker is in de leverhilus. Dit is de plek waar de linker en de
rechter galweg samen komen. Er wordt dan gesproken van een proximaal galwegkanker. De
6/22
tumor wordt ook wel Klatskin tumor genoemd. Dit is de meest voorkomende vorm van
galwegkanker (in 60-70% van de gevallen).
Bij de Klatskin tumor worden 4 verschillende stadia onderscheiden (Figuur 5). De stadia zijn
vernoemd naar de arts die ze voor het eerst beschreven heeft (Bismuth). Hoe groter de
tumor, hoe hoger het (Romeinse) cijfer van het stadium.
Bij de Klatskin tumor worden 4 verschillende
stadia onderscheiden. De stadia geven weer
waar de tumor precies zit in de galweg.
- Bismuth I: De tumor zit net onder de
splitsing van de grote galweg.
- Bismuth II:
De tumor zit precies in de
splitsing van de grote galweg. Geen
verdere ingroei in de rechter of linker
galweg.
- Bismuth IIIa: De tumor zit in de
splitsing van de grote galweg en groeit
in de rechter galweg in de lever.
- Bismuth IIIb: De tumor zit in de
splitsing van de grote galweg en groeit
in de linker galweg in de lever.
- Bismuth IV: De tumor zit in de
splitsing van de grote galweg en groeit
zowel de linker als de rechter galweg in.
Figuur 5
Distaal galwegkanker:
De derde plaats waar de tumor zich voor kan doen is in het midden of in het laatste gedeelte
van de grote galbuis. Deze vorm van galwegkanker wordt mid-, of distaal galwegkanker
genoemd. Dit komt in 20-30% van de gevallen voor. De behandeling van deze tumor
verschilt met die van de bovengenoemde twee tumoren. Indien u meer hierover wilt lezen,
kunt u de folder “Alvleesklierkanker” bekijken op http://www.kwf.nl.
Een tumor in de galwegen groeit meestal langzaam. Het is daarom mogelijk dat deze tumor
al langere tijd bestaat, voordat je er iets van merkt en klachten krijgt.
3.1 Wat zijn de symptomen van galwegkanker?
Een tumor aan de galwegen veroorzaakt aanvankelijk meestal weinig klachten. De diagnose
wordt daarom vaak pas in een later stadium gesteld, als de klachten verergeren. Dikwijls
wordt galwegkanker per toeval ontdekt, bijvoorbeeld bij het verwijderen van de galblaas
vanwege galstenen.
De aard van de klachten is afhankelijk van:
de plaats van de tumor
de grootte van de tumor
stoornissen in organen die door de tumor zijn aangetast
Klachten die kunnen voorkomen zijn:
Geelzucht (icterus)
7/22
Pijn in de rechterbovenbuik
Koorts
Gewichtsverlies
Zwakte
Jeuk
Ontsteking van de galwegen
Vermoeidheid
Verminderde eetlust
3.2 Waardoor worden deze klachten veroorzaakt?
Als de tumor de grote galbuis afsluit, hoopt de gal zich op in de galwegen, de galblaas en de
lever. Doordat de lever de gal niet kwijt kan, kunnen veel afvalstoffen nu niet door de lever
afgevoerd worden. Vermoeidheid en lusteloosheid kunnen daarvan het gevolg zijn.
Als de gal niet meer in de twaalfvingerige darm (duodenum) kan lopen, raakt de vertering
van het voedsel - vooral van vetten - verstoord. Hierdoor kan er gewichtsverlies optreden.
Normaal kleurt de gal in de darm de ontlasting bruin. Afsluiting van de grote galbuis of
andere galwegen leidt tot dunne, lichtgekleurde of witte ontlasting. De galkleurstof die zich
ophoopt in de lever, wordt voor een deel opgenomen in het bloed en komt onder meer
terecht in de huid en het oogwit. Hierdoor kunnen een gelige, grauwe huid en gelig oogwit
(geelzucht) ontstaan en jeuk over het hele lichaam. Een deel van de galkleurstof komt via de
nieren, die het bloed filteren, in de urine terecht. Daardoor wordt de urine donkerder van
kleur.
Als de gal de lever niet kan verlaten, kan het ook voorkomen dat er een ontsteking ontstaat
in de galwegen. Dit uit zich door hoge koorts en of koude rillingen.
3.3 Bij wie komt galwegkanker voor?
Kanker van de galwegen is een zeldzame vorm van kanker. Ieder jaar zijn er in Nederland
ongeveer 400 nieuwe patiënten. Van de 100.000 mensen hebben er ongeveer 1-2 deze
ziekte. Deze vorm van kanker komt evenveel voor bij mannen als bij vrouwen. Verreweg de
meeste patiënten zijn ouder dan 60 jaar als de diagnose wordt gesteld.
Er is weinig bekend over galwegkanker. Doordat er maar weinig patiënten zijn is het moeilijk
om (grootschalig) onderzoek te doen naar de oorzaak, risicofactoren en behandelingen.
3.4 Welke mogelijke oorzaken zijn er?
De oorzaak van een tumor aan de galwegen is onbekend. Aangenomen wordt dat deze
ontstaat door stapsgewijze genetische veranderingen van de cellen in de galwegen,
waardoor uiteindelijk een tumor ontstaat.
Het is wel bekend dat mensen met cysten in de galwegen (vochtgevulde blaasjes) een
verhoogde kans hebben op galwegkanker. In dat geval ontstaat een tumor in de cyste. Om
die reden worden galwegcysten bij volwassenen vrijwel altijd operatief verwijderd. Tevens is
bekend dat bij chronische ontsteking en vervorming van de galwegen in de lever (Primaire
Scleroserend Cholangitis) een verhoogd risico bestaat.
Daarnaast zijn er aanwijzingen dat vrouwelijke hormonen, galstenen en overgewicht
mogelijk een rol spelen bij het ontstaan van galwegkanker. In Azië is bekend dat een
bepaalde parasitaire infectie mogelijk een verhoogd risico geeft.
8/22
3.5 Doorgroei en uitzaaiing van galwegkanker
De galwegen en bloedvaten lopen vlak langs elkaar (zie Figuur 3, hoofdstuk 2). Op het
moment dat de galwegkanker doorgroeit buiten de galwegen, kan deze direct een bloedvat
ingroeien. Als dat vastgesteld wordt, kunnen er geen genezende behandelingen meer
plaatsvinden.
De tumor kan ook naar de maag of de dunne darm doorgroeien.
Galwegkanker kan in de directe omgeving van de tumor uitzaaien, bijvoorbeeld in de lever.
Als er sprake is van uitzaaiingen in de lymfklier, ver van de tumor, is het onmogelijk om de
tumor genezend te behandelen.
4. Diagnostiek
Als uw huisarts vermoedt dat er sprake is van galwegkanker, zal hij u doorverwijzen naar een
specialist. Meestal is dat een maag-darm-leverarts, een internist of een chirurg. Deze
specialist zal het lichamelijk onderzoek herhalen en aanvullend uitgebreid onderzoek laten
verrichten.
Om de juiste diagnose en stadium van uw ziekte te bepalen kunnen de volgende
onderzoeken plaatsvinden:
Bloedonderzoek
CT-scan (computertomografie)
ERCP (Endoscopisch Retrograde Cholangio Pancreaticografie)
MRI
Kijkoperatie (laparoscopie), op indicatie
Niet alle onderzoeken hoeven voor u van toepassing te zijn. De specialist bepaalt welke
onderzoeken hij nodig heeft om de diagnose te kunnen stellen.
4.1 Bloedonderzoek
De arts laat meestal de volgende bepalingen doen: een compleet bloedbeeld en de
leverfunctie. Hiermee kan aangetoond worden of er sprake is van ophoping van gal in de
levergalwegen (galwegstuwing). Tevens wordt in het bloedmonster gekeken naar de
leverfuncties. De lever speelt ook een rol in de stolling van uw bloed. Door ontregeling van
de lever kan uw bloed te dun worden.
4.2 CT-scan (Computer Tomografie-scan)
Een computertomograaf is een apparaat waarmee organen en weefsels zeer gedetailleerd in
beeld worden gebracht. Bij het maken van een CT-scan wordt gelijktijdig gebruik gemaakt
van röntgenstraling en een computer.
Het apparaat heeft een ronde opening waar u, liggend op een beweegbare tafel, doorheen
wordt geschoven. Terwijl de tafel verschuift, maakt het apparaat een serie foto's waarop
telkens een ander doorsnede ('plakje') van het orgaan of weefsel staat afgebeeld. Deze
doorsneden geven een beeld van de plaats, grootte en uitbreiding van een eventuele tumor
en/of uitzaaiingen.
9/22
Vaak is een contrastvloeistof nodig. Meestal krijgt u deze vloeistof tijdens het onderzoek in
een bloedvat van uw arm gespoten. Contrastvloeistof kan een warm en weeïg gevoel
veroorzaken. Sommige mensen worden er een beetje misselijk van. Om ervoor te zorgen dat
u hier zo min mogelijk last van heeft, is het advies 2 uur voor het onderzoek niet te eten en
te drinken. Daarnaast kan contrastvloeistof in sommige gevallen wat laxerend werken op de
darmen.
Als u zwanger bent of daar een vermoeden van heeft, neem dan contact op met uw
behandelend arts en meld dit ook voorafgaand aan het onderzoek bij de afdeling Radiologie.
Als u overgevoelig bent voor contrastvloeistof moet u dit melden aan uw behandelend arts
en de radiologisch laborant en/of radioloog. Er kunnen dan eventueel voorzorgsmaatregelen
genomen worden tegen het optreden van een allergische reactie.
Bij sommige patiënten bestaat een risico op verslechtering van de nierfunctie bij het gebruik
van contrastvloeistof. Dit geldt vooral voor:
- patiënten met nierfunctiestoornissen;
- patiënten met suikerziekte (wanneer tabletten metformine (Glucofage) gebruikt worden).
Neemt u contact op met uw behandelend arts als u tot één van deze groepen behoort.
Afhankelijk van uw situatie kunnen er dan maatregelen getroffen worden om het risico voor
u te verkleinen.
4.3 ERCP (Endoscopische Retrograde Cholangio Pancreaticografie)
Een ERCP wordt uitgevoerd om meer informatie te verkrijgen over de galwegen.
Tegelijkertijd kan een eventuele verstopping van de galwegen verholpen worden. Tevens
kunnen er tijdens het onderzoek stukjes weefsel verzameld worden om vast te stellen of u
inderdaad kanker van de galwegen heeft.
Een ERCP wordt pas gedaan nadat een team van specialisten een behandelplan heeft
opgesteld. Het is heel belangrijk om van te voren te weten in welke galwegen u een buisje
geplaatst moet krijgen, zodat u op de beste manier geholpen kan worden. De specialist zal u
ook op de polikliniek uitleggen hoe het onderzoek precies verloopt en welke mogelijke
complicaties hiermee gepaard kunnen gaan.
Bij dit onderzoek worden de galwegen en de afvoergang van de alvleesklier zichtbaar
gemaakt. Het onderzoek wordt gedaan met een endoscoop. Dit is een flexibele slang die via
10/22
de mond naar binnen wordt gebracht (Figuur 6). Tijdens het onderzoek kan de arts met
speciale instrumenten ingrepen verrichten. De ERCP vindt meestal plaats onder verdoving.
Dit is geen narcose, maar een soort “roesje”.
Figuur 6
Via de endoscoop wordt contrastvloeistof in de afvoerbuisjes van de galwegen en
alvleesklier gespoten. Via een röntgenapparaat worden afwijkingen zichtbaar gemaakt.
Vervolgens kan de arts via de endoscoop met speciale instrumenten ingrepen verrichten.
Bijvoorbeeld het verwijderen van (gal)stenen of het plaatsen van een buisje om de afvloed
van gal te herstellen. Gedurende het onderzoek wordt u begeleid door de arts en een
verpleegkundige.
Voor het onderzoek moet u nuchter zijn. Indien het onderzoek vóór 12.00 uur plaatsvindt,
bent u vanaf 24.00 uur de dag ervoor nuchter. Indien het onderzoek na 12.00 uur plaatsvindt
mag u een licht ontbijt hebben. Dit is een kop thee zonder suiker en 1 beschuit met alleen
jam.
Op de afdeling Endoscopie krijgt u voor het onderzoek door de verpleegkundige een
infuusnaaldje geplaatst in een bloedvat in uw arm. Hier kan de arts het medicijn door geven
voor het roesje.
Als het onderzoek klaar is, moet u nog 1 uur op de uitslaapkamer blijven, totdat u wakker
genoeg bent om weer te lopen. Verdere informatie vindt u in de AMC-patiëntenfolder
”ERCP: een onderzoek van de galwegen”.
4.4 MRI (Magnetic Resonance Imaging)
Een MRI-scan is een beeldvormend onderzoek waarbij gebruik gemaakt wordt van een sterk
magnetisch veld. Een MRI-scanner is een apparaat met een soort tunnel in het midden. Deze
tunnel is aan beide kanten open. Met een MRI-scanner worden beelden gemaakt van het
binnenste van het lichaam. Daarmee kan de plaats en de grootte van de eventuele tumor in
de lever vastgesteld worden. Daarnaast geeft dit onderzoek informatie over de eventuele
uitbreiding van de tumor in de bloedvaten en de galgangen. Het onderzoek zegt ook iets
over de algemene gezondheid van de lever. De arts bepaalt of een MRI- of een CT-scan
gedaan wordt.
Voor de MRI moet u 4 uur van tevoren nuchter zijn. Verder krijgt u een vragenlijst die u mee
moet nemen op de dag van het onderzoek. Vanwege het sterke magnetische veld is het
belangrijk om in de vragenlijst te vermelden of u iets van metaal in het lichaam heeft.
11/22
Voor verdere informatie verwijzen wij naar de AMC-patiëntenfolder “MRI (Magnetic
Resonance Imaging)”.
4.5 Kijkoperatie (laparoscopie)
Het doel van een kijkoperatie is om te beoordelen of de tumor goed weg te halen is en of er
echt geen uitzaaiingen zijn. Indien de chirurg op grond van de kijkoperatie tot de conclusie
komt dat een curatieve (genezende) ingreep niet mogelijk is, gaat de grote operatie niet
door. U krijgt dan een nieuw behandelvoorstel van uw specialist.
Laparoscopie betekent: in de buik (laparo) kijken (scopie). Via een dunne naald wordt
koolzuurgas in de buikholte gebracht. Meestal gebeurt dit via een sneetje onder de navel.
Als er een vermoeden is dat er verklevingen bestaan, brengt men de naald op een andere
plaats in, bijvoorbeeld onder de ribbenboog. Daarna wordt via hetzelfde sneetje de
laparoscoop (kijkbuis) ingebracht en aangesloten op een videocamera. Het operatiegebied
wordt dan zichtbaar op een monitor. Ook op andere plaatsen worden sneetjes gemaakt om
zo operatie-instrumenten naar binnen te brengen. Tijdens de laparoscopie beoordeelt de
chirurg de oppervlakte van de lever, de binnenkant van het buikvlies en de vaatstructuren
naar de lever. Hij beoordeelt of de geplande operatie inderdaad uitvoerbaar is en of er
afwijkingen zichtbaar zijn die niet op de scan zichtbaar waren. Indien hij andere afwijkingen
ziet zal hij hier biopten van nemen.
Mogelijke complicaties die op kunnen treden na de kijkoperatie zijn bloeding en infectie.
Deze complicaties kunnen ervoor zorgen dat u langer in het ziekenhuis moet verblijven dan
gepland.
Voor de kijkoperatie zal u ongeveer drie dagen opgenomen worden in het ziekenhuis. U
wordt de dag voor kijkoperatie opgenomen. In principe kunt u de dag na de kijkoperatie
weer naar huis. Op de afdeling deelt de chirurg u mee of al bekend is of de grote operatie
door kan gaan. Soms is dat nog niet bekend, omdat er bijvoorbeeld gewacht moet worden
op de uitslag van biopten. U krijgt een vervolgafspraak op de polikliniek chirurgie. Bij die
afspraak krijgt u de uitslag van eventuele biopten en wordt u meegedeeld of de grote
operatie wel of niet door gaat (als dat nog niet eerder bekend was).
5. Spanning en onzekerheid
Het kan enige tijd duren voordat u alle noodzakelijke onderzoeken heeft gehad en de aard
en het stadium van uw ziekte bekend zijn. Waarschijnlijk hebt u vragen over de aard van uw
ziekte, het mogelijke verloop daarvan en de behandelmogelijkheden. Deze vragen zijn
tijdens de periode van onderzoeken nog niet te beantwoorden. Dat kan spanning en
onzekerheid met zich meebrengen, zowel bij u als bij uw naasten.
Het kan helpen als u weet wat er bij de verschillende onderzoeken gaat gebeuren. Die
informatie krijgt u van de verpleegkundige van de polikliniek GIOCA. Indien u meer vragen
heeft kunt u haar altijd bellen om te horen wat de volgende stappen zijn.
6. Behandeling van galwegkanker
Bij de diagnose galwegkanker zijn verschillende behandelingen mogelijk. De behandeling is
afhankelijk van het stadium van de ziekte en ook van een aantal persoonlijke factoren.
12/22
6.1 Stadium-indeling
Om te kunnen bepalen welke behandeling(en) u voorgesteld krijgt, moet uw specialist
weten:
uit welke soort cellen de tumor is ontstaan;
hoe kwaadaardig de tumorcellen zijn;
wat het stadium van de ziekte is.
Onder het stadium verstaat men de mate waarin de ziekte zich in het lichaam heeft
uitgebreid. De specialist stelt het stadium van de ziekte vast door onderzoek te doen naar:
de plaats en grootte van de tumor;
de mate van doorgroei in het omringende weefsel;
de aanwezigheid van uitzaaiingen in de lymfeklieren en/of organen ergens anders in het
lichaam.
Deze stadium-indeling is belangrijk voor het inschatten van het verloop van de ziekte (de
prognose) en voor het bepalen van de behandeling.
6.2 Doel van de behandeling
Wanneer een behandeling tot doel heeft genezing te bereiken, dan wordt dat een curatieve
behandeling genoemd. Als de ziekte niet (meer) curatief kan worden behandeld, is een
palliatieve behandeling mogelijk. Zo'n behandeling is gericht op het remmen van de ziekte
en op het voorkomen of verminderen van klachten.
6.3 Behandelplan
Bij het vaststellen van het behandelplan zijn verschillende specialisten betrokken. Zij maken
gebruik van landelijk vastgestelde richtlijnen. De artsen stellen u een bepaalde behandeling
voor op grond van een gezamenlijk overleg.
De meest toegepaste behandelingen bij galwegkanker zijn:
Operatie
(curatief)
Plaatsen van een buisje (palliatief of curatief voorafgaande aan een operatie )
Radiotherapie
(pre-operatief / palliatief)
Chemotherapie
(palliatief)
7. Voorbereiding op de operatie
De operatie die bij u uitgevoerd gaat worden, vergt de nodige voorbereiding. Minder dan de
helft van alle patiënten met galwegkanker ondergaat deze op genezing gerichte (curatieve)
grote operatie. Bij de operatie wordt de galwegtumor met een groot deel van de lever
verwijderd (hemihepatectomie). Voorafgaand aan de grote operatie wordt een aantal
onderzoeken gedaan om deze operatie zo goed mogelijk te laten verlopen:
1. HIDA-scan en CT-scan: scan van de galwegen en volume lever meting. Dit is om te
kijken of u voldoende rest leverfunctie overhoudt na de grote operatie.
2. Vena portae embolisatie (als de restfunctie van de lever na de operatie te klein zou
zijn)
3. Bestraling (op indicatie): 3 dagen voor de grote operatie wordt u bestraald om
eventuele losse tumorcellen in de galwegen voor de operatie dood te maken.
4. ERCP, indien u nog te geel bent voor de operatie
5. Indien ERCP niet mogelijk is, wordt er een PTC-drain geplaatst om te zorgen dat de
gal weer goed af kan lopen naar de dunne darm
13/22
De voorbereidende onderzoeken (1-5) beslaan bij elkaar een periode van 2-6 weken. Niet
alle stappen zijn voor u noodzakelijk. De arts bespreekt met u welke van de 5 stappen voor u
van toepassing zijn. Deze stappen zijn nodig om tot een goed resultaat te komen van de
operatie. Elke stap kan nieuwe informatie geven aan de arts, waardoor uw behandelplan
bijgesteld moet worden. Deze tijd kan genomen worden, omdat het om een tumor gaat die
langzaam groeit. Aan de hand van de HIDA-scan wordt bepaald of uw lever eventueel
voorbehandeld moet worden. Dit betekend dat de operatie dan pas later gepland kan
worden (zie uitleg vena portae embolisatie in hoofdstuk 7.2).
Hieronder wordt elk voorbereidend onderzoek uitgebreid besproken en toegelicht.
7.1 HIDA-scan en CT-scan
Als de chirurg tot de conclusie is gekomen dat een curatieve ingreep mogelijk is, volgen er –
voorafgaande aan de grote operatie - nog enkele onderzoeken. Als eerste worden een CT- en
een HIDA-scan gedaan. Deze onderzoeken zijn bedoeld om het levervolume en de
leverfunctie te meten. Met de CT-scan onderzoekt men naar hoeveel volume de lever heeft
en hoeveel restvolume er over blijft na de operatie. Om na de operatie goed te kunnen
functioneren moet minimaal 30 % restfunctie overblijven. Indien u in het voorafgaande
traject al een CT-scan in het ziekenhuis heeft gehad waar ook de operatie zal plaatsvinden,
hoeft er geen nieuwe CT-scan gedaan te worden.
Met behulp van de HIDA-scan kan de functie van de lever en de afvoer van gal in beeld
worden gebracht. Als voorbereiding moet u minimaal 4 uur voor de start van het onderzoek
nuchter te zijn. Een beetje water drinken is geen probleem. Tijdens het onderzoek ligt u op
een onderzoekstafel. Via een injectie in een bloedvat in de arm krijgt u een radioactieve stof
toegediend. Vervolgens wordt gedurende een uur een serie foto's van de bovenbuik
gemaakt. Een enkele keer zijn aanvullende foto's later op de dag noodzakelijk. Het is voor de
kwaliteit van het onderzoek van belang dat u tijdens het onderzoek zo stil mogelijk blijft
liggen. Het onderzoek zal ongeveer een uur duren.
Als de restfunctie van de lever niet voldoende is, krijgt u eerst een behandeling waardoor de
lever wat gaat groeien. Dit heet een vena portae embolisatie (zie 7.2). Vervolgens wordt na 4
weken met een CT- en HIDA–scan gekeken of de restfunctie van de lever goed is. Indien dit
zo is, kunt u alsnog ingepland worden voor de grote operatie.
7.2 Vena portae embolisatie
De vena portae (poortader) is de ader die de darmen met de lever verbindt. Bij vena portae
embolisatie wordt een deel van de doorbloeding van de lever tegengehouden. Daardoor
gaat het deel van de lever dat nog wel wordt doorbloed, harder werken. Dit heeft tot gevolg
dat dit stukje lever begint te groeien. Het doel van deze behandeling is dat dit gedeelte van
de lever zo groot wordt, dat nu, na een operatie, wel voldoende functioneel leverweefsel
overblijft. Een operatie kan dan dus wel plaatsvinden.
Voor deze behandeling wordt u opgenomen in het ziekenhuis. U komt nuchter naar de
onderzoeksafdeling. U krijgt op deze afdeling een infuusnaaldje geplaatst in uw arm. Via dit
infuus kan de arts u pijnstilling geven. Vena portae embolisatie vindt plaats door de vena
portae van buitenaf aan te prikken. De procedure gebeurt onder lokale verdoving en onder
echo-geleiding. De vena portae wordt vervolgens afgesloten (geëmboliseerd). De
embolisatie van de poortader wordt uitgevoerd door de radioloog. Dit kan met verschillende
materialen gebeuren.
14/22
Na ongeveer vier tot zes weken wordt een CT-scan gemaakt om te beoordelen of het effect
voldoende is om de geplande operatie door te laten gaan. Na het onderzoek moet u 1 nacht
ter observatie blijven. Er wordt dan gelet op koorts, pijn en misselijkheid. Als u van geen van
deze klachten last heeft mag u gewoon weer naar huis.
7.3 Bestraling
In sommige gevallen is bestraling (radiotherapie), voorafgaand de operatie, een onderdeel
van de behandeling. Uw specialist beslist of u wel of geen bestraling voorafgaand aan de
operatie moet ondergaan. Omdat een tumor van de galwegen chirurgisch op een lastige plek
zit, kan er niet altijd ruim om de tumor heen gesneden worden, waardoor er kans is dat er
tumorcellen vrij komen. Ook kan er gal lekken waar tumorcellen inzitten. Hierdoor kunnen
er tumorcellen in de buikholte lekken. Een korte bestralingsserie vlak voor de operatie
beschadigt tumorcellen zodanig dat eventueel vrijgekomen cellen minder in staat zijn om
uitzaaiingen in de buik te maken.
Voor de bestraling maakt u eerst kennis met de radiotherapeut. Hij zal met behulp van een
CT-scan het te bestralen gebied in kaart brengen. Hiervoor ligt u op een tafel en worden er
met een stift strepen op uw buik gemaakt. Met behulp van deze scan wordt ook de
berekening van de bestralingsdosis gedaan. Deze strepen zijn bedoeld om tijdens de
bestraling te zorgen dat u weer op dezelfde manier op de behandeltafel ligt. Meestal wordt
u 3 keer bestraald, in de dagen direct voor de operatie. Zodra bekend is op welke datum u
geopereerd wordt, zal de radiotherapeut u inplannen. De bestraling vindt poliklinisch plaatst
en duurt per keer maximaal 10 minuten.
7.4 ERCP
In het geval u nog erg geel bent, moet er eerst een stent (buisje) in de galwegen geplaatst
worden, voordat de chirurg de operatie kan uitvoeren. U heeft meer kans op complicaties
tijdens de operatie, als de gal in uw lichaam opgehoopt blijft. De chirurg zal in dat geval een
ERCP onderzoek aanvragen om dit probleem te verhelpen (zie voor uitleg Hoofdstuk 4.4 ).
Na de stentplaatsing komt u dan eerst weer voor controle bij de chirurg. Hij zal dan door
middel van bloedonderzoek kijken of het op dat moment veilig is om de operatie uit te
voeren.
Indien om technische redenen de ERCP niet gedaan kan worden, zal de arts een PTC
procedure aanvragen (zie Hoofdstuk 7.5 voor uitleg)
7.5 PTC (Percutane Transhepatische Cholangiogram)
Bij een PTC worden de galwegen in de lever van buiten af (via de buik) aangeprikt (Figuur 7).
Dit onderzoek wordt gedaan om een eventuele vernauwing of verstopping van de galwegen
te verhelpen. Ook dit onderzoek wordt pas gedaan, nadat een team van specialisten
overlegd heeft welke galwegen aangeprikt moeten worden.
Via een katheter wordt contrastvloeistof in de galwegen van de lever gespoten. Met een
röntgenapparaat worden eventuele afwijkingen zichtbaar gemaakt. Vervolgens kan de arts
via de katheter met speciale instrumenten ingrepen verrichten. Bijvoorbeeld het verwijderen
van galstenen, oprekken van een vernauwing van de galwegen.
15/22
Figuur 7
Als de PTC-procedure in de ochtend plaatsvindt, moet u vanaf 24.00 uur ‘s nachts nuchter
blijven. Wanneer de PTC-procedure na 12 uur ‘s middags plaatsvindt, kunt u in de ochtend
nog een kopje thee en een beschuitje met alleen jam (dus zonder boter) nemen.
Als u medicijnen gebruikt overlegt u dit met uw verwijzende arts. Dit geldt ook voor mensen
met diabetes die insuline gebruiken. Bloedverdunnende medicijnen verhogen het risico op
een bloeding tijdens de procedure. Het is van het grootste belang dat uw arts op de hoogte
is van het eventuele gebruik van deze middelen. Het gaat ondermeer om Marcoumar®,
Sintrom®, Ascal®, pijnstillers zoals Aspirine® en Brufen®. In overleg met uw arts worden uw
bloedverdunners tijdelijk gestopt.
U krijgt een naaldje in uw arm (infuus) voor het toedienen van antibiotica en pijnstillende en
verdovende medicatie tijdens de behandeling.
Verdere bijzonderheden vindt u in de AMC-patiëntenfolder “PTC-procedure (poliklinische
patiënten)
7.6 Uitslag van de voorbereidende onderzoeken
De uitslagen van de onderzoeken krijgt u van uw specialist op de polikliniek chirurgie te
horen, dit kan zowel telefonisch danwel op de polikliniek zijn. Als de uitslagen goed zijn en
uw leverfunctie van voldoende kwaliteit is, zal de operatie verder gepland worden. Als uw
specialist vooraf besloten heeft dat in aanmerking komt voor bestraling wordt u
voorafgaande aan de operatie eerst 3 keer voor bestraald op de afdeling Radiotherapie (zie
7.3). Bij patiënten met geelzucht kan de specialist besluiten om voor de operatie eerst de
geelzucht te verhelpen door het plaatsen van een stent of drain (7.4 en 7.5).
7.7 De grote operatie (hemihepatectomie)
Een operatie waarbij de galwegtumor wordt verwijderd, is de enige curatieve (genezende)
behandeling bij galwegkanker. De chirurg zal tijdens de operatie proberen de tumor volledig
te verwijderen. Omdat de tumor zich centraal in de lever bevindt en in de kleinere galwegen
van de lever doorgroeit, dient bij deze operatie de gehele galweg en een groot gedeelte van
de lever, vaak meer dan de helft, te worden verwijderd (Figuur 8). Dit is een zeer grote
operatie die zeker niet zonder risico is. Vaak kunnen deze operaties gepaard gaan met
complicaties en soms zelfs met overlijden, afhankelijk van de uitgebreidheid van het deel
van de lever dat moet worden verwijderd. U moet voor deze operatie ongeveer twee weken
in het ziekenhuis liggen, maar als er complicaties optreden, is de ziekenhuisopname langer.
16/22
De complicaties die kunnen optreden, zijn:
1) Bloedverlies tijdens de operatie. Indien noodzakelijk worden hiervoor bloedtransfusies
gegeven.
2) Onvoldoende functioneren van het deel van de lever dat overblijft. De lever reageert
hierop met aangroeien totdat de functie weer voldoende is.
3) Lekkage van gal uit de nieuwe aansluiting die gemaakt wordt tussen de galweg in het
gezonde deel van de lever en de darm. Om deze gal af te voeren, kan een drain worden
geplaatst.
4) Infecties waaronder een abces in de buik dat meestal door het plaatsen van een drain kan
worden behandeld.
Bij het beëindigen van de operatie wordt meestal een drain in de buikholte achtergelaten
waardoor eventueel nalekken van bloed of gal kan worden afgevoerd.
Wanneer u na de operatie naar huis kunt gaan, zult u thuis nog verder moeten aansterken,
wat ook nog zeker drie maanden kan duren. In deze periode wordt u door uw specialist
poliklinisch gecontroleerd op wondgenezing, leverfunctie, voedingstoestand en conditie.
A,B, chirurgische techniek voor het verwijderen van de linker leverkwab
Figuur 8
Voor gedetailleerde informatie ten aanzien van deze operatie verwijzen wij u naar de folder
“Hemihepatectomie” van de afdeling (deze is momenteel nog in ontwikkeling).
8. Palliatieve behandelingen
Als de chirurg tijdens de operatie constateert dat de tumor niet in zijn geheel te verwijderen
is, zal hij de operatie staken en de tumor laten zitten. Op dat moment is de behandeling niet
genezend meer. Er zijn dan echter nog wel andere behandelingen te geven. Deze zijn
bedoeld om symptomen te bestrijden, eventueel de tumor tot stand te brengen en kwaliteit
17/22
van leven te bewaren. Wij spreken dan over een palliatieve behandeling. Hieronder staan
enkele van deze behandelingen beschreven.
8.1 Plaatsen van een buisje (stent)
Als u geelzucht heeft, kan de galafvoer op verschillende manieren weer op gang worden
gebracht. Als de verstopping zich ter hoogte van de grote galbuis bevindt, kan de specialist
via de endoscoop een buisje (stent) in de grote galbuis plaatsen.
De stent zorgt ervoor dat de galweg open blijft en niet wordt dichtgedrukt door de tumor.
Meestal kan het aanbrengen van de stent gelijktijdig met het ERCP-onderzoek plaatsvinden.
Als de stent goed functioneert, zullen de geelzucht en eventuele jeuk verdwijnen. Wanneer
de stent verstopt raakt, treedt er meestal opnieuw geelzucht op. Dit kan gepaard gaan met
koorts.
De stent kan bijna altijd worden vervangen. Dit gebeurt poliklinisch met behulp van een
endoscoop.
Als de galwegverstopping niet met de endoscoop te bereiken is, zal via de PTC (Percutane
Transhepatische Cholangiografie) een stent geplaatst worden. In dit geval zal de gal eerst via
een slangetje naar buiten aflopen en opgevangen worden in een opvangzak. Later zal deze
afgekoppeld worden en kan de gal weer via de geplaatste stent aflopen naar de dunne darm.
Meestal wordt een metalen stent geplaatst. Deze geeft minder complicaties dan de plastic
stent en zorgt ervoor dat de galwegen langer open blijven. Een nadeel is dat deze niet te
vervangen is. Als een metalen stent verstop raakt, moeten plastic stent er voor zorgen dat
deze weer open gaat.
Het doel van de stent is zorgen dat uw gal goed door kan lopen, uw voeding goed verteerd
wordt en u geen jeuk meer heeft. Als een stent onvoldoende kan bijdragen aan het
bestrijden van de jeuk, kan in een later stadium besloten worden om via de PTC de jeuk te
bestrijden. U kunt dan zelf regelen dat de gal via de katheter naar buiten kan aflopen en
daarmee de jeuk bestrijden.
8.2 Radiotherapie
Uitwendige bestraling wordt in sommige gevallen uitgevoerd als de tumor gaat bloeden en
er geen chirurgische behandelingsmogelijkheden zijn. Ook kan bestraling zinvol zijn ter
bestrijding van de pijn bij een doorgegroeide tumor of bij pijnlijke uitzaaiingen. Een korte
serie bestralingen (1 of 2 x) volstaat hier meestal voor. Ook voor bestralingen die gericht zijn
op klachtenverlichting wordt er vooraf een CT-scan gemaakt om het bestralingsgebied
nauwkeurig aan te tekenen en de dosis te berekenen.
8.3 Chemotherapie
Als de tumor niet volledig verwijderd kan worden, of als er uitzaaiingen zijn, wordt soms
chemotherapie toegepast. Chemotherapie is een behandeling met kankerremmende
medicijnen, zogenaamde cytostatica. Dit kan de klachten die de tumor veroorzaakt
verminderen. De Medisch oncoloog is de specialist die u over de behandeling meer uitleg zal
geven en u zal begeleiden in dit proces.
18/22
9. Verloop van de ziekte
Galwegkanker wordt meestal pas in een laat stadium ontdekt. De klachten die in het
beginstadium van de ziekte optreden zijn namelijk erg vaag en niet makkelijk herkenbaar.
Wat uw vooruitzichten zijn, hangt af van de vorm van galwegkanker die u heeft en van het
stadium van uw ziekte.
Als een curatieve behandeling mogelijk is, dan lopen de vooruitzichten sterk uiteen. Van de
patiënten met galwegkanker die een operatie hebben ondergaan, overleeft ongeveer 2040% de eerste vijf jaar na de operatie.
Als een patiënt met galwegkanker palliatief behandeld wordt, loopt de gemiddelde
overleving erg uiteen. Dit is zeer afhankelijk van de patiënt en het type palliatieve
behandeling.
Overlevingspercentages voor een groep patiënten zijn niet zomaar naar uw individuele
situatie te vertalen. Wat u persoonlijk voor de toekomst mag verwachten, kunt u het beste
met uw behandelend arts bespreken.
Het verloop van de ziekte kan verschillen van persoon. Bespreekt u daarom altijd uw
klachten samen met uw specialist. Hij kan samen met u kijken welke klachten bij welke
ontwikkeling horen. Veel voorkomende klachten zijn:
- slecht te behandelen jeuk;
- vermoeidheid;
- verminderde eetlust.
Een veelvoorkomende klacht bij patiënten met een verminderde afvoer van galvloeistof is
jeuk. Op de website van de Nederlandse Leverpatiënten Vereniging
(www.leverpatientenvereniging.nl, www.umcutrecht.nl/subsite/omgaan-met-jeuk) staan
tips die de jeuk kunnen verminderen.
Veel voorkomende klachten in een laat stadium van de ziekte zijn:
- gewichtsverlies;
- braken door tumordoorgroei naar maag of dunne darm;
- ascites (vocht in de buik) door doorgroei van de tumor in de bloedvaten (vena portae);
- bloedingen door doorgroei van de tumor in de vaten.
10. Kanker en voeding
Een behandeling kan veel van uw lichaam vergen. U moet er daarom op letten dat u
voldoende energie, vocht, voedingstoffen en eiwitten krijgt. Doordat u misselijk bent, pijn
heeft of moet overgeven kan het moeilijk zijn om voldoende voedingsstoffen op te nemen.
Op de polikliniek krijgt u daarom een vragenlijst van de verpleegkundige. Aan de hand van
daarvan beoordeelt de verpleegkundige hoe het momenteel met uw gewicht en
voedingstoestand gesteld is. U kunt dan samen met haar bepalen of het wenselijk is om in
contact te treden met een diëtist. De verpleegkundige kan voor u een consult regelen.
Samen met de diëtist kijkt u wat u eet en welke voedingsstoffen u mogelijk tekort komt. Het
is van belang dat u voldoende eiwitten binnen krijgt. Dit zijn de belangrijke bouwstenen
voor uw lichaam. Daarnaast is het belangrijk dat u voldoende vocht binnen krijgt, om de
afvalstoffen uit uw lichaam te spoelen.
De diëtist zal samen met u een plan opstellen, zodat u gedurende uw behandeling en ziekte
in een zo goed mogelijke voedingstoestand blijft. U zult van haar ook de nodige
informatiebrochures krijgen.
19/22
11. Kanker en seksualiteit
Kanker en seksualiteit, dat lijkt op het eerste gezicht misschien een wat merkwaardige
combinatie. Immers, bij seksualiteit denken we aan plezier en ontspanning, terwijl kanker
het tegenovergestelde beeld oproept. Bovendien heb je, als je kanker hebt, wel wat anders
aan je hoofd dan seks, zullen velen van u denken.
Maar ook wanneer iemand kanker heeft, kan seksualiteit erbij horen. Soms komt het even
op het tweede plan, omdat de behandeling alle energie vraagt. En na de behandeling kan
het tijd kosten voordat er weer seksueel contact is. Maar na verloop van tijd kunnen
seksuele verlangens weer een grotere plaats innemen.
De meeste mensen praten niet gemakkelijk over hun seksleven. Met deze informatie willen
wij u een steuntje in de rug geven. We proberen zo open en eerlijk mogelijk over seksualiteit
te schrijven. Misschien biedt deze informatie u handvatten om er over te praten met uw
partner, uw arts of iemand anders in wie u vertrouwen heeft.
Veel mensen vragen zich af of zij wel veilig seksueel contact kunnen hebben als zij bestraald
worden, of behandeld worden met chemotherapie. Indien u behandeld wordt met
radiotherapie en / of chemotherapie, is dit geen belemmering om seksueel contact te
hebben. Deze behandelingen zijn niet schadelijk voor uw partner.
Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen wij u naar de folder “Kanker en
seksualiteit” van de stichting KWF.
12. Meer informatie over galwegkanker
Op onderstaande internetsites kunnen u meer informatie vinden dan u in deze brochure
heeft kunnen lezen. Denkt u er wel aan dat het veelal om algemene informatie gaat die
mogelijk niet voor u van toepassing is. Bespreek daarom de vragen over de informatie die u
gevonden heeft met uw specialist of verpleegkundige.
Websites met informatie over het ziektebeeld en de operatie:
www.kwf.nl (Stichting Koningin Wilhelmina Fonds voor de Nederlandse Kankerbestrijding)
www.mlds.nl (stichting maag darm lever: informatie over galwegkanker)
www.kankeroperatie.nl (informatie over hemihepatectomie / leveroperaties)
www.operatieinfo.nl(informatie over leveroperaties)
www.kankerwiehelpt.nl( informatie site van Zuid Nederland over galwegkanker)
www.kankervoeding.nl(informatie over voeding bij kanker)
Websites met informatie over herstel en balans voor en na operatie
www.herstelenbalans.nl(herstel programma’s na kanker)
www.defysiotherapeut.com(overzicht van fysiotherapeuten in Nederland wie mensen
kunnen begeleiden pre- en postoperatief)
Websites met informatie over psychosociale hulp:
www.ipso.nl(informatie psychosociale ondersteuning Nederland; inloophuizen,
lotgenotencontactwww.toekomstnakanker.nl (Informatie over veel verschillende zorg- en
nazorgmogelijkheden in Noord-Holland, Flevoland, Groningen, Friesland, Drenthe,
Overijssel en Gelderland.)
www.verenigingfink.nl(websites met inloophuizen door heel Nederland)
www.nfk.nl(website waarin verwijsgids opgenomen is voor die zorg die nodig is bij
mensen met kanker)
www.nvpo.nl(Nederlandse vereniging voor psychosociale oncologie)
20/22
www.toekomstnakanker.nl(Informatie over veel verschillende zorg- en
nazorgmogelijkheden in Noord-Holland, Flevoland, Groningen, Friesland, Drenthe,
Overijssel en Gelderland.)
Websites voor kinderen:
www.kankerspoken.nl(site voor kinderen waar zij zelf ook berichten kunnen achterlaten.
Tevens voor ouders)
www.kwfkankerbestrijding.nl/bestellen(bestellen van rugzakjes met informatie voor
kinderen van 6-9 jaar of 10- 12 jaar/ 12-19 jaar DVD Halte kanker)
www.achterderegenboog.nlnl (site voor kinderen die moeite hebben met verwerking van
emoties bij overlijden of zieke ouder)
Websites met informatie over palliatieve zorgverlening
www.netwerkenpalliatievezorg.nl(snelkoppeling voor patiënten en professionals over
palliatieve voorzieningen
www.palliatief.nl (Dit is een site met informatie, nieuws en links over palliatieve zorg (zorg
gedurende de laatste levensfase).
www.vptz.nl(website van vrijwilligers in de palliatieve terminale thuiszorg)
www.netwerkpalliatievezorg.nl/amsterdam(overzicht voorzieningen en adressen
palliatieve zorg in Amsterdam)
13. Patiëntenverenigingen
SPKS - Stichting voor Patiënten met Kanker aan het Spijsverteringskanaal (voorheen
Stichting Doorgang)
Postbus 8152
3503 RD Utrecht
Tel: 088-0029774
Website: http://www.spks.nl
Nederlandse patiëntenvereniging
Mantelzorg / vrijwilligers, etc.
Website: http://www.npv.nl
Nederlandse federatie kankerpatiënten organisaties
Patiëntenwijzers, workshops, thema’s, medicijnen, werk en inkomen.
Website: http://www.nfk.nl
21/22
Referenties
Gulik T.M. van, J.J. Kloek, A.T. Ruys, O.R.C. Busch, G. van Tienhoven, J.S. Lameris, E.A.J.
Rauws ,D.J. Gouma. Betere behandelresultaten bij hilair cholangiocarcinoom na overgang
op uitgebreidere ingreep: 20 jaar ervaring AMC: Ned Tijdschrift Geneeskunde;
2010;154:A1156, A2174
Velde, C.J.H. van de, J.H.J.M. van Krieken, J.B. Vermorken, W.T.A. van der Graaf, C.A.M.
Marijnen. Oncologie; 8e druk. blz 361-374: Hoofdstuk 19 Tumoren van de lever, galwegen en
pancreas
Klaren A.D., C.A. van der Meer. Leerboek Oncologie, Handboek voor verpleegkundigen
en andere hulpverleners. Bohn Stafleu van Loghum. blz 424-429 : Galgangcarcinoom
Oncoline richtlijn: ‘Galgangcarcinoom (1.1) 2003 (wordt gereviseerd in 2012)
Up to date richtlijn cholangiocarcinoma:
Epidemiology, pathogenesis and classification of cholangiocarcinoma; augustus
2011 Clinical manifestations and diagnosis of cholangiocarcinoma; juli 2011
Treatment of localized cholangiocarcinoma: Surgical management and adjuvant therapy;
september 2011
Treatment options for locally advanced cholangio carcinoma; oktober 2012
Systemic therapy for advanced cholangiocarcinoma; september 2011
Internetsites:
http://www.mlds.nl/: hoofdstuk ziekten: Kanker in de galwegen; 4-1-2012
http://www.kwf.nl: hoofdstuk kanker / soorten kanker: Alvleesklierkanker; 4-1-2012
www.oncoline.nl: richtlijn galwegkanker, galblaaskanker 2013
Buitenlandse internet sites:
American Cancer Society: http://www.cancer.org: bile duct cancer; 4-1-2012
John Hopskins Hospital Baltimore USA http:/www.hopkinsmedicine.org4-12012
Patient care, research and education: conditions and treatment: Liver, biliary and
pancreatic disorders; disorders of the biliary system; biliary duct cancer.
GIOCA / Patiëntenvoorlichting
22/22