UITSPRAAK GESCHILLENCOMMISSIE RAS 2014

UITSPRAAK GESCHILLENCOMMISSIE RAS 2014-15
1
GESCHIL
Bij brief 12 juli 2014 met bijlagen verzoekt de heer S de Geschillencommissie RAS (hierna:
commissie) een bindend advies uit te brengen in een geschil met SB K.
S verzoekt de commissie uit te spreken dat:
-
Primair: artikel 34 CAO (reistijden- en reiskostenregeling) door SB K in zijn situatie niet juist is
toegepast en SB K tot passende (na-)betaling moet overgaan.
Subsidiair: hij, na het behalen van het VCCN-certificaat op 8 juni 2013, dient te worden
ingedeeld in functie “werknemer algemeen schoonmaakonderhoud cleanroom”(functie 16.04)
en bijbehorende loongroep 1 plus 5%.
Middels een bij de commissie op 31 juli 2014 ontvangen brief met bijlagen heeft SB K gereageerd op
het verzoek van S.
Bij e-mail d.d. 12 augustus 2014 met bijlage heeft de heer S zijn stellingen nader toegelicht. SB K
heeft afgezien van een tweede schriftelijke reactie (dupliek).
Beide partijen hebben aangegeven het advies van de Geschillencommissie als bindend te aanvaarden.
2
VASTSTAANDE FEITEN
2.1
De heer S treedt op 5 juni 2013 in dienst bij SB K. De heer S verricht zijn werkzaamheden in de
namiddag / avond, op maandag tot en met vrijdag, op het object A te Gorinchem. S wordt bij
aanvang van zijn dienstverband beloond volgens het inleerloon loongroep 1, zijnde € 9,37 per
uur.
2.2
Middels een aanvulling op de arbeidsovereenkomst d.d. 13 juni 2013 komen partijen, met
ingang van 1 juni 2013, een maandelijkse reiskostenvergoeding van € 41,16 overeen.
2.3
Middels een aanpassing op de arbeidsovereenkomst d.d. 12 september 2013 wordt, met ingang
van 1 september 2013, het bruto uurloon van S verhoogd naar € 10,70 (basisuurloon loongroep
1).
3
BEOORDELING GESCHIL
3.1
S stelt dat zijn reisafstand woon-werkverkeer 66 kilometer per dag bedraagt en er
overeenkomstig artikel 34 CAO dus recht bestaat op vergoeding van zijn woon-werkverkeer.
De door SB K met hem overeengekomen, en aan hem verstrekte, reiskosten-vergoeding van
€ 41,16 per maand (voor de kilometers boven de 52 kilometer per dag) correspondeert hiermee
niet. S geeft aan dat hij na het behalen van het VCCN certificaat op 8 juni 2013 per direct recht
1
<
heeft op indeling in functie “werknemer algemeen schoonmaakonderhoud cleanroom” (functie
16.04) en bijbehorende beloning volgens loongroep 1 plus 5%. S wijst ter ondersteuning van
zijn betoog naar artikel 1 van zijn arbeids-overeenkomst met SB K waaruit blijkt dat de CAO
Schoonmaak, zonder uitsluiting van bepaalde artikelen, in deze van toepassing is.
3.2
SB K stelt, onder verwijzing naar e-mail d.d. 24 mei 2013, dat S heeft gesolliciteerd op een
vacature waarin staat vermeld dat er geen reiskosten worden vergoed. Op d.d. 13 juni 2013
komen partijen alsnog een maandelijkse reiskostenvergoeding van € 41,16 overeen. SB K
benadrukt dat S hiermee akkoord is gegaan. SB K stelt dat zij de heer S op alle manieren heeft
geholpen. Dit onder verwijzing naar het per 1 september 2013 eerder aan S toekennen van een
hoger bruto uurloon (€ 10,70 in plaats van € 9,37) dan verplicht.
3.3
De commissie stelt vast dat zij gegeven haar taakstelling bevoegd is zich uit te spreken over het
primair gevorderde. De vraag of artikel 34 CAO in deze juist is toegepast. Het subsidiair
gevraagde, of indeling in functie “werknemer algemeen schoonmaakonderhoud cleanroom”
(functie 16.04) en bijbehorende loongroep 1 plus 5% in deze passend is, kan S voorleggen aan
de commissie Functie-indeling van de RAS.
3.4
De commissie stelt vooreerst vast dat, ook gelet op het incorporatiebeding in artikel 1 in de
arbeidsovereenkomst tussen de heer S en SB K, op het geschil tussen partijen de CAO 20122013 van toepassing is.
3.5
De commissie stelt vast dat de CAO in de schoonmaak- en glazenwassersbranche het karakter
heeft van een minimum CAO. Dat wil, blijkens het bepaalde in artikel 1 lid 15 CAO en artikel 12
van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, zeggen dat minimaal de in deze CAO
opgenomen bepalingen toegepast dienen te worden. Een afspraak (beding) tussen werkgever en
werknemer in strijd met de minimumgarantie van de CAO is in principe niet toegestaan. Een
afwijkende afspraak tussen werkgever en werknemer is alleen mogelijk indien deze -afzonderlijk
(dus los van de inhoud van andere afspraken op ondernemingsniveau)- ten gunste van de
werknemer is.
3.6
De commissie komt tot het volgende oordeel. Uit artikel 14 lid 7 CAO blijkt dat de eerste 12
maanden van het dienstverband als inleerperiode kunnen worden aangemerkt. De werknemer
ontvangt dan het inleerloon (zijnde 85% van het hoogste uurloon in de loongroep). Sontving bij
aanvang dienstverband op 5 juni 2013 het inleerloon (€ 9,37 per uur). SB K heeft dit loon reeds
na ongeveer 3 maanden, in plaats van na 12 maanden, verhoogd en S per 1 september 2013
het basisuurloon loongroep 1 (€ 10,70) toegekend. Dit geldt als een ten opzichte van de CAO,
vanuit werknemersoptiek, gunstige afwijking die is toegestaan. Wat betreft de discussie over de
reiskosten komt de commissie tot een ander oordeel. In artikel 34 lid 1 CAO is als hoofdregel
opgenomen dat het woon-werkverkeer wordt vergoed indien dit meer bedraagt dan 60 kilometer
per dag. Door SB K wordt niet weersproken dat het woon-werkverkeer van S 66 kilometer per
dag bedraagt zodat de commissie uitgaat van de juistheid van dit gegeven. S heeft daardoor
jegens SB K recht op vergoeding van zijn woon-werkverkeer overeenkomstig artikel 34 lid 1
CAO. Dit betreft, naar moet worden aangenomen, een bedrag van € 250,80 per 4 weken (5
werkdagen x 66 kilometer per dag x 0,19 c/pkm x 4 weken). De door SB K overeengekomen en
aan S verstrekte lagere reiskostenvergoeding per maand van € 41,16 geldt als een negatieve
afwijking ten opzichte van deze CAO-regeling en is dus niet toegestaan. Dat SB K vooraf zou
hebben aangeven dat er geen recht op reiskostenvergoeding bestaat dan wel dat werknemer S
2
<
heeft ingestemd met deze lagere reiskostenvergoeding doet daar niets aan af. Het is immers
niet toegestaan om afspraken op bedrijfsniveau te maken onder de minimumgarantie van de
CAO. Ook het gegeven dat SB K wat betreft het toepassen van het inleerloon in positieve zin
afwijkt van de CAO is blijkens het bepaalde aan het slot van overweging 3.5, geen reden om een
andere, minder gunstigere afspraak tussen partijen over vergoeding van reiskosten toe te staan.
Het boven CAO betaalde loon mag niet verrekend worden met de nabetaling van de reiskosten.
4
UITSPRAAK
Het primaire verzoek van S wordt toegewezen. SB K dient in lijn met artikel 34 lid 1 CAO vanaf 5 juni
2013 tot vergoeding van het woon-werkverkeer aan S over te gaan.
S kan het subsidiair gevraagde voorleggen aan de commissie Functie-indeling RAS.
Geschillencommissie RAS, ’s-Hertogenbosch, 4 september 2014
3