vonnis in naam des Konings RECHTBANK GELDERLAND Team kanton en handelsrecht zittingsplaats Arnhem zaaknummer l rolnummer: 2526681 HA ZA 13-700 Vonnis van 30 april 2014 in de zaak van MATTHEUS JOHANNES I J Z E R M A N wonende te Beuningetl eiser advocaat: mr. W.G.A. van Hoogstraten te Beuningetl tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE BEUNINGEN zetelend te Beuningetl gedaagde Ladvocaat: mr. R.D. Boesveld te Haarlem Partijen zullen hierna IJzerman en de gemeente worden genoemd. 1 De procedure l, 1 Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 18 december 2013 - liet proces-verbaal van comparitie van partijen van 26 februari 2014. 1.2 Vervolgens is vonnis bepaald. 2 De feiten 2.1 In verband met een door hen voorgenomen aankoop van het pand Hogewaldstraat 1 te Beuningen (hierna ook: het pand) hebben IJzerman en zijn zakenpartner W.F.P. van den 1 [euvel de gemeente bij brief'van 8 januari 1990 verzocht om ontheffing van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Op de desbetreffende grond rustte (en rust) een agrarische bestemming. IJzerman en Van den I leuvel uilden in het pand tuee woningen met twee kantoorruimtes realiseren. 2.2 Bij brief van I februari 1990 heeft de gemeente IJzerman en Van den Heuvel gemeld in principe bereid te zijn aan deze plannen medewerking te verlenen, mits dit zou 252668/HA ZA !3-700 30 april 2014 2 geschieden volgens een bouwplan dat voldoet aan de eisen van weistatui en van motui men ten bescherming. 2.3 IJzerman en Van den Heuvel hebben het pand vervolgens in eigendom verworven. 2.4 In 1991 en 1996 heeft de gemeente bouwvergunningen verleend voor het verbouwen van een schuur en van stallen tot kantoorruimte op het desbetreffende perceel. 2.5 IJzerman heeft in 1996 (een deel van) de verbouwde schuur/stallen als kantoorruimte verhuurd aan NMT Medical Int. B.V. Dit huurcontract is op 1 januari 2004 geëindigd. 2.6 Op 28 november 2003 Ís IJzerman via zijn makelaar ter ore gekomen dat volgens de gemeente verhuur van de kantoorruimte aan derden niet is toegestaan. De gemeente had dat op 25 november 2003 aan de makelaar doen weten. Bij brief van 4 december 2003 heefi IJzerman de gemeente aansprakelijk gesteld voor de hierdoor door hem geleden en te lijden schade. 2.7 Bij brief van 22 april 2005 heeft IJzerman de gemeente verzocht het bestemmingsplan aan te passen en het pand de bestemming 'kautoordocleinden' te geven. Tevens heeft IJzerman aangekondigd de kantoorruimte te gaan verhuren aan Orbit Motorsport en Equipe Verschuren (hierna: de huurder). Dit laatste is gebeurd per 1 oktober 2005. 2.8 Bij besluit van 8 december 2006 heeft de gemeente de huurder een last onder dwangsom opgelegd wegens met het bestemmingsplan strijdig gebruik van de kantoorruimte. 2.9 De rechtbank Arnhem heeft in haar uitspraak van 31 januari 2008 het door de huurder hiertegen ingestelde beroep gegrond geoordeeld en de last onder dwangsom vernietigd. De rechtbank was onder meer van oordeel dat hel gebruik van de voormalige schuur voor een zelfstandig kantoor moest worden geacht voort te vloeien uit de in 1991 verleende bouwvergunning, welke bouwvergunning dus een impliciete vrijstelling van het gebruiksverbod uit de bestemmingsplanvoorschriften inhield. Tegen de beslissing van de rechtbank is geen hoger beroep ingesteld. 2.10 Op 19 januari 2010 heeft IJzerman de gemeente onder meer geschreven: Vorige week hebhen we een kort onderhoud gehuil, tijdens de presentatie \an hei nieuwe bestemmingsplan l ì u i í e n g e b i e d (..) 1 let zou mij een g e n c t į c n z ijn indien w IJ hij dit proees (deels) betrokken kunnen worden. I nerzijds om ons een idee te geven over welke riehiingen de gemeente op u i l gann. Anderz ijds ook om al in een vroegtijdig studium onze wensen en verlangens kenbaar ie maken en ie k i j k a i in hoeverre die geeombineerd kunnen « o r d e n met de door ons gez amenlijk nog a f t e handelen z akelijke gevolgen van de gerechtelijke uitspraak inz ake de verhuur van ons kantoorpand. Wat dal betreft wil ik u er ook op wij/eu dat dez e briefer tevens toe dīent om een eventuele verjaring van mijn vorderingen 1Ľ stuiten. 252668 I HA ZA 13-700 30 april 2014 3 2.11 Bij brief van 12 juni 2013 heeft de advocaat van IJzerman dc gemeente aansprakelijk gesteld wegens gederfde huurpenningen gedurende 64 maanden gedwongen leegstand van de kantoorruimte (van I januari 2004 tot I februari 2008). in totaal uitkomend opĈ 101.972,60. 3 Het geschil 3.1 IJzerman is van mening dat de gemeente de schade die hij lieelì geleden als gevolg van liet Feit dal hel hem niet was toegestaan om de kantoorruimte aan derden te verhuren, aan hem dient te vergoeden. Met de vernietiging van last onder dwangsom door dc bestuursrechter is komen vast le staan dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door zich op het standpunt te stellen dat verhuur aan derden niet was toegestaan. IJzerman vordert een verklaring voor recht dat de gemeente gehouden is die schade (met rente) te vergoeden, "nader op te maken bij slaat". 3.2 de gemeente voert gemotiveerd verweer en beroept zích primair op verjaring van de vordering. 4 De beoordeling 4.1 IJzerman was klaarblijkelijk al op 4 december 2003 van mening dat de gemeente aansprakelijk was voor de schade ten gevolge van het feit dat zij het hem niet toestond de kantoorruimte aan derden te verhuren. I lij had daartoe toen al een procedure kunnen entameren bij de burgerlijke rechter. Tussen de aansprakelijkstelling van die datum en de brief van 19 januari 2010 is meer dan vijfjaren verlopen zodat op basis van de hiervoor vastgestelde feiten de conclusie moet zijn dat zijn eventuele vordering tot schadevergoeding is verjaard. 4.2 IJzerman slelt in de dagvaarding dat hij "nog in 2008" een gesprek heeft gehad "met gedaagde in de persoon van de heer Van Beurden", waarin IJzerman heeft aangegeven te werken aan een schadeclaim. Volgens IJzerman heeft Van Beurden de aansprakelijkheid van dc gemeente voor de door IJzerman geleden schade erkend. Tíjdens de comparitie kon IJzerman deze stelling niet concreter maken dan zojuist weergegeven. De gemeente heeft deze stelling van IJzerman betwist. 4.3 Onduidelijk is (gebleven) wie Van Beurden is en of hij de gemeente bij de gestelde erkenning van de aansprakelijkheid kon verlegenwoordigen. Onduidelijk is verder op welke datum het gesprek met Van Beurden zou hebben plaatsgevonden. Aldus zijn de stellingen van IJzerman op dit punt te weinig concreet op relevante onderdelen om tot enige bewijslevering te kunnen leiden. Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die een stuiting van de verjaring kunnen inhouden, blijft de onder 4.1 getrokken conclusie overeind. Dat betekent dat IJzerman niet met succes een vordering tot schadevergoeding kan instellen, als hoedanig de rechtbank de onder 3.1 bedoelde vordering aanmerkt. Voor zover het zou gaan om enkel een verklaring voor recht heeft te gelden dat IJzerman daarbij, gelet op het voorgaande, geen belang heeft. 252668 I HA ZA 13-700 30 april 2014 4 4.4 Het beroep op verjaring is dus gegrond. De vorderingen zullen worden afgewezen. Als de in liet ongelijk gestelde partij zal IJzerman Ín de kosten van de procedure worden veroordeeld. 5 De beslissing De rechtbank wijst de vordering af, veroordeelt IJzerman in de kosten van de procedure, tot dit vonnis aan de zijde van de gemeente bepaald op ť 589.- voor griffierecht en op 6 2.842.- voor kosten van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (tarief V, 2 punten), vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na dit vonnis, indien en voor zover die kosten dan niet zijn voldaan. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in liet openbaar uitgesproken op 30 april 2014.
© Copyright 2024 ExpyDoc