Thema RWA/BMI’s Willem van Oppen RBI en BMI: kwaliteit door samenhang De som der delen Rookbeheersingsinstallaties (RBI) en brandmeldinstallaties (BMI) vervullen een belangrijke functie in de brandbeveiliging van gebouwen. Een goede afstemming van deze installaties met bouwkundige en organisatorische voorzieningen is noodzakelijk, vindt het CCV. Daarom is in veel gevallen niet alleen een certificaat voor de RBI en de BMI verstandig, maar ook een inspectie van de samenhang tussen RBI, BMI en andere maatregelen. Het grootste gevaar voor mensen bij brand vormen rook en hitte. 8 nummer 5 november 2014 Thema RWA/BMI’s H et grootste gevaar voor mensen bij brand vormen rook en hitte. Rook vermindert het zicht, belemmert de ademhaling en maakt brandbestrijding moeilijk. Bij branden vallen de meeste slachtoffers niet door verbranding, maar door verstikking. De hitte van de brand zorgt voor uitbreiding van het vuur en vergroot de schade. Snelle signalering van de brand kan helpen om deze te beheersen en de verspreiding van rook te voorkomen. Systemen voor de effectieve afvoer van rook en hitte en het creëren van rookvrije zones, zogeheten rookbeheersingsinstallaties (RBI), zijn een hulpmiddel bij het veilig vluchten uit een gebouw. bruikers noch vergunningverleners zijn zelf in staat om te beoordelen of de RBI juist is ontworpen en aangelegd. Zonder extern toezicht op de leverancier bestaat daarom het risico dat de RBI niet passend is in de gegeven omstandigheden. Met certificatie (extern toezicht door een onafhankelijke derde) is dit risico te verkleinen. Sinds jaar en dag bestaat daarvoor een Regeling Rookbeheersing 2002, uitgevoerd door Kiwa. In naar de brandweer en stuurt de BMI zo nodig andere brandbeveiligingsinstallaties aan, zoals de rookbeheersingsinstallatie en de ontruimingsalarminstallatie. In aansluiting daarop moet de bedrijfshulpverlening de ontruiming van het bouwwerk starten. De verantwoordelijkheid voor een kwalitatief goed en functionerend brandbeveiligingsconcept ligt bij de gebruiker van het bouwwerk. Brandveiligheid ontstaat niet door techniek alleen Functies Met de veiligheid van personen en schadebeheersing als doelen, moet een RBI presteren als het erop aankomt. De gebruiker van het bouwwerk (grotere kans op ontvluchten), de brandweer (minder kans op slachtoffers, grotere redkans van personen uit het gebouw) en de verzekeraar (lager schadebedrag, minder rookschade) gaan er vanuit dat de RBI op haar taak is berekend. Hierop zijn van invloed: t het ontwerp van de installatie; t de afstemming van de installatie op het doel van de brandbeveiliging; t het gebruik van en de omstandigheden in het object; t de kwaliteit van componenten en de uitvoering van het installatiewerk. Knelpunten Bekende knelpunten bij RBI’s doen zich voor in de ontwerpfase en de projectering. Aan het ontwerp van een RBI moet nogal wat gerekend worden. Bij onjuiste ingave van parameters klopt de berekening van bijvoorbeeld rookproductie, luchttoevoer of luchtstroomrichting niet. Met mogelijke fouten in de dimensionering en projectering van de RBI als gevolg. Dit vraagt om vakbekwaamheid en vooral ervaring in het projecteren van RBI’s. RBI’s worden toegepast in trappenhuizen (overdrukinstallaties), in grote brandcompartimenten (natuurlijke ventilatie) en in tunnels en parkeergarages (mechanische ventilatie, stuwdrukventilatie). Gebouwge- juni 2014 heeft de Regeling Rookbeheersing plaatsgemaakt voor de BRL-K 21025 Rookbeheersingssystemen (zie www.kiwafss.nl). Aansturing van RBI via BMI RBI’s worden aangestuurd door een brandmeldinstallatie (BMI). Voor brandmeldinstallaties bestaat sinds 1997 de mogelijkheid tot certificatie, tegenwoordig op grond van de CCV-certificatieschema’s BMI (zie schema). Er zijn drie disciplines: 1. levering (inclusief ontwerp) van BMI’s 2. installatiewerk van BMI’s 3. onderhoud van BMI’s Samenhang Een BMI vormt vaak het hart van een brandbeveiligingsconcept, dat bestaat uit bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandbeveiligingsvoorzieningen (de ‘BIO-maatregelen’). Na detectie van een brand gaat er een automatische melding LEV Brandveiligheid ontstaat dus niet door techniek alleen. De RBI en de BMI kunnen goed zijn (de leverancier van de RBI of BMI is verantwoordelijk voor de kwaliteit van levering), maar voor het bedoelde effect van die installaties is meer nodig. Voorbeeld: weten de BHV’ers wat zij moeten doen als het brandalarm afgaat? De organisatie van brandveiligheid en de aanwezigheid van bouwtechnische voorzieningen zoals rookscheidingen maken het verschil. Maar hoe weet een gebouwgebruiker of dit op orde is? Dat roept de vraag op welke instantie op een onafhankelijke manier het brandbeveiligingsconcept kan beoordelen. Beveiligingsconcept: inspectie Gebouwgebruikers kunnen een inspectieinstelling opdracht geven om te inspecteren of de brandbeveiligingsinstallaties doeltreffend zullen zijn in geval van brand. De inspecteur beoordeelt de installaties en INS Norm voor certificatie: NEN 2535 ONH Norm voor certificatie: NEN 2654-1 Verhouding tussen de CCV-certificatieschema’s BMI. nummer 5 november 2014 9 Thema RWA/BMI’s de organisatorische en bouwkundige randvoorwaarden die voor het goed functioneren van de installaties van belang zijn. Is aan de eisen voldaan, dan ontvangt de gebouwgebruiker het inspectiecertificaat. Dit certificaat is voor specifieke situaties verplicht gesteld in het Bouwbesluit. Bouwbesluit Per 1 januari 2015 is het in 2012 gepubliceerde Bouwbesluit geheel in werking. Voor bepaalde situaties vereist het Bouwbesluit inspectie van de RBI (art 6.32) en de BMI (6.20) volgens het betreffende CCV-inspectieschema. In die gevallen is het inspectiecertificaat verplicht. Een onafhankelijke inspectie-instelling moet die inspectie uitvoeren; een installateur of onderhoudsbedrijf mag dit niet doen. Het inspectiecertificaat staat juridisch helemaal op zichzelf. In de praktijk is er uiteraard sprake van een keten: ontwerp-aanleg-onderhoud-inspectie. Als de installatie onder certificaat is aangelegd en onderhouden, maakt dat de inspectie eenvoudiger. Bij het (onder certificaat) uitvoeren van een inspectie wordt gewerkt met een checklist. Deze is een stuk korter als het onderhoud onder certificaat is verricht. Organisatorische maatregelen De gebouwgebruiker is verantwoordelijk voor adequaat beheer van de BMI en de RBI. Dat betekent in elk geval dat hij bekend is met de functie van de installaties en moet weten hoe de installaties werken en bediend worden. Afhankelijk van het soort in- stallatie is het nodig deze regelmatig na te lopen en te testen op een goede werking. Ook is het bijhouden van een logboek een vereiste. De leveranciers van installaties leveren documentatie over de installatie mee; bewaar die goed. In de documentatie staan bijvoorbeeld aanwijzingen voor het onderhoud en de instelwaarden van apparatuur. Deze zijn van belang bij onderhoud en inspectie. Installaties kunnen slijten en daarom hebben ze onderhoud nodig. Hoe gevoeliger de Kwaliteit door samenhang Een goed brandbeveiligingsconcept bestaat uit de bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandbeveiligingsmaatregelen die passen bij de situatie van de opdrachtgever. Het is diens verantwoordelijkheid om die maatregelen te nemen. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen een RBI en een BMI daar onderdeel van uitmaken. Gecertificeerde brandbeveiligingsbedrijven staan borg voor de kwaliteit van de installaties en het onderhoud. De certificatie-instellingen zien erop toe dat De gebouwgebruiker is verantwoordelijk voor adequaat beheer van de BMI en RBI installatie, des te vaker onderhoud noodzakelijk zal zijn. Een elektrische verlichtingsinstallatie is minder gevoelig dan een elektronisch systeem als een brandmeldinstallatie. Bij ingebruikname is er vaak een onderhoudsvoorschrift van de fabrikant waarin staat welk onderhoud hoe vaak nodig is. De gebouwgebruiker is zelf verantwoordelijk voor het bepalen van de noodzakelijke onderhoudsfrequentie. Hij kan zijn keuze baseren op de onderhoudsvoorschriften van de fabrikant, afspraken met andere belanghebbenden (bijvoorbeeld de verzekeraar) en de situatie waarin de installatie zijn werk moet doen (bijvoorbeeld stof, corrosieve atmosfeer, kans op vandalisme). deze bedrijven werken volgens de geldende criteria voor brandveiligheid. Brandveiligheid ontstaat niet door techniek alleen. Om na te gaan of de verschillende beveiligingsmaatregelen in een gebouw goed op elkaar zijn afgestemd, voert een inspectie-instelling een inspectie uit. De inspecteur beoordeelt of de samenhang tussen de verschillende (brand)beveiligingsmaatregelen op orde en de beveiliging doeltreffend is. Want de samenhang bepaalt de kwaliteit en vergroot de kans op minder schade. Willem van Oppen is adviseur Conformiteitschema’s bij het CCV. (advertentie) Productnieuws Hogedruk watermistsystemen Veiligheidsinstanties vragen steeds meer aandacht voor geavanceerde vormen van brandbeveiliging, ook in de woonomgeving. In Scandinavië en het Verenigd Koninkrijk is het al gebruikelijk om woonhuizen, verzorgings- en bejaardentehuizen tegen brand te beveiligen met hogedruk watermistsystemen. Dit verhoogt de overlevingskansen drastisch. t"DUJWFSJOHHFTDIJFEUEPPSEFUFDUJF t1FSSVJNUFUPUNJTTQSJOLMFSLPQWFSFJTU t)FUTZTUFFNJTHFNBLLFMJKLUFNPOUFSFOFO vrijwel onderhoudsvrij. Ultra Fog AB heeft vele jaren ervaring met dergelijke systemen. Deze voldoen aan INSTA-900, regels die de grondslag vormen voor de NEN 2077. Utra Fog-systemen vernevelen het water onder hoge druk en zorgen door koeling en verstikking van het vuur voor een uiterst efficiënte en snelle beheersing van de vuurhaard. Technoship BV 055-355 5876 [email protected] www.technoship.nl 10 nummer 5 november 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc