Jerusalem: A City That Never Sleeps

Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Jerusalem: A City That Never Sleeps
LAS interdisciplinaire scriptie
Frank van der Meij (Geschiedenis) 3830632
Taman Autar (Algemene Sociale Wetenschappen) 3284980
Scriptiebegeleider: Herman Hendriks
Vakreferent Geschiedenis: Rob Meens
Vakreferent ASW: Fenella Fleischmann
1
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Inhoudsopgave
Inleiding
pagina 3
Jeruzalem en de Eerste Kruistocht: een historisch overzicht
pagina 6
Jeruzalem en de Eerste Kruistocht: een sociale analyse
pagina 18
Integratie van de disciplinaire inzichten
pagina 27
Literatuurlijst
pagina 31
2
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Inleiding
Jeruzalem. Een van de oudste steden ter wereld en al eeuwenlang een centrum van
conflicten van zowel religieuze als seculiere aard. In dat opzicht is de karakterisering city that
never sleeps, die doorgaans gebruikt wordt om New York te beschrijven, ook toepasbaar op
Jeruzalem. De stad is door de eeuwen heen in handen geweest van moslims, christenen en
joden, en heeft voor al deze partijen nooit haar religieuze belang verloren. Deze drie religies
hebben door de eeuwen heen samengewoond in deze stad, een situatie die altijd al tot
spanningen leidde en ook nu nog voor spanningen zorgt. Ook in de Middeleeuwen was
Jeruzalem een stad waarin meerdere religies naast elkaar leefden. Het is deze periode die wij
in onze scriptie bestuderen. Omdat de Middeleeuwen een bijzonder langdurig tijdperk is,
van maar liefst 1000 jaar, wat het risico met zich meebrengt dat de scriptie hierdoor al snel
veel te algemeen dreigt te worden, zal de nadruk vooral liggen op de Eerste Kruistocht, die
bij wijze van spreken precies in het midden van de Middeleeuwen plaatsvond. De
hoofdvraag van onze scriptie luidt:
Hoe veranderden de sociale verhoudingen in Jeruzalem door de Eerste Kruistocht?
Onderzocht zal worden hoe de sociale verhoudingen in Jeruzalem waren vóór de inname van
de stad door de kruisvaarders, wat er allemaal na de inname in 1099 veranderde, maar
vooral hoe deze veranderingen te verklaren zijn. De disciplines die gebruikt zullen worden bij
het beantwoorden van deze vraag zijn Geschiedenis en Algemene Sociale Wetenschappen.
Op het eerste gezicht lijkt de onderzoeksvraag door alleen de discipline Geschiedenis
beantwoordt te kunnen worden. Het is inderdaad zo dat een puur historisch onderzoek een
antwoord op de onderzoeksvraag kan geven, maar het onderzoek ontbeert dan toch de
nodige breedte. Een onderzoek naar de sociale verhoudingen in Jeruzalem in de
Middeleeuwen moet immers rekening houden met vele aspecten: historische
ontwikkelingen, sociologische aspecten, religieuze en militaire dimensies, deze spelen
allemaal een rol. Geschiedenis alleen kan al deze aspecten niet adequaat behandelen. De
discipline Algemene Sociale Wetenschappen kan hierbij hulp verlenen. Daarom is de
taakverdeling binnen deze scriptie als volgt:
3
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
De discipline Geschiedenis kan een historisch overzicht bieden van de bevolkingsgroepen in
de stad en zo het belang van Jeruzalem duidelijk maken. Daarnaast kan deze discipline de
gebeurtenissen van de Eerste Kruistocht beschrijven. Met andere woorden; deze discipline
geeft de context voor het sociaalwetenschappelijk onderzoek aan. Enkele deelvragen die
daarbij aan bod zullen komen zijn de volgende:
Hoe kwamen de verschillende bevolkingsgroepen in Jeruzalem tot stand?
Waarom was Jeruzalem van belang voor zowel christenen, Joden als moslims?
Wat is de geschiedenis van de Eerste Kruistocht?
Door het beantwoorden van deze vragen schept de discipline Geschiedenis een kader voor
Algemene Sociale Wetenschappen waarbinnen dieper op de sociale verhoudingen kan
worden ingegaan. Het historische deel van de scriptie zal gebaseerd worden op
literatuuronderzoek, waarbij zowel primaire als secundaire bronnen geanalyseerd zullen
worden om de bovengenoemde vragen te beantwoorden.
Wat Geschiedenis niet kan doen is een beschrijving geven van de sociale dynamiek die in
Jeruzalem plaatsvond, of een sociologisch perspectief bieden op de wijze waarop mensen
van verschillende religies in één stad naast elkaar leefden. Algemene Sociale
Wetenschappen (ASW) is daar veel beter toe in staat aangezien dit interdisciplinaire
spanningsveld van sociologie, antropologie en psychologie erop gericht is inzicht te bieden in
het gedrag van mensen en alles wat daarbij komt. Nu zijn er van het middeleeuwse
Jeruzalem geen harde cijfers beschikbaar over de bevolkingsaantallen. Wij zijn ons bewust
van deze beperkingen, maar zijn overtuigd dat ASW een bijdrage kan leveren met theorieën
over religieuze conflicten en multiculturalisme. De volgende deelvragen worden behandeld
in het ASW-hoofdstuk:
Wat was de sociale dynamiek tussen de drie voornaamste bevolkingsgroepen in Jeruzalem ?
Wat kunnen theorieën over religieuze conflicten ons zeggen over de Eerste Kruistocht?
In hoeverre was Jeruzalem ten tijde van de Eerste Kruistocht een multiculturele samenleving?
4
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Vooral de laatste deelvraag, over de toepasbaarheid van het concept ‘multiculturele
samenleving’, is zeer relevant voor ons probleemgebied. Vragen met betrekking tot de
sociale verhoudingen tussen de bevolkingsgroepen voor, tijdens en na de Eerste Kruistocht,
zijn überhaupt zeer geschikt voor onderzoek vanuit het perspectief van Algemene Sociale
Wetenschappen.
Samen kunnen Geschiedenis en Algemene Sociale Wetenschappen een completer en
bevredigender antwoord geven op de onderzoeksvraag dan ieder voor zich. Aangezien het
niet voor de hand ligt om het over de sociale dynamiek van de verschillende
bevolkingsgroepen van Jeruzalem te hebben voordat de context gegeven is volgt nu eerst
het geschiedkundige hoofdstuk.
5
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Jeruzalem en de Eerste Kruistocht: een historisch overzicht
De hoofdvraag van deze scriptie luidt: Hoe veranderden de sociale verhoudingen in
Jeruzalem door de Eerste Kruistocht? Dit gedeelte van de scriptie zal deze hoofdvraag
bekijken vanuit het perspectief van de discipline Geschiedenis. Waarom was Jeruzalem van
belang voor zowel christenen, joden als moslims? Wat is de geschiedenis van de Eerste
Kruistocht? Deze vragen en meer worden behandeld in dit hoofdstuk. Het is van belang om
eerst een korte geschiedenis te geven van de stad Jeruzalem, van haar stichting tot en met
de inname van de stad door de kruisvaarders in 1099. Hierbij zal ook aandacht worden
besteed aan de verschillende religies die in de stad samenwoonden; de joden, christenen en
moslims. Zo ontstaat een historisch overzicht van zowel de verschillende bevolkingsgroepen
in de stad als de gebeurtenissen die tot de Eerste Kruistocht leidden. Met deze historische
context kan vervolgens dieper worden ingegaan op de Eerste Kruistocht.
Geschiedenis van Jeruzalem
Jeruzalem is een zeer bijzondere stad. Volgens historicus Simon Sebag Montefiore is
Jeruzalem ‘’het huis van de Ene God, de hoofdstad van twee volkeren, de tempel van drie
religies en de enige stad die twee keer bestaat - in de Hemel en op Aarde.’’ (Montefiori,
2011). De stad heeft geen rustige geschiedenis gehad. In haar meer dan zesduizend jarige
bestaan is de stad twee keer vernietigd, drieëntwintig keer belegerd, vierenveertig keer
veroverd en maar liefst tweeënvijftig keer aangevallen (Cline, 2004). Voor een van de oudste
steden van de wereld is het haast onbegonnen werk een volledige geschiedenis te geven en
dat is ook niet het doel van deze scriptie. Daarom zal in dit disciplinaire hoofdstuk de
geschiedenis van Jeruzalem tot de Eerste Kruistocht in vogelvlucht worden gepresenteerd.
Het gebied rond Jeruzalem was ten tijde van de Eerste Kruistocht al duizenden jaren
bewoond; de eerste sporen van menselijk leven dateren uit 5000 voor Christus (Montefiori,
2011). Een echte nederzetting wordt pas genoemd in een Egyptische bron uit 1900 voor
Christus, als verwezen wordt naar het dorp Ursalim (idem). Ten tijde van het Egyptische
Nieuwe Rijk (1550-1070 v.Chr.) was Jeruzalem (of Jebus, zoals er in deze tijd door de Bijbel
naar Jeruzalem wordt verwezen) al een ommuurde stad, onderdeel van het Egyptische rijk,
totdat dit rijk in verval raakte. Toen werd Jeruzalem onafhankelijk (Cline, 2004). In 1000 voor
Christus werd de stad ingenomen door de Israëlitische koning David (idem). Zijn zoon en
6
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
opvolger Salomo gaf de opdracht om de legendarische Tempel van Salomo te bouwen, die
het culturele en religieuze middelpunt van de regio zou worden (Montefiori, 2011). Deze
tempel werd in de zesde eeuw voor Christus vernietigd tijdens een Babylonische invasie,
waarna de bevolking de stad uit vluchtte (Cline, 2004). Onder de Perzische keizer Cyrus de
Grote raakte de stad echter opnieuw bevolkt en werd de Tweede Tempel gebouwd op de
restanten van de Tempel van Salomo (Idem). Het gebied van Jeruzalem viel in handen van de
Macedoniërs toen Alexander de Grote het Perzische Rijk veroverde, en werd na diens dood
een conflictgebied voor zijn opvolgers (idem). Deze situatie duurde tot 167 voor Christus,
toen de opstand van de Makkabeeën opnieuw resulteerde in een zelfstandige Joodse staat
(Montefiori, 2011). Deze staat bleef meer dan een eeuw bestaan, totdat Jeruzalem in 37
voor Christus door Herodotus werd ingenomen. Na zijn dood werd de stad onderdeel van
het Romeinse Rijk. Een opstand tegen de Romeinen in het jaar 66 AD leidde tot de Romeinse
verovering van Jeruzalem en de vernietiging van de Tweede Tempel in 70 AD. Jeruzalem
bleef een deel van het Romeinse en daarna het Byzantijnse Rijk tot het jaar 638, toen de
stad werd ingenomen door het moslim kalifaat (Cline, 2004). Onder de heerschappij van de
moslims bloeide de stad op en werden enkele beroemde gebouwen zoals de Rotskoepel
gebouwd. De verschillende moslimdynastieën voerden regelmatig strijd over Jeruzalem, tot
de Fatimiden de stad in 1098 overnamen (Montefiori, 2011). Zij zouden voorlopig de laatste
moslimheersers over Jeruzalem zijn. Een jaar later werd de stad ingenomen door de legers
van de Eerste Kruistocht (Cline, 2004). Deze inname ging met veel bloedvergieten gepaard;
duizenden burgers, met name moslims en joden, werden vermoord in een bloedbad zo
groot dat de kruisvaarders ‘’tot hun enkels door het bloed waadden.’’(Fordham, 2014). Het
zal geen verbazing wekken dat dit bloedbad ernstige gevolgen had voor de sociale dynamiek
binnen Jeruzalem. Daar zal in het volgende hoofdstuk meer aandacht aan worden besteed.
Nu zal eerst de geschiedenis van de drie belangrijkste bevolkingsgroepen van Jeruzalem
bekeken worden: dat zijn respectievelijk de joden, christenen en moslims.
De joden en Jeruzalem
Het Joodse volk leeft al het langst in Jeruzalem, zodat het toepasselijk is om hen eerst te
behandelen. Het is uiteraard onmogelijk om van één historisch Joods volk te spreken en
daarom zal dit gedeelte van de scriptie zich vooral richten op de rol van Jeruzalem in de
7
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Joodse religie en cultuur en de totstandkoming van het Joodse bevolkingsdeel van
Jeruzalem. De oorsprong van de relatie tussen het Joodse volk en Jeruzalem gaat volgens de
Bijbel terug tot het moment dat Jacob, de kleinzoon van Abraham, de locatie zag en uitriep
dat deze het Huis van God was en de poort naar de Hemel. (Genesis 28:17) Het gebied rond
Jeruzalem werd (en wordt ook nog steeds) als het Beloofde Land gezien. In het jaar 1000
voor Christus werd Jeruzalem door koning David tot hoofdstad van het Israëlitische
koninkrijk uitgeroepen, en vanaf dat moment ontwikkelde de stad zich tot een van de
belangrijkste locaties van de Joodse religie. Davids opvolger Salomon bouwde vervolgens de
legendarische Tempel van Salomon op de Tempelberg, die het spirituele centrum en
heiligste plek van de Joodse religie zou worden. Zoals gezegd vernietigden de Babyloniërs
deze tempel echter en leefde het Joodse volk een eeuw in ballingschap voordat het
terugkeerde en de Tweede Tempel bouwde. Ook deze tempel werd verwoest, ditmaal door
de Romeinen, en opnieuw werden de Joden uit de stad verbannen (Cline, 2004). Pas vanaf
638, nadat de stad door de moslims was ingenomen, kon er weer een Joodse gemeenschap
in Jeruzalem ontstaan. De Tempelberg had altijd zijn religieuze betekenis behouden. Het
enige overgebleven gedeelte van de Tweede Tempel, de westmuur (tegenwoordig vooral
bekend als de Klaagmuur), werd de plaats waar men het dichtste bij de Tempelberg kon
komen. Directe toegang tot de Tempelberg is binnen de Joodse religie onmogelijk, omdat
uitsluitend reine mensen de berg mogen betreden. Deze reinheid kan echter alleen maar
worden verkregen door middel van een zuiveringsritueel waarbij de as van een rode koe
nodig is, een diersoort die uitgestorven is. Onder de moslimheerschappij stond het de joden
vrij om volgens hun geloof te leven. Hoewel het nagenoeg onmogelijk is om er achter te
komen hoe tevreden de joden met de moslimheerschappij waren dient wel opgemerkt te
worden dat joden meededen aan de verdediging van Jeruzalem tegen de Eerste Kruistocht
(Tyerman, 2006). Waarschijnlijk vreesden de joden dat zij onder een christelijke heerschappij
opnieuw uit de stad verbannen zouden worden. Bovendien was de joodse gemeenschap van
Jeruzalem op de hoogte van de golf van Jodenvervolgingen die in het kielzog van de
kruisvaarders op weg naar Jeruzalem in Frankrijk en Duitsland was ontstaan (Riley-Smith,
2003).
8
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
De christenen en Jeruzalem
Ook voor de christelijke religie is Jeruzalem een bijzonder belangrijke locatie. Jeruzalem was
volgens de Bijbel de plek waar Jezus als kind naar toe werd gebracht, waar hij predikte en
waar hij uiteindelijk gekruisigd werd. Het is bovendien de locatie van zijn wederopstanding
(Schein, 2005). Een van de heiligste gebouwen van het christendom, de Heilige Grafkerk,
staat op de vermeende locatie van de wederopstanding van Jezus. Daarom zagen (en zien)
vele christenen Jeruzalem als het centrum van de wereld (idem). Tijdens de regeerperiode
van Constantijn de Grote in de vierde eeuw groeide het belang van de stad verder (Cline,
2004). Tijdens het Concilie van Nicaea in 325 genoot de bisschop van Jeruzalem een speciale
status en tijdens het Concilie van Chalcedon een eeuw later werd het bisdom Jeruzalem een
autocefaal, oftewel een onafhankelijk bisdom dat geen verantwoording hoefde af te leggen
aan andere kerkelijke autoriteiten (Fordham, 2014). De speciale status van Jeruzalem werd
nog versterkt toen keizer Justinianus van de stad een van de vijf patriarchaten maakte die de
belangrijkste steden van het Christendom vertegenwoordigde; Jeruzalem, Alexandrië,
Constantinopel, Rome en Antiochië .
Voor pelgrims was Jeruzalem de belangrijkste bestemming, aangezien deze het hun
mogelijk maakte om letterlijk in de voetstappen van Jezus te lopen (Gabriele, 2012). Vóór de
elfde eeuw kwamen pelgrimages naar Jeruzalem sporadisch voor, met name vanwege het
gevaar dat de reis naar het Heilige Land met zich meebracht (idem). Er waren twee manieren
voor Europese christenen om naar Jeruzalem te gaan, een landroute en een zeeroute. Elk
van deze routes bracht zijn eigen gevaren met zich mee, van natuurlijke maar ook van
menselijke aard. Delen van de landroute waren bijvoorbeeld in handen van moslims, en
piraten bedreigden de zeeroute. Tegen het einde van de tiende eeuw heroverden de
Byzantijnen delen van de Balkan en het hedendaagse Syrië, wat het voor pelgrims mogelijk
maakte om vrijwel de gehele reis over christelijk grondgebied af te leggen (idem). In de elfde
eeuw werden er dan ook grootschalige pelgrimages georganiseerd naar Jeruzalem
(Gaposchkin, 2013). Zo vertrokken in 1026 ongeveer zevenhonderd edellieden en
geestelijken vanuit Frankrijk naar het Heilige Land (Gabriele, 2012). Enkele jaren later, in
1033, vermeldt de monnik Rodulfus Glaber, trok een enorme verzameling mensen ‘’vanuit
de hele wereld’’ naar de Heilige Grafkerk, bestaande uit zowel armen als rijken (idem).
9
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Jeruzalem begon een steeds populairdere bestemming te worden voor pelgrims, die in
steeds grotere groepen naar de stad trokken (idem).
Vanaf 638, toen Jeruzalem door de moslims werd ingenomen, ontstond een
moeizame relatie tussen de christenen en de moslims in de stad. Christenen vormden het
grootste deel van de bevolking van Jeruzalem en dat zou zo blijven tot en met de inname van
de stad door de kruisvaarders (Ford, 2004). Hoewel het christenen doorgaans werd
toegestaan om hun geloof te belijden, waren er ook periodes waarin de christenen van de
stad wel degelijk vervolgd werden. Na de moslimverovering werden christenen sterk beperkt
in hun bewegingsvrijheid en moesten zij in het alledaagse leven voorrang geven aan
moslims. Ook werd het aantal pelgrims beperkt. Deze toch al beperkte vrijheden van
christenen werden verder beperkt in periodes waarin de moslims oorlog voerden met de
Byzantijnen. In enkele gevallen kwam het zelfs tot vervolgingen, waarbij kerken en
processies werden aangevallen. Hoe slechter het met de oorlogsinspanningen van de
moslims ging, hoe heviger de spanningen tussen moslims en christenen. Aan het begin van
de elfde eeuw bereikten deze spanningen een hoogtepunt toen de kalief van de Fatimiden
al-Hakim beval dat alle christelijke (en joodse) religieuze gebouwen vernietigd moesten
worden. Hierbij werd zelfs de Heilige Grafkerk verwoest. Het zou bijna twee decennia duren
voordat deze herbouwd kon worden. In 1073 werd Jeruzalem ingenomen door de
Turkomanen, die grootschalige verwoestingen aanrichtten, wat de bevolking aanzette tot
een opstand zodra het Turkomaanse leger de stad had verlaten. Toen de Turkomanen in
1077 terugkeerden heroverden ze de stad en vermoordden naar schatting drieduizend
inwoners van Jeruzalem. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat er bij de slachting met name
christenen werden gedood (sterker nog, ook de moslims die naar de Al-Aqsa moskee waren
gevlucht werden vermoord) leidde het nieuws van deze gebeurtenis tot grote ophef in
Europa. (Cline, 2004). In hoeverre deze gebeurtenis tot de organisatie van de Eerste
Kruistocht leidde zal verderop in dit hoofdstuk aan de orde komen.
De moslims en Jeruzalem
Ook binnen de islam speelt Jeruzalem een belangrijke rol. Niet alleen wordt de stad in
verband gebracht met enkele islamitische profeten zoals Salomo en Jezus; Jeruzalem is ook
de plek waar de profeet Mohammed naar de hemel ging en de Vijf Zuilen van de Islam
10
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
ontving. Toen de stad in 638 op de Byzantijnen werd veroverd betekende dit voor Jeruzalem
de vierde religieuze inname; de oorspronkelijk Kanaänse stad was achtereenvolgens joods
en christelijk geworden en werd nu islamitisch. Volgens de legende liet de leider van de
moslimlegers, Umar ibn al-Khattab zich na de verovering naar de Tempelberg leiden. Daar
zag hij hoe de Tempelberg vervuild was na eeuwenlang door de christelijke bevolking
gebruikt te zijn geweest als vuilnisbelt en begon hij met het schoonmaken van deze heilige
locatie. Vervolgens liet hij een tijdelijke moskee bouwen op de berg. De opvolgers van Umar
bouwden steeds grotere en indrukwekkendere religieuze gebouwen op de Tempelberg, met
als belangrijkste voorbeelden de Rotskoepel en de al-Aqsa moskee. Deze gebouwen hadden
naast hun religieuze betekenis ook een symbolische betekenis. Niet alleen waren ze bedoeld
om te concurreren met de religieuze gebouwen van de joden en christenen, zoals de Heilige
Grafkerk, maar op de Rotskoepel stonden bijvoorbeeld inscripties die de Heilige Drieeenheid afwezen (Cline, 2004). Mede dankzij deze gebouwen werd Jeruzalem na Mekka en
Medina de heiligste stad van de Islam.
De verheven status van Jeruzalem maakte de stad regelmatig tot doelwit van strijd
tussen verschillende moslim dynastieën. Dit uitte zich, zoals we zagen, in oorlog en rellen
maar had ook invloed op de wetgeving binnen de stad. Zo bleef het Byzantijnse
bestuurssysteem na de moslimverovering vrijwel intact en konden de christelijke leden van
dit systeem hun baan behouden (Ford, 2004). Toen steeds meer Arabische geleerden in de
stad kwamen wonen werd het bestuur van de stad overgenomen door moslims (idem).
De Eerste Kruistocht
Nu we de drie belangrijkste bevolkingsgroepen van Jeruzalem nader bekeken hebben zal in
deze paragraaf dieper worden ingegaan op de Eerste Kruistocht. Het ontstaan van de
kruistochten is een van de meest onderzochte onderwerpen in de geschiedenis en er zijn
dan ook talloze theorieën over de manier waarop deze tot stand kwamen. Hier zal vooral
aandacht worden besteed aan de Eerste Kruistocht en het doel van deze onderneming. Een
van de beroemdste werken over dit onderwerp is Die Entstehung des Kreuzugsgedanken van
de Duitse historicus Carl Erdmann. Volgens Erdmann was de Eerste Kruistocht vooral
bedoeld om het Byzantijnse Rijk te helpen en het geweld in Europa een nieuwe uitlaatklep te
geven (Erdmann, 1980). De verovering van Jeruzalem zou slechts een secundair doel zijn.
11
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Thomas Madden benadrukt dat de Eerste Kruistocht bedoeld was om de christenen in het
Heilige Land te hulp te schieten, wat inhoudt dat de expeditie een reactie was op onder
andere de slachting van 1077 (Madden, 2013). De waarheid is waarschijnlijk een combinatie
van al deze verschillende beweegredenen.
In maart 1095 vroeg de Byzantijnse keizer Alexius Comnenus paus Urbanus II om
militaire hulp tegen de moslims (Tyerman, 2006). Volgens de ambassadeurs van de keizer
bedreigden heidenen de oosterse christenen zozeer, dat zelfs Constantinopel in gevaar was
(idem). In november van dat jaar riep Urbanus II het Concilie van Clermont bijeen, waar hij
zijn beroemde speech zou houden waarin hij tot een kruistocht naar het Heilige Land opriep.
Er zijn meerdere versies van deze speech bewaard gebleven, zowel van ooggetuigen als van
mensen die niet bij het Concilie aanwezig waren (Fordham, 2014).
Wat deze versies gemeen hebben is dat ze allemaal enige tijd na het Concilie
geschreven zijn; Fulcher van Chartres bijvoorbeeld was waarschijnlijk aanwezig bij het
Concilie maar schreef zijn Historia Hierosolymitana (geschiedenis van Jeruzalem) pas rond
1100; dat is vijf jaar na het Concilie (Hagenmeyer, 1913). Hoewel er meerdere versies zijn
komt in al deze versies een centraal element voor: er is sprake van een oorlog in de naam
van God om het Heilige Land terug te veroveren. In de meeste gevallen wordt ook gesproken
van een remissio peccatorum, wat betekent dat meedoen aan de Kruistocht iemand van al
zijn zonden verlost (Fordham, 2014).
De speech van Urbanus II was bijzonder populair. Zijn boodschap werd via het
kerkelijk bestuur door Frankrijk en de rest van Europa (met name Duitsland en Italië)
verspreid. Al binnen een jaar waren tussen de zeventig en tachtigduizend mensen begonnen
aan de reis naar Jeruzalem en deze aantallen bleven maar groeien.
Tijdens de reis van de kruisvaarders naar het oosten vond er in West-Europa een groot
aantal acties plaats die gericht waren tegen de Europese joden. Tussen december 1095 en
juli 1096 werden joodse gemeenschappen in Frankrijk en Duitsland uitgemoord, beroofd of
gedwongen zich tot het christendom te bekeren. Zo werden de joden van de stad
Regensburg tijdens een massaceremonie in de Donau gedoopt, wat tot een grote
hoeveelheid zelfmoorden onder de joden leidde, terwijl de joodse gemeenschap van Mainz
volledig werd uitgeroeid (Tyerman, 2006/ Riley-Smith, 2003). Deze gewelddadige activiteiten
12
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
vonden volgens contemporaine bronnen hun oorsprong in de grote hoeveelheid
ongedisciplineerde leken die met de kruisvaarderlegers optrokken, maar aan deze verklaring
wordt door historici getwijfeld (Riley-Smith, 2003). De Jodenvervolgingen vonden namelijk
ook plaats in aanwezigheid van gedisciplineerde legermachten, die geleid werden door
ervaren legeraanvoerders (Riley-Smith, 2003). Een waarschijnlijker verklaring is het religieus
fanatisme onder de kruisvaarders (Riley-Smith, 2003). Historicus Jonathan Riley-Smith geeft
twee aspecten weer van dit fanatisme ten opzichte van de joden. Ten eerste konden
sommige kruisvaarders joden en moslims nauwelijks van elkaar onderscheiden. Moslims
waren dan wel vijanden van het christendom, maar joden waren vijanden van het
christendom die ook nog eens binnen het gebied van de Kerk woonden (Riley-Smith, 2003).
Veel kruisvaarders konden dan ook niet begrijpen dat hen gevraagd werd om de wapens op
te nemen tegen de ene vijand, maar niet tegen de andere (Riley-Smith, 2003). Ten tweede
heerste er bij veel kruisvaarders het gevoel dat de kruistocht een wraakoefening was voor de
kruisiging van Jezus (Riley-Smith, 2003). Uit één bron blijkt dat de kruisvaarders in Mainz
geloofden dat zij de dood van Jezus wreekten door de plaatselijke joodse gemeenschap uit
te roeien (Riley-Smith, 2003).
Het aantal kruisvaarders dat tussen 1096 en mei 1097 in Constantinopel aankwam was vele
malen groter dan wat keizer Alexius Comnenus verwacht had. (Tyerman, 2006). In plaats van
een kleine gedisciplineerde legermacht stond er een slecht georganiseerde horde voor zijn
stadsmuren. Uit vrees voor voedselrellen en andere vormen van geweld zorgde Alexius er
voor dat de kruisvaarders (een term die overigens pas vanaf de dertiende eeuw werd
gebruikt) al snel hun reis voortzetten, nadat hij de leiders van de Kruistocht eerst had laten
zweren dat alle door de kruisvaarders ingenomen gebieden aan het Byzantijnse Rijk zouden
worden teruggeven (Gaposchkin, 2013). Jeruzalem en de omringende gebieden waren
immers oorspronkelijk Byzantijns bezit geweest. Halverwege 1097 maakten de kruisvaarders
hun oversteek naar het hedendaagse Turkije. Hun opmars verliep aanvankelijk voorspoedig;
de stad Nicea werd ingenomen en in juni 1097 aan het Byzantijnse Rijk overgedragen, en in
de slag bij Dorylaeum werd in juli een groot Turks leger verslagen. Halverwege
Constantinopel en Jeruzalem liep de kruistocht echter vast bij de stad Antiochië. Na een
belegering van acht maanden viel deze stad uiteindelijk op 3 juni 1098 in handen van de
13
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
inmiddels uitgehongerde kruisvaarders, maar alweer vijf dagen later zagen de kruisvaarders
zich op hun beurt belegerd door een moslimleger. Het moraal onder de kruisvaarders
bereikte een dieptepunt, totdat een monnik de Heilige Lans vond. Hoewel onder historici
sterk aan de authenticiteit ervan wordt getwijfeld, inspireerde deze gebeurtenis de
kruisvaarders zó, dat ze er in slaagden om de belegering te doorbreken (Madden, 2013).
Op 7 juni 1099 arriveerde de Eerste Kruistocht, inmiddels sterk uitgedund, eindelijk
bij de muren van Jeruzalem. Op dat moment bestond het kruisvaardersleger uit nog maar
14.000 soldaten en een onbekend aantal volgelingen (Tyerman, 2006). Van een langdurige
belegering als bij Antiochië kon in het geval van Jeruzalem geen sprake zijn; het landschap
om de stad was onherbergzaam en de dreiging van een ontzettingsleger van moslims was
voortdurend aanwezig. Daarnaast was het voor de sterk uitgedunde kruisvaarders vrijwel
onmogelijk om de stad volledig te omsingelen (Tyerman, 2006). Het leger van de christenen
verdeelde zich in twee groepen (zie ook de afbeelding onderaan). Hertog Godfried van
Bouillon stelde zich met de hertogen van Vlaanderen en Normandië op bij de noordelijke
muren van de stad terwijl graaf Raymond van
Toulouse zich in eerste instantie bij de westelijke
muren positioneerde en een paar dagen later
opschoof naar de zuidelijke kant van de stad
(Armstrong, 2005). Deze twee groepen
handelden onafhankelijk van elkaar, en boekten
weinig vooruitgang in de eerste paar dagen van
de belegering. Gebrek aan hout voor de bouw
van belegeringswerktuigen en de sterkte van de
stadsmuren bleven de voortgang van de
belegering in de weg staan. Op 17 juni arriveerde
weliswaar een vloot uit Genua met
versterkingen, maar het waren niet de extra
troepen die voor de kruisvaarders van
doorslaggevend belang zouden zijn. Dat waren
wel de schepen waarmee de Italianen naar het
De belegering van Jeruzalem, 1099
Heilige Land waren gekomen. Deze werden
14
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
ontmanteld en het hout werd gebruikt voor de bouw van twee belegeringstorens.
Het garnizoen van de stad, geleid door de Fatimidische gouverneur Iftikhar al-Dawla,
bestond vooral uit Egyptische soldaten en lokale milities, waaronder troepen uit de Joodse
gemeenschap van Jeruzalem (Tyerman, 2006). Hoeveel troepen Iftikhar al-Dawla in totaal
onder zijn bevel had is niet bekend. Christelijke bronnen schrijven dat het moslimgarnizoen
van de stad uit 40.000 man bestond. Een andere bron gaat zelfs zo ver dat hij het aantal
verdedigers van Jeruzalem op 60.000 stelt, maar deze cijfers zijn hoogstwaarschijnlijk sterk
overdreven (Cline, 2004). Omdat de stad niet volledig omsingeld was door de kruisvaarders
kon al-Dawla nog steeds berichten van buiten Jeruzalem ontvangen, en was daarom op de
hoogte van het feit dat er een groot Egyptisch leger onderweg was om de stad te ontzetten.
Voor het garnizoen van de stad was de belegering dus vooral een kwestie van wachten op
hulp. Voor de kruisvaarders, die ook achter het bestaan van het ontzettingsleger waren
gekomen, betekende dit nieuws dat er haast geboden was (Tyerman, 2006). Voordat de
definitieve aanval op Jeruzalem begon, ondernam het volledige kruisvaardersleger eerst een
religieuze processie om de stad heen. Na drie dagen gevast te hebben liepen de
kruisvaarders op 8 juli blootsvoets om de muren van de stad heen, in navolging van de
oudtestamentische Jozua die om de muren van Jericho had gelopen (Cline, 2004 & Tyerman,
2006).
Enkele dagen later, op 13 juli, werd Jeruzalem van twee kanten tegelijk aangevallen
met de nieuwe belegeringstorens, onder leiding van Godfried in het noorden en Raymond in
het zuiden (Tyerman, 2006). Het contact tussen de twee legers werd onderhouden door
soldaten die met spiegels seinden. Twee dagen lang vonden er felle gevechten plaats aan
beide zijden van Jeruzalem. Met name aan de zuidkant werd zeer moeizaam vooruitgang
geboekt in de richting van de stadsmuur. Maar in de middag van de 15e juni 1099 bereikte de
noordelijke belegeringstoren de stadsmuur en betraden de eerste kruisvaarders de Heilige
Stad. Wat volgde was een bijzonder hevige slachting. Drie dagen lang doodden en
plunderden de kruisvaarders, uitzinnig nu hun jarenlange campagne tot een einde was
gekomen, bijna alles en iedereen in de stad. Veel van de verdedigers van de stad vluchtten
naar de Tempelberg, maar werden daarbij ingehaald en gedood. Raymond van Aguilers, de
kapelaan van Raymond van Toulouse, gebruikte passages uit de Bijbelse Openbaring om het
geweld te beschrijven. Enkele overlevenden van deze slachtpartij hadden zich op het dak van
15
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
de al-Aqsa moskee verscholen, waar een van de leiders van de kruistocht, Tancred, hun zijn
bescherming aanbood (Tyerman, 2006). De volgende dag werden deze gevangenen echter
alsnog vermoord (Boas, 2001). De christelijke bronnen over de verwoesting van Jeruzalem
gaan in detail in op de manieren waarop moslims gedood werden; er is sprake van
martelingen, onthoofdingen en verminkingen (Armstrong, 2005 & Tyerman, 2006). Fulcher
van Chartres vermeldt dat 10.000 moslims onthoofd werden bij de Tempel van Salomo, en
dat de christenen de buiken van moslims opensneden omdat zij gehoord hadden dat zij hun
goud hadden ingeslikt (Cline, 2004). Niet alleen moslims waren het slachtoffer van de
moordpartijen. Ook de joden kregen er van langs. Zij werden in synagogen opgesloten
waarna deze in brand werden gestoken; op andere plekken werden hun heilige boeken
gestolen. Tijdens de slachting kwamen vele kruisvaarders naar de Heilige Grafkerk om te
bidden, waar zij huilend en juichend God prezen, terwijl het bloed van hun slachtoffers nog
aan hen kleefde (Tyerman, 2006). Wat er met de christenen gebeurde die in de stad
woonden is onduidelijk. Geen van de bronnen noemt het doden van christenen, hoewel
deze omissie ook met opzet gedaan kan zijn om de kruisvaarders niet in diskrediet te
brengen.
Na drie dagen leek de stad wel een slachthuis. Volgens Willem van Tyrus, die zo’n
zeventig jaar na de kruistocht schreef, was de stad gevuld met lichaamsdelen en waren de
overwinnaars van top tot teen bedekt met bloed (Cline, 2004). Om de stad op te ruimen
werden de moslims die de slachting overleefd hadden gedwongen de lijken buiten de
stadsmuren te brengen, waar ze op grote brandstapels verbrand werden. Meteen daarna
werden deze moslims zelf vermoord en verbrand. Godfried van Bouillon liet zich tot Koning
van Jeruzalem benoemen en brak daarmee zijn belofte dat alle veroverde landen aan de
Byzantijnse keizer zouden worden teruggegeven. Het verbreken van deze belofte zou leiden
tot een aantal schermutselingen tussen de Byzantijnen en de kruisvaarders, maar er was
uiteindelijk weinig dat het Byzantijnse Rijk kon bereiken tegen de kruisvaarders. Jeruzalem
werd een van de kruisvaarders-staten, samen met Edessa, Antiochië en Tripoli. In augustus
versloegen de kruisvaarders het Egyptische ontzettingsleger, waarmee de Eerste Kruistocht
eindigde (Tyerman, 2006). Hoeveel doden er in totaal zijn gevallen bij de belegering en de
daaropvolgende plundering van de stad is niet bekend. Latere moslim bronnen noemen een
aantal tussen de 40.000 en 100.000, waarvan 70.000 in de al-Aqsa moskee, maar dergelijke
16
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
aantallen zijn waarschijnlijk sterk overdreven. Historici schatten de bevolking van Jeruzalem
in 1099 op ongeveer 35.000, maar het aantal doden blijft onduidelijk (Cline, 2004).
De overlevenden van de dubbele slachting werden uit de stad verbannen. In de ogen
van de kruisvaarders was de stad gezuiverd en om de stad zuiver te houden zouden er alleen
christenen mogen wonen. Om te voorkomen dat moslims en Joden naar de stad terug
zouden keren werden in 1115 zelfs christenen uit Jordanië naar Jeruzalem verplaatst om de
stad te bevolken. Hoewel dit verboden was woonden er toch enkele moslims en Joden in de
stad, terwijl de bevolking voor het overgrote deel christelijk bleef. Jeruzalem zou tot 1187
een grotendeels christelijke stad blijven. Toen werd de stad ingenomen door Saladin, die de
stad weer openstelde voor alle drie de religies, hoewel de christenen wel beperkt werden in
hun bewegingsvrijheid en entreegeld moesten betalen (Boas, 2001).
17
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Jeruzalem en de Eerste Kruistocht: een sociale analyse
De situatie in Jeruzalem van voor, tijdens en na de Eerste Kruistocht is in het voorgaande
hoofdstuk gedetailleerd beschreven vanuit historisch perspectief, waarbij aandacht is
besteed aan de ontwikkeling van zowel joden, christenen als moslims.
Dit vormt een goed uitgangspunt om dieper in te gaan op de sociale verhoudingen
tussen de drie bevolkingsgroepen vanuit het disciplinair perspectief van Algemene Sociale
Wetenschappen. Alvorens aan deze sociaalwetenschappelijke analyse te beginnen dient
echter een voorbehoud te worden gemaakt.
ASW is een jonge discipline die zich bezighoudt met actuele sociale vraagstukken over
arbeid, zorg, welzijn, jeugd en multiculturalisme; thematiek waar men zich niet bewust mee
bezighield in de periode van de Eerste Kruistocht. Er kleeft misschien een bezwaar van
anachronisme aan de toepassing van moderne theorieën en concepten op een ver verleden,
waarin de gebruikte theorieën en concepten nog niet bestonden. Anderzijds is ASW een
interdisciplinair veld waarin inzichten van Antropologie, Sociologie en Psychologie
gecombineerd worden. Een sociale discipline met dergelijke samengesmede krachten kan
van grote waarde zijn voor het verhelderen van de sociale verhoudingen in Jeruzalem rond
1099.
Er is nog een reden waarom ASW hierbij van nut kan zijn: historici vinden de periode
rond de Eerste Kruistocht een moeilijk tijdvak. Er bestaat enige verdeeldheid binnen de
geschiedwetenschap over het reconstrueren van de gebeurtenissen (Nicole, 2003). Waarom
zou een moderne discipline als ASW dan hier niets aan kunnen toevoegen? Het extrapoleren
van moderne theorieën op een ver verleden zou wellicht vruchten kunnen afwerpen.
In dit hoofdstuk zullen daarom sociaalwetenschappelijke theorieën over
multiculturalisme en religieuze conflicten de revue passeren, waarbij – indien nodig – de drie
voornaamste bevolkingsgroepen los van elkaar besproken zullen worden.
Jeruzalem als multiculturele samenleving
In het historische hoofdstuk kwam al naar voren dat er vóór de Eerste Kruistocht vooral
christenen, joden en een kleine moslimgemeenschap in Jeruzalem woonden. Jeruzalem
werd op dat moment bestuurd door de islamitische Fatimiden, met als gevolg dat de
moslims ondanks hun geringe aantal de meeste privileges hadden. Christenen en joden
18
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
werden daarentegen als tweederangsburgers beschouwd en moesten moslims altijd
voorrang verlenen (Ford, 2004). Omdat er blijkbaar sprake was van verschillend beleid voor
verschillende bevolkingsgroepen lijkt een bespreking van moderne theorieën aangaande
multiculturalisme op haar plaats.
Er zijn binnen het multiculturalisme twee werkdefinities die vaak worden gebruikt in
de sociaalwetenschappelijke literatuur: het descriptief multiculturalisme en het normatief
multiculturalisme (Kymlicka, 1995). Het descriptief multiculturalisme heeft, zoals de naam al
doet vermoeden, een beschrijvend karakter: er wordt simpelweg bedoeld dat er meerdere
culturen in een bepaald gebied aanwezig zijn. Het normatief multiculturalisme daarentegen
is de aanduiding van een maatschappelijk en politiek standpunt dat gelijkheid veronderstelt
van verschillende culturele, etnische en godsdienstige gemeenschappen binnen een bepaald
afgebakend bestuurlijk gebied (Taylor, 1992). We zagen al dat de heersende moslims de
joden en christenen niet als hun gelijken behandelden, wat betekent dat er niet aan de
(normatieve) veronderstellingen van het normatief multiculturalisme werd voldaan. Dit
betekent uiteraard niet dat de samenleving toentertijd niet voldeed aan de (descriptieve)
criteria van het descriptief multiculturalisme. Op één punt werd opmerkelijk genoeg wél
voldaan aan de normatieve vorm van het multiculturalisme: de moslims lieten christelijke en
joodse geloofspraktijken over het algemeen wel toe, zoals blijkt uit het erkennen van
religieuze feestdagen en het toestaan van de bouw van kerken en synagogen (Nicole, 2003).
Maar afgezien hiervan kunnen er in de periode vóór de Eerste Kruistocht geen andere
vormen worden aangewezen van wat we nu multicultureel beleid zouden noemen. Dit is te
verwachten, omdat multicultureel beleid een uiting is van normatief multiculturalisme, dat
weer van totale multiculturele gelijkwaardigheid uitgaat.
In de periode na de Eerste Kruistocht is op het gebied van ongelijkheid van culturen
wel wat veranderd. De moslimheersers hadden toen plaatsgemaakt voor de christenen, die
de stad met harde hand regeerden. Vergeleken met de moslims waren ze zeker strenger,
aangezien zij joden en moslims actief uit de stad probeerden te weren (Nicolle, 2003).
Het is uiteraard niet meer dan vanzelfsprekend dat de uit drie religieuze
groeperingen bestaande samenleving in Jeruzalem destijds aan het descriptief
multiculturalisme voldeed, en men kan dan ook zich afvragen of dit überhaupt wel het
19
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
vermelden waard is. Toch is een koppeling met de multiculturele terminologie nodig om een
sociaalwetenschappelijke analyse mogelijk te maken.
Chosen trauma
Nu aan het eind van de vorige alinea de koppeling met het sociaalwetenschappelijke domein
gemaakt is, kunnen er (moderne) multiculturalistische theorieën hieraan gekoppeld worden.
Een voorbeeld van zo een theorie is het chosen trauma bedacht door professor in de
psychiatrie Vamik Volkan. Hierbij wordt er gerefereerd naar de mentale representatie van
een gebeurtenis waarbij een grote groep mensen is geconfronteerd met drastische
verliezen, een hulpeloos gevoel en slachtofferschap veroorzaakt door een andere groep. De
vernederde groep deelt deze humiliating injury (Volkan, 1999). Deze ‘wond’ zorgt voor een
hechte band bij de slachtoffers, maar kan ook leiden tot bijvoorbeeld wraakgevoelens.
Volkan is van mening dat wanneer de groep die is vernederd het trauma niet kan verwerken,
zij deze onbewust doorgeven aan de volgende generatie en het trauma hierdoor
transgenerationeel wordt. Het trauma kan dan, doordat mensen hier onbewust voor
‘kiezen’, een identity-marker worden van een grote groep mensen (Volkan, 1999). Het
chosen trauma representeert dan als het ware de bevolkingsgroep.
Wat heeft het idee van het chosen trauma te maken met de Eerste Kruistocht? De
inname van Jeruzalem door de moslims zou als een humiliating injury gezien kunnen
worden, wat het gedeelde leed onder de christenen versterkt heeft. Met de humiliiating
injury zijn er ook wraakgevoelens ontstaan, die de christenen motiveerden om geweld te
gebruiken tegen de moslims.
Het verlies van Jeruzalem zou daarmee een verbindend element van de christenen genoemd
kunnen worden en vormt al met al het chosen trauma.
Groep polarisatie
Naast chosen trauma kunnen theorieën over groep polarisatie verklaren hoe verhoudingen
tussen bevolkingsgroepen tot stand komen. Groep polarisatie is een fenomeen dat veel
onderzocht is in de context van sociale beïnvloeding. Sociale psychologen Moscovici en
Zavalloni formuleerden in 1969 het zogenaamde ‘risky shift’ fenomeen (Stoner, 1961) dat
stelde dat subjecten na een groepsdiscussie de neiging hadden extreme beslissingen te
20
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
nemen door toedoen van risicofactoren. Moscvici en Zavalloni toonde aan dat het nemen
van extreme beslissingen na een groepsdiscussie niet zozeer te maken had met
risicofactoren, maar eerder met het gedrag van subjecten (Rodrigo & Ato, 2002). De sociale
en theoretische relevantie van het onderzoek werd wereldwijd erkent door verschillende
wetenschappers. Uit het onderzoek vloeide de term group polarization, waarmee er dus
bedoeld wordt dat discussies binnen bevolkingsgroepen voor grotere tegenstellingen tussen
bevolkingsgroepen kunnen zorgen. Dit idee is zeer zeker van toepassing op de sociale
verhoudingen ten tijde van de Eerste Kruistocht.
In het historisch gedeelte is naar voren gekomen dat de Eerste Kruistocht ontstaan is
naar aanleiding van de woorden van paus Urbanus II. Iedereen die mee zou doen met de
Eerste Kruistocht zou verlost worden van alle zonden omdat het de wil van God is. Maar om
zijn betoog te bekrachtigen, maakte Urbanus tijdens zijn uitspraak flink onderscheid tussen
christenen en niet-christenen. Hij sprak over niet-christenen als “het zwakke ras”, “de
barbaren” en “de vijanden van de Heer” (Rubinstein, 2011). Door deze woorden werd het
gevoel van superioriteit bij de christenen steeds groter. In feite zou er gesteld kunnen
worden dat christenen volgens hen de enige mensen waren. Andere bevolkingsgroepen
werden niet betiteld als groepen mensen, waardoor het geweld tijdens de Eerste Kruistocht
gemakkelijker te rechtvaardigen werd voor de kruisvaarders.
Jeruzalem als stad van religieus conflict
Vandaag de dag speelt religieus conflict nog steeds een grote rol in Jeruzalem. Er is nog
steeds veel strijd tussen het Joodse deel van de bevolking en de Palestijnse moslims.
Jeruzalem is gedurende een groot deel van zijn geschiedenis het strijdperk geweest van
conflicterende religies, en dat geldt zeker voor de periode rond de Eerste Kruistocht.
In het vorige hoofdstuk bleek al dat Jeruzalem altijd een belangrijke stad is geweest
voor zowel jodendom, christendom als islam. In historische bronnen wordt de Eerste
Kruistocht vaak aangeduid als een strijd tussen religies: de christenen aan de ene zijde, de
joden en de moslims aan de andere. Een goede reden om de Eerste Kruistocht inderdaad als
religieus conflict te bestempelen is het feit dat paus Urbanus II de christenen had
opgeroepen om deel te nemen aan de oorlog tegen de moslims en hen toezegde dat ze
volledig van hun zonden verlost zouden worden wanneer ze dit deden (Tyerman, 2006). In
21
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
het gedeelte over groep polarisatie kwam ook goed naar voren dat paus Urbanus II de
christenen ook nog eens motiveerden door een duidelijk “wij tegen hen”-beeld te schetsen.
Waar de oorspronkelijke reden voor de oorlog tegen de islamitische overheersers mogelijk
lag in de wens van het Byzantijnse rijk om verloren grondgebied terug te veroveren, had de
oorlog met de woorden van paus Urbanus II een religieus karakter gekregen.
Zeven procent van alle oorlogen tot nu toe is gevoerd om religieuze redenen (Axelrod
& Phillips, 2004). Toch zijn er ook onderzoekers in de (sociale) wetenschap die aangeven dat
men eigenlijk niet van religieuze conflicten kan spreken omdat alle oorlogen die als religieus
bestempeld worden in werkelijkheid seculiere (economische, politieke) oorzaken hebben
(Cavanaugh, 2009). Met betrekking tot de Eerste Kruistocht zou dan wellicht de Byzantijnse
herovering de primaire reden zijn, en de religieuze factor slechts een secundaire rol spelen.
De term “religieus conflict” is aan de ene kant te vaag en aan de andere kant te
rechtlijnig: te vaag omdat religieuze conflicten nooit bij uitstek religieus zijn, en te rechtlijnig
omdat het blote descriptieve feit dat een strijd zich tussen religies voltrekt op zichzelf
tamelijk nietszeggend is (vgl. het descriptieve multiculturalisme). Daarom is het veel nuttiger
om in te gaan op concrete zaken die met religieuze conflicten te maken hebben dan op de
term zelf. Hieronder zal om die reden worden ingegaan op de verhouding tussen religie en
geweld met gebruikmaking van de just war theory.
Religie en geweld
De woordcombinatie “religie en geweld” lijkt een contradictio in terminis. Dit omdat religie
meestal tegen geweld gekant is en zich sterk maakt voor liefde en vrede. Maar tegelijkertijd
bevatten religieuze boeken verhalen over geweld en oorlog; dit geldt zelfs voor boeken van
religies die liefde en vrede prediken (Selengut, 2008). Religie bezit dus een bepaald
vermogen om geweld met de mantel der liefde te bedekken. Bij de teksten over geweld
staan ook wel eens afbeeldingen die dit geweld lijken te verheerlijken, of althans lijken aan
te geven dat het niet verkeerd is om uit religieuze motieven geweld te plegen
(Juergensmeyer, 2004).
Er zijn in de loop van de geschiedenis van de sociale wetenschappen diverse
theorieën ontwikkeld met betrekking tot de verhouding tussen religie en geweld. Het model
van antropoloog René Girard is daarvan een nog steeds invloedrijk voorbeeld, mede doordat
22
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
het op bijna elke sociale groep kan worden toegepast (Hall, 2001). Girards model heeft
vooral betrekking op opoffering: het sterven voor een groter goed. Dit is met het oog op de
Eerste Kruistocht een uiterst relevant model, aangezien de christenen in Jeruzalem destijds
bereid waren tot de dood te strijden (Nicolle, 2003).
Girard ziet (religieuze) opoffering als de uitkomst van een cyclus van geweld die weer
afgeleid is van mimesis (nabootsing): er is sprake van een denkbeeldige rivaliteit die zich
richt op (en zich uit in) het verlangen naar objecten die de Ander hoog in het vaandel heeft
staan. Deze denkbeeldige rivaliteit kan niet worden uitgeschakeld, wat maakt dat men een
“surrogaatslachtoffer” benoemt dat vervolgens het object van collectieve slachting wordt.
Omdat dit slachtoffer zich vaak niet goed kan weren, worden de daders niet gestraft en
komt er ten slotte een einde aan deze geweldcyclus. Tegelijkertijd wordt het geweld
gesacreerd: heilig verklaard door het positieve ervan te benoemen en het negatieve daarvan
af te scheiden. Een religieuze zuivering vindt plaats op grote schaal door het vernietigen van
degenen die het kwaad representeren, waardoor het in de kern niets anders is dan het
benoemen van een zondebok (Girard, 1986 in Hall, 2001).
Dit model van Girard is terug te zien bij de Eerste Kruistocht. Hier is de islam de
denkbeeldige rivaal en wordt er door de christenen verlangd naar Jeruzalem, dat de Ander
(in dit geval dus de moslims) ook hoog in het vaandel heeft staan. Omdat de christenen niet
direct met de islam als zodanig kunnen vechten, wordt deze vervangen door
surrogaatslachtoffers: de moslims in Jeruzalem. Zo begint de cyclus van geweld: de moslims
kunnen zich niet goed verdedigen omdat ze sterk in de minderheid zijn, met een collectieve
slachting uitgevoerd door de christenen als gevolg. Het uitmoorden van de moslims wordt
heilig verklaard; het positieve (de volledige verlossing van zonden) wordt daarbij gescheiden
van het negatieve (het doden van onschuldige mensen); en er komt een einde van de cyclus,
die in feite begonnen is met het aanwijzen als zondebok van de moslims in Jeruzalem.
Het model van Girard biedt een goede sociale verklaring voor het ontstaan van
religieuze conflicten als de Eerste Kruistocht en toont zo zijn tijdloosheid. De christenen
bleven dit model na de Eerste Kruistocht bijvoorbeeld toepassen om conflicten tegen nietchristenen te rechtvaardigen, en de geschiedenis kent nog veel meer conflicten die dit
model bevestigen.
23
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Just war theory
De zogenoemde just war theory (JWT), afgeleid van het Latijnse ius bellum iustum, is een
doctrine die stelt dat het voeren van oorlog moreel gerechtvaardigd kan worden aan de
hand van een aantal criteria (Guthrie & Quinlan 2007). Het concept van een ‘rechtvaardige
oorlog’ wordt voor het eerst gebruikt in het Indiase epos Mahabharata. In dit verhaal voeren
vijf regerende broers een onderlinge discussie over de vraag of geweld te rechtvaardigen is.
Na lang overleg komen ze met een aantal criteria voor rechtvaardigheid binnen
oorlogsvoering: proportionaliteit (strijdwagens mogen alleen andere strijdwagens aanvallen,
geen ruiters of voetsoldaten), eerlijke middelen (geen vergiftigde pijlen), een eerlijk doel
(geen aanvallen uit woede) en een goede behandeling van gevangenen en gewonden
(Robinson, 2003).
Binnen het christendom waren Augustinus en Thomas van Aquino de eerste
theoretici die zich bezighielden met een christelijke versie van de JWT. Augustinus stelt in de
eerste plaats dat christenen niet direct aan geweldpleging mogen doen, maar voegt daar wel
aan toe dat God “het zwaard om een goede reden aan de regering gegeven heeft”. Volgens
hem hoeven christenen zich niet te schamen zolang ze vechten voor vrijheid en vrede.
Augustinus geeft ook aan dat christenen die uit gehoorzaamheid aan het goddelijke bevel
geweld plegen geen zonden begaan. Het geweld is dan gerechtvaardigd en het gebod “Gij
zult niet doden” is niet op hen van toepassing (Schaff, 1886).
Thomas van Aquino gaat door in de lijn van St. Augustinus en formuleert drie
redenen waarom het voeren van oorlog gerechtvaardigd kan worden. Ten eerste is een
oorlog rechtvaardig als deze door een goedwillende staat wordt geïnitieerd, waarbij hij het
meer specifiek heeft over de goede zaak van vrede op aarde en vrede voor God. Ten tweede
stelt Thomas dat er geen oorlog gevoerd mag worden ten behoeve van het eigenbelang van
de natie. Wel geeft hij aan dat het heroveren van land of andere goederen een goede reden
voor oorlogsvoering zou kunnen zijn.
De laatste reden lijkt enigszins op de eerste, die stelt dat vrede altijd het centrale motief
moet zijn voor het geweld. Volgens Thomas van Aquino moeten zowel de staat als de
soldaten zich hier continu bewust van zijn (Aquinas in Britannica, 1952).
Opvallend is dat zowel Augustinus als Thomas een verklaring heeft voor het ontstaan
van de Eerste Kruistocht: de christenen vochten tijdens de Eerste Kruistocht uit naam van
24
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
goddelijke gehoorzaamheid, er werd gevochten om land terug te veroveren en er werd een
goddelijk bevel opgevolgd. Paus Urbanus II heeft zich ongetwijfeld verdiept in de werken van
Augustinus, die ruim zes eeuwen eerder leefde. De werken van Thomas verschenen
weliswaar na de Eerste Kruistocht maar zijn uiterst relevant voor de JWT, omdat ze de
ideeën van Augustinus verder uitgewerkt hebben. Wat daarbij vooral opvalt is de
ambivalentie, vooral bij Thomas. Met name diens tweede reden is enigszins dubbelzinnig,
waar het gaat om het heroveren van land als legitieme reden tegenover het eigenbelang van
de natie als illegitieme reden. Is er wel een duidelijke scheidslijn tussen het eigenbelang van
de natie en een als rechtvaardig te beschouwen herovering? Dit laat eens te meer zien dat
teksten, met name van religieuze aard, desgewenst zo geïnterpreteerd kunnen worden dat
ze allerlei oorlogen en andere vormen van geweld rechtvaardigen.
Aan het einde van de 20e eeuw onderscheidt men met betrekking op JWT de
volgende drie fases: ius ad bellum (het recht om oorlog te gaan voeren), ius in bello (het
recht tijdens de oorlog) en ius post bellum (het recht na de oorlog). De eerste fase bestaat
uit criteria die tot zowel de Mahabharata als Augustinus en Thomas van Aquino zijn te
herleiden, zoals proportionaliteit en een competente autoriteit die de juiste afwegingen
maakt. De tweede fase bestaat uit criteria voor legitieme oorlogsvoering. Zo mag er alleen
maar geweld gepleegd worden tegen andere militaire doelen en niet tegen burgers en/of
andere neutralen. Ook moeten er niet meer slachtoffers vallen dan nodig en dienen
gevangenen eerlijk behandeld te worden. De laatste fase houdt zich bezig met zaken als het
goed beëindigen van een oorlog, het voeren van goede onderhandelingen tussen winnaars
en verliezers, en het maken van onderscheid tussen soldaten en burgers. Zo mogen alleen de
soldaten bestraft worden en niet de burgers (Childress, 1978). Waar de verklaringen van
Augustinus en Thomas van Aquina nog enigszins dichtbij de Eerste Kruistocht stonden, valt
de moderne JWT er nauwelijks mee te rijmen. De grote slachting die de kruisvaarders
uitvoerden heeft niets te maken met proportionaliteit, legitieme oorlogsvoering of met een
goede onderhandeling tussen de winnaars en de verliezers. Alles wat niet christelijk was
werd uitgemoord door de kruisvaarders. De enige vorm van hoffelijkheid die erkend zou
worden volgens theoretici van de moderne JWT, is het feit dat Iftikhar ad-Daula (islamitische
heerser van Jeruzalem) de mogelijkheid had de stad te verlaten met een bewaker voordat
deze ingenomen werd door de kruisvaarder.
25
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Zojuist is aangetoond dat het ontstaan van de Eerste Kruistocht goed verklaard kan
worden met de ius ad bellum-verklaringen die deels geïnspireerd zijn op ideeën uit de
Mahabharata en de werken van Augustinus. Maar er is tijdens de Eerste Kruistocht niet of
nauwelijks voldaan aan de criteria van ius in bello of ius post belllum. In Jeruzalem vond een
collectieve slachting plaats waarbij veel onschuldige islamitische burgers om het leven
kwamen. Vaak kregen deze burgers niet de kans om zich over te geven en werden ze ter
plekke vermoord (Nicolle, 2003). Hierdoor zijn er ook weinig moslims gevangen genomen en
zelfs de gevangenen die er waren werden al snel om het leven gebracht (Tyerman, 2006). Er
is misschien een milde vorm van ius post bellum te herkennen in het feit dat de Fatimidische
leider Iftikhar al-Dawla bij zijn overgave aan de kruisvaarders geëscorteerd door zijn
lijfwachten de stad mocht verlaten (idem).
Wat kunnen we zeggen over de sociale verhoudingen tussen christenen, joden en
moslims in Jeruzalem? Girards theorie over religie en geweld en de verschillende versies van
de JWT kunnen goed verklaren waarom de christenen massaal aan het moorden gingen. Ze
waren, geïnspireerd door de boodschap van paus Urbanus II en die zij interpreteerden als
indirect de boodschap van God, overtuigd van de inferioriteit van joden en moslims. Waar
het moslimgezag joden en christenen nog tot op zekere hoogte rechten had verleend,
betoonden de christenen zich een stuk harder. Joden en moslims zouden na de inname van
de stad door de kruisvaarders niet langer welkom zijn in het koninkrijk Jeruzalem.
26
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Integratie van de Disciplinaire Inzichten
In de vorige twee hoofdstukken zijn de inzichten vanuit Geschiedenis en Algemene Sociale
Wetenschappen over de sociale veranderingen in het Jeruzalem van de middeleeuwen
uiteen gezet. In dit hoofdstuk zullen deze inzichten worden geïntegreerd om een antwoord
te geven op de hoofdvraag Hoe veranderden de sociale verhoudingen in Jeruzalem door de
Eerste Kruistocht? Voordat deze integratie plaatsvindt zullen de belangrijkste inzichten van
beide disciplines nogmaals kort gepresenteerd worden.
De discipline Geschiedenis leverde een aantal belangrijke inzichten op. Allereerst toonde
deze discipline de relatie tussen de drie voornaamste bevolkingsgroepen van Jeruzalem met
de stad aan. Voor zowel de joden, moslims en christenen was en is de stad van bijzonder
groot religieus belang. Ook leverde Geschiedenis inzichten op over hoe de drie religies zich
vestigden in Jeruzalem en hoe zij met elkaar samen leefden in één stad. Onder het bewind
van de islamitische Fatimiden, die de stad van 638 tot 1099 bestuurden, mochten joden en
christenen hun religie beoefenen, mits zij zich aan enkele beperkingen hielden. Het
historische hoofdstuk ging vervolgens dieper in op de Eerste Kruistocht en hoe deze tot
stand kwam. Paus Urbanus II riep in zijn beroemde speech bij Clermont op tot de verovering
van Jeruzalem, een oproep die ongekend veel gehoor kreeg. De Eerste Kruistocht wist na
een lange tocht Jeruzalem in te nemen, waarna de uitzinnige kruisvaarders een
massaslachting aanrichtten onder de bevolking van de stad. De weinige moslims en joden
die deze slachting overleefden werden uit Jeruzalem verbannen. In het nieuwe christelijke
koninkrijk Jeruzalem waren zij niet meer welkom.
Algemene Sociale Wetenschappen heeft met behulp van multiculturalistische theorieën aan
kunnen tonen hoe bevolkingsgroepen elkaar beschouwen en hoe dit tot stand komt. Buiten
het feit dat voor de inname van Jeruzalem de heersende moslims geloofspraktijken van
joden en christenen toelieten, was er niet echt sprake van multicultureel beleid. Maar
ideeën met betrekking op het multiculturele - chosen trauma en groep polarisatie - kunnen
goed verklaren hoe de christenen dermate hecht en wraakzuchtig zijn geworden om zo
vanuit een superioriteitsgevoel op kruistocht te gaan. Met name chosen trauma verklaart
aanzienlijk hoe de inname van Jeruzalem door de moslims als katalysator werkte voor de
27
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
wraakgevoelens van de christenen, die hen vervolgens motiveerden om op kruistocht te
gaan. De woorden van Urbanus II maakten de koppeling tussen groep polarisatie en
theorieën over religieus geweld mogelijk, met name met de just war theory. Deze beschrijft,
samen met het model van Girard, hoe de kruisvaarders het geweld tegen de niet-christenen
rectificeerden door het idee van oorlog voeren vanuit Gods wil. Niet-christenen werden
daarbij bijna als niet-menselijk gezien, waardoor het geweld gemakkelijker te legitimeren
werd. De verhoudingen tussen bevolkingsgroepen worden daarmee duidelijk geschetst:
joden en moslims zijn geen mensen in de ogen van de christenen en daarmee inferieur.
Common Ground
Om de inzichten van deze twee disciplines te verenigen hebben wij ervoor gekozen om
gebruik te maken van de Theory Extension, oftewel extensietechniek van Repko. Deze
techniek houdt in dat een theorie of een inzicht wordt uitgebreid, zodat deze elementen
bevat die door een andere discipline wordt geïdentificeerd (Repko, 2012). In het geval van
dit onderzoek zijn de concepten en aannames die door de disciplines gebruikt zijn namelijk
wel verschillend van elkaar, maar niet tegenstrijdig. De twee disciplines leveren
verschillende invalshoeken op dezelfde gebeurtenissen, maar dat betekent niet dat deze
invalshoeken niet samen kunnen werken.
Een voorbeeld hiervan is de speech van Paus Urbanus II bij Clermont. In het
historische hoofdstuk wordt deze speech als een historisch proces beschreven; als reactie op
de hulpkreet van de Byzantijnse keizer riep Urbanus op tot een gewapende expeditie naar
het Heilige Land om Jeruzalem te heroveren. Eenieder die aan deze expeditie deelnam zou
van al zijn zonden verlost worden. Hierbij had hij volgens historici meerdere motivaties
kunnen hebben, zoals het vergroten van het prestige van de Kerk of zuiver religieuze
redenen. Algemene Sociale Wetenschappen heeft een andere invalshoek op deze
gebeurtenis. Urbanus presenteerde de verovering van Jeruzalem door de moslims als een
chosen trauma en polariseerde met zijn taalgebruik de niet-christenen. Door de kruistocht
vervolgens te koppelen aan de just war theory kon hij deelnemers verlossen van hun
zonden. Algemene Sociale Wetenschappen kan zo dus meerdere sociologische theorieën
verbinden aan een historische gebeurtenis, om tot een beter begrip van deze gebeurtenis te
komen.
28
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Een belangrijke overeenkomst tussen de disciplines is dat beide gebruikmaken van
historische bronnen. Er zit echter wel een verschil in de manier waarop, aangezien ASW de
bronnen als casussen gebruikt om problemen van het heden op te lossen, iets wat zelden
gebeurt binnen de discipline Geschiedenis. Tegelijkertijd kijken ASW en Geschiedenis anders
naar de bronnen rond deze cases, met name als het gaat over het gebruik van concepten:
Geschiedenis kijkt op een hele andere manier naar concepten dan ASW. Sterker nog, er kan
gesteld worden dat Geschiedenis niet expliciet gebruikmaakt van concepten, als we de
filosofische benadering hanteren: een eenheid van cognitie, waarbij de mentale voorstelling
van een of meer ideeën worden samengevat in een hogere rangorde van verwante
verschijnselen of abstracte relaties van gelijke aard (Stanford, 2011). Concepten van zo een
aard kent Geschiedenis niet.
Het lijkt misschien een anachronisme om moderne sociologische theorieën toe te
passen op een historische casus. Wij zijn ons sterk bewust van de beperkingen die aan een
sociologisch onderzoek zitten bij het behandelen van een dergelijke casus. Het is immers
onmogelijk om met volledige nauwkeurigheid sociologische uitspraken te doen over een
historische periode. Het beste dat gedaan kan worden is om een zo aannemelijk mogelijke
theorie te vinden. Toch zijn wij tijdens het onderzoek meerdere sociologische theorieën
tegengekomen die toepasbaar bleken te zijn op historische gebeurtenissen. Deze theorieën
hebben bijgedragen aan een uitgebreider begrip van zowel de sociale verhoudingen in
Jeruzalem als de Eerste Kruistocht, wat niet mogelijk geweest zou zijn als de disciplines
individueel naar de hoofdvraag hadden gekeken.
Conclusie
In dit gedeelte van het hoofdstuk gaat ons antwoord op de vraag ‘’Hoe veranderden de
sociale verhoudingen in Jeruzalem door de Eerste Kruistocht?’’ gegeven worden. Voordat de
Eerste Kruistocht bij Jeruzalem aankwam was de stad descriptief multicultureel; joden,
christenen en moslims woonden samen in de stad, hoewel de moslims meer vrijheden
genoten dan de overige twee bevolkingsgroepen. Nadat de stad door de kruisvaarders
ingenomen werd veranderde dit drastisch. Moslims en joden werden uitgemoord of uit de
stad verdreven. Deze verandering is tot stand gekomen door een historisch proces dat ook
vanuit sociologisch standpunt behandeld kan worden.
29
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Op het Concilie van Clermont riep paus Urbanus II op tot een kruistocht om
Jeruzalem te veroveren. Dat deze stad in handen van moslims was presenteerde hij als een
humiliating injury. Door moslims en joden te polariseren kon hij het geweld dat de
christenen zouden loslaten op deze bevolkingsgroepen rechtvaardigen. De rechtvaardiging
van het geweld werd gekoppeld aan het concept van de just war om de christelijke soldaten
volledig van hun zonden te verlossen. In deze rechtvaardiging is ook de theorie van Girard te
herkennen; vanuit christelijk oogpunt vormen de joden en de moslims een
surrogaatslachtoffer/zondebok waartegen het geweld heilig verklaard wordt. De sociale
verhoudingen in Jeruzalem veranderden dus drastisch, omdat de kruisvaarders beïnvloed
werden door een aantal factoren die door moderne sociologische theorieën herkend kunnen
worden. Hierdoor zagen zij zichzelf dermate superieur dat er in hun koninkrijk van Jeruzalem
geen ruimte was voor andere bevolkingsgroepen.
30
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Literatuurlijst
Boeken

K. Armstrong, Jeruzalem: One City, Three Faiths (New York 2005)

Axelrod & C. Phillips, Encyclopedia of Wars (New York 2005)

A.J. Boas, Jeruzalem in the Time of the Crusades (Routledge 2001)

W. Cavanaugh, The Myth of Religious Violence: Secular Ideology and the Roots of
Modern Conflict (Oxford 2009)

E.H. Cline, Jeruzalem Besieged: from Ancient Canaan to Modern Israel (University of
Michigan 2004)

Erdmann, Die Entstehung des Kreuzzugsgedankens (Darmstadt 1980)

N. Ford, Jeruzalem under Muslim Rule in the Eleventh Century: Christian Pilgrims
under Islamic Government (New York 2004)

M. Gabriele, An Empire of Memory: The Legend of Charlemagne, the Franks, and
Jeruzalem before the First Crusade (Oxford 2012)

M. Juergensmeyer, Terror in the Mind of God: The Global Rise of Religious Violence
(California Press 2004)

W. Kymlicka Liberalism, Community, and Culture (Oxford 1989)

T.F. Madden, The Concise History of the Crusades (Lanham 2013)

S.S. Montefiori, Jeruzalem: the Biography (New York 2011)

Nicolle, The First Crusade, 1096-99: conquest of the Holy Land (Oxford 2003)

P.F. Robinson, Just War in Comparative Perspective (Ashgate 2003)

A.F. Repko, Interdisciplinary Research: Process and Theory 2nd Ed (Thousand Oaks
2012)

S. Schein, Gateway to the Heavenly City: Crusader Jeruzalem and the Catholic West
(1099-1187) (Ashford 2005)

Selengut, Sacred fury: understanding religious violence (Rowman & Littlefield, 2008)

C. Taylor “The Politics of Recognition,” in Multiculturalism: Examining the Politics of
Recognition, A. Gutmann (ed.) (Princeton 1994)
31
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980

C. Tyerman, God’s War: a New History of the Crusade (London 2006)
Artikelen

St. T. Aquinas. "The Just War.” in The Summa Theologica (Chicago 1952)

M.C. Gaposchkin, ‘’The Place of Jeruzalem in Western Crusading Rites of Departure
1095-1300’’, The Catholic Historical Review Volume 99 number 1 (2013) p. 1-28

J.F. Childress "Just-War Theories: The Bases, Interrelations, Priorities, and Functions
of Their Criteria" Theological Studies vol 39 (1978) p. 4-27

J.R. Hall, “Religion and Violence: Social Processes in Comparative Perspective”,
Handbook for the Sociology of Religion (2001) p. 1-35
Online Teksten

Augustinus van Hippo, City of God (426) (Edinburgh 1886) Bekeken op:
http://web.archive.org/web/20130725190746/http:/etext.lib.virginia.edu/etcbin/toc
cernew2?id=AugCity.xml&images=images/modeng&data=/texts/english/modeng/parse
d&tag=public&part=all

H. Hagenmeyer, Historia Hierosolymitana (1095-1127) (Heidelberg 1913) Bekeken
op: http://www.archive.org/stream/historiahierosol00foucuoft#page/n5/mode/2up

Urban II (1088-1099): Speech at Council of Clermont, 1095, Five versions of the
Speech. Bekeken op: http://www.fordham.edu/halsall/source/urban25vers.html#Fulcher

Passages uit de Gesta Francorum et alorium Hierosolymytanorum, bekeken op:
http://www.fordham.edu/halsall/source/gesta-cde.asp

Passages uit het Concilie van Nicea (325), bekeken op:
http://www.fourthcentury.com/index.php/nicaea-325-canons

Passages uit het Concilie van Chalcedon (451), bekeken op:
http://www.ccel.org/ccel/schaff/npnf214.xi.xv.html

Stanford Encyclopedia of Philosophy, Concepts, bekeken op:
http://plato.stanford.edu/entries/concepts/
32
Frank van der Meij 3830632
Taman Autar 3204980
Afbeeldingen
Kaart van Jeruzalem tijdens de belegering van de kruisvaarders, uit C. Tyerman, God’s War: a
New History of the Crusade (London 2006), p. 154
33