Gemeente van onze Here Jezus Christus,

Preek De Samaritaan, Rotterdam (Opstandingskerk), 6 juli 2014, 10.00 uur
Thema: ‘Iedereen is welkom bij God!’ naar aanleiding van Ezechiël 48: 30-35 en Openbaring 21: 9-27 (tekst: vers 16)
1.
Wat is mooi? Moeilijk? Belangrijk?
De kathedraal van Milaan heeft drie ingangen. Eén hoofdingang
en twee zij-ingangen. Boven één van die zij-ingangen staan
prachtige bloemen afgebeeld. En daaronder staat een marmeren
inscriptie: ‘De dingen die wij mooi vinden, zijn tijdelijk.’ Boven de
andere zij-ingang staat een kruis afgebeeld. En ook daar is een
marmeren inscriptie: ‘De dingen die wij moeilijk vinden, zijn
tijdelijk.’ En in het midden, boven de hoofdingang, staat een grote
inscriptie: ‘De dingen die belangrijk zijn, zijn eeuwig.’ Al die dingen
die ons in de drukte van de dag bezighouden, waar we zo door in
beslag genomen kunnen worden, het mooie en het moeilijke, het
zijn uiteindelijk meestal de tijdelijke dingen. Maar de bouwer van
de kathedraal in Milaan, die houdt ons een spiegel voor: ‘Wat zijn
nu de werkelijk belangrijke dingen? Dat zijn de dingen van de
eeuwigheid.’
Over die eeuwige dingen gaat het in deze laatste hoofdstukken
van de Bijbel, Openbaring 21 en 22. Het zijn hoofdstukken vol
symboliek. In het eerste deel van Openbaring 21 heeft Johannes,
de schrijver, al verteld wat hij zag: een nieuwe hemel en een
nieuwe aarde, waar alles goed is. Hij schrijft: ‘Ik zag de heilige
stad, het nieuwe Jeruzalem neerdalen van God uit de hemel.’ In
die stad woont God Zelf bij de mensen. ‘En’, zo schrijft Johannes
dan, ‘God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal
er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er
meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.’
Dit is de toekomst, de goede toekomst die de Bijbel schetst. Dat is
een enorme troost en bemoediging. Voor Johannes zelf, want hij
is op hoge leeftijd, vanwege zijn geloof in Jezus, verbannen naar
een vreselijk eiland, Padmos, waar de gevangenen moeten
werken in afschuwelijke steengroeves. En het is ook grote
bemoediging voor de christenen aan wie hij schrijft, christenen in
zeven gemeenten in Klein-Azië, wat nu Turkije is. Als Johannes
deze visioenen krijgt, worden de christenen daar ontzettend
vervolgd. Maar door deze visioenen steekt God Zelf hun een hart
onder de riem: ‘De dingen die wij moeilijk vinden, zijn tijdelijk.’
Maar de dingen die belangrijk zijn, zijn eeuwig.’
Johannes wordt in dit hoofdstuk door zijn gids, dat is een engel,
meegenomen naar de top van een berg, en vanaf die bergtop ziet
hij het nieuwe Jeruzalem. In dat nieuwe Jeruzalem komen hemel
en aarde samen. Waarom heet die stad nu het nieuwe
Jeruzalem? Omdat in het oude Jeruzalem, gewoon op deze
aarde, de Joodse tempel gestaan heeft. En God zei van die
tempel, lang geleden tegen koning Salomo, die de tempel had
gebouwd: ‘Salomo, in die tempel wil Ik wonen. Ik Zelf zal er
neerdalen en zo, midden tussen de mensen leven.’ Jeruzalem
staat dus in de Bijbel voor de ontmoetingsplaats tussen God en
mensen.
Ook in het nieuw Jeruzalem woont God midden tussen de
mensen. Zo lezen we dat, in vers 22: ‘Ik zag geen tempel in haar
(in de stad), want de HERE, de almachtige God, is haar tempel,
en het Lam. (Dat Lam, daarmee wordt Jezus bedoeld.) En de stad
heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want
de heerlijkheid van God verlicht haar, en het Lam is haar lamp.’
2. Een grote, vierkante stad: alle volken zijn welkom bij God!
En nu is het opmerkelijk, dat deze stad wordt getekend als een
kubus. We lezen dat in vers 16: ‘En de stad lag daar als een
vierkant, haar lengte was even groot als haar breedte. En hij mat
de stad met de meetlat op: twaalfduizend stadiën. Haar lengte,
breedte en hoogte waren gelijk.’
Weet u wat daar achter zit? Het getal vier staat in de Bijbel voor
de volledigheid, de volheid van de schepping. Terwijl drie staat
voor God (Vader, Zoon en Heilige Geest), staat vier voor deze
wereld. Dat weten we toch? Er zijn vier windstreken, en met die
vier begrippen, noord, oost, zuid en west, kun je elke plaats op de
aardbol aanwijzen. Zoveel graden westerlengte, zoveel graden
noorderbreedte. Er zijn ook vier Evangeliën, vier boeken waarin
het leven van Jezus beschreven wordt. Als het ware van alle
kanten krijgen wij een beeld van wie Hij is.
En nu ziet Johannes hier een stad in het vierkant. Proeft u de
bedoeling? Dit is een beeld van de volmaakte schepping, zoals
God die bedoeld heeft. De lengte en de breedte zijn hetzelfde.
Maar, opvallend genoeg, is ook de hoogte hetzelfde: 12.000
stadiën. Een ‘stadie’, dat woord is ontleend aan het stadion in
Olympisch, het Olympisch stadion. Dat stadion was 185 meter
lang. 12.0000 stadiën, dat is dus 2.220 kilometer! Dat is de
afstand van Rotterdam tot de zuidpunt van Italië. Dit is dus niet
zomaar een stad, dit is een gigantische stad! Dat getal 12.000, dat
heeft symbolische waarde: 3 x 4 = 12. Het getal van God, van de
hemel, 3, vermenigvuldigd met het getal van de aarde, 4. En dat
dan weer maal 1000. Duizend is 10x10x10, tien tot de derde, dat
wil zeggen: oneindig! Hemel x aarde x oneindig! Het gaat hier
over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Bovendien: 12 is het
getal van het volk van God: Israël heeft twaalf stammen, en de
twaalf apostelen staan aan de basis van de kerk. 12 x 1000, dat
wil zeggen: Gods volk is oneindig groot, er is plaats voor iedereen!
Als we het zó opvatten, begrijpen we ook waarom de hóógte van
die stad ook 12.000 stadiën is. Het gaat hier niet alleen om een
nieuwe schepping op aarde, maar die nieuwe schepping verénigt
hemel en aarde, verenigt God en Zijn volk. Die afstand van 12.000
stadiën, dat is niet de hoogte van de stad, en daarboven komt dan
de hemel – nee: die 12.000 stadiën zijn de afstand tót de hemel.
In die kubus smelten hemel en aarde samen tot één geheel. Het is
ook niet zo dat de muren van de stad 12.000 stadiën hoog zijn.
Leest u maar mee in vers 17: ‘En hij mat haar muur op:
honderdvierenveertig el, een mensenmaat, die ook de maat van
een engel is.’ 144 el, dat is ongeveer 70 meter. Dus dat zijn hoge
muren, maar geen muren van 2220 kilometer.
Dus wat ziet Johannes? Er ligt een enorme stad op aarde, met
muren van 70 meter hoog, en die stad, die heeft een vaste
verbinding met de hemel, die vormt als het ware één geheel met
de hemelruimte daarboven. Aarde en hemel vormen samen een
kubus. En ook dát is niet toevallig. Want ook de kubus is een
bijbels symbool. In de tempel in Jeruzalem, daar had je het
‘heilige der heiligen’, dat was de aller-, allerheiligste ruimte. In dat
heilige der heiligen, daar woonde God Zelf. En dat heilige der
heiligen, u raadt het al, dat had de vorm van een kubus! 20 el
lang, 20 el breed, 20 el hoog, dus 9 x 9 x 9 meter (1 Koningen 6:
20). Als dat nieuwe Jeruzalem wordt getekend als een kubus, dan
heeft dat een heel duidelijke betekenis: hier woont God, hier
woont Hij temidden van de mensen. En zo loopt er een lijn, al
vanuit het Oude Testament, vanuit Ezechiël 48. De laatste negen
hoofdstukken van Ezechiël, hoofdstuk 40 tot en met 48, bevatten
een beschrijving van de stad Jeruzalem, met daarin een nieuwe
tempel. Die beschrijving lijkt wel te slaan op een letterlijke, aardse
tempel. Maar dat is schijn. Want uit die tempel stroomt een
beekje, en dat beekje wordt steeds breder, steeds dieper, tot het
een rivier wordt die uitmondt in de Dode Zee. En daar, in de Dode
Zee, daar maakt die rivier al het water gezond. Het krioelt van de
vis. Die hele beschrijving in Ezechiël, van die stad, en die tempel,
en die rivier, die laten zien: zó zal God een nieuwe toekomst
geven. Een goede toekomst. Ook in Ezechiël is sprake van
symbooltaal. Ook daar is die nieuwe stad vierkant. We hebben het
gelezen, in hoofdstuk 48: elke zijde is 4500 el lang. Dat is ruim 2
kilometer. U merkt: dat zijn de afmetingen van een aardse stad. Er
wordt ook niet gesproken over de hoogte van de stad. Hier is het
visioen nog minder groots dan in Openbaring. Maar de naam van
die stad laat al zien wat de bedoeling is van het visioen, wat Gods
einddoel is met Zijn volk Israël, en later met de totale mensheid.
Wat wat zegt Ezechiël in het laatste vers van zijn boek? ‘En de
naam van de stad zal vanaf die dag zijn: DE HERE IS DAAR.’ De
HERE, Hij is er! Die lijn wordt doorgetrokken in Openbaring 21.
Een vierkante stad, waar de HERE is. God wil wonen bij de
mensen, in een stad, die als het ware één groot ‘heilige der
heiligen’ is.
En die vierkante stad, zo ziet Johannes in zijn visioen, die heeft
poorten die altijd openstaan. Naar alle windstreken, naar het
oosten, naar het noorden, naar het westen en naar het zuiden. De
stad heeft een muur, dat wil zeggen: er is veiligheid, alle gevaren
en risico’s en zorgen en problemen, die zijn weg, voorgoed. En
toch, ondanks die muren, is de stad wel open. Open voor mensen
uit alle volken. Naar elke kant zijn er zelfs drie poorten. Niet één,
maar drie, totaal twaalf. Het is goed om daar even over na te
denken. In het nieuwe Jeruzalem zijn mensen welkom uit alle
windstreken, uit alle culturen, met alle huidskleuren. ‘Zij zullen de
heerlijkheid en de eer van de naties daarin brengen,’ lezen we in
vers 26. Elke vorm van racisme, is de Bijbel volstrekt vreemd. Ik
laat me niet uit over die VN-commissie die deze week op bezoek
was in ons land en of hun aanpak nou zo verstandig is. Maar het
bis klip en klaar: elke gedachte: ‘Wij zijn beter dan andere
mensen, met andere huidskleuren’ staat haaks op de Bijbelse
boodschap. Nee, God werkt in alle volken. Het nieuwe Jeruzalem
staat open naar alle kanten. Voor iedereen. Iedereen is welkom bij
God! Er is zóveel plaats! Zóveel… die stad is zo oneindig groot!
3. Bent u ingeschreven in het boek van het Lam?
Maar er staat wel iets bij. In vers 27: ‘Al wat onrein is, zal er niet
inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en
leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des
levens van het Lam.’ Voor iedereen is er plaats, daar in het
nieuwe Jeruzalem. Iedereen is welkom! Maar hoe zou je zó dicht
bij de levende God kunnen wonen, als je leven besmet is met
leugens en bedrog, met verkeerde gewoontes en zondige
gedachten? Hoe zou je het licht van God kunnen verdragen, als er
duisternis is in je leven? Daarom is er één voorwaarde, om in het
nieuwe Jeruzalem te komen. En dat is: ingeschreven staan in het
boek van het Lam. Het boek van Jezus. Maar wanneer sta je daar
nou in, in dat boek van het Lam?
Heel vaak hoor ik mensen zeggen: ‘Nou, ik leef netjes, ik geef
ieder het zijne, ja, dominee, daar gaat het toch om?’ Nee, dus.
Daar gaat het niet om. Dat is wel fijn, en heel belangrijk, maar
daar gaat het niet om. Als het alleen om netjes leven ging, dan
had Jezus nooit naar deze aarde hoeven komen. Dan had Hij niet
een Lam hoeven worden.
Nee, het ligt anders. Jezus is gekomen, en Hij heeft Zichzelf
aangeboden, om als een Lam geslacht te worden. Hij heeft
Zichzelf gegeven, om in onze plaats de straf te dragen voor onze
fouten, voor onze zonden. Wij kunnen niet op eigen houtje dat
nieuwe Jeruzalem binnengaan, omdat we toch wel netjes geleefd
hebben. Dan worden we tegengehouden, door zo’n engel, want bij
elke open poort staat wel een engel, lezen we in vers 12. Nee, we
zullen één ding moeten leren. We zullen moeten leren om te
buigen voor Jezus. We zullen moeten leren om nederig te vragen:
‘Jezus, mijn Verlosser, niemand is aan U gelijk. Kostbaar Lam van
God, Messias, maakt van zonden vrij. Wilt U ook mij vergeven
alles wat ik fout heb gedaan. Maak mijn leven helemaal schoon.
En wilt U geven dat ik dan, net als U Zelf, mag opstaan in een
nieuw leven. Dat ik mag opstaan om dat nieuwe Jeruzalem binnen
te gaan.’ Geloof in Jezus, dáár komt het op aan. En dan gaan we
ook ontdekken, wat er nu eigenlijk zo geweldig is aan die hemelse
stad. Want kijk, heel veel mensen geloven wel in een hemel. Maar
het is een hemel zonder God. Een soort eeuwig luilekkerland,
waar je al je behoeften achterna kunt rennen. Alleen: daar word je
als mens niet gelukkig van.
Nee, het nieuw Jeruzalem, dat is het leven zoals God het bedoeld
heeft. Leven waarin de liefde centraal staat. Leven waarin we
hebben ontdekt hoe ongelooflijk ver Jezus Christus is gegaan om
ons te redden. Dat Hij alles heeft gegeven, álles, voor ons...
Het nieuwe Jeruzalem, die stad in het vierkant, dat is de
volmaakte schepping, het heilige der heiligen, waarin God alles is
en in allen. De naam van de stad is: ‘DE HERE IS DAAR.’
4. Verlangen naar de plaats waar de Meester is
Er was eens een gelovige huisarts, die een ernstig zieke patiënt
bezocht. De patiënt lag boven op bed, en vroeg: ‘Dokter, hoe is
het daar?’ De dokter wist eerst niet was hij moest zeggen. Maar
opeens hoorde hij zijn eigen hond. Die nam hij altijd mee, en die
hond was de trap op gekomen, en krabde met zijn poot tegen
dedichte deur van de slaapkamer. ‘Hoor je mijn hond?’ vroeg de
dokter. ‘Hij wil hier naar binnen. Weet je waarom? Hij is
ongeduldig geworden beneden. Hij hoort mijn stem. Wat er hier in
de kamer is, dat weet hij totaal niet. Hij weet maar één ding: mijn
baasje, mijn meester, díe is daar.’
Naar vier kanten staan de poorten open, de poorten van het
nieuwe Jeruzalem. Ook voor u! Ook voor jou! En hoe het
daarbinnen zal zijn? Deze beelden, in Openbaring, laten zien dat
het in ieder geval geweldig is. Veel mooier dan wij ooit kunnen
bedenken. Maar het meest belangrijk, dat is: in het nieuw
Jeruzalem, is God, en daar is Jezus Christus, onze Verlosser.
5. Er is plaats, ook voor u, voor jou! ‘Today the Saviour calls!’
En als we aan Hem denken, dan leren we relativeren. Dan
ontdekken we steeds meer, wat er staat op de kathedraal in
Milaan: dat veel mooie dingen tijdelijk zijn. Dat alle moeilijke
dingen tijdelijk zijn. Maar dat wat echt telt, wat echt belangrijk voor
ons is, dat dat eeuwig blijft bestaan. Liefde, trouw, goedheid,
genade. Daar, in dat nieuwe Jeruzalem, de stad in het vierkant, de
volmaakte schepping, daar is plaats, ook voor u, ook voor jou.
Iedereen is welkom bij God! Iedereen mag in dat boek van het
Lam ingeschreven worden. De vraag vanmorgen is: heeft u het
Lam al ontdekt, als Verlosser, als Heer? Heeft u zich al aan Hem
toevertrouwd? Heeft u al ontdekt, welke dingen écht van belang
zijn?
Waar maakt u zich nou druk over? Wat houdt u bezig? Waar zit
jouw hoofd vol mee? Misschien je werk? De zaak, hoe moet het
daarmee? Moet ik uitbreiden, ja of nee? Moet ik ingaan op de
aanbieding die ik heb gehad? Of je relatie? Is hij de ware, is zij
degene met wie ik verder wil? Of zit je hoofd vol met weer iets
anders, gewoon met het WK in Brazilië? Of zit je hoofd misschien
vol met een ruzie? Ongelooflijk, wat kan dat een energie vreten,
vindt u niet? Ruzie. Niet voor niets zegt de Bijbel: ‘Laat de zon niet
ondergaan over uw toorn.’ Maak het goed, nog voor je gaat
slapen. Als het lukt, als de ander wil! Of zit uw hoofd vol met
zorgen, over uw kinderen, kleinkinderen, over je ouders? Of over
jezelf. Dat rare plekje op je huid, hoe zit dat? Hoe zal de uitslag
zijn, deze week in het ziekenhuis? Waar zit jij vol mee? Met een
computerspel? Met je uiterlijk? Ben ik wel leuk? Hoe kom ik over?
Er zijn onbenullige dingen, er zijn belangrijke dingen, echt
belangrijk, maar er is één ding, dat alles overstijgt.
Vanmorgen vraag ik het maar op de man af: maakt u zich
misschien druk over heel veel dingen, maar vergeet u niet het
allerbelangrijkste? Staat uw naam, staat jouw in het boek van het
leven? U bent welkom in dat nieuwe Jeruzalem. Hoort u het? U
bent heel hartelijk welkom! Naar alle kanten staan de deuren
open. Echt naar alle kanten, drie naar elke windstreek! Maar de
vraag is: ‘Heeft u de Here Jezus al gevráágd om in uw hart te
komen? Om Koning te zijn over uw leven? Jouw leven?’ Als dat
zo is, dan ligt ook voor u de toegang open! Of houdt u zelf
krampachtig het stuur van uw leven in handen? Denkt u
misschien: ‘Nou, dat komt later wel…’
Weet u, de grote prediker Dwight Lyman Moody, die optrad in de
18e eeuw in Amerika, heeft eens een heel ernstige fout gemaakt.
Dat gebeurde op 8 oktober 1871 in Chicago. Moody was bezig
met een serie preken over de Here Jezus, en die dag preekte hij
over de woorden van Pilatus: ‘Wat dan zal ik doen met Jezus, die
genaamd wordt Christus?’ Die vraag, die stelde Moody ook aan
zijn hoorders. ‘Wat doet u met Jezus, die genaamd wordt
Christus?’ En hij zei tegen de mensen: ‘Denkt u er over na, de
komende week, en dan gaan we volgende week verder met deze
stof.’ Hij gaf zijn hoorders een week de tijd. Daarna zong de
bekende zanger Ira Sankey een indrukwekkend lied: ‘Today the
Saviour Calls’. ‘Vandaag roept de Verlosser!’ Vandaag!
Halverwege dat lied moest Ira Sankey stoppen met zingen. Want
buiten was er een enorm lawaai, en hij kwam er niet meer
bovenuit. Wat gebeurde er? Die dag brak er brand uit in Chicago,
een enorme brand, nog altijd wordt die brand ‘The Great Chicago
Fire’ genoemd. Een groot deel van de stad brandde af, twee
dagen lang duurde de brand, en er vielen honderden slachtoffers.
‘Today the Saviour Calls’. Vandaag roept de Verlosser.
De toegang naar het nieuwe Jeruzalem is geopend.
De Here Jezus heeft met Zijn bloed voor U de toegangsprijs
betaald. Aan Jezus zal het niet liggen. Maar u, hoe is het met u?
En met jou? Is uw paspoort getekend? Heeft u een visum voor het
nieuwe Jeruzalem? U laat de Verlosser toch niet praten?
Geef u over aan Hem, vandaag nog. Helemaal. Iedereen is
welkom bij God. Iedereen! Ook voor U is de toegang vrij. Amen.
Reageren? Bel of mail René van Loon, 010-4426280, [email protected]