Leuk, werken bij een NGO

.carrière
nrc.next
10
WOENSDAG 18 JUNI 2014
11
.start up
Elke week belicht nrc.next een
start-up met potentie. Deze week:
digitaal je documenten
tekenen met Signaturit.
Sign anywhere, anytime
Snel en online
ondertekenen
Bedrijf: Signaturit
Oprichters: Juan Zamora (30)
Javier Martínez, (32) Salvador
Severich (27) en Jose Bautista (27)
Medewerkers: 7
Wat is het probleem?
Uitprinten, ondertekenen, weer
inscannen en vervolgens mailen.
Iedereen die per e-mail het
verzoek krijgt ‘even’ iets te
ondertekenen, weet dat het een
tijdrovende klus is. Signaturit lost
dat sneller op.
Hoe werkt het?
Stel, je hebt een pdf-bestand dat
getekend moet worden. Je schrijft
je mail, stuurt de bijlage mee, en
zet vervolgens achter het e-mailadres van de geadresseerde nog
‘.signatur.it’. Bijvoorbeeld:
[email protected]. De
ontvanger krijgt een e-mail
waarin wordt gevraagd om het
document te tekenen. Dat doe je
op je telefoon of tablet, door met
je vinger je handtekening te
maken.
Werkt dit met elk document?
Ja, zolang het in pdf naar je
gemaild wordt.
Wat is het verdienmodel?
Als je er als particulier niet vaker
dan vijf keer per maand gebruik
van wilt maken is het gratis.
Daarna zijn er verschillende abonnementsvormen, vanaf 14,90
euro per maand. Een bedrijf dat
dagelijks tientallen contracten
moet ondertekenen – denk aan
een makelaar – heeft er bijvoorbeeld profijt van om een abonnement te nemen.
Bestond dit al?
De twee bekendste zijn DocuSign
en Adobe EchoSign, en start-ups
die er nu mee bezig zijn als HelloSign en RightSignature. Signaturit
onderscheidt zich door zich
vooral op de Europese markt te
richten, doordat ze volledig voldoen aan alle eisen van de Europese privacywetgeving. Zo moet
je bij hen ook elke keer opnieuw je
handtekening zetten, ze bewaren
nergens een handtekening in hun
systeem.
Wat is de toekomst?
Ze zijn net twee maanden geleden
van Spanje naar Amsterdam
verhuisd, omdat ze hier meer
kansen zien. Op dit moment
worden per week zo’n 500 contracten getekend met Signaturit.
CHARLOTTE VAN ’T WOUT
Het vak van
rock-‘n-roll, whisky en
armen vol tattoo’s
Ambacht De barbier is terug van weggeweest. In Rotterdam, Amsterdam,
Groningen en Utrecht kunnen mannen terecht voor een trim-, scheer- of knipbeurt.
Maar hoe word je eigenlijk barbier?
Toch kom je er niet met alleen
baarden scheren. „Uiteindelijk gaat
het erom dat je mannen kunt knippen”, zegt Sadd. De meeste barbiers
leren dat in de praktijk. Ze stappen
een barbershop binnen en vragen of
ze een tijd mee mogen draaien. Maar
voor wie bij Cut Throat Barber and
Coffee aan de slag wil, is dat niet voldoende. Sadd neemt alleen stagiairs
aan met een échte barberopleiding.
Neem voormalig barman Boudewijn Jurriaans (29), die voordat hij bij
Sadd stage ging lopen een zes weken
durende opleiding tot barbier in
Dublin volgde. „In Ierland is het vak
nooit uitgestorven”, legt hij uit. „Ze
hebben daar zo veel kennis.”
Jurriaans wil barbier worden
HAGAR JOBSE
ven de waterkoker
zoeken hoor.” Barbier Martijn Houweling (33) van de
Barbershop in
Amsterdam zet
zelden thee. Zijn klanten trakteert hij
op een biertje of een whisky.
Gewoon, omdat het gezellig is en
omdat het er volgens hem bij hoort
als je met mannen onder elkaar bent.
Want vrouwen mogen dan welkom
zijn in de barbierzaak in de Jordaan,
ze hebben er weinig te zoeken. Houweling en zijn collega’s wagen zich
niet aan lange lokken of permanentjes, ze knippen alleen heren. Die
voorzien ze van een ouderwetse
scheerbeurt en korte, traditionele
kapsels, het liefst met een flink opgeschoren nek.
Voormalig kapper Houweling is
niet de enige die het eeuwenoude
vak barbier weer heeft omarmd. De
traditionele barbier die in de jaren
zeventig uit het straatbeeld verdween, is terug van weggeweest.
Drieënhalf jaar geleden opende
‘Schorem haarsnijder en barbier’ in
Rotterdam en sindsdien is de trend
overgewaaid naar Amsterdam, Groningen en Utrecht.
Bij barbershop Cut Throat Barber
and Coffee in de Amsterdamse Warmoesstraat zijn vier gespierde mannen aandachtig aan het scheren en
knippen. Stuk voor stuk hebben ze
getatoeëerde armen en een flinke
baard. Dat is geen toeval, denkt barbier James Reichwein (29). Want
hoewel er ook vrouwelijke barbiers
zijn, is het volgens hem hoofdzakelijk een stoer mannenvak.
‘E
Een kapper en een barbier
over één kam scheren, is
uit den boze
Typische mannengrappen
De Nieuw-Zeelandse eigenaar Tom
Sadd (30) kan dit beamen. „In een barbershop hangt een mannelijke sfeer,
er worden veel typische mannengrappen gemaakt. Daar moet je wel in mee
kunnen gaan.” Een kapper en een barber over één kam scheren, is volgens
Sadd uit den boze. „Een kapper doet
alles”, legt hij uit. „Een barbier knipt
alleen korte kapsels en alles wat met
gezichtshaar te maken heeft.” En
daarin zit dan ook de aantrekkingskracht voor klanten: „Een kapper
scheert zelden een baard, wij twintig
per dag. We zijn er gewoon beter in.”
FOTO MIEKE MEESEN
omdat hij graag met zijn handen
werkt, toch heeft hij de kappersopleiding nooit overwogen. „Barbier
heeft een stoerder imago. Een rock’n-roll levensstijl en veel tattoos
horen daar een beetje bij.”
Naast Dublin, Londen en New
York, is er sinds september ook een
barbiersopleiding in Delft. Gedurende veertig weken leren aspirantbarbiers op kappersschool de Heads
Academy één dag per week de kneepjes van het barbiersvak, of liever
gezegd dat van herenkapper. „Want
een herenkapper doet ook lang
haar”, legt oprichter van de Heads
Academy, Renate van Laerhoven uit
(41). „Wij leiden breder op zodat barbiers hun eigen stijl kunnen kiezen.”
Maar eigenaar van barbershop Pappas in Utrecht Erwin Vlug (43) vindt
het onderscheid tussen herenkapper
en barbier onzin. „Een barbier is
gewoon een kapper, die hoofdzakelijk mannen knipt”, zegt hij terwijl hij
de baard van een klant trimt.
Bang dat ze straks werkloos zijn als
de baard weer uit de mode raakt, zijn
de meeste barbiers niet. „Misschien
doen we straks wat minder baarden”,
zegt Sadd. Gelukkig voor Houweling,
die de mannelijke klanten het grootste voordeel van het vak vindt.
„Vrouwen zijn veel kritischer. Mannen zeuren niet.”
Leuk, werken in een oorlog
Solliciteren Werken bij een ngo is populair, sollicitanten melden zich volop voor vacatures. Het lijkt
romantisch werk – lesgeven op een zelf opgericht schooltje bijvoorbeeld. Klopt dat beeld wel?
MARJOLEIN WELLING
A
rtsen zonder Grenzen
kreeg vorig jaar zo’n 2.000
brieven op 45 vacatures.
Amnesty
International
ontving bijna 400 reacties
op één functie. En Oxfam
Novib telde 300 sollicitaties op 72 vacatures. Werken bij een niet-gouvernementele
organisatie (ngo) is populair.
Romantische ideeën over het helpen
van kinderen, het bouwen van waterputten of het lesgeven op een zelf opgericht
schooltje. Daar denken veel mensen aan
bij werken voor een ngo. Maar het is óók:
werken in eindeloze oorlogen, in kleine
hutjes, ver verwijderd van dierbaren. Is
zo’n baan écht zo leuk als het lijkt?
Opblaasbaar ziekenhuis
Beide kanten zijn te zien op ‘Noodhulp
van Dichtbij’, waar hulpverleners van Artsen zonder Grenzen rondleidingen geven
over hun werk in crisisgebieden. Mensen
kunnen de verblijfplaatsen van artsen
zien, een cholerakliniek en een opblaasbaar ziekenhuis bekijken en zelfs proeven
van noodvoedsel – een caloriebom van
een soort zoete pindakaas. Ook is te zien
hoe massale vaccinatieprogramma’s
worden georganiseerd.
Realistisch zijn over de praktijk is volgens Anton Frima, recruitment coördinator van Artsen zonder Grenzen, belangrijk
wanneer je wilt werken voor een ngo.
„Mensen denken vaak dat je even ergens
gaat helpen en dat was het dan. Dat
gebeurt inderdaad, we redden levens met
goede, medische hulp. Maar het komt ook
voor dat oorlogen jaren duren voor ze
voorbij zijn.”
stenen huisje zonder ramen, van zes vierkante meter. Met granaten en geweerschoten op de achtergrond verbleven ze
daar zes uur lang. „In levensgevaar waren
we niet. Maar daarna ben je alerter. Met dit
werk neem je nu eenmaal risico’s.”
Je woont in je werk
Frima vertelt dat personeel gemiddeld
negen tot twaalf maanden leeft in een
gebied zo groot als een voetbalveld. Je
woont dus ‘in’ je werk, in een lemen hutje
of tent. Er is een klamboe, een nachtkastje
en een gesloten opbergkist – zo kunnen
slangen en schorpioenen er niet bij. Daarnaast staan waterputten, is er een opslagruimte en ziekenzaal: een gemetseld
gebouwtje met patiënten. Even hardlopen
of naar de film is er niet bij. „Dat is vaak te
onveilig.”
Als je ‘in het veld’ werkt maken kleine
dingen het verschil, zegt tropenarts Josine
Blanksma. Ze werkte voor Artsen zonder
Grenzen in een voedingskliniek in ZuidSoedan, in een moeder- en kindkliniek in
India en in een ziekenhuis in Congo. In
Zuid-Soedan had ze een potje bellenblaas
bij zich. Even waren de vrouwen om haar
heen verward. Toen begonnen ze te krijsen van blijdschap. „Met simpele dingen
kun je mensen gelukkig maken. Voor even
was iedereen vrolijk en bevrijd van al hun
zorgen. Zo leer je ook andere culturen kennen en de wereld te begrijpen zoals zij die
ervaren.”
Zo rooskleurig is het werk niet altijd. Op
een dag werd Blanksma in Congo om vijf
uur ’s ochtends gewekt. Rebellen vielen
het dorp aan. Razendsnel moest ze met
veertien collega’s een safe room in: een
Dagen in coma op een stretcher
Voortdurend
onder stress
staan is de
andere kant
van het werk
bij een ngo
Mensen zien herstellen maakt gelukkig,
zegt Koen Regout, projectcoördinator bij
Artsen zonder Grenzen, Hij werkte in
Congo, Zuid-Soedan en Oost-Ethiopië. „In
Zuid-Soedan lag een man met een kogel
door zijn schedel bij ons. Hij lag dagen in
coma op een stretcher. Drie weken daarna
liep hij weer. Dat is fantastisch. Je maakt
dan het verschil tussen leven en dood.”
Volgens Regout kun je dit als arts ook in
Nederland ervaren, maar omdat de
behoeften in oorlogsgebieden veel groter
zijn is zo’n gebeurtenis „extra speciaal”.
Ver weg zijn van iedereen van wie je houdt
en voortdurend onder stress staan is de
andere kant van het werk, zegt Regout.
„Als je in een gebied werkt waar het ebolavirus heerst, ben je elke dag bezorgd over
je eigen gezondheid. Het is extreem
besmettelijk. Eén fout kan er één te veel
zijn. Mensen mogen daar niet langer dan
zes weken werken.” Ook kies je niet met
wie je werkt. „Je bent zeven dagen per
week onder collega’s. Als het niet klikt,
heb je pech. Je bent altijd op elkaar aangewezen.”
Vanaf vandaag tot en met zondag staat
Noodhulp van Dichtbij in Eindhoven en de
week erna in Zwolle.
Een medisch noodhulpkamp
van Artsen zonder Grenzen
in Utrecht, om het publiek
kennis te laten maken met
hun werk. FOTO ROB HUIBERS
WAT ZIJN DE EISEN?
Hier letten ngo’s op bij
sollicitanten:
1. Recruiters verwachten
dat je flexibel bent in werktijden, zelf met oplossingen
komt en dat je zo rustig
mogelijk blijft in stress-situaties. Lekke banden, taalbarrières, kakkerlakken in je lemen hutje: werken in het buitenland gaat soms niet over
rozen. Geen dag is hetzelfde.
2. Deel dezelfde missie als
de ngo waar je voor wil
werken. En zorg voor dezelfde idealen. Laat zien dat je
bij de organisatie past. Vertel
erover in je sollicitatiebrief of
tijdens het gesprek.
3. Houd je sociale media
op orde. Facebook, LinkedIn-pagina’s en Twitter
worden door ngo-recruiters
gecontroleerd. Zorg voor
een gepaste profielfoto – dus
niet dronken op een strandfeest – en geef dezelfde
informatie in je brief als
online, bijvoorbeeld dezelfde jaartallen in werk en
opleiding.
4. Frans spreken is een
voordeel. Ngo’s zijn actief in
een groot aantal Afrikaanse
landen waar deze taal veel
voorkomt, zoals Congo en
Haïti.