REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN VOOR DE VOORBEREIDENDE KLASSEN DER OUDE HUMANIORA EN DE HOGERE KLASSEN VAN DE LAGERE GRAAD DOOR L. VAN OSTA SCHOOLHOOFD ST.-]AN-BERCHMANSCOLLEGE • BRUSSEL N.V. JOZEF VAN 1!Ij & CU LIER REDEKUNDIGE ONTLEDING ONTLEDING V AN DE DE ENKELVOUDIGE ENKELVOUDIGE ZIN ZIN VAN VOOR DE VOORBEREIDENDE VOORBEREIDENDE KLASSEN KLASSEN DER OUDE HUMANIORA HUMANIORA DER OUDE EN DE HOGERE HOGERE KLASSEN KLASSEN DE LAGERE LAGERE GRAAD VAN VAN DE DOOR L. VAN OSTA L. VAN SCHOOLHOOFD SINT—JAN—BERCHMANSKOLLEGE• si BRUSSEL SINT-JAN-BERCHMANSKOLLEGE BRUSSEL 1956 N.V. JOZEF VAN & Co Co N.V. JOZEF VAN IN & LIER I NLEIDI NG INLEIDING Z1N I.I. DE DE ZIN A. ZINSVERBAND A. ZINSVERBAND September de herfstmaand. herfstmaand. September is is de De dagen worden worden korter. korter. De dagen De regen valt. valt. De regen Het mooie nog eerder eerder zeldzaam. zeldzaam. mooie weder weder is is nog De vogels vogels vertrekken. 's Nachts hangt de de nevel nevel over over de de velden. velden. Nachts hangt 's Avonds fris. Avondswordt wordthet het al al fris. De natuur sterft. sterft. De natuur De bladeren vallen vatten van van de de bomen. bomen. De bladeren De winter nadert nadert met metrasse rasseschreden. schreden. De winter Als aan of op op iets iets denken, denken, en en als als wij wij aan aan onze onze ouders, ouders, broer broerof ofzus zus die die Als wij aan op twee twee manieren: manieren: gedachte gedachte willen willen meedelen, meedelen, dan dan kunnen kunnen wij wij dat op I. door door te tespreken, spreken, 2. door te schrijven. schrijven. door te Maar beide gevallen gevallen moeten woorden gebruiken. gebruiken. En En die die woorden woorden Maar in in beide moeten wij wij woorden moeten zin vormen. vormen. moeten samen sameneen eengoed goedgebouwde, gebouwde, begrijpelijke begrijpelijke zin Men kan een zin Men kan dus dus slechts slechts een zin hebben hebben als als men men een een gedachte gedachte heeft heeft en en men men gedachte omzet noemen die die gedachte omzetininwoorden. woorden.Een Eengedachte gedachte in in woorden noemen we: een zin. we : een Bovenaan zinnen:: ik heb in in woorden woorden uitgedrukt uitgedrukt wat wat ik ik dacht. dacht. Bovenaan staan staan tien zinnen ik heb 1. ONTHOUD: ONTHOUD : Ik zin, wanneer wanneer ik in woorden woorden uitdruk uitdruk wat wat ik ik denk. denk. heb een een zin, ik in lk heb In staan. In een een zin zin moet moet altijd altijd een een vervoegd vervoegd werkwoord werkwoord staan. 3 Het nieuwe nieuwe schooljaar begint Mis. begint met met een een H. H. Mis. Wij bidden bidden de de H. Geest om bijstand. om bijstand. Wij kijken kijken even even rond rond in in de de nieuwe nieuwe klas. klas. Wij geraken geraken vlug vlug vertrouwd vertrouwd met met het hetzwarte zwarteschoolbord. schoolbord. Op een Op een schap, schap, in in de de hoek hoek naast naast de de kast, staat een een aardglobe. kast, staat Boven het het bord Boven bord hangt hangt een kruisbeeld. Na het het gebed gebed krijgen krijgen wij wijonze onzeleerboeken. leerboeken. ons de De leraar dikteert ons de lesrooster. De leraar Hij vermeldt vermeldt de voorgeschreven voorgeschreven leervakken. de eerste Zo eindigt eindigt de eerste schooldag. Morgen beginnen wij voor voor goed. goed. Dat de Dat de Heer Heer ons ons dit dit jaar helpe. OEFENING : Onderlijn Onderlijn in OEFENING: in de de zinnen zinnen het het vervoegd vervoegd werkwoord. werkwoord. Wij ontleden ontleden aldus aldus het het vervoegde vervoegde werkwoord. werkwoord. p. e. is : 3e 3· p. e. O. T. T. Aant. W. van van het het ww. ww. zijn. zijn. ONTHOUD: ONTHOUD : In elke zin zin staat staat een een vervoegd vervoegd werkwoord. werkwoord. In elke LET OPI LET OP! Er is Brand! = is brand. brand. = Er = Breng Breng hulp. hulp. Hulp! = = Dat Dat doet doet pijn. pijn. Ai! = = Kom, vader. Vader! = vader. Gij? = = Zijt gij Gijl gij het? hetl Verrukkelijk, zo'n zo'n sappige sappige peer! peer! = is zo'n zo'n sappige sappige peer. peer. = Verrukkelijk Verrukkelijk is Morgen lekker Morgen lekker een een dag dag verlof! verlof! = = Morgen Morgen hebben hebben wij wij lekker lekker een een dag dag verlof. Hoe meer zielen zielen hoe hoe meer meer vreugd! vreugd! = Hoe meer = Hoe Hoe meer zielen er er zijn, hoe meer zielen hoe meer meer vreugd is. vreugd er is. = Wilt Wilt ge Nog een een koekje? koekjel = ge nog nog een eenkoekje koekjehebben? hebbenl = Heel Heel graag wil ik Heel graag! graag! = graag wil ik nog nog een een koekje. koekje. Het kan kan ininzekere zekereomstandigheden omstandighedengebeuren gebeurendat datwij wijonze onzegedachten gedachtenslechts slechts uitdrukken door door één woord, woord, of of woorden woordenzonder zonder vervoegd vervoegd werkwoord. werkwoord. Dat éne woord of die die woorden woorden vervangen vervangen dan dan een een ganse ganse zin. Hierboven Hierboven woord of staan enkele voorbeelden, voorbeelden, met met daarnaast daarnaast de volledig volledig uitgedrukte uitgedrukte zin. zin. staan zo zo enkele ONTHOUD: ONTHOUD : Het vervoegde vervoegde werkwoord werkwoord is is soms soms niet niet uitgedrukt. uitgedrukt. 4 B. SOORTEN ZINNEN ZINNEN B. SOORTEN I. ENKELVOUDIGE ENKELVOUDIGE ZIN. de mens Vriendelijkheid geeft de mens meer meer waarde. Wij gaan gaan niet nietwandelen. wandelen. De autovoerder zag de de fietser. De luiheid het oorkussen oorkussen van van de de duivel. duivel. luiheid is het De storm trok nog een beetje naar het noorden. noorden. De storm trok nog een beetje licht niet Wil het licht niet branden? branden? Neen, de Neen, de stoppen stoppen zijn zijndoorgeslagen. doorgeslagen. Vlaanderen geroemd om de kunst kunst van van zijn zijnschilders. schilders. Vlaanderen was was zeer zeer geroemd om de God is rechtvaardig. rechtvaardig. God is Men moet het het nuttige boven aangename verkiezen. verkiezen. Men moet boven het het aangename In elk van van deze deze zinnen zinnen staat staat slechts slechts één één gedachte. gedachte. Er staat staat ook maar maar één één In elk vervoegd werkwoord vervoegd werkwoord in. in. Men Men zegt zegtdat datdeze dezezinnen zinnenenkelvoudig enkelvoudig zijn. zijn. Zij worden worden dan dan ook ook enkelvoudige enkelvoudige zinnen zinnengenoemd. genoemd. 2. SAMENGESTELDE SAMENGESTELDE ZIN. ZIN. vader druk druk bezig was. Leo hij bemerkte bemerkte dat dat zijn vader was. Leo verliet verliet de de kamer, kamer, want hij In deze zin zin staan staan 33gedachten gedachten:: In deze Leo de kamer kamer Leo verliet verliet de hij bemerkte hij zijn vader was bezig. zijn vader was bezig. Er staan ook 33 vervoegde vervoegde werkwoorden in. Er staan ook in. Er staan drie enkelvoudige zinnen zinnenin. in.Deze Dezeenkelvoudige enkelvoudige zinnen zinnen zijn zijn Er staan drie enkelvoudige doordedeonveranderlijke onveranderlijkewoorden: woorden :want want -— dat. tot één één zin samengevoegd samengevoegd door Toen wij wilden wilden gaan gaan wandelen, wandelen, bemerkten bemerkten wij die buiten buiten adem adem wij tante, die kwam aangelopen aangelopen om ons te zeggen dat grootvader een beroerte beroerte had gekregen. In deze zin zin staan staan 44 gedachten gedachten:: In deze Wij wilden wilden gaan gaan wandelen wandelen wij bemerkten wij bemerkten tante tante die buiten adem kwam aangelopen die buiten adem aangelopen om om ons ons te tezeggen zeggen grootvader beroerte gekregen. grootvader had had een een beroerte Er staan ook vervoegde werkwoorden werkwoorden in. in. Er staan ook 44 vervoegde Er staan 4 enkelvoudige enkelvoudige zinnen Deze enkelvoudige enkelvoudige zinnen één Er staan zinnen in. Deze zinnen zijn zijn tot één zin samengevoegd samengevoegd door onveranderlijke woorden : toen die-— dat. zin door dede onveranderlijke woorden : toen - —die 5 De onveranderlijke woorden toen, dat, dat, zijn zijnvoegwoorden. voegwoorden. De onveranderlijke woorden: : want, want, toen, «Die» voornaamwoord. « Die » is is een een betrekkelijk betrekkelijk voornaamwoord. In elk van van deze deze zinnen zinnen staan staan meerdere meerdere gedachten. gedachten. Er staan ook meerIn elk Er staan ook meerdere vervoegde werkwoorden werkwoorden in. in. dere vervoegde Men zegt dat dat deze deze zinnen zinnen samengesteld samengesteld zijn. zijn.Zulke Zulkesamengestelde samengestelde zin zin Men zegt noemt noemt men men :: volzin. ONTHOUD: ONTHOUD : gedachte uit. uit. — Enkelvoudige Enkelvoudigezinnen zinnendrukken drukken slechts slechts I gedachte -— Een Een volzin volzin bestaat bestaat uit uit meerdere meerdere enkelvoudige enkelvoudige zinnen. zinnen. -— In een volzin volzin staan staan zoveel zoveel enkelvoudige enkelvoudige zinnen zinnen als als er er vervoegde vervoefde In een werkwoorden zijn. werkwoorden zijn. -— Deze enkelvoudige zinnen verbonden door een een voegwoord voegwoord Deze enkelvoudige zinnen zijn zijn verbonden of door door een een betrekkelijk betrekkelijkvoornaamwoord. voornaamwoord. REGEL :: REGEL Alvorens ontleden :: Alvorens een een zin zin te ontleden 1° Onderlijn de devervoegde vervoegde werkwoorden. werkwoorden. I° Onderlijn 2° Splits de de volzin volzin in in enkelvoudige enkelvoudige zinnen. zinnen. 2° Splits Splits de OEFENING : Splits OEFENING: de volgende volgende samengestelde samengestelde zinnen zinnen in in enkelvoudige enkelvoudige zinnen. Zohaast de Franse Franse ruiters ruitershet hetvoordeel voordeelder derkruisboogschutters kruisboogschutters en het wijken het wijken Zohaast de der Vlamingen bemerkten, bemerkten, vreesden dat de de voetgangers voetgangers gans der der Vlamingen vreesdenzij zij dat gans de de eer der overwinning zouden wegdragen. wegdragen. overwinning zouden Saidjah schreide veel dacht aan aan die die arme arme buffet, buffel, waarmee waarmee hij hij twee twee jaar jaar veel als hij dacht zo innig had omgegaan, omgegaan, en niet eten eten want want zijn zijn keel keel was was tete zo innig en lange lange tijd tijd kon kon hij hij niet nauw slikte. nauw als als hij slikte. Het is is rechtvaardig rechtvaardig dat dat men men beloont beloont wie wie het hetverdient. verdient. Wie zich verbeeldt verbeeldt volmaakt te zijn, verliest door trots wat wat hij hij door door door zijn zijn trots Wie zich volmaakt te genade had verkregen. genade verkregen. dan nog nog zal zal hij wanneer een een man man alle rijkdommen bezit dan hij geen geen man man Zelfs Zelfs wanneer zijn zijn zo zo hij hij geen geen wil wil heeft. heeft. licht lokt lokt zo zo fel felde devlinders vlinders aan dat zij ererhun hunvleugels vleugels aan branden Het dat zij Het licht en stervend neerfladderen. neerfladderen . en stervend waterloop die die nu leven wordt wordt dikwijls dikwijls vergeleken vergeleken bij bij een waterloop nu eens langzaam Het leven naar de dan eens vlug vlug stroomt stroomt maar nooit nooit terugkeert naar de bron. bron. dan eens dat, onbewust van het Onhoorbaar zijn slachtoffer, dat, onbewust van het gevaar gevaar Onhoorbaar besloop besloopde de tijger tijger zijn waarin zijn koele water, waarin dat hem bedreigde, bedreigde, rustig rustig zijn dorst dorst leste aan het koele zijn aan het dat hem beeld zich weerspiegelde. beeld weerspiegelde. 6 11. DEENKELVOUDIGE ENKELVOUDIGE ZIN II. DE A. SOORTEN ENKELVOUDIGE ENKELVOUDIGE ZINNEN A. SOORTEN Bevestigend Ontkennend Mededelend I. Mededelend kat vangt De kat vangt muizen. muizen. De kat vangt geen geen muizen. muizen. kat vangt 2. Vragend Blijft gij langer? Blijft gij niet niet langer? langer? 3. Wensend Mocht gelukken. Mocht hij gelukken. Mocht hij niet Mocht niet gelukken. gelukken. 4. Uitroepend zijt gij gij lui! Jan, wat wat zijt lui I Jan. Jan. gij nooit nooit werkzaam! Jan, wat wat zijt gij 5. Gebiedend Zeg dat dat nog nog eens. eens. Zeg dat nooit nooit meer. meer. Zeg dat B. DELEN VAN VAN DE DE ENKELVOUDIGE ENKELVOUDIGE ZINNEN B. DELEN ZINNEN De slachtoffers van de ontploffing ontploffing werden werden naar de de kliniek kliniek gevoerd. gevoerd. De slachtoffers van de De slachtoffers slachtoffers van van de de ontploffing ontploffing -— de slachtoffers slachtoffers van de -— van de ontploffing werden naar werden naar de kliniek gevoerd. gevoerd. -— werden gevoerd gevoerd kliniek -— naar naar de de kliniek De mensen spanning op het resultaat van het onderzoek. onderzoek. mensen uit het dorp wachtten met spanning De mensen uit het dorp dorp De mensen uit het -— de mensen mensen -— uit het dorp dorp uit het wachtten met spanning spanning op het resultaat resultaat van van het het onderzoek. onderzoek. wachtten met op het -— wachtten spanning -— met spanning op het -— op het resultaat resultaat van van het het onderzoek onderzoek op het -— op het resultaat resultaat onderzoek -— van van het onderzoek 7 In een enkelvoudige enkelvoudige zin zin vinden vinden wij wijdoorgaans doorgaans verscheidene verscheidene onderdelen onderdelen :: In een zinsdelen. De twee twee zinnen zinnen hierboven hierboven bestaan bestaan uit kleinere uit 22 grote grote delen, delen, die die elk weer kleinere delen bevatten. delen bevatten. Al die AI die zinsdelen zinsdelen opzoeken, zeggen wat ze en waarom ze zijn, ze zijn en ze er zijn, dat is is :: de zin ontleden. ontleden. dat de zin Het vervoegde belangrijkste deel, kern van van de de zin. zin. vervoegde werkwoord is is het belangrijkste deel, de kern Om een een zin zin te te ontleden, ontleden, moet moet men men dan dan ook ook beginnen beginnen met dit dit werkwoord werkwoord te zoeken. zoeken. 8 DE 0ONTLEDING DE NTLEDI NG VAN DE E ENKELVOUDIGE ZIN VA N DE NKELVOUDIGE ZI N Alexander heeft de de Perzen overwonnen. Alexander Germanen wonen wonen over over de Rijn. Rijn. De Germanen Piet wordt wordt een een flinke flinke jongen. jongen. Piet jongens praten praten te te veel. veel. De jongens sneeuw smelt. smelt. De sneeuw heeft hem hem duchtig duchtig de deoren orengewassen. gewassen. De leraar heeft OEFENING: de 2 grote zinsdelen zinsdelen aan. aan. In elk elk van van deze deze enkelvoudige enkelvoudige Duid de OEFENING : Duid staan 2 grote zinsdelen zinsdelen:: zinnen staan deel van van de de zin, zin, waarvan waarvan iets iets gezegd gezegd wordt wordt:: het onderwerp. onderwerp. een deel II.. een 2. een deel van zin dat dat iets iets zegt zegt van van het het onderwerp onderwerp:: het gezegde. gezegde. van de de zin 2. I. DEDENOODZAKELIJKE NOODZAKELIJKE ZINSDELEN ZINSDELEN A. HET A. HETONDERWERP ONDERWERP Colombus ontdekte ontdekte Amerika. De hond hond heeft heeft de de ganse nacht geblaft. geblaft. ganse nacht De deugd deugd siert de mens. mens. siert de Guido GezeIIe gedichten. Gezelle schreef prachtige gedichten. Zusje speelde met met haar pop. Rodenbach werd te Roeselare geboren. De een aspirientje. aspirientje. nam een De zieke nam Ons land is weer vrij. vrij. is weer Ons land Nog diezelfde avond avond trok trok de boswachter er op ob uit. Nog diezelfde de boswachter Tijdens vlucht werd werd de de bandiet neergekogeld. Tijdens zijn zijn vlucht waarvan iets iets wordt wordt gezegd, De in vet gedrukte woorden zijn delen van de zin, waarvan gezegd, waarvan iets iets wordt wordt meegedeeld. meegedeeld.Het Het zijn zijn onderwerpen. waarvan I. HOE HOEKUNNEN KUNNENWIJ WIJHET HET ONDERWERP VINDEN? VINDEN? ONDERWERP Ontleed elke zin zo zo : elke zin Werkw. :: ontdekte Wie I Ond. .: Wie . Wat Wat ontdekte? Colombus. 99 geboden om om het het onderwerp De 12 geboden onderwerp te te vinden vinden : I. Zoek Zoekhet hetvervoegde vervoegde werkwoord. werkwoord. het vervoegde 2. Zet of wat vóór vervoegde werkwoord. v66r het Zet wie of is : het onderwerp. onderwerp. Het antwoord op op die die vraag vraag is Het antwoord OP LET OP! ! I. Het Hetonderwerp onderwerp staat staat niet niet altijd altijd vooraan. vooraan. Zoek Zoek het het onderwerp. onderwerp. Vader, moeder zult gij eren. eren. Vader, moeder zult gij Zaterdag begint het het verlof. verlof. Zaterdag begint De zevende De zevende dag rustte rustte God. God. Dat mooie vader mij mijgegeven. gegeven. mooie boek boek heeft heeft vader 2. Het onderwerp onderwerp is is soms soms niet komt vooral vooral voor voor als als het het niet uitgedrukt. uitgedrukt. Dit komt werkwoord in in de degebiedende gebiedende wijze staat. Jongens, weest voornaam. weest voornaam. Jongens, let op! Jongens, let Volgt goed, jongens. Volgt goed, Het woord jongens jongens is is in in deze deze zinnen zinnen geen geen onderwerp. onderwerp. Het Het zijn zijn de de Het woord personen de spreker spreker zich Wijontleden ontleden dan dan ook ook : personentot tot wie wie de zich richt. Wij bij het het ww. aanspreking (aanspr.). bij aangesproken persoon persoon of aanspreking jongens:: aangesproken jongens dat het Het onderwerp onderwerp in in deze deze zinnen zinnen is uitgedrukt. Wij Wij zeggen dat is niet niet uitgedrukt. onderwerp verzwegen verzwegen is. is. Hoe ontleden ontleden wij deze deze zin? Wij vervangen vervangen dus om de de vraag vraag te te dus het het gebod gebodweest weestdoor door moet moet wezen om stellen. Werkw. :: weest (geb. w.) (geb. w.) Ond. : Wie moet moet wezen? wezen? (gij). De (( )) beduiden verzwegen. beduiden : verzwegen. Aanspr. :: Jongens Aanspr. Ook in in de de volgende volgende zinnen zinnen is is het het onderwerp onderwerpverzwegen verzwegen:: Zo wordt wordt verteld. (er) (er) Dank U wel. (ik) Kan men in in een een enkelvoudige enkelvoudige zin zin én een onderwerp een uitgedrukt onderwerp Kan men én een aanspreking hebben? Ontleed de volgende volgende zinnen zinnen om het antwoord antwoord te tevinden vinden : Ontleed de om het Gij ziet er niet niet goed goed uit, uit, beste beste vriend. vriend. Mijnheer, zoudt U mij mij even willen helpen? helpen? Mijnheer, zoudt Mijn God, God, waarom waarom hebt hebt Gij Gij mij mijverlaten? verlaten? Vader, wij wij zijn weg. Vader, weg. Meester, Jan Meester, Jan is is gevallen. gevallen. I0 10 ONTHOUD: ONTHOUD : I. onderwerp is is het het deel deel van van de dezin zinwaarvan waarvaniets ietsgezegd gezegd Het onderwerp I . Het wordt. wat? v66r 2. Men vindt het het onderwerp onderwerp door door de de vraag vraag : wie of wat? vóór Men vindt het vervoegde werkwoord te zetten. het vervoegde werkwoord 3. De personen personen die die aangesproken aangesproken worden vormen een een ander zinsdeel zinsdeel:: De aanspreking. 2. SOORTEN ONDERWERP. ONDERWERP. (e. o.). a. a. ECHT ONDERWERP (e.o.). De onderwerpen die die wij wij tot totnog nogtoe toeininde deverschillende verschillende zinnen zinnen zijn zijn tegengekomen, zijn echte onderwerpen. Het Het onderwerp onderwerpheeft heefthier hiereen een duidezijn echte betekenis. Hier volgen lijke betekenis. volgen nog nog een een paar paar zinnen. zinnen. De kachel De kachel is is nog nog te warm. Voetballen is is een Voetballen een gezonde gezonde sport. sport. auto vloog De auto vloog over over de de kop. VOORLOPIG ONDERWERP (v. o.). b. VOORLOPIG (v.o.). kan toch ook alles, alles, die die Elza. Ze kan toch ook Het zijn eerlijke eerlijke mensen, mensen, die die Vermeirens. Hij weet het weer, die moeial. weet het weer, die Het is aangenaam Het is aangenaam hier te wandelen. Het onderwerp onderwerp van van de de Ie is : Elza. le zin zin is Het onderwerp onderwerp van van de de 22'e zin is : Vermeirens. zin is Het onderwerp onderwerp van van de de 33'e zin is : moeial. zin is Het onderwerp onderwerp van van de de 44'e zin zin is : wandelen. In deze zinnen zinnen staat staat het het echt echt onderwerp onderwerp achteraan. achteraan. Daarom Daarom zet zet men men In deze vooraan onderwerp vooraan in in de de zin zin een een voornaamwoord, voornaamwoord, dat voor een ogenblik onderwerp is, zolang tot het echte echte onderwerp onderwerp isis genoemd. genoemd. is, zolang tot het is het het woordje ze zolang In In de Ie le zin is zolangonderwerp onderwerp tot tot het echte echte onderwerp Elza isis genoemd. zin is In de In de 22'e zin is het woordje woordje het zolang het echte echte onderzolang onderwerp onderwerp tot tot het werp Vermei rensisisgenoemd. genoemd. Vermeirens is het het woordje hij zolang In de 33'e zin is het echte echte onderwerp onderwerp zolang onderwerp onderwerp tot tot het moeial isis genoemd. genoemd. Zo ook ook in in de de 44ee zin. woordjesze, ze, het, het, hij en het mogen slechts als onderwerp onderwerp De woordjes slechtsvoorlopig voorlopig als doen. Men dienst doen. Men noemt noemt zulke zulke onderwerpen onderwerpen dan dan ook ook:: voorlopig voorlopig onderwerp. II II LOOS ONDERWERP ONDERWERP (I. (I. o.). c. LOOS 0.). Het dondert. Het hagelt. Het spijt spijt mij. Het is feest. Er wordt wordt grof grofgespeeld. gespeeld. Het onderwerp onderwerp heeft heeft bij bij deze deze onpersoonlijke onpersoonlijke werkwoorden werkwoorden of of uitdrukuitdrukkingen minste betekenis. soort onderwerp onderwerp noemt noemt men men loos loos kingen niet niet de de minste betekenis. Dit soort (waar 0.) (waar niets niets inin zit, zit, ledig) ledig) onderwerp onderwerp (I. o.) d. HERHAALD HERHAALD ONDERWERP ONDERWERP (h.o.). (h. o.). Vader, die wel goed goed vinden. die zal het het we/ Zo'n dwaas, hij hij begrijpt begrijpt niet nieteens eens zijn zijneigen eigendomheid. domheid. Zo'n dwaas, Zo'n man, hij hij is is altijd altijd koppig. Zo'n man, In deze zinnen echte onderwerp dwaas, man man nog nog In deze zinnen wordt wordt het het echte onderwerp vader, vader, dwaas, eens hij.Wij Wijnoemen noemendeze dezewoordjes woordjes eens herhaald herhaalddoor doorde dewoordjes woordjesdie, die, hij, hij, hij. herhaald (h.o.). herhaald onderwerp onderwerp (h. o.). LET OP OP !1 In een : In een enkelvoudige enkelvoudige zin zin kunnen kunnen meerdere meerdere onderwerpen onderwerpen staan staan: Mensen en dieren, alles vluchtte voor het water. en dieren, vluchtte voor het water. Vader moeder gingen gingen wandelen. wandelen. Vader en moeder Noch ouders, noch noch zijn noch zijn vrienden vrienden zijn zijn er eriningeslaagd geslaagd Noch zijn ouders, zijn leraars, noch die jongen op het goed goed pad pad terug te te brengen. brengen. die jongen op het Mannen, vrouwen en zien. Mannen, vrouwen en kinderen, kinderen, iedereen iedereenwilde wilde die die film film zien. Eten, drinken en slapen slapen zijn de bezigheden bezigheden van van de de luiaard. zinnen : alles, iedereen? OEFENING: soort onderwerp zijn in in deze deze zinnen: iedereen? OEFENING : Welke soort 3. WELKE KUNNENONDERWERP ONDERWERPZIJN? ZIJN? WELKE WOORDSOORTEN WOORDSOORTEN KUNNEN Maria klonk klonk hem hem als als muziek muziek in in d'oren. d'oren. lk zag hem Ik hem de hei oversnellen. oversnellen. Beide waren waren door de vlucht Beide door de de hond hond op de vlucht gedreven. gedreven. Door de Door de leider leider werd werd besloten besloten de de werklieden werklieden tete raadplegen. raadplegen. Eerst gedaan en en dan gedacht gedacht heeft heeft menigeen menigeen in in 't leed Eerst gedaan leed gebracht de rug Het isis een een vaststaand vaststaand feit feitdat datsommige sommigejongens jongensbabbelen babbelen achter de van de meester. meester. van de OEFENING : Ontleed Ontleed deze deze zinnen. zinnen. Zet achter OEFENING: achter elk elk onderwerp onderwerp het het woordwoordsoort. In de Se 5· zin is het onderwerp onderwerp een een uitdrukking. uitdrukking. Welke? Welke? In de zin is In de 6e zin zin is zin onderwerp. Welke? In de 6" is een een ganse ganse zin Welke? 12 onderwerpszin : Zo'n zin zin die die onderwerp onderwerpisis van van een een andere andere zin, noemen noemen wij wij onderwerpszin: achter de de rug De andere «dat de jongens jongens babbelen babbelen achter rug van van den den meester meester ». De andere « dat de enkelvoudige noemen wij hoofdzin: «is een vaststaand vaststaand feit ». hoofdzin : « is een enkelvoudige zin zin noemen Kunnen zijn : Kunnen onderwerp onderwerp zijn I° Een la Een zelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord of ofeen eenals alszelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord gebruikt gebruikt woord. 22° Een zelfstandig voornaamwoord. Een zelfstandig 33° Een telwoord. 4 de infinitief. infinitief. 4° Een Een werkwoord werkwoord in de 0 0 0 55° Een uitdrukking. Een uitdrukking. 0 Een zin zin:: onderwerpszin. 66° Een 0 B. HETGEZEGDE GEZEGDE B. HET DE FRANKEN DE FRANKEN Frank betekent betekent vrij. Deze Dezevrijheid vrijheidwerd werddoor dooronze onzevoorouders voorouders hardnekkig hardnekkig ververFrank dedigd. De buitengewoon stroblonde krijgers krijgers waren waren gewapend gewapend buitengewoongrote, grote, slanke, slanke, stroblonde met speer, kort zwaard zwaarden enschild. schild. De opperhoofden speer, strijdbijl, kort opperhoofden werden werden na na buitengewone daden daden van van ongemene moed op op het schild gewone ongemene moed schild geheven. geheven. Dezen Dezen vochten vochten ook ook met het met het zwaard zwaard en en de de hang. hang. Dit Ditwapen wapen was een werpspies met weerhaken. was een Franken zijn bij De Franken bij uitstek uitstekde devoorouders voorouders der der Vlamingen. Vlamingen. OEFENING: OEFENING : Onderlijn éénmaal onderwerp in in elke elke zin. zin. het onderwerp éérimaal het Onderlijn tweemaalhet hetdeel deelvan vande dezin zindat datiets ietszegt zegt van van het het onderwerp. onderwerp. Onderlijn tweemaal In de leesles zijn nu de de 2 noodzakelijke zinsdelen onderlijnd onderlijnd:: noodzakelijke zinsdelen In de zijn nu Het zinsdeel zinsdeel waarvan waarvan iets iets gezegd gezegd wordt wordt:: Het onderwerp. onderwerp. Het zinsdeel zinsdeel dat iets zegt zegt over het het onderwerp onderwerp:: Het gezegde. gezegde. dat iets Wat niet niet onderlijnd onderlijnd werd werd zijn zijn slechts slechtsbijkomende bijkomendeen enniet niet noodzakelijke noodzakelijke Zijgeven gevenslechts slechts meer meer uitleg uitleg over over het hetonderwerp onderwerpofofhet hetgezegde. gezegde. zinsdelen. zinsdelen. Zij I. DE DE SOORTEN SOORTEN GEZEGDE. GEZEGDE. Deze vrijheid werd door door onze onze voorouders voorouders hardnekkig hardnekkig verdedigd. verdedigd. vrijheid werd Werkw. :: werd verdedigd. verdedigd. Ond. Ond. Gez. ~:t . Wie I werd verdedigd? werd verdedigd? Vrijheid. • Wat verdedigd. : werd werd verdedigd. 13 krijgers waren met speer, speer, strijdbijl, strijdbijl, kort zwaard en De krijgers waren gewapend gewapend met en schild. schild. Werkw. Werkw. :: waren gewapend. gewapend. Ond. :: Wie Wie Wat I waren gewapend? waren gewapend? strijders. Wat : waren gewapend. gewapend. Gez. In deze 22 zinnen zinnen isishet hetgezegde gezegdehetzelfde hetzelfdeals alshet hetvervoegde vervoegde werkwoord. werkwoord. In deze Het vervoegde vervoegde werkwoord alleen alleen maakt maakt dit dit gezegde gezegde uit. uit. Daarom Daarom noemen noemen gezegde: : het werkwoordelijk gezegde. gezegde. wij dit gezegde wij dit het werkwoordelijk werpspies met weerhaken. Dit wapen wapen was was een een werpsPies De Franken de voorouders voorouders der Vlamingen. Vlamingen. Franken zijn de In deze 2 zinnen zinnen volstaat volstaat het een onderwerp onderwerp en en een een vervoegd vervoegd werkw. werkw. In deze het niet een te hebben. hebben. Want: Ditwapen wapenwas washeeft heeftgeen geenbetekenis. betekenis. Want : Dit De Franken Franken zijn zijnheeft heeftgeen geenbetekenis. betekenis. Men maar dat Men zegt zegt van van dit dit wapen wapen niet niet dat dat het het was, maar dat het een werpspies was. En van van de de Franken Frankenwordt wordt niet niet gezegd gezegddat datze zezijn, zijn, maar wel dat ze de voorEn ouders zijn. Niet het het vervoegde vervoegde werkwoord werkwoord was, zijn, zijn,maar maarandere andere woorden woorden werpspies, voorouders zijn zijn hier hierhet hetvoornaamste voornaamste deel. deel. Het Het vervoegde vervoegde werkwerkspies, voorouders met het het onderwerp onderwerp te verbinden, verbinden, te te woord dient om dat dat deel deel met woord dient slechts slechts om koppelen. Als dan ontleden ontleden krijgen krijgen wij wij dus dus:: Als wij dan Werkw. :: was. Ond. Wie Ond. :: Wie Wat Wat Gez. I ? lAl was? Wapen. was. napen. : was een werpspies. was een Werkw. :: zijn. Ond. Ond. :•: Wie Wie zijn ?? F Franken. lAl zIJn. ran ken. nat I .: Wat Gez. : zijn onze onze voorouders. voorouders. I .. In deze In deze 2 zinnen zinnen is is het het gezegde gezegde niet gelijk gelijk aan aan het het vervoegd vervoegd werkwoord. werkwoord. Het vervoegd vervoegd werkwoord werkwoordkoppelt koppeltslechts slechtseen een ander ander woord woord aan aan het het onderonderwerp. Daarom noemen noemen wij werkwoord:: koppelwerkwoord. koppelwerkwoord. werp. Daarom wij zulk zulk werkwoord Het vervoegde vervoegde koppelwerkwoord en en een een ander ander woord woord (meestal (meestal een een zelfst. zelfst. nw. of een nw.) vormen samenhet hetgezegde: gezegde het : hetnaamwoordelijk naamwoordelijk nwo een bijvg. bijvg. nw.) vormen samen gezegde. 14 ONTHOUD ONTHOUD: : I. Als het het gezegde gezegde gevormd gevormd wordt door door het het vervoegde vervoegde werkwoord werkwoord I . Als alleen, in de de zin zin een eenwerkwoordelijk werkwoordelijk gezegde gezegde alleen, staat staater er in (ww. gez.) gez.) Alleen kan een werkwoordelijk werkwoordelijk Aileen een een gezegdewerkwoord gezegdewerkwoord(gez. (gez.ww.) ww.) kan gezegde vormen. 1 gezegde Als het 2. Als het gezegde gezegde gevormd gevormd wordt wordt door dooreen eenkoppelwerkwoord koppelwerkwoord (kop. en een een ander ander woord, woord, heeft heeft men men een (kop. ww.) en een naamwoordelijk gezegde gezegde (nwd. (nwd. gez.) gez.) Als Als koppelwerkwoorden wordengebruikt: gebruikt :zijn, zijn, worden, koppelwerkwoorden worden worden, schijnen, lijken, heten, heten, dunken, dunken, vallen, vallen, schijnen, blijven, blijven, blijken, blijken, lijken, voorkomen. OPl! LET OP I. Deze werkwoorden werkwoorden kunnen kunnen ook ookwel weleens eensgezegdewerkwoorden gezegdewerkwoorden zijn. zijn. I . Deze Koppelwerkwoord Gezegdewerkwoord Vader Vader is is ziek. Vader te Brussel. Brussel. (vertoeft) (vertoeft) Vader is is te God is. (bestaat) God worden: worden : jan werd werd bleek. Jan bleek. En het licht licht werd. werd. (ontstond) En het blijven : blijven: maand aan aan zee. Het weer weer blijft blijft slecht. slecht. Wij bleven bleven één maand zee. (vertoefden) schijnen : schijnen: De meester scheen scheen boos. boos. De maan scheen scheen door door de de bomen. bomen. De maan (glinsterde) lijken: lijken : Dat op zijn zijn vader. vader. (gelijkt) (gelijkt) Dat zaakje zaakje lijkt lijkt verdacht. verdacht. Jan Jan lijkt lijkt op dat zaakje? Lijkt U dat zaakje? heten: Mijn broer broer heet heet Frans. Frans. De smid heet het ijzer. (warm (warm heten : De smid het ijzer. maken) blijken hand bleek blijken: De hand bleek razend. razend. Moeder bleekt het het linnen. linnen. (te bleken Moeder bleekt leggen) voorkomen : Die voorkomen: zin komt komt me me bekend bekend Dat komt meer meer voor. voor. (gebeuren) (gebeuren) Die zin Dat komt voor. vallen vallen :: viel zwaar. viel op Het afscheid afscheid viel Jefke viel op zijn zijn hoofd. hoofd. (neerstorten) Die zaak dunken: Die zaak dunkt dunkt me me niet niet Dat dunkt mij mij niet. (bevalt) dunken : Dat dunkt betrouwbaar. zijn: zijn : : (I) (I> Gezegdewerkwoord of zelfstandig zelfstandig werkwoord. 15 2. Soms Soms kan kan een 2. een gezegdewerkwoord gezegdewerkwoord als als koppelwerkwoord koppelwerkwoord worden worden gebruikt. gebruikt. Mijn kansen (zijn) goed. goed. Mijn kansen staan staan (zijn) Het huis Het huis lag lag (was) (was) verlaten. verlaten. Komt (zult (zult zijn) zijn) gij op tijd tijd klaar met Komt gij op uw werk? werk? met uw Hij zit Hij zit (is) (is) met metdie dieklacht klachterg ergverveeld. verveeld. 3. Zijn, 3. wordenzijn zijnsoms soms ook ook hulpwerkwoorden. hulpwerkwoorden. Zij Zijworden wordendan dangevolgd gevolgd Zijn, worden door een door een voltooid voltooid deelwoord. deelwoord. Hij is Hij is laat laat naar naar huis huis gekomen. Zijn de de werken werken afgehaald? afgehaald? Jan werd op diefstal betrapt. Jan Hij werd werd dan dan ook ookveroordeeld. veroordeeld. Die brief Die briefisisgisteren gisteren geschreven. geschreven. Het winnende winnende doelpunt doelpunt werd werd op onregelmatige aangetekend. onregelmatige wijze aangetekend. OEFENING : Ontleed Ontleed deze zes zinnen. zinnen. Zie goed OEFENING: deze zes goed naar naar het het vervoegde vervoegde ww. HET WERKWOORDELIJK HET WERKWOORDELIJK GEZEGDE. GEZEGDE. de toren. Het vaantje vaantje wappert wappert op de toren. lk had had aan de Ik de deur deur gescheld. gescheld. lk zal u morgen morgen ondervragen. Ik ondervragen. gedeeltevan van het het jaar isis achter Het schoonste schoonste gedeelte de rug. achter de De meester hem duchtig duchtig de de oren orenwassen. wassen. meester zal hem De De liefde liefde tot tot zijn zijnland landisisiedere iederemens mensaangeboren. aangeboren. OEFENING : Ontleed OEFENING: Ontleed deze deze zinnen. zinnen. II.. Het staat inineen Hetwerwoord werwoordwappert wappert staat eenonvoltooide onvoltooidetijd tijdvan vandedeaantonende aantonende wijze, aktieve vorm. wijze, .aktieve vorm. Het Het gez. gez. bestaat bestaat alleen alleen uit uit een een gezegdewerkgezegdewerkwoord. 2. Het werkwoord werkwoord schellen schellenstaat staatinineen eenvoltooide voltooidetijd tijdvan vandedeaantonende aantonende wijze. wijze. Om Om de de voltooide voltooide tijden tijden te te vormen vormen isis erereen eenhulpwerkwoord hulpwerkwool'd nodig. Hier bestaat het ww. ww. gez. bestaat het gez. uit uit:: Hulpww. -I- voltooid voltooid deelwoord deelwoord van van gez. gez. ww. ww. + 3. In het ww. gez. : In de de derde derde zin zin bestaat bestaat het gez. uit uit: Hulpww. Hulpww. -I- infinitief infinitief van van gez. gez. ww. ww. + 4. In de de vierde vierde en en vijfde vijfde zin zin heeft heeft het hetvervoegde vervoegde werkw. we rkw.op opzichzelf zichzelfgeen geen vormt met met de de andere andere woorden woorden een een uitdrukking uitdrukking :: betekenis. Het betekenis. Het vormt Achter de de rug rug zijn, zijn,iemand iemandde deoren orenwassen. wassen. werkwoordelijk gezegde gezegde bestaat Het werkwoordelijk bestaathier hierdus dusuit uiteen eenwerkwoordelijke werkwoordelijke uitdrukking. uitdrukking. 16 16 ONTHOUD: ONTHOUD : Een gezegde kan kan bestaan bestaan uit uit: Een werkwoordelijk gezegde : 1° Een gezegdewerkwoord gezegdewerkwoord of werkwoordelijke werkwoordelijke uitdrukking. uitdrukking. I° Een + Een hulpwerkwoord hulpwerkwoord(hebben, (hebben,worden, worden,zijn) zijn) + voltooid 2° Een voltooid deelw. deelw. van gez. gez. ww. van Een hulpwerkwoord (zullen, mogen, mogen, kunnen, kunnen,laten, laten, willen) willen) + 3° Een hulpwerkwoord (zullen, infinitief gez. ww. ww. infinitief van van gez. + Nog enkele zinnen een werkwoordelijke werkwoordelijke uitdrukking. uitdrukking. Zoek ze. ze. Nog enkele zinnen met met een weest steeds Jongens, weest steeds van van uw woord. woord. Door koppigheid viel heel ons ons plan plan in in duigen. duigen. Door zijn koppigheid viel heel Patske Karel lelijk lelijk in in de de mating. maling. Patske nam nam Keizer Keizer Karel De onderzoeksrechter stelde de aangehoudene op vrije voeten. de aangehoudene nooit in de Mens, uw naaste nooit de steek. steek. Mens, laat uw Wat keek keek die die bedrieger bedrieger lelijk lelijk op zijn neus. neus. Men heeft die die oude oude man man lelijk lelijk bij bijdedeneus neusgenomen. genomen. Men heeft Mijn vriend vriend werd werd gisteren gisteren ter ter aarde aarde besteld. besteld. De familieleden van van de de verongelukte verongelukte mijnwerkers mijnwerkers stelden stelden het het medemedeDe familieleden gevoelen Koning zeer zeer op prijs. gevoelen van van de de Koning Frans, hebt er dit dit jaar jaarmet metdedemuts mutsnaar naargegooid. gegooid. Frans, gij gij hebt onderspit delven. Ondanks moedig verweer verweer moest moest ons ons elftal elftal het ondersPit delven. Ondanks hun hun moedig Loop koop met met zulke zulke houding, houding, man man!! Loop liever liever niet niet te koop Wat heb heb ik ik het het land land aan aan zijn zijneeuwig eeuwiggejammer gejammer!! Val toch niet niet steeds steeds in in de de rede, rede, man man!! Val mij toch Jongens, slaat niet te lichtzinnig lichtzinnig de de woorden woorden van van uw leraars in in de de wind wind!! HET NAAMWOORDELIJK HET NAAMWOORDELIJK GEZEGDE. GEZEGDE. Toen werd de Toen de toestand toestand onhoudbaar. onhoudbaar. Dat heet nu eens werken. Het isis onbetamelijk onbetamelijk zoiets zoiets te te vragen. vragen. Een raadsel raadsel blijft blijft mij Een mij die die zaak. zaak. Lezen schijnt zijn zijn liefste liefsteontspanning. ontspanning. Lezen schijnt OEFENING: deze zinnen. Schrijf Schrijf naast naast het het vervoegde vervoegde werkwoord, werkwoord, OEFENING : Ontleed deze welk soort werkwoord werkwoord het het is. is. welk soort In al deze deze zinnen zinnen zijn zijn de devervoegde vervoegde werkwoorden werkwoorden koppelwerkwoorden. koppelwerkwoorden. In al Deze vervoegde koppelwerkwoorden koppelwerkwoorden vormen alleen het het gezegde. gezegde. Deze vervoegde vormen niet niet alleen 17 I In uit 22 delen : In deze deze zinnen zinnen bestaat bestaat het gezegde gezegde uit delen: vervoegde koppelwerkwoord. koppelwerkwoord. Het vervoegde Een Een ander ander woord woord :: onhoudbaar onhoudbaar werken onbetamelijk geen geen vervoegde vervoegde werkwoorden. raadsel ontspanning deel van deel noemt noemt men men het naannwoordelijk naamwoordelijk deel van het het gezegde gezegde Dit deel (nwd. d. gez.). het naamwoordelijk naamwoordelijk deel deel van van het het gezegde gezegde iets iets zegt van van het onderwerp Daar het en en het het koppelwerkwoord koppelwerkwoord enkel enkel dient dient om om het hetnaamwoordelijk naamwoordelijk deel deel aan het het onderwerp onderwerp te te koppelen, koppelen, noemt noemt men men dit ditgezegde gezegde: aan : Het naamgezegde. (Predikaat) woordelijk gezegde. ONTHOUD: ONTHOUD : Als het gezegde gezegde gevormd gevormd wordt door door een een koppelwerkwoord koppelwerkwoord en en Als het een heeft men men een naamwoordelijk gezegde. een ander ander woord, woord, heeft een naamwoordelijk bestaat uit uit 2 delen Het naamwoordelijk naamwoordelijk gezegde gezegde bestaat delen :: koppeling:: het het vervoegde vervoegde koppelwerkwoord. koppelwerkwoord. I. I . De koppeling 2. Het naamwoordelijk naamwoordelijk deel deel : het het andere andere woord. woord. kunnen naamwoordelijk Welke woordsoorten kunnen naamwoordelijk deel deel zijn? zijn? I. Een zelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord :: I . Een Knapen Knapen zullen mannen worden. naamwoord :: 2. Een Een bijvoeglijk naamwoord Dat paard paard is is schichtig. 3. Een broer zou zou de de eerste kunnen Mijn broer Een telwoord telwoord (zelfstandig gebruikt) gebruikt) :: Mijn zijn. 4. Een (zelfstandig Een voornaamwoord (zelfstandig gebruikt) gebruikt) :: de mijne. Die boeken boeken lijken de Wie isis hij? 5. Een werkwoord in in de infinitief. Die Die infinitief kan vervangen vervangen worden worden infinitief kan door een bijvoeglijk bijvoeglijk naamwoord naamwoord door een of een een onvoltooid onvoltooid deelwoord deelwoord :: Hij lijkt niet niet te vertrouwen vertrouwen (beHij lijkt trouwbaar) trouwbaar).. Dat is Dat is niet niet te doen. doen. (doenbaar) fan was aan 't schrijven.(schrifrend) Jan schrijven .(schrijvend) 6. Een als onvoltooid Een werkw. werkw. als onvoltooid deelw. deelw. :: Zo'n afkeuring Zo'n afkeuring is is ontmoedigend. 7. Een rkw. als als voltooid voltooid deelw. deelw. Een we werkw. Dat werk Dat werk lijkt geëindigd. 8. Een uitdrukking:: Een uitdrukking Frans is boven boven de de leeftijd. leeftijd. (te oud) Frans Het is om er bij Het is om bij te te huilen. huilen. 18 18 LET OP! OP ! I. Het Hetwerkwoord werkwoord zijn zijnenenhet hetwerkwoord werkwoordworden, worden,gevolgd gevolgd door door een een voltooid deelwoord, zijn zijn hulpwerkwoorden. hulpwerkwoorden. voltooid deelwoord, worden samen samen met met het hetvoltooid voltooid deelwoord deelwoord als als werkwoordelijk werkwoordelijk Zij worden gezegde gezegde ontleed. Ontleed maar maar eens eens:: Dat Dat werk is is geëindigd. geëindigd. -— De De brief werd geschreven. Ook in de de volgende volgende zinnen zinnen is is het het werkwoord werkwoord zijn zijn hulpwerkwoord. hulpwerkwoord. Ook in Het voltooid voltooid deelwoord deelwoord is is niet niet uitgedrukt uitgedrukt:: Moeder is weg. weg. (weggegaan) (weggegaan) Moeder is is af. Het werk werk is af. (afgemaakt) De tijd is De is om. om. (omgegaan) Het uur was was voorbij. voorbij. (verlopen) (verlopen) De kachel weer aan. aan. (gestoken) kachel is is weer 2. In een enkelvoudige enkelvoudige zin kan meer meer dan dan één één naamwoordelijk naamwoordelijk deel deel van van In een zin kan het gezegde gezegde staan. staan. Godloochenaars dwaas. Godloochenaars zijn ofwel boos boos ofwel ofwel dwaas. Kinderrijke gezinnen de roem, roem, de de rijkdom rijkdom en en de de sterkte van een land. gezinnen zijn de God is is oneindig volmaakt, wijs God oneindig volmaakt, wijs en en heilig. heilig. Hij isis oneindig oneindig goed, goed, barmhartig barmhartig en rechtvaardig. opstaan valt de Het opstaan luiaard zwaar zwaar en lastig. de luiaard OEFENING : OEFENING: Ontleed zelf Ontleed zelf deze deze zinnen. zinnen. Schrijf na na elke Schrijf elke zin zin het hetaantal aantal naamwoordelijke naamwoordelijke delen delen van van het hetgezegde. gezegde. 2. DE OVEREENKOMST VAN HET GEZEGDE GEZEGDE MET MET HET HET DE OVEREENKOMST VAN HET ONDERWERP. HET VERVOEGDE WERKWOORD HET VERVOEGDE WERKWOORD Ik heb het boek boek toch toch wel? wel? Wij Wij hebben hebben lk boek Pinocchio Pinocchiogelezen. gelezen.Gij Gij kent kent dat dat boek allen dat boek boek reeds reeds uit uit de de schoolbibliotheek schoolbibliotheek ontleend allen graag graag allen dat ontleenden en wij wij lazen allen zijn lotgevallen. lotgevallen. Want zijn zijn geschiedenis geschiedenis isis leerrijk. Eerst Eerst was was hij hij een ledepop. Maar weldra weldra ging ging hij hij om om met met slechte makkers. Zij brachten hem in in 't ongeluk. brachten hem Gelukkig de fee hem steeds Zijwas wasgoed goeden enbeschermde beschermde hem. hem. Gelukkig kwam de steeds ter hulp. hulp. Zij Maar Pinocchio ondeugendmannetje. mannetje.InIn plaats plaats van van zijn goede Pinocchio bleef bleef een ondeugend goede vader vader vertrok hij hij met te helpen, vertrok met een een vriend vriend naar luilekkerland. luilekkerland. Maar Maar zij zijhebben hebben het het zich beklaagd, want want zij zijveranderden veranderden in in ezels. ezels. Zo Zodom domwerden werdendie diebeide beide zich deerlijk beklaagd, bengels. Wij zullen bengels. zullen hun hunvoorbeeld voorbeeld niet nietnavolgen. navolgen. 19 lk heb heb het boek Ik boek Pinocchio gelezen. Werkw. :: heb heb gelezen Werkw. Wie heeft Ond. : Wie heeft gelezen? gelezen? Gij kent Gij kent dat dat boek boek toch toch wel? Werkw. :: kent Wie kent? Ond. : Wie kent? gij heb heb gelezen ik ik II p. p. e. e. Iele p. e. e. 2' p. e. 2" 22'e p. e. kent gij Eerst was was hij een Eerst een ledepop. Werkw. :: was Werkw. Ond. : Wie was? was? hij Wij lazen lazen allen graag lotgevallen. graag zijn lotgevallen. Werkw. :: lazen Wie lazen? Ond. : Wie lazen? wij 33ee p. e. 33'e p. e. was hij lazen wij Maar zij zijhebben hebben het het zich zich deerlijk deerlijk beklaagd. beklaagd. Werkw. :: hebben beklaagd hebben beklaagd Ond. : Wie hebben hebben beklaagd? beklaagd? zij Iele p. mv. I"le p. mv. 33'e p. mv. 3' p. mv. 3" ONTHOUD : ONTHOUD: Het vervoegde werkwoordkomt komt in in persoon en getal Het vervoegde werkwoord persoon en getal met met het het onderwerp overeen. overeen. OEFENING : De overige OEFENING: overige zinnen zinnen ontleden. ontleden. Vervoegde Vervoegde werkwoord werkwoord en onder- werp op op dezelfde dezelfde manier manier behandelen. behandelen. LET OP! OP! HIER LH HIER KOMEN KOMEN MOEILIJKHEDEN MOEILIJKHEDEN!! Meer dan dan één onderwerp. I . Zelfde persoon. I. persoon. Karel Karel en en Piet Piet zijn zijnnaar naarschool schoolgegaan. gegaan. Werkw. :: zijn gegaan gegaan (gez. ww.) : Wie zijn Ond. zijn gegaan? gegaan? Karel Piet 33'e p. mv. 33ee p. e. 3' p. e. 3" OEFENING ontleding voor voor de OEFENING:: Maak Maak dezelfde dezelfde ontleding de volgende volgende zinnen zinnen :: Brussel en Antwerpen werden werden bijna bijna op dezelfde dezelfde dag bevrijd. bevrijd. Brussel en Antwerpen Noch de de een, een. noch noch de de ander ander hadden hadden aan aan dit dit zaakje zaakjemeegedaan. meegedaan. Noch De leeuw en de leeuwen de tijger tijger zijn zijn landroofdieren. Als er er inin een eenzelfde zelfdeenkelvoudige enkelvoudige zin zin meerdere meerdere onderwerpen onderwerpen staan staan van van Als dezelfde persoon, persoon. dan onderwerpen doorgaans doorgaans van van de de 3' 3"persoon. persoon. dezelfde dan zijn zijn die onderwerpen 20 ONTHOUD : ONTHOUD: Staan in een een enkelvoudige enkelvoudige zin zin meerdere meerdere onderwerpen onderwerpen van van dedeStaan er er in in de staat het het werkwoord werkwoord doorgaans in de derde derde zelfde persoon, persoon, dan dan staat persoon meervoud. persoon meervoud. 4=■111111■ NIMI•11■111•11.111. 2. Ver s c hili end epe rs0 0 n. Verschillende persoon. OEFENING: de volgende volgende zinnen zinnen:: Ontleed de OEFENING : Ontleed Gij en ik trachten hem te overhalen. Gij en ik trachten hem Gij en en Frans Frans zult zult samen samen ploeg ploeg vormen. vormen. Karel, en ikikgaan gaan niet nietnaar naarschool. school. Karel, gij en Jozef, Freddy zijt gaan gaan wandelen. wandelen. Freddy en en gij gij zijt enkel perAls in de de 1° de onderwerpen, en ik ik vervang vervang door door één enkel perAls ik in le zin zin de onderwerpen, gij en de zin zin:: wij trachten trachten hem hem te te overhalen. overhalen. soonlijk voornaamwoord voornaamwoord dan dan wordt wordt de Vervang nu in de volgende zinnen telkens de onderwerpen dooreen een persoononderwerpen door lijk voornaamwoord. Schrijf de ontleding ontleding achter achter het het vervoegde vervoegde werkwoord achter elk elk Schrijf bij bij de werkwoord en en achter en het het getal. getal. onderwerp, de persoon persoon en onderwerp, de ONTHOUD : ONTHOUD: I . Staan I. in een een enkelvoudige enkelvoudige zin zin meerdere meerdere onderwerpen, onderwerpen, dan dan Staan er er in staat het in het staat het werkwoord werkwoord doorgaans doorgaans in het meervoud. meervoud. 2. Verschillen onderwerpen van van persoon, persoon, dan dan staat staat het het vervoegVerschillen de de onderwerpen de werkwoord in in de de Ie de Iele pers. gaat de werkwoord le of 2 2ee persoon, zó z6 dat dat de pers. gaat e ; 2. boven 2e en 33e; 2e pers. gaat boven boven de de 3e. 3e. boven 2e en pers. gaat Een verzamelnaam als onderwerp. verzamelnaam als Is onderwerp een een verzamelnaam, verzamelnaam, die die gevolgd gevolgd isis door dooreen eenzelfstandig zelfstandig Is het onderwerp naamwoord meervoud, dan dan staat vervoegde werkwoord in het het naamwoord in in het het meervoud, staat het het vervoegde werkwoord in meervoud, behalve behalve als als men men de aandacht aandacht op op het verzamelwoord wil wil trekken. Een bende rakkers dronkaard uit. rakkers jouwden jouwden de de dronkaard Een groep betogers in. betogers gooiden gooidende de ruiten ruiten in. Een troep kinderen speelden op 't strand. maar : Een grote menigte stakers vulde Een grote vulde het plein. menigte stakers Een kudde schapen versperde de de weg. schapen versperde Het legertjedapperen dapperen hield moedig stand. stand. Het legertje hield moedig 21 Dit, dat, dat, het hetals als onderwerp. onderwerp. Is dat, het hetdan dankomt komthet hetonderwerp onderwerpovereen overeen met methet het Is het het onderwerp onderwerp dit, dit, dat, naamwoordelijk van het het gezegde. gezegde. naamwoordelijk deel deel van Het waren waren zijn zijnbeste beste schoenen, schoenen, waarmee waarmee hij hij voetbalde. voetbalde. Zijn me me dat dat rare rarekwasten kwasten !1 Dit zijn zijn de de mooiste mooiste vruchten, vruchten, die die ik ik heb. heb. b. HET NAAMWOORDELIJK NAAMWOORDELIJK DEEL DEEL VAN HET HET GEZEGDE. GEZEGDE. b. HET Het naamwoordelijk naamwoordelijk deel van het gezegde gezegde zegt iets van van het het onderwerp. onderwerp. deel van zegt iets Het komt komt dan dan ook ook overeen overeen met met het het onderwerp. onderwerp. Maar deze overeenkomst overeenkomst is is altijd van van belang belang als als het het naamwoordelijk naamwoordelijk deel deel Maar deze van gezegde een is. van het het gezegde eenbijvoeglijk bijvoeglijk naamwoord is. ONTHOUD : ONTHOUD: Als het naamwoordelijk naamwoordelijk deel deel van van het hetgezegde gezegde een een bijvoeglijk bijvoeglijk Als het naamwoord dan heeft heeft dat dat bijvoeglijk bijvoeglijk naamwoord naamwoord hetzelfde hetzelfde getal getal naamwoord is, is, dan en hetzelfde genus genus als onderwerp. en hetzelfde als het het onderwerp. OE.FE.NING de volgende volgende zinnen het onderwerp onderwerp OEFENING :: Ontleed Ontleed de zinnen en en schrijf schrijf achter achter het en het naamwoordelijk naamwoordelijk deel deel het genus genus en het getal. getal. en het en het barmhartigheid van De barmhartigheid van God God isis oneindig. oneindig. De zieke pastoor lijkt beter. beter. zieke pastoor Een kleine E.en kleine vis vis zal zaleens eens groot groot worden. worden. Hij komt komt me me maar maar ziekelijk ziekelijk voor. voor. Het leven leven isis maar maarsteeds steeds duurder duurder geworden. geworden. bomen zouden zouden spoedig spoedighelemaal helemaal kaal kaal zijn. De bomen zijn. LE.T LET OP! Is het onderwerp I. Is onderwerp een een infinitief infinitief of ofeen een onderwerpszin, onderwerpszin, dan dan is is het bijbijvoeglijk naamwoord voeglijk naamwoord onzijdig onzijdig enkelvoud. enkelvoud. 2. Kan genus van moeilijk bepalen, bepalen, dan dan beschouwt beschouwt Kan men men het genus van het het onderwerp moeilijk men het onderwerp men onderwerp als als mannelijk. mannelijk. OEFENING :: OE.FE.NING Opletten sommige leerlingen leerlingen vrij moeilijk. moeilijk. Opletten valt sommige waren gelukkig. gelukkig. Zij waren Beiden Beiden schenen schenen mij mij eerlijk. Sommigen bewuste/oos. Sommigen waren bewusteloos. Roken niet goed goed voor voor de de gezondheid. gezondheid. Roken is is niet 22 LET OP!! HIER KOMEN KOMEN DEZELFDE DEZELFDEMOEILIJKHEDEN MOEILIJKHEDEN!! LET OP Meer dan dan één onderwerp. I . Zelfde I. Zelfde genus. Karel Karel en en Piet Piet zijn zijn ziek. kkopp.ww.) Werkw. :: zijn \kopp.ww.) Ond. : Wie zijn? Gez. Karel m. e. Piet m. e. : zijn ziek : kopp. kopp. :: zijn m. mv. nwd. d. : ziek m. mv. OEFENING: dezelfde ontleding de volgende volgende zinnen. zinnen. ontleding voor voor de Maak dezelfde OEFENING : Maak Moeder en dochter zijn dood. dood. en dochter De tijger en de leeuw bloeddorstig. leeuw zijn bloeddorstig. en de De beuk de eik eik worden worden groot. groot. beuk en en de De kast en en de de tafel tafel lijken netjes. De kast zoon schijnen Vader en zoon schijnen ongelukkig. ongelukkig. ONTHOUD : ONTHOUD: Staan in een een enkelvoudige enkelvoudige zin zin meerdere meerdere onderwerpen onderwerpen van van hethetStaan er er in genus, dan dan staat zelfde genus, staat het naamwoordelijk naamwoordelijk deel deel van van het hetgezegde gezegde in hetzelfde maar in in het (bijvg. nw.) in hetzelfde genus genus maar het meervoud. meervoud. (bijvg. nw.) Verschillend 2. Ver sc hili end genus. gen us. Ontleed deze en zet achter OEFENING: deze zinnen zinnen en achter elk elk onderwerp onderwerp het het genus. genus. OEFENING : Ontleed Mijn vader vader en en moeder moeder zijn zijn dood. dood. en kind Vader en kind zijn zijn welvarend. welvarend. linde en en de De linde de eik eik zijn zijn schaduwrijk. schaduwrijk. Moeder en de de meisjes meisjes werden werden bleek bleek van van schrik. schrik. Moeder en Het jongetje, jongetje, zijn zijn vader vaderen enmoeder moederbleken blekenontroerd. ontroerd. In deze zinnen zinnen staan staan meerdere meerdere onderwerpen onderwerpenvan vanverschillend verschillendgenus. genus. In deze ONTHOUD: ONTHOUD : Staan in een een enkelvoudige enkelvoudige zin zin meerdere meerdere onderwerpen onderwerpen van van verStaan er er in schillend genus, naamwoordelijk deel deel van van het hetgezegde gezegde genus, dan dan staat staat het naamwoordelijk in het meervoud. meervoud. in het Voor het Voor het bepalen bepalen van van het het genus, genus, krijgt krijgt het hetmannelijk mannelijk de de voorrang voorrang op het op het vrouwelijk vrouwelijk en en onzijdig; onzijdig; en en het het vrouwelijk vrouwelijk de devoorrang voorrang op op het onzijdig. onzijdig. 23 Bij een verzamelnaam. verzamelnaam. Bij een Is onderwerp een een verzamelnaam, verzamelnaam, die diegevolgd gevolgd isis door dooreen eenzelfstandig zelfstandig Is het onderwerp naamwoord meervoud dan dan staat staat het het naamwoordelijk naamwoordelijk deel deel van van het het naamwoord in in het het meervoud gezegde meervoud en en heeft heefthet hetgenus genusvan vanhet hetzelfstandig zelfstandignaamwoord, naamwoord, gezegde in in het meervoud behalve als als men men de de aandacht aandachtop op het het verzamelwoord verzamelwoord wil wil trekken. behalve Men zal Men zal dit dit kunnen kunnen zien zien aan aan het het getal getal van van het hetkoppelwerkwoord. koppelwerkwoord. OEFENING: OEFENING : stakers werd werd talrijker. J. De menigte stakers I. De stakers waren De menigte stakers waren opgewonden. opgewonden. Het legertje was klein. 2. Het legertjedapperen dapperen was soldaten waren moedig. Het moedig. Het legertje soldaten NOG ENKELE ENKELE MOEILIJKHEDEN MOEILIjKHEDEN:: Opdededag dagvan vanZijn Zijn lijden werd jezus gevangengenomen, genomen,met metdoornen doornen I. Op lijden werd Jezus gevangen gekroond en tot de kruisdood veroordeeld. gekroond en de kruisdood veroordeeld. In deze volzin volzin staan staan drie drie vervoegde vervoegde werkwoorden. werkwoorden. In deze In deze In deze volzin volzin staan staan dus dus ook ook drie drie enkelvoudige enkelvoudige zinnen zinnen:: dag van Zijn I. Op Op de de dag Zijnlijden lijdenwerd werdJezus jezusgevangen gevangengenomen genomen 2. (Op de dag van van Zijn Zijnlijden lijdenwerd werdJezus) jezus)met metdoornen doornengekroond gekroond de dag 3. (Op de dag van van Zijn Zijnlijden lijdenwerd werdJezus) jezus)tot totdedekruisdood kruisdoodveroordeeld. veroordeeld. de dag In de volzin volzin zijn de (( ) gedrukte gedrukte zinsdelen zinsdelen verzwegen. verzwegen. In de zijn de Het kan kan dus dus voorkomen voorkomen dat dat inineen eenvolzin volzindedesamenstellende samenstellende enkelvoudige enkelvoudige zinnen hetzelfde onderwerp hebben. hebben. zinnen hetzelfde In dit geval geval wordt wordthet hetonderwerp onderwerpslechts slechtséénmaal éénmaal uitgedrukt. uitgedrukt. In dit Deze regel gemeenschappelijke ookvoor voordedeandere andere gemeenschappelijkezinsdelen. zinsdelen. Deze regel geldt geldt ook Ontleding: Ontleding : werd gevangen genomen : (gez. (gez. ww.) Werkw. :: werd gevangen genomen: ww.) werd gekroond gekroond : (gez. (gez. ww.) ww.) werd veroordeeld veroordeeld : (gez. (gez. ww.) werd gevangen genomen?jezus: fezus : (e.o.) (e. o.) Ond. Wie werd gevangen genomen? Ond. : Wie Wie werd werd gekroond? gekroond? jezus :: (e. (e.o.) Jezus o.) Wie werd werdveroordeeld? veroordeeld? jezus :: (e.o.) Jezus (e. o.) Gez. gevangen genomen: gez.) Gez. :: werd werd gevangen genomen : (ww. (ww. gez.) werd gekroond gekroond : (ww. (ww. gez.) gez.) werd veroordeeld veroordeeld : (ww. (ww. gez.) gez.) Bijwd. bep. Bijwd. bep. werd gevangen gevangen genomen genomen :: dag Bijwd. bep. werd gekroond Bijwd. bep. werd gekroond :: dag Bijwd. bep. werd veroordeeld Bijwd. bep. werd veroordeeld :: dag Bijwd. bep. Bijwd. bep. werd gekroond gekroond:: doornen Voorz. vwo werd werd veroordeeld veroordeeld:: kruisdood Voorz. vw. Bijvg. bij zelfst. zelfst. nw. nwo dag dag:: lijden Bijvg. bep. bep. bij 24 Maak dezelfde dezelfde oefening oefening: Een flinke thuis gehoorzaam. de klas Een flinke jongen jongen is is vlijtig vlijtig in de klas en thuis gehoorzaam. bezoek bij bij de De kleine Johannes ging op bezoek de dieren dieren en en vermaakte zich kleine Johannes uitstekend op het dierenbal. dierenbal. : 2. De roos van de de zuiverheid. zuiverheid. roos isis het het symbool symboolvan vande de liefde, liefde, de de lelie van De volledige volledige volzin volzin zou zou zijn zijn:: De roos is het het symbool symbool van de de zuiverheid. zuiverheid. roos isis het het symbool symboolvan vande deliefde, liefde, de lelie is Daar in deze deze volzin volzin twee twee vervoegde vervoegde werkwoorden staan, staan, zijn in deze deze Daar er in zijn er in volzin ook twee enkelvoudige zinnen. volzin twee enkelvoudige zinnen. In enkelvoudige zin: de lelie lelie is is het het symbool symbool van van de de zuiverheid, zuiverheid, is is het het In de enkelvoudige zin : de gezegde gezegde verzwegen. Het kan dat het niet is Het kan dus dus voorkomen voorkomen dat het gezegde gezegde niet is uitgedrukt. uitgedrukt. Dit Dit komt komt vooral voor ininsamengestelde samengestelde zinnen. zinnen. vooral voor OEFENING: Splits deze deze volzin volzin in in enkelvoudige enkelvoudige zinnen. 2. Ontleed Ontleed OEFENING : I. Splits zinnen. -— 2. elke enkelvoudige enkelvoudige zin. zin. Nog Nog enkele enkele zinnen zinnen:: De bisschoppen dragen Paus een De bisschoppen drageneen eenmijter, mijter, de de Paus een tiara. De reizigers dronken dronken bier, de chauffeur chauffeur echter echter koffie. koffie. De reizigers bier, de De spinnen hebben hebben acht acht poten, poten, de de insekten insekten slechts slechts zes. zes. De spinnen /I. DEDENIET-NOODZAKELIJKE NIET-NOODZAKELIJKE ZINSDELEN ZINSDELEN II. DE BEPALINGEN staan de de twee noodzakelijke In de zin zin:: ««De jongen werd beloond. beloond. » staan noodzakelijke zinszinsIn de De jongen delen en het het gezegde. gezegde. delen :: het het onderwerp en dan weet weet hij waarAls tegen iemand iemand zeg zeg:: «« De De jongen jongen werd beloond. beloond. » dan waarAls ik tegen schijnlijk geval, dan dan moet moet schijnlijkom om welke welke jongen jongenhet hetgaat. gaat.IsIsdat datnu nu niet niet het het geval, ik hem ik bedoel. ik hem duidelijker duidelijker maken maken welke welke jongen jongen ik bedoel. lk Ik kan kan hem hem dan dan zeggen : zeggen: Die jongen jongen werd werd beloond. beloond. Die brave brave jongen jongen werd werd beloond. beloond. Die jongen jongen van de bakker bakker werd beloond. beloond. van de De aangeduide aangeduide zinsdelen nadere aanduiding, aanduiding, een nadere bijbijzinsdelen geven geven een een nadere een nadere zonderheid jongen:: het het is is die diebepaalde bepaalde jongen jongen en en geen geen ander. ander. zonderheid over over de de jongen Deze vetgedrukte zinsdelen Het zijn zijn Deze vetgedrukte zinsdelenbepalen bepalenhet het woord woord «jongen « jongen».». Het bepalingen. 25 over « het belonen belonen» kan ik nadere nadere inlichtingen, inlichtingen, meerdere bijzonder» kan Ook over kan ik ik zeggen zeggen:: verschaffen. Zo Zo kan heden verschaffen. Wanneerde dejongen jongen beloond belo<?nd werd werd:: « De jongen jongen werd gisteren beloond. » Wanneer Waaromhijhijbeloond beloond werd werd:: « De jongen jongen werd om zijn gedrag gedrag beloond. » Waarom De jongen Door wie wiehij hijbeloond beloond werd werd:: ««De jongen werd door de de leraar beloond. » Door een mooi boek Waarmee hij hij beloond werd : « De jongen jongen werd met met een boek beWaarmee loond. » loond. AI deze vet gedrukte zinsdelen geven een nadere nadere aanduiding over het het beloond beloond Al het zijn zijn bepalingen bepalingen bij bij ««werd werd beloond ». worden :: het Bepalingen zijn zijn echter echter niet niet noodzakelijk noodzakelijkom omeen eenzin zintetevormen vormen:: het Bepalingen zijn slechts slechts bijkomstige zinsdelen. zijn bijkomstige zinsdelen. ONTHOUD: ONTHOUD : I. Zinsdelen Zinsdelen die diemeer meeruitleg uitleggeven geven over overeen eenander anderzinsdeel zinsdeel noemt noemt men bepalingen. bepalingen. men 2. Het zinsdeel dat bepaald wordt noemt men men het het bepaalde bepaalde Het zinsdeel dat bepaald wordt noemt of bepaalde bepaalde zinsdeel. zinsdeel. woord woord of 3. Bepalingen niet Bepalingenzijn zijnslechts slechtsbijkomstige bijkomstigezinsdelen zinsdelenen en dus dus niet noodzakelijk. 4. Bij welk zinsdeel zinsdeel kan kan men men een eenbepaling bepaling hebben. hebben. Bij gelijk welk Ga in OEFENING: in de de volgende volgende zinnen zinnen na, na, hoe hoe door doorhet hetbijvoegen bijvoegen van van OEFENING : Ga zin steeds vollediger wordt. bepalingen inhoud van van de de I· steeds vollediger le zin bepalingen de de inhoud I. Prutske gereed. Prutske staat gereed. 2. In de morgen morgen staat staat Prutske Prutske gereed. In de 3. In de vroege vroege morgen morgen staat staat Prutske Prutske gereed. In de 4. In de vroege morgen morgen staat staat Prutske de hof. hof. Prutske gereed gereed in in de de vroege om het gereed in in de 5. In de vroege vroege morgen morgen staat staat Prutske de hof om het vertrek vertrek bij bij Prutske gereed In de te wonen. gereed in in de 6. In de vroege de hof hof om om het het vertrek der Prutske gereed vroege morgen morgen staat Prutske klokken te wonen. wonen. klokken bij bij te 7. In de vroege vroege morgen morgen staat Prutske, de hof hof gereed gereed om om het het het jongetje, jongetje, in in de Prutske, het In de vertrek der klokken bij te wonen. der klokken te wonen. 8. In vroege morgen morgen staat Prutske, het jongetje jongetjevan vande de bakker, bakker, in in de de hof Prutske, het In de vroege gereed klokken bij bij tetewonen. wonen. gereed om om het het vertrek der klokken het jongetje jongetjevan vande de bakker, bakker, in in de de hof Prutske, het 9. In de vroege vroege morgen morgen staat Prutske, In de wonen. gereed vertrek der der bronzen bronzen klokken klokken bij bij te wonen. gereed om om het het vertrek 26 10. In de vroege vroege morgen morgen staat staat Prutske, het de hof In de het jongetje jongetje van van de de bakker, bakker, in in de gereed bronzen klokken klokken uit de de kerktorens kerktorens bij te te wonen. wonen. gereed om om het vertrek der der bronzen 11. vroegemorgen morgen staat Prutske, het de hof II. InIndedevroege het jongetje jongetje van van de de bakker, bakker, in in de gereed der bronzen bronzen klokken klokken uit uit de de Vlaamse kerktorens bij gereed om om het het vertrek der te wonen. Maak de Maak de oefening oefening zo zo :: Bepaling Bepaalde woord In de I.I . In de morgen morgen 2. vroege Soort w. v. bep. bep. w. staat gereed gereed morgen gez. gez. w.w. zelfst. nw. zelfst. nwo In elk van de opgegeven opgegevenzinnen zinnenzijn zijner er woorden woorden bij gekomen. Deze woorden In van de bij gekomen. vormen een vormen een nieuw zinsdeel. zinsdeel. Dat nieuwe nieuwe zinsdeel zinsdeel is is niet noodzakelijk. noodzakelijk. Wat doet Wat doetdat datnieuwe nieuwezinsdeel zinsdeel dan dan in in de dezin? zin? Het Hetgeeft geeftuitleg uitlegover overeen een ander ander deel van deel van de de zin. zin. Het Hetbepaalt bepaalt dat datander anderzinsdeel zinsdeel:: het is een bepaling. het is een Bij welk zinsdeel zinsdeel kan kan een een bepaling bepaling staan. staan. Zoals de oefening oefening blijkt, blijkt, Bij gelijk welk Zoals uit de kan een bepaling bepaling bij bij verschillende verschillende woordsoorten staan. staan. Daarom Daarom zijn zijn er kan een verschillende soorten bepalingen bepalingen:: verschillende soorten bij een naamwoordof of bij bij een I. Bepalingen bij een zelfstandig zelfstandig naamwoord een woord woord dat dat als als is gebruikt zelfstandig naamwoord is gebruikt:: bijvoeglijke bijvoeglijke bepaling bepaling (bijvg. (bijvg. bep.). 11. werkwoord:: II. Bepalingen Bepalingen bij bij een een werkwoord I . voorwerpen I. voorwerpen (vw.) (vw.) bepalingen (bijwd. bep.). bep.). 2. bijwoordelijke bepalingen of bij 111. een bijvoeglijk naamwoord, of bij een een bijwoord, bij een bijvoeglijk naamwoord, Ill. Bepalingen bij of bij een een bijvoeglijk telwoord of voornaamwoord :: (Bijwd.) (Bijwd.) of bij bijvoeglijk telwoord Bepaling naamwoord. Bepaling bij bij bijvoeglijk naamwoord. IV. Bepalingen van van gesteldheid. gesteldheid. IV. Bepalingen METHODE VAN ONTLEDING ONTLEDING METHODE VAN is de September is de herfstmaand. herfstmaand. Werkw. :: is (kopp. ww. -) (e. o.) Wie, wat Ond. wat is? is? September September (e.o.) : Wie, kopp. :: is Gez. :: is de herfstmaand: herfstmaand : kopp. is de de herfstmaand. nwd. d. : de herfstmaand. —) 27 Kijk nu of gij gij alle een bediening Kijk nu eens eens goed goed of alle woorden woorden in in uw uw zin een bediening hebt gegeven. gegeven. Als Als heel heel ontleed is, de zin ontleed is, begin begin dan dan met de de woordontleding. Woord ;s is Soort Zelfst. nwo Eig. Zelfst. nw. zijn ww. zijn kopp. ww. de herfstmaand bep. lidw. bep. lidw. zelfst. nwo Sn. Sn. zelfst. nw. September Buigingen m. e. p. e. e. O. O. T. T. 3* p. 3" Aant. W. A. A. V. V. vr. e. vr. e. vr. e. vr. e. Bediening bij o. e. O. kopp. is September g. b. b. b. (1) g. b. nwd. nwd. d. herfstmaand September (1) g. b. : gewone bijvoeglijke bepaling, bepaling, d. i. de enige bediening bediening die een lidwoord lidwoord gewone bijvoeglijke de enige die een g. b. b. kan hebben. kan hebben. Nachts hangt 's Nachts hangt de de nevel nevel over over de de velden. velden. —) Werkw. : hangt (gez. ww. -) de nevel (e. o.) Ond. : wie, wat hangt? hangt? de nevel (e.o.) Gez. : hangt. Tot nu nu toe toe heb hebikikdedenoodzakelijke noodzakelijkezinsdelen. zinsdelen. Maar blijven nog nog 2 zinsdelen over:: « «'s Maar er blijven zinsdelen over 's nachts» nachts » velden ». ». de velden «over de Welk woord Welk woord wordt wordtdoor doordeze dezewoorden woordenuitgelegd? uitgelegd? «'s de nevel nevel hangt. « 's nachts» nachts » :: wanneer wanneer de » :: waar hij hangt. de velden velden» «over de Zo heb heb ik ik : Bijwd. Bijwd. bep. bep. bij «hangt» « hangt » :: ««'s 's nachts» nachts » de velden velden ». «over de Woordsoort Buiging hangt bep. lidw. bep. lidw. nwo Sn. Sn. zelfst. nw. zelfst. gez. ww. hangen hangen de nevel over de velden bep. lidw. bep. lidw. zelfst. nwo Sn. Sn. zelfst. nw. voorz. bep. lidw. bep. lidw. zelfst. nwo Sn. Sn. zelfst. nw. Woord 's nachts Bediening bij m. e. m. e. 33*e p. p. e. e. O. O. T. T. A. V. V. Aant. W. A. m. e. m. e. g. b. b. b. g. b. bijwd. bep. bijwd. bep. ww. gez. nachts hangt nevel g. b. b. b. g. b. O. MV. O. mv. g. b. b. b. g. b. bijwd. bep. bijwd. bep. nevel hangt velden velden hangt MV. O. mv. o. e. O. Jongens, weest de daad. daad. fongens, weest mannen mannen van van de Werkw. : weest (kopp. ww. Geb. W.) ww. Geb. Ond. wat moeten moeten wezen? wezen? (Gij e.o.) : wie, wat (Gij e.o.) : weest mannen : kopp. Gez. kopp. :: weest nwd. d. : mannen Hier blijven blijven 2 zinsdelen zinsdelen over: over : «Jongens» persoon die die aangesproken aangesproken wordt wordt:: aanspreking. «fongens » :: de de persoon «van de de daad daad»» :: legt uit hoedanig hoedanig de mannen mannen moeten moeten zijn. zijn. legt uit Dus, als Dus, als ik verder verder ga ga met met de de ontleding ontleding:: Aanspr. :: jongens Aanspr. Bijvg. bep. mannen : van zelfst. nw. van de Bijvg. bep. bij zelfst. nwo mannen: de daad. 28 Woord Bediening Bediening Woordsoort Buiging Jongens weest weest zelfst. nw. nwo Sn. Sn. zelfst. zijn kopp. ww. zijn aanspr. kopp. weest (gij) mannen van de daad zelfst. nw. nwo Sn. Sn. zelfst. voorz. bep. lidw. lidw. bep. zelfst. nw. nwo Sn. Sn. zelfst. m. mv. 2e p. mv. O. T. T. 2.• Geb. W. W. A. A. V. V. Geb. m. mv. nwd. d. vr. e. vr. vr. e. e. vr. g. g. b. b. b. b. bijvg. bep. bep. zelfst. zelfst. nw. bijvg. nwo (gij) daad daad mannen bij hij antwoorde, antwoorde, die die wijsneus. wijsneus. Dat hij Werkw. :: antwoorde (gez. ww. -) —) Ond. wie; wat wat antwoorde? antwoorde? : :V.v. O. : wie, o. :: hij e. O. : :wijsneus wijsneus e. o. Gez. : antwoorde Voor de de woordontleding woordontleding wordt woordje ««dat» hier niet niet ontleed. ontleed. Voor wordt het het woordje dat » hier aanvoeg. wijze). wijze). (Zie aanvoeg. Woord Hij antwoorde de wijsneus Woordsoort Pers. vnw. Pers. vnw. Gez. ww. antwoorden bep. lidw. bep. lidw. zelfst. nwo Sn. Sn. zelfst. nw. Buiging 3* p. p. e. 3' 33*e p. O. T. T. T. T. p. e. O. A. V. V. Aanv. W. W. A. m. e. m. e. Bediening v. O. o. ww. gez. Bij antwoorde wijsneus g. b. g. b. b. b. o. e. O. wijsneus antwoorde OVERZICHT DER DER BEPALINGEN BEPALINGEN I. Bepalingen Bepalingen bij bij het hetzelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord of ofals alszelfstandig zelfstandig naamwoord woorden :: naamwoord gebruikte woorden Bijvoeglijke bepalingen :: Bijvoeglijke bepalingen a. bijvoeglijke bepaling b.). Gewone bijvoeglijke bepaling(g. (g. b. b. b.). a. Gewone b. zelfstandig naamwoord nw.). Bepaling bij bij het het zelfstandig naamwoord (bijvg. (bijvg. bep. bep. zelfst. nw.). b. Bepaling C. Bijstelling (bijst.). c. Bijstelling 2. Bepalingen werkwoord:: Bepalingen bij bij het het werkwoord a. Voorwerpen:: a. Voorwerpen I. Lijdend Lijdend voorwerp voorwerp (lijd. (lijd. vw.). vw.). 2. Meewerkend Meewerkend voorwerp voorwerp (meew. (meew. vw.). 3. Handelend Handelend voorwerp voorwerp (hand. (hand. vw.). 4. Voorzetselvoorwerp Voorzetselvoorwerp (voorz. (voorz. vw.). b. Bijwoordelijke bepalingen:: Bijwoordelijke bepalingen I. Plaats Plaats:: Ligging(bijwd. (bijwd. bep. bep. lig.). Ligging lig.). Richtingof of ingang ingang(bijwd. (bijwd. bep. bep. richt. ing.). Richting ing.). 29 Doorgang (bijwd. (bijwd. bep. bep. doorg.). doorg.). Doorgang Uitgang (bijwd. bep. bep. uitg.). uitg.). Uitgang 2. Tijd Tijd:: 2. Tijdstip (bijwd. (bijwd. bep. bep. tst.). tst.). Tijdstip (bijwd. bep. bep. tr tr.). .). Tijdruimte (bijwd. 3. Middel Middel (bijwd. bep. bep. mid.). mid.). Manier (bijwd. bep. bep. man.). 4. Manier Begeleiding (bijwd. bep. bep. beg.). 5. Begeleiding bep. red.). 6. Reden (bijwd. bep. Oorzaak (bijwd. (bijwd. bep. bep. oorz.). oorz.). 7. Oorzaak bep. doel). 8. Doel (bijwd. bep. bep. maat). 9. Maat (bijwd. bep. 10. Stof (bijwd. bep. bep. stof). 10. 11. Beperking of modaliteit modaliteit (bijwd. bep. bep. mod.). I 1. Beperking bij het bij het c. Bepalingen Bepalingen bij het bijvoeglijk bijvoeglijk naamwoord naamwoord (bep. (bep. bijvg. bijvg. nw.), nw.), bij het het bijvoeglijk telwoord of voornaamwoord. bijwoord (bep. bijwd.), bij het bijvoeglijk telwoord of voornaamwoord. (bep. bijwd.), bepalingen worden ook bijwoordelijk bijwoordelijk geheten. geheten. Deze bepalingen Bepaling van van gesteldheid gesteldheid (bep. gest.). d. Bepaling DE BIJVOEGLIJKE DE BIJVOEGLIJKE BEPALINGEN BEPALINGEN Wanneer ik zeg boek », dan Wanneer zeg ««boek dan kunt kunt gij gij uudat datboek boek niet nietvoorstellen. voorstellen. Gij Gij weet niet over welk boek boek het boek ik ik bedoel, bedoel, het gaat. gaat. Om Om beter te weten weten welk welk boek moet geven over dat boek. boek. Deze Deze andere andere nnoetik ik met met andere andere woorden woorden meer uitleg geven woorden moeten het het boek boek nader nader bepalen. bepalen. woorden moeten I . Het I. Hetboek, boek, mijn mijnboek, boek, een een mooi mooi boek, boek, vijf vijfboeken, boeken, dat dat boek, boek, het het gescheurde boek daar. gescheurde boek, boek, het het boek 2. Het boek van omslag, het het boek boek in de de kast. kast. Het boek van Jan, Jan, het het boek boek met met die omslag, OEFENING: in een een zin. zin. Gebruik die die uitdrukkingen uitdrukkingenII en en 2 in OEFENING : Gebruik Die bijgevoegde woorden woord ««boek» één geheel, geheel, Die bijgevoegde woordenvormen vormen met met het het woord boek » één één groep groep woorden. woorden. Ze dienen boek » één dienen om om het hetzelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord « «boek» juister bepalen. juister te bepalen. ONTHOUD: ONTHOUD : Bepalingendie diestaan staanbij bij een een zelfstandig woord (meestal een zelfBepalingen zelfstandig woord (meestal een zelfbepalingen. standig standignaamwoord) naamwoord)noemt noemtmen men:: Bijvoeglijke Bijvoeglijke bepalingen. 30 I. DE DE GEWONE GEWONEBIJVOEGLIJKE BIJVOEGLIJKE BEPALING BEPALING (g. b. b.). b. b.). Het boek het uitstalraam. uitstalraam. boek lag lag in het Daar scheurde scheurde broertje broertje mijn boek. lk lees graag een Ik een mooi boek. Vader gaf mij Vader mij vijf boeken boeken als beloning. als beloning. boek beviel beviel mij mij wel. Dat boek wel. boek moest Het gescheurde boek moest vergoed vergoed worden. Geef mij het boek daar. De vet gedrukte gedrukte woorden woorden vormen vormen op opzichzelve zichzelve geen geen afzonderlijk afzonderlijk zinsdeel zinsdeel:: zij behoren tot tot het hetzelfstandig zelfstandig naamwoord. naamwoord. Deze bij het het zij behoren Deze woorden woorden zijn zijn bij zelfstandig is de de meest meest eenvoudige eenvoudige bijvoeglijke bijvoeglijke zelfstandig naamwoord naamwoord bijgevoegd. bijgevoegd. Het is bepaling : de gewone bijvoeglijke bepaling bepaling: de gewone bepaling (g. b. b.). b. b.). Welke woorden woorden kunnen kunnen g. b. b. b. zijn? g. b. het lidwoord (de van het het lidwoord) :: Het boek I. het (de enige enige bediening bediening van boek is is mooi. 2. Het bijvoeglijk bijvoeglijk naamwoord naamwoord :: Ik een mooi boek. lk lees graag graag een mooi boek. Een telwoord: telwoord : Vader Vader gaf gaf mij vijf boeken. 3. Een 4. Een Een bijvoeglijk voornaamwoord boek was bijvoeglijk voornaamwoord:: Mijn boek was nieuw. nieuw. -— Dat boek beviel daar? -— Enkele boeken beviel mij. -— Welk boek boek ligt daar? boeken vielen vielen in in het het slijk. Een voltooid boek moest 5. Een voltooid deelwoord deelwoord:: Het gescheurde boek moest betaald worden. 6. Een onvoltooid deelwoord deelwoord :: Het Het over de ontleding ontleding handelend boek Een onvoltooid over de is af. is af. 7. Een infinitief:: Het te betalen betalen boek op de de rekening rekening gezet. Een infinitief boek werd werd op Een bijwoord 8. Een bijwoord gebruikt als als bijvoeglijk bijvoeglijk woord woord:: Geef Geef mij het boek daar. b. b. b. De ontleding van De ontleding van de de g. g. b. Blijf toch toch niet niet in in die die donkere donkere kamer. kamer. De uitgezonden uitgezonden redders redders vonden vonden de de verongelukte verongelukte vlieger. vlieger. Welke sommen kind niet niet maken? maken? sommen kan kan dat dat kind Een zeker heer drie knechten. knechten. heer had drie De goede De goede priester priester troostte troostte de de jammerende jammerende weduwe. weduwe. werd door De te betalen schadevergoeding De schadevergoeding werd door de de bevoegde bevoegde rechtbank rechtbank vastvastgesteld. genodigdenkwamen kwamen een een uur uur later. De laatste genodigden OEFENING: redekundig de de bovenstaande bovenstaande zinnen. Schrijf de de Ontleed redekundig zinnen. -— Schrijf OEFENING : Ontleed zinnen eenmaal de b. b. b. en en tweemaal tweemaal het hetbepaalde bepaalde woord. woord. zinnen af. af. Onderlijn eenmaal de g. g. b. 31 Woord Woord Woordsoort Woordsoort Buiging Buiging Bediening Bediening bij die die donkere donkere kamer kamer Aanw. bijvg. bijvg. vnw. vnw. Aanw. Bijvg. nw. nwo Bijvg. Zelfst. nw. nwo Sn. Sn. Zelfst. vr. vr. e. e. vr. e. e. vr. vr. vr. e. e. g. g. b. b. b. b. g. g. b. b. b. b. bijwd. bep. bep. kamer kamer kamer kamer blijf blijf de de uitgezonden uitgezonden Bep. lidw. lidw. Bep. Gez. ww. ww. uitzenden uitzenden Gez. m. mv. Volt. dw. dw. m. m. mv mv.. Volt. g. g. b. b. b. b. g. g. b. b. b. b. redders redders redders redders redders redders welke welke sommen nwo Sn. Sn. Zelfst. nw. Vrag. bijvg. bijvg. vnw. vnw. Vrag. nwo Sn. Sn. Zelfst. nw. m. mv. mv.. vr. mv mv.. vr. mv e. o. o. g. g. b. b. b. b. Lijd. Lijd. vw. vwo vonden sommen kan kan maken maken Een zeker heer drie knechten Onbep. lidw. lidw. Onbep. bijvg. vnw. Onbep. bijvg. Zelfst. nw. nwo Sn. Sn. Zelfst. Bep. htw. htw. Bep. Zelfst. nw. nwo Sn. Sn. Zelfst. m. e. m. e. e. m. m. e. e. m. m. mv. m. mv. m. m. mv. mv. g. g. b. b. b. b. g. g. b. b. b. b. e. o. e. o. g. g. b. b. b. b. Lijd. vwo Lijd. vw. heer heer had knechten had jammerende jammerende weduwe Gez. ww. jammeren jammeren Zelfst. nw. nwo Sn. Sn. Zelfst. Onvolt. dw. dw. vr. vr. e. e. e. vr. e. g. b. g. b. b. b. Lijd. vw. Lijd. vwo weduwe troostte betalen te betalen betalen Gez. ww. betalen ais bijvg. bijvg. w. als Zelfst. nwo Sn. Sn. Zelfst. nw. Inf. Inf. gebr. gebr. vr. e. e. vr. vr. e. vr. e. g. b. g. b. b. b. e. o. e. o. Bijwd. gebr. als als bijvg. bijvg. w. Bijwd. gebr. Zelfst. nwo Sn. Sn. Zelfst. nw. o. e. o. e. g. b. g. b. b. b. bijwd. bep. bijwd. bep. schadevergoeding werd vastgewerd vastgesteld uur kwamen schadevergoeding later uur Bezie buigingen eens en het getal getalvan vande degewone gewone Bezie in in de de kolom kolom der buigingen eens het het genus en bijvoeglijke van het het bepaalde bepaalde woord. bijvoeglijke bepaling bepalingen en die die van ONTHOUD: ONTHOUD : De g. De g. b. b. b.b.komt komtiningenus genusenengetal getalovereen overeen met methet heteersteerstvolgend zelfstandig woord. volgend zelfstandig In bovenstaande zinnenzijn zijnniet nietalle alleg.g.b.b.b. b. ontleed. ontleed. -— OntOEFENING: bovenstaande zinnen OEFENING In : leed zo ge gekunt, kunt,dedebepaalde bepaaldezelfstanzelfstanleed nu nu zelf zelf de deoverblijvende overblijvendeg.g.b. b. b. b. en, zo dige dige woorden. LET LET OP! stonden open open voor voor de Alle zeeën gewesten stonden de Romeinen. Romeinen. zeeën en gewesten Gij uw vader vader en en moeder moeder beminnen. beminnen. Gij moet uw Onze broeders en zusters gaan gaan naar naar Brussel. Brussel. Onze broeders en zusters In deze zinnen zinnen staat staat de de gewone gewone bijvoeglijke bijvoeglijke bepaling bepaling bij meer dan dan één één In deze bij meer zelfstandignaamwoord. naamwoord.Om Om te te weten welk zelfstandig welk genus genus en en getal getal wij aan aan de g. b. b. b. b. 32 moeten geven, geven, herzien moeten herzien wij de de regels regels opgegeven opgegeven bij bij het het naamwoordelijk naamwoordelijk deel van deel van het het gezegde. gezegde. Hebt gij gij ze ze goed goed en en met metaandacht aandacht herlezen? herlezen? Tracht Tracht dan dan eens eens de de volgende oefening maken:: oefening te maken a) Ontleed redekundig redekundig die die zinnen. zinnen. a) Ontleed b. Ontleed b. Ontleed in in kolommen kolommen:: de g. b. b. b.b.en ende debepaalde bepaalde woorden. woorden. de g. DE BIJVOEGLIJKE BIJVOEGLIJKE BEPALING BEPALING BIJ HET ZELFSTANDIG ZELFSTANDIG NAAM2. DE BIJ HET WOORD OF BIJ HET ZELFSTANDIG ZELFSTANDIG GEBRUIKT OF BIJ GEBRUIKT WOORD. WOORD. a. MET VOORZETSEL VOORZETSEL:: a. MET De bomen park spiegelden spiegelden zich van de de vijver. vijver. bomen in in het het park zich in in het het water van De trein naar Antwerpen Antwerpen had had vertraging. vertraging. trein naar dag na gaan wij naar De dag na Kerstmis Kerstmis gaan naar huis. huis. De brug over over de de rivier rivier werd werddoor door de deontploffing ontploffing vernield. vernield. De brug De vaas De vaas op op de de schouw schouw was was gebroken. gebroken. het water. Een lelie hart dreef Een lelie met met gouden gouden hart dreef op het De steenweg steenweg op op Brussel opgebroken. Brussel is opgebroken. Een uur vóór kwamen wij wij samen. samen. Een uur v66r het het vertrek kwamen De haan op op de de toren toren isis verguld. verguld. De haan Het roken roken van van de de pijp pijP bevordert spijsvertering. bevordert de spijsvertering. De gevaren drinken zijn groot. groot. gevaren van van het het drinken Niemand van heren dienen. Niemand van ons ons kan kan twee heren dienen. Een van beiden beiden was in fout. fout. Een van was in Wie van de apostelen heeft Jezus Jezus verraden? verraden? Wie van de apostelen Geen van allen sprak een woord. Geen van allen sprak Waar ter wereld bevinden wij ons? ons? Waar ter wereld bevinden OEFENING: voor alle alle zinnen zinnen : OEFENING : Doe Doe zo voor Bepaling park vijver Verbonden Verbonden door van in aan 't bep. zelfst. woord bomen water Schrijf onder onder aan aan elke elke kolom Schrijf kolom welke welke soorten soorten van van woorden woorden er erininstaan. staan. BESLUIT:: De bepaalde woorden woorden zijn zijn zelfstandige zelfstandige naamwoorden naamwoorden of of zelfDe bepaalde BESLUIT gebruikte woorden. woorden. standig gebruikte De bepalingen bepalingen zijn zijn zelfstandige zelfstandige naamwoorden naamwoorden of ofzelfstandig zelfstandig gebruikte gebruikte woorden. De bepaling bepaling is is aan aan het het bepaalde bepaalde woord woord verbonden verbonden door door een een voorzetsel. voorzetsel. 33 Van Osla Ontl. Osta :: Red. OntI. 22 b. ZONDERVOORZETSEL. VOORZETSEL. b. ZONDER Drink liever Drink liever een een glas glas melk. melk. Een massa volk volk verdrong verdrong zich zich vóór Een massa v66r het het magazijn. Ik die winkel winkel iets iets moois moois gezien. gezien. heb in die lk heb De hovenier gaf mij mij een een korf korfappelen. appelen. De hovenier Moeder kocht kocht een kilo pruimen. kilo pruimen. Om de Om de liefde liefde Gods, Gods, help help die die arme arme man. man. De melkboer zijn koe koe is is gaan gaan lopen. Gods is voor voor ons ons op het kruis kruis gestorven. gestorven. Gods Zoon Zoon is De naam des Heren Heren weze gezegend. naam des De 19° 19· eeuw eeuw wordt de de eeuw eeuw der derspoorwegen spoorwegen genoemd. genoemd. OEFENING: voor alle alle zinnen zinnen :: Doe zo voor OEFENING : Doe Bepaling Bepaalde Zelfstandig woord woord Bepaalde Zelfstandig melk glas Schrijf onder de le kolom kolom welk welk soort Schrijf de I· soort woord woord de de bepaling bepaling is. is. Schrijf onder de 2· kolom welk soort woord het bepaalde woord is. is. Schrijf onder de 2e kolom welk woord het bepaalde woord In deze zinnen zinnen is is de de bepaling bepaling niet niet door door een een voorzetsel voorzetsel aan aan het hetbepaalde bepaalde In deze woord verbonden. In de de eerste eerste vijf vijfzinnen zinnen zou zouhet hetzelfs zelfs onjuist onjuist zijn zijn een een woord verbonden. voorzetsel bepaalde woord te te plaatsen. plaatsen. voorzetsel tussen tussen de de bepaling bepaling en en het bepaalde In de laatste In laatste vijf vijf zinnen zinnen is is het het voorzetsel, voorzetsel,dat datde debepaling bepalingaan aanhet hetbepaalde bepaalde woord moet verbinden, verbinden, weggevallen. weggevallen. Zie maar! maar! woord moet Zonder voorzetsel Om de liefde Om liefde Gods. Gods. De melkboer zijn zijn koe. koe. De melkboer Gods Zoon. Gods De naam des des Heren Heren De naam De eeuw der der spoorwegen. spoorwegen. De eeuw Met voorzetsel voorzetsel Om de liefde Om liefde van van God. God. van de de melkboer. melkboer. De koe van De koe De Zoon van van God God De Zoon De naam van Heer. De naam van de de Heer. De eeuw De eeuw van van de despoorwegen. spoorwegen. ONTHOUD : ONTHOUD: Bijvg. Zelfst. nw. nwo Bijvg. bep. bep. Zelfst. Bepaalde woord:: isis een eenzelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord of een zelfzelfBepaalde woord of een standig gebruikt gebruikt woord. standig Bepaling: eenzelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord of of een een zelfstandig ,zelfstandig gebruikt gebruikt Bepaling : isiseen woord. Bepaling is is al al of of niet niet door door een een voorzetsel voorzetsel aan aan het het bepaalde bepaalde woord woord verbonden. 34 ONTLEDING VAN VAN DE BUVOEGLIJKE BEPALING BIJ DE ONTLEDING DE BIJVOEGLIJKE ZELFSTANDIG BIJ HET ZELFSTANDIG NAAMWOORD. NAAMWOORD. Redekundig Bijvg. Bijvg. bep. De zoon de bakker sloeg sloeg de de hond hond van van de de smid. smid. zoon van van de Werkw. :: sloeg (gez. ww. -) Ond. : Wie, Ond. Wie, wat sloeg? sloeg? De zoon (e. 0.) (e. o.) Gez. :: sloeg Gez. Lijd. vwo vw. : Wie, lijd. Wie, —) wat sloeg sloeg de de zoon? De hond de bakker van de van de van de smid smid De pot de aardappelen bevat twee twee liter water. De pot voor de aardappelen bevat water. bevat (gez. (gez. ww. ww. —) Werkw. :: bevat -) Ond. :: Wie, Ond. wat bevat? de pot (e. 0.) de pot o.) Gez. :: bevat Gez. Lijd. vw. lijd. vwo :: Wie, wat bevat de pot? Twee liter pot? Twee voor de de aardappelen voor water De winkel de hoek hoek van van de de straat straatisisgesloten. gesloten. winkel op op de is gesloten Werkw. :: is gesloten (gez. ww. -) —) Ond. : Wie, Ond. Wie, wat is gesloten? de de winkel (e.o.) is gesloten? (e. o.) Gez. :: is gesloten Gez. de hoek van de de straat op de Waar ter mogen wij wij zijn? Waar ter wereld mogen zijn? mogen zijn (gez. ww. -) Werkw. :: mogen —) Ond. :: Wie, mogen zijn? zijn? wij (e. 0.) wat mogen o.) mogen zijn Gez. :: mogen Bijwd. Bijwd. bep. bep. :: waar ter wereld Is van de Is August August de de verstandigste van de klas? Werkw. :: is (kopp. ww. -) —) Ond. : Wie, Ond. Wie, wat is? August (e. o.) August (e. 0.) Gez. Gez. :: is de de verstandigste verstandigste (leerling) (leerling) kopp. kopp. :: is nwd. d. :: de de verstandigste verstandigste (leerling) van de van de klas klas In deze deze zin zin was was het het bepaalde bepaalde zelfstandig zelfstandig naamwoord In naamwoordniet niet uitgedrukt. uitgedrukt. Het was verzwegen. de ontleding ontleding duiden duiden wij wij een een woord woorddat datverzwegen verzwegen is, is, was verzwegen. In In de aan tussen aan tussen ( ( ).). 35 Ter Ter herhaling herhaling ontleden ontleden wij wijde delaatste laatste33zinnen zinnenvolledig volledigspraakkundig, spraakkundig, dit dit isis in in kolommen. kolommen. Om de de laatste laatste 2 kolommen kolommen juist juist in in te vullen, vullen, kijken kijken wij wij bij bij de redekundige redekundige ontleding. ontleding. (De (De lidwoorden lidwoordenzijn zijnweggelaten). weggelaten). de Woordsoort Buiging Buiging Woordsoort winkel winkel op hoek hoek van van straat straat gesloten is gesloten Waar ter wereld mogen zijn zijn mogen wij Is August verstandigste van klas Bediening Bediening bij bij is is gesloten gesloten hoek bijvg. bijvg. bep. bep. zelfst. zelfst. nw. nwo winkel straat straat zelfst. nw. bijvg. bijvg. bep. bep. zelfst. nwo hoek winkel ww. gez. gez. Zelfst. nw. nwo Sn. Sn. m. m. e. Zelfst. Voorz. Voorz. m. e. Zelfst. nw. nwo Sn. Sn. m. Zelfst. Voorz. Voorz. Zelfst. nw. nwo Sn. Sn. vr. e. e. Zelfst. Gez. ww. 3* p. e. e. V. T. 3" p. T. T. T. Gez. P. V. V. sluiten Aant. W. Aant. W. P. sluiten e. o. O. Vrag. bijwd. bijwd. Vrag. gebr. Zelfst. gebr. Voorz. Zelfst. nw. nwo Sn. Sn. m. e. Zelfst. Ie p. mv. 0.T.T. O.T.T. ie Gez. ww. mogen zijn A. V. V. Aant. W. A. mogen Pers. vnw. vnw. 1* p. mv. Pers. I" p. mv. Bijwd. Bijwd. bep. bep. mogen mogen zijn zijn Bijvg. Bijvg. bep. bep. zelfst. zelfst. w. W. ww. gez. gez. wereld waar wij e. o. O. e. mogen mogen zijn zijn kopp. August Kopp. ww. 3" p. e. T. T. T. e. O. 0. T. 3* p. Kopp. Aant. W. W. A. V. V. Aant. zijn Zelfst. nw. nwo Eig. m. e. m. e. Zelfst. Bijvg. nw. nwo m. e. Bijvg. Voorz. Zelfst. nwo Sn. Sn. vr. e. vr. e. Zelfst. nw. is (leerling) klas Bijvg. bep. bep. zelfst. nwo (leerling) Bijvg. zelfst. nw. e. o. O. e. g. b. g. b. b. b. 3. DE BIJSTELLING. DE BIJSTELLING. de hoofdstad, is ook Brussel, de hoofdstad, is ook de de hoofdplaats hoofdplaats van van Brabant. Brabant. van de de rechteroever Antwerpen, havenstad, ligt op de rechteroever van de Schelde. Schelde. Antwerpen, onze onze havenstad, Door zijn vader, Door vader, de de notaris, notaris, werden werden wij wijingelicht ingelichtover overdie dieerfeniskwestie. erfeniskwestie. Jozef, de doelman, doelman, werd werd van van het het terrein terrein gedragen. gedragen. fozef, de Bobby, hond, is is gestorven. Bobby, onze onze hond, Hij dweept de West-Vlaamse West-Vlaamse dichter. dichter. Gezelle, de dweept met GezeIIe, de bosanemoon, bosanemoon, een eenklein klein en en wit bloempje. Bij het begin van de lente bloeit de bloempje. voor zijn walsmuziek. De stad Wenen is is gekend voor walsmuziek. stad Wenen de berg Sinaï. God geboden op de Sinaï. God gaf Mozes de tien geboden Gij moet oom oom Willem Willem dit ditboekje boekje brengen. brengen. Gij moet Keizer Karel bestreed bestreed de de Turken. Turken. Keizer Karel Wij beiden zijn zijn gestraft. Wij beiden Wij de vurige vurige stede. stede. gaan naar Luik, de Wij gaan OEFENING: OEFENING : Bepaalde Bepaalde woord woord Brussel Brussel Antwerpen Antwerpen vader vader 36 Bepaling Bepaling hoofdstad hoofdstad havenstad havenstad notaris notaris Doe verder voor voor de devolgende volgende zinnen. zinnen. Doe zo verder De bepaalde bepaalde woorden woorden zijn zijn zelfstandige zelfstandige naamwoorden. naamwoorden. Het kunnen kunnen ook ook zelfstandig gebruikte gebruikte woorden woorden zijn. zelfstandig zijn. De bepalingen bepalingen zijn zelfstandige zelfstandige naamwoorden. naamwoorden. Het Het kunnen kunnenook ookzelfstandig zelfstandig gebruikte woorden gebruikte woorden zijn. zijn. Maar nu ook ook op op dat dat Maar merk nu Brussel is ««zijn vader» Brusselen en de de hoofdstad, hoofdstad,één éénen endezelfde dezelfdestad stadis.is.- — Zo Zo is zijn vader » en notaris» één en en dezelfde dezelfde persoon. persoon. en ««de de notaris » één Zo gij gij nu nu zelf zelfininde devolgende volgendezinnen zinnen de debepaling bepaling en en het hetbepaalde bepaalde woord woord vergelijkt, zult vergelijkt, zult gij gij bemerken bemerken dat datén énbepaling bepalingén énbepaalde bepaaldewoord woordsteeds steeds één en dezelfde één dezelfde persoon, persoon, dier of of zaak zaak vernoemen. vernoemen. De bepaling bepaling is is bijgesteld bijgesteld bij bij het het bepaalde bepaalde woord als als een een 2e 2" naam naam voor dedepersoon, hetzelfde hetzelfde dier of of dezelfde dezelfde zaak. zaak. zelfde zelfde persoon, een bepaling noemt men men een een bijstelling. bijstelling. Zulk een bepaling noemt ONTHOUD: ONTHOUD Een bijstelling isis een bijvoeglijke bepaling Een bijstelling een bijvoeglijke bepalingdie die een een persoon, persoon, dier dier of zaak tweede maal maal noemt. noemt. zaak voor voor de tweede : De 5 geboden geboden van bijstelling. van de bijstelling. De bijstelling bijstelling :: I. isiseen eenzelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord of of een een zelfstandig zelfstandig gebruikt gebruikt woord, woord, en en 2. staat een zelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord of of zelfstandig zelfstandig gebruikt woord. woord. staat bij een 3. Tussen bepaalde woord voorzetsel. Tussen de de bijstelling bijstellingen en het het bepaalde woord staat staat geen geen voorzetsel. 4. Het tweede tweede zelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord of zelfstandig zelfstandig gebruikt woord isis gebruikt woord bijstelling. 5. Als bijstelling een een soortnaam soortnaam is, is, staat staat zij zijtussen tussen 22leestekens. leestekens. Als de bijstelling Let echter echter wel wel op! op! I. Alle zelfstandige zelfstandige naamwoorden naamwoorden die die tussen tussen 22 leestekens leestekens staan, staan, zijn zijn I . Alle daarom geen bijstelling. bijstelling. daarom geen van de de in vet Zoek zelf zelf maar maar eens eens de bediening bediening van vet gedrukte gedrukte woorden woorden:: « Daar, Daar. Jan Jan!» vader. ! » ze; zei vader. « Gegroet, Koningin der martelaren. «Gegroet, martelaren. » «Gij, de schuldige. schuldige. » « Gij, jongen, zijt de 2. De bijstelling volgt volgt niet niet altijd altijd onnniddellijk onmiddellijk na na het hetbepaalde bepaalde woord. woord. De bijstelling Zie zelf zelf maar maar eens eens in in de devolgende volgende zinnen zinnen:: Wij hebben hebben de de portier portier van van de de schouwburg, schouwburg, een een heel heel geschikt geschikt man, man, met met zijn jubileum jubileum gefeliciteerd. 37 hond van van de een Duitse beet de De hond de bakker, bakker, een Duitse scheper, beet de dief in in zijn zijn been. been. De hulp de geteisterden, geteisterden, een een levend levend bewijs bewijs van van naastenliefde, naastenliefde, was was hulp aan de nu georganiseerd. nu georganiseerd. De Gekruisigde Gekruisigdewas wasde de Zoon Zoon van van Maria en en fozef, Jozef, Jezus Jezus van van Nazareth. Nazareth. Soms kan kan de de bijstelling bij een 3. Soms bijstelling bij een hele hele zin zin behoren. behoren. : een Hij isis ininzijn zijnexamen examengedropen gedropen: eenongelukkige ongelukkigegeschiedenis. geschiedenis. 4. Een bijstelling kan kan soms soms worden ingeleid door door een een tussenwoord, tussenwoord, als als:: Een bijstelling worden ingeleid namelijk weten (t. (t. w.), w.),onder onderandere andere(o. (0.a.). a.). namelijk (nl.), (nl.), bij voorbeeld voorbeeld (b. (b. v.), te weten Zoek zelf zelf maar maar eens eens de de bijstellingen bijstellingen :: Vele vogels als zwaluwen, spreeuwen, spreeuwen, lijsters, lijsters, verlaten verlaten onze onze streken streken Vele vogels als zwaluwen, in de winter. winter. in de Ik gaarna fruit fruit b.b.v.v.kersen, kersen,peren, peren,sinaasappelen sinaasappelen en endruiven. druiven. lk eet eet gaarna Op die vergadering waren vele vooraanstaanden, o. a. de vertegenwoorOp vergadering vele vooraanstaanden, o. a. de vertegenwoordiger van de de Koning. Koning. diger van Er zijn zijn drie drie goddelijke goddelijke deugden, deugden, t.w. het het geloof, geloof, de de hoop hoop en en de de liefde. liefde. N. B. B. Die Die tussenwoorden worden worden niet ontleed. tussenwoorden B. BEPALINGEN B. BEPALINGEN BIJ BIJ HET HET WERKWOORD WERKWOORD I. DE DE VOORWERPEN. VOORWERPEN. a. HET LIJDEND VOORWERP vw.). HET LIJDEND VOORWERP (lijd. (lijd. vw.). De leerlingen leerlingen leren. Zus nodigde Zus nodigde uit. hovenier besproeit. De hovenier besproeit. God schiep. God schiep. Frans kent. Frans Dit zijn zijn vijf vijfzinnen zinnen (Waarom?) (Waarom?) met meteen een onderwerp onderwerpen eneen eengezegde. gezegde. (Bepaal (Bepaal onderwerp en en gezegde en schrijf schrijf er er bij onderwerp gezegde en bij welk welk soort soort gezegde gezegde het het is). is). « De leerlingen leren. - In deze zin zin wordt wordt er er van van de deleerlingen leerlingen en en De leerlingen leren.»» — In deze van het lezen van lezen niets niets verteld. verteld. De leerlingen kunnen allerlei eigenschappen eigenschappen kunnen allerlei (vlijtig, zorgzaam, zorgzaam, goed, goed, gehoorzaam, gehoorzaam, braaf) braaf) hebben. hebben. Leren kan hardop, kan hardop, niet, stil, stil, volledig volledig gebeuren; gebeuren; het kan kan een een spel, spel, een een gedicht, gedicht, een een les les zijn. zijn. « De leerlingen leerlingen leren is dus dus vrij vrij onbepaald. Wij voelen dat die zin «De leren»» is onbepaald. Wij voelen dat zin niet niet af is, dat hij hij onvolledig onvolledig is, iets» aan ontbreekt. ontbreekt. is, dat is, dat dat er ««iets » aan geldt ook ook voor de vier andere Dat geldt andere zinnen. zinnen. Aan Aan elk elk van van die die zinnen zinnen ontbreekt « iets iets ». 38 stellen : Zeg eens eens aan aan vader vader een een van van die die zinnen; telkens zal zal hij hij U de vraag vraag stellen: Wat leren de leerlingen leerlingen?nodigdezus zusuit?uit?— Wat besproeit de hovenier? ? — Wie nodigde schiep God? God? -— Wie of -— Wie of of wat wat schiep of wat wat kent Frans? Frans? Het antwoord op op deze deze vragen vragen maakt maakt de de betekenis betekenis van van het hetwerkwoord werkwoord Het antwoord vollediger en vollediger en duidelijker. duidelijker. Zie Zie maar maar:: De leerlingen leren leren hun De leerlingen hun les. Zus nodigde nodigde haar vriendinnen uit. haar vriendinnen de rozen. De hovenier hovenier besproeit besproeit de rozen. en aarde. God schiep God schiep hemel en aarde. Frans man. Frans kent die man. Het antwoord : hun haar vriendinnen, en aarde, aarde, hun les, les, haar vriendinnen, de de rozen, rozen, hemel en die man, man,isiseen eennieuw nieuwzinsdeel zinsdeeldat dathet hetwerkwoord werkwoordbepaalt. bepaalt. Dat Datnieuwe nieuwe zinsdeel zinsdeel noemt noemt men men:: het lijdend lijdend voorwerp. voorwerp. ONTHOUD : ONTHOUD: Het lijdend voorwerp deel van van de de zin, zin, dat dat antwoord antwoord geeft geeft Het lijdend voorwerp isis het het deel op de vraag vraag wie? wie? of of wat? wat?gesteld gesteld vóór werkwoord gevolgd gevolgd het werkwoord op de vci6r het door het door het onderwerp. onderwerp. Men vindt het lijdend voorwerp voorwerp als als volgt volgt : het lijdend Wie? Wat? + + + werkwoord + onderwerp. WELKE WOORDSOORTEN VOORKOMEN? KUNNEN ALS LIJDEND LIJDEND VOORWERP VOORWERP KUNNEN ALS Zelfstandige naamwoorden. rakkers gooiden De rakkers gooiden sneeuwballen sneeuwballen naar de de voorbijgangers. voorbijgangers. Vader berispt zijn Vader zijn ongehoorzame ongehoorzame jongen. jongen. Dieren moogt gij niet nietmishandelen. mishandelen. Dieren moogt Vliegen men niet niet met azijn. Vliegen vangt vangt men Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden naamwoorden en en deelwoorden. gebruikte bijvoeglijke Men moet ook ook het het kleine kleine aanvaarden. aanvaarden. Men moet Na de strijd begroef begroef de de vijand vijand zijn zijngesneuvelden. gesneuvelden. Een priester troostte troostte de de gekwetsten. gekwetsten. Een priester God verhoort God verhoort de de rouwmoedige. rouwmoedige. In het uur uur van van de de dood dood zal zal Maria Mariadedestervende stervende bijstaan. bijstaan. In het 39 Zelfstandige voornaamwoorden. voornaamwoorden. Bedank hem hem die die uu op tijd berispt. Bedank Hebt gij dat dat ook ook gehoord, jongen? gehoord, jongen? Alles ik U Alles heb heb ik U nog verteld. nog niet verteld. Jan kent de mijnen. Jan kent mij mij en de mijnen. Zelfstandig telwoorden. Zelfstandig gebruikte telwoorden. De vijand schoot de tiende uit uit elke rij neer. neer. vijand schoot de tiende De leraar berispte beiden. De leraar berispte beiden. Een infinitief. Een zieke verlangt De zieke verlangt te te genezen. genezen. Mijn broertje broertje leert leert zwemmen. zwemmen. Tracht dadelijk tete gehoorzamen. gehoorzamen. Tracht dadelijk Een zelfstandig gebruikte uitdrukking. Een zelfstandig gebruikte « Ai» riep Jan, toen hij in in zijn zijnduim duimsneed. sneed. «Ai » riep Jan, toen Tijdens « Looft Uwen Uwen God God ». ». Tijdenshet het lof lof zongen zongen wij wij het het «Looft Dat « wablieft» wablieft » herhaalt herhaalt gij gij wat wat al Dat al te te dikwijls. dikwijls. Een Een zin. beweerdedat dat hij hij zijn boek De jongen jongen beweerde boek verloren verloren had. had. lk hoop hoop dat dat gij geen Ik geen leugenaar leugenaar zijt. kinderen hebben nooit gezien gezien hoe opstaat; ze weten weten niet Vele kinderen hebben nooit hoe de de zon zon opstaat; eens waar ze ondergaat. eens LE.T LET OP! Een lijdend voorwerp voorwerp is is van van een een andere andere zin zin noemt noemt men menlijdende lijdende Een zin zin die lijdend voorwerpszi n. voorwerpszin. De andere andere zin zin is is dan dan de de Hoofdzin. Hoofdzin. OEFENING: OEFENING : Ontleed de bovenstaande bovenstaande zinnen lijdend voorwerp. voorwerp. Ontleed de zinnen en en zoek zoek zelf zelf het lijdend HIER ZIJN HIER ZIJN ZE ZE WEER WEER:: DE DEMOEILIJKHEDEN! MOEILIJKHEDEN! OPGEPAST: zijn niet niet wat zij schijnen! OPGEPAS T : Zij zijn wat zij I. Voor Vooreen een koppelwerkwoord koppelwerkwoord kunnen kunnen ook wat gegeook de de vragen vragen: :wie wie -— wat steld steld worden :: Jan is Jan is een flink student. student. Wat — Wat - wie wieisishij? hij? Piet scheen Piet scheen mijn beste beste leerling. leerling. Wat — Wat - wie wiescheen scheenPiet? Piet? 40 Frans een plaaggeest. plaaggeest. Frans wordt een wie wordt Wat -— wie wordtFrans? Frans? Een flink flinkstudent; student; mijn mijnbeste besteleerling; leerling; een een plaaggeest plaaggeest zijn zijn geen geenlijdend lijdend Een voorwerp maar wel wel : Naamwoordelijk van het het gezegde. gezegde. voorwerp maar Naamwoordelijk deel deel van ONTHOUD: ONTHOUD : Zoek nooit Zoek nooit een eenlijdend lijdend voorwerp voorwerp bij bijeen eenkoppelwerkwoord. koppelwerkwoord. Bij koppelwerkwoord staat staat geen geen lijdend lijdend voorwerp. voorwerp. Bij een een koppelwerkwoord De woorden 2. De 2. woorden in in kapitalen kapitalen zijn zijn geen geenlijdend lijdend voorwerp voorwerpmaar maarvormen vormen samen met met het samen het werkwoord werkwoord het het gezegde. gezegde. De duif vloog de eerste eerste prijs. prijs. duif vloog Het regent regent dikke druppels. druppels. Hij stierf stierf een wrede wrede dood. dood. Hij heeft heeft bitter leed leed geleden. Hij ging ging zijn gang. zijn gang. zijn eigen leven. Hij leefde leefde zijn leven. Hij droomde droomde een heerlijke heerlijke droom. droom. Hij sliep sliep de slaap slaap der der rechtvaardigen. rechtvaardigen. Hij streed streed de goede goede strijd strijd en heldendood. en stierf de heldendood. Jan speelt gevaarlijk spel. Jan speelt gevaarlijk De redenaar sprak een krachtige krachtige taal. taal. redenaar sprak Wil men nog eerste, bitter, Wil men nog verder verderontleden ontledendan danzijn zijn eerste,dikke, dikke, wrede, wrede, bitter, eigen, heerlijke heerlijkeals alsbijwoorden bijwoorden tetebeschouwen. beschouwen. Zijn geen wel bijwoordelijke 3. Zijn geen lijdend lijdend voorwerp voorwerp maar wel bijwoordelijke bepalingen bepalingen:: Hij lacht lacht zich zich een ongeluk; ongeluk; een een breuk. breuk. Hij weende weende bittere tranen. tranen. uw keel Schreeuw uw keel niet droog. droog. Jan liep zijn schoenen Jan liep zijn schoenen scheef. LET OP : Voor lijdende voorwerpen voorwerpen in in zinnen zinnen met met meer meer dan dan één werkwoord. Voor de lijdende hoor een een lied zingen. Ik zingen. lk hoor Jan hoort die die kunstenaar kunstenaar zingen. zingen. Jan hoort nachtegaal zijn zijn lied Wij hoorden hoorden de nachtegaal lied zingen. zingen. Ik hoor een lied zingen. een lied lk —) Werkw. :: hoor (gez. ww. -) Ond. : Wie, Wat hoort? hoort? ik (e. 0.) (e. o.) Gez. : hoor 41 Lijd. vw. : Wat lijd. vwo : ~: hoor hoor ik? Wat zingt zingtmen? men? een een lied. lied. ik? zingen zingen -— Wat Wie lied zelfst. nw. nwo Sn. Sn. O. e. e. zelfst. o. lijd. zingen lijd. vw. vwo gez. ww. zingen gez. lijd. vw. vwo inf. lijd. hoor zingen Jan hoorde hoorde die die kunstenaar kunstenaar zingen. zingen. fan hoort (gez. ww. —) -) Werkw. :: hoort (gez. ww. : Wie, Wie, Wat hoort? hoort? Jan Ond. Jan (e.o.) (e. o.) Gez. :: hoort Lijd. Wat h lijd. vw.: vw.: Wat kunstenaar oort J? an d' Ie kunstenaar . hoort Jan? die W Ie Wie kunstenaar zingen I zelfst. zelfst. nw. nwo Sn. Sn. gez. gez. ww. ww. zingen I m. e. ~. e. inf. Inf. m. e. m. e. lijd. vwo vw. bep. gest. gest. hoort kunstenaar Wij hoorden hoorden de de nachtegaal nachtegaal zijn lied lied zingen. zingen. Werkw. :: hoorden hoorden (gez. -) Werkw. (gez. ww. ww. —) Ond. : Wie Ond. : Wie hoorden? ) Wij Wat hoorden.'} W" IJ ((e. e. o.) O. Wat Gez. hoorden • Lijd. vw. : Wie lijd. vwo : lAl Wie h ? -— de de nachtegaal hoorden wij? oord en'wij nachtegaa 1 nat Wat Bep. zingen -— wat wat zingt zingtde denachtegaal? nachtegaal? een een lied lied Bep. gest. :: zingen lijd. vw. nachtegaal zelfst. nwo sn sn.. m. e. hoorden m. e. zelfst. nw. lijd. vwo lied sn.. zelfst. nwo sn zelfst. nw. o. O. zingen gez. ww. zingen zingen inf. m. e. e. e. I I lijd. vw. lijd. vwo zingen bep. gest. nachtegaal NOTA: de bepaling bepaling van van gesteldheid 76). gesteldheid(zie (zie later later bladz. bladz. : 76). NOTA : Voor de Het isis aangenaam aangenaam een boek lezen. boek te te lezen. Die man verlangde verlangde dat huis huis te te kopen. kopen. Die man Koppen zo moeilijk. moeilijk. Koppentekenen tekenenlijkt lijkt niet niet zo Ik hielp de de man man uit uit het het water water halen. halen. lk hielp Moeder werk maken. maken. Moeder hielp hielp Ria Ria haar werk Wij zullen zullen niet nietnalaten nalatenonze onzefouten fouten teteverbeteren verbeteren Een echte echte Vlaamse Vlaamsejongen jongenzal zalniet niet nalaten nalaten zijn zijn taal keurig Een keurig te te spreken. spreken. SOORTEN LIJDEND VOORWERP SOORTEN LIJDEND VOORWERP :: Echt lijdend voorwerp voorwerp (lijd. (lijd. vw.) vw.) Echt lijdend Voorlopig lijdend voorwerp voorwerp (v. (v. lijd. lijd. vw.). vw.). Voorlopig lijdend zelf: Ontleed Ontleed zelf : Ik onverantwoord zolang wachten. vind het onverantwoord zolang te wachten. lk vind Hebt gij ze zegezien, gezien,die diemoedige moedigemannen? mannen? Hebt gij Ik hem gezegd, gezegd, dat ik zou zou komen. komen. had het het hem dat ik lk had 42 Herhaald lijdend Herhaald lijdend voorwerp voorwerp (h. (h. lijd. lijd. vw.). vw.). nog herhaald, onze Wij hebben hebben ze nog onze les. Ik mijn moeder. moeder. beminde haar haar vurig, mijn lk beminde De saffiertrein, hebt hem gezien? gezien~ hebt gij hem Loos (I. lijd. lijd. vw.). vw.). Loos lijdend lijdend voorwerp voorwerp (I. Wij schaterden schaterden het het uit. uit. Jan schreeuwde het uit uit van Jan schreeuwde het van pijn. pijn. Hoort het regenen? regenen? Hoort gij het OEFENING : Zoek zelf de de lijdende lijdende voorwerpen. voorwerpen. Zoek zelf b. HET MEEWERKEND MEEWERKEND VOORWERP b. HET VOORWERP (meew. vw.). « De sekretaris gaf zijn straf straf terug. terug. » Deze mededeling isis onvolledig. ons niet niet helemaal helemaal tevreden. Wij Wij Deze mededeling onvolledig.Zij Zij stelt ons verlangen meer over het teruggeven te weten. En als wij zelf een straf verlangen meer over het teruggeven te weten. En als wij zelf een straf aan afgeven, dan voor ons ons van van aan de de Heer Sekretaris hebben hebben moeten moeten afgeven, dan is is het voor belangte te vernemen vernemenaan aan wie wie de Heer de straf het allergrootste belang Heer Sekretaris de teruggeeft. geldbeugel. » « De dief ontstal zijn geldbeugel. De vraag aan wie wiekomt komtaanstonds aanstonds in in ons ons op. op. De vraag « De soldaten soldaten gehoorzamen. gehoorzamen. » Aan wiegehoorzamen gehoorzamen de desoldaten? soldaten~ Aan wie « De handelaar kocht een een auto. auto. » handelaar kocht « Die geneesheer geneesheer heeft veel gedaan. » stellen : voor wie Bij wij aanstonds aanstonds de de vraag vraag stellen: Bij deze deze laatste laatste twee zinnen zullen wij kocht hij een een auto? auto~ voor voor wie wieheeft heeftdie die geneesheerveel veelgedaan? gedaan~ kocht hij geneesheer Als de zinnen zinnen dan dan als als volgt volgt worden aangevuld, volkomen. aangevuld, dan dan zijn zijn zij volkomen. Als de de straf De sekretaris gaf Dirk de straf terug. terug. het boertje De dief ontstal het boertje zijn geldbeugel. De soldaten soldaten gehoorzamen gehoorzamen hun hun officier. voor zijn zoon. De handelaar kocht kocht een een auto auto voor zoon. De handelaar voor de heeft veel Die geneesheer geneesheer heeft veel gedaan gedaan voor de arme mensen. Ik de verbetering verbetering van werk. aandacht aan aan de van mijn werk. lk besteed al mijn aandacht Een tijden van van gevaar gevaarvoor voor het vaderland het offer Een goed goed burger burger moet moet in tijden van zijn leven leven brengen. brengen. van zijn ander uitzicht. De zorg en de netheid netheid geven geven uw werk werk een heel ander en de Telkens als Aan krijgen wij krijgen wij Aan Aan Aan Aan wij de de vraag vraag stellen stellen Waaraan? Waarvoor? Voor wie? Waaraan? Waarvoor? : als antwoord aan Dirk. wie gaf de de sekretaris terug? aan de dief? dief? aan boertje. ontstal de aan het boertje. wie ontstal wie? 43 Aan soldaten? aan hun officier. officier. Aan wie gehoorzamen gehoorzamen de soldaten? aan hun Voor wie wie kocht de handelaar? handelaar? voor zoon. kocht de voor zijn zoon. Voor wie wie heeft die geneesheer geneesheer veel gedaan? voor de arme arme mensen. mensen. besteedik ik al mijn aan de verbetering. Waaraan besteed mijn aandacht? aandacht? aan verbetering. moet een een burger het offer Waarvoor moet offer brengen? brengen? voor het vaderland. vaderland. Waaraan geven en de de aandacht aandacht een een ander ander uitzicht? uitzicht? aan geven de de zorg zorg en aan uw werk. ONTHOUD : ONTHOUD: aan wie? Het deel deel van van de de zin zin dat dat antwoord antwoord geeft geeft op op de de vraag vraag : aan wie? het werkwoord waaraan? voor wie? wie?waarvoor? waarvoor?gesteld gesteld vóór werkwoord waaraan? voor v66r het gevolgd door door het gevolgd het onderwerp onderwerp noemt noemt men men : Het meewerkend meewerkend voorwerp. voorwerp. Men vindt het het meewerkend meewerkend voorwerp voorwerp : Men vindt aan wie? voor wie? wie? aan wie? waaraan? waaraan? waarvoor? + + -1- onderwerp werkwoord + Bij welk woord woord staat staat het hetmeewerkend meewerkendvoorwerp? voorwerp? Bij welk De sekretaris straf terug. terug. sekretarisgaf gaf Dirk Dirk zijn straf In deze zin zin gebeurt gebeurt de dehandeling handeling van van het het werkwoord werkwoord(het (hetteruggeven) teruggeven) In deze met medewerking medewerking van Dirkisis in in zoverre zoverre in in het het teruggeven teruggeven betrokken betrokken van Dirk. Dirk. Dirk dat hij dat hij de de straf strafheeft heeftafgegeven afgegeven en en deze dezedaarna daarna weer weeraanneemt. aanneemt. De dief ontstal ontstal het het boertje boertje zijn zijngeldbeugel. geldbeugel. De dief Deze man heeft veel veel gedaan gedaan voor voor de de armen. armen. man heeft In deze zinnen zinnen heeft heeft het het boertje boertje belang belang bij bij de dehandeling handeling (het (hetstelen) stelen) van van In deze de dief. de armen armen er er belang de dief. Evenzo Evenzo hebben hebben de belang bij bij dat deze deze man man veel veel heeft heeft gedaan. « arme mensen » hebben belang mensen» « boertje » en «arme gedaan. Deze 2 zinsdelen «boertje» bij handeling van Daarom worden deze zinsdelen soms soms bij de handeling van het het werkwoord. Daarom ook belanghebbend voorwerp voorwerpgenoemd. genoemd. ook belanghebbend soldaten gehoorzamen De soldaten gehoorzamen hun hun officier. De bevelhebber isis hier in zoverre zoverre bij bij de dehandeling handeling van van het het werkwoord werkwoord De bevelhebber hier in dat hij hij medewerkt medewerktom omde desoldaten soldatentot totgehoorzamen gehoorzamenaan aan te te zetten. betrokken dat De handelaar auto voor voor zijn zoon. zoon. handelaar kocht kocht een een auto In deze zin zin werkt werkt de de zoon zoon in zoverre zoverre mee mee aan aan het het kopen kopen van van de de auto auto dat dat In deze de handelaar de onhij wagen in in ontvangst ontvangst neemt. De De zoon zoon was was voor de handelaar de hij de wagen rechtstreekse aanleiding het kopen kopen van van die die auto. auto. (Onrechtstreeks (Onrechtstreeks vw.) vw.) aanleiding tot tot het 44 ONTHOUD : ONTHOUD: Het meewerkend voorwerp Het meewerkend voorwerpstaat staatbij bij een een werkwoord. werkwoord. Het meewerkend meewerkend voorwerp bij een een gezegdewerkwoord voorwerp kan kan zowel zowel bij als bij een een koppelwerkwoord koppelwerkwoord voorkomen. voorkomen. als bij OPNIEUW : MOEILIJKHEDEN OPNIEUW: MOEILIJKHEDEN!! Opgelet ininzinnen dan één Opgelet voor voor meewerkende meewerkendevoorwerpen voorwerpen zinnenmet met meer meer dan werkwoord! Ontleed maar maar eens eens : Zijn ouders ouders te te gehoorzamen gehoorzamen is is een een plicht. plicht. Christus leerde ons ons bidden bidden voor voor onze onze vijanden. vijanden. Christus zelf zelf leerde aalmoes geven Een arme een een aalmoes geven moet geschieden geschieden uit naastenliefde. naastenliefde. Den arme Den arme gegeven gegeven is is Gode Gode geleend. geleend. Het meewerkend meewerkend voorwerp is dikwijls ingeleid door door het het voorzetsel voorzetsel aan aan voorwerp is dikwijls ingeleid of voor. op : elk zinsdeel zinsdeel dat daarom Let wel Let wel op dat voorafgegaan voorafgegaanisisdoor dooraan aanof ofvoor voor is daarom geen meewerkend voorwerp. voorwerp. geen meewerkend Zie zelf zelf maar maar : kon ik dat boek Voor 5 frank kon kopen. boek kopen. Het geweer geweer hing hing aan aan de de muur. Men herkent de de vogel vogel aan aan zijn zijn veren. Men herkent aan of voor Het gebeurt gebeurt dat dat de de voorzetsels voorzetsels aan voor het het meewerkend meewerkend voorwerp voorwerp niet inleiden. inleiden. De soldaten hun officier, Zo is is in in de de zin zin:: De soldaten gehoorzamen gehoorzamen hun officier, lastig te maken maken lastig uit te o(officier meewerkend voorwerp is. is. of'officier lijdend lijdend of meewerkend Als gij volgende : Kunt Als gij twijfelt, twijfelt, doe doe het het volgende: gij vóór betwiste Kunt gij v6eir het het betwiste zinsdeel voorplaatsen plaatsen dan dan isisdat datzinsdeel zinsdeel een eenmeewerkend meewerkend zinsdeel aan aan of voor voorwerp. Zijn ook ook meewerkend meewerkend voorwerp voorwerp : Het boek boek viel viel hem uit de de handen. handen. trapte haar op Hij trapte op de de tenen. hebt ge Dat hebt ge hem fijn geleverd. geleverd. 't Is me daar een een saaie boel. Het meewerkend meewerkend voorwerp voorwerp bij bij een een koppelwerkwoord. koppelwerkwoord. Het H. Misoffer is God God aangenaam. aangenaam. Misoffer is In deze zin zin is is geen geen twijfel twijfel mogelijk. mogelijk. God God bepaalt bepaalt het hetnaamwoordelijk naamwoordelijkdeel deel In deze « aangenaam ». 45 Wij zullen zullen ontleden ontleden :: Wij God:: Bijvg. Bijvg. Bep. bijvg. bijvg. nw. nwo aangenaam. God devolgende volgende zinnen. zinnen. Zo ook ook inin de Dat werk werk lijkt lijkt gepast voor voor hem. hem. Dat Ik blijf blijf mijn weldoener weldoener steeds steeds dankbaar. dankbaar. lk Honing en citroen citroen zijn zijngoed goedvoor vooreen eenverkoudheid. verkoudheid. Honing bij het bijvoeglijk ook:: Bepaling Bepaling bij bijvoeglijk naamwoord.) naamwoord.) (Zie ook Maar:: Maar beslissing isis mij aangenaam. Deze beslissing In deze deze zin zin zijn zijn 2 mogelijkheden :: In a) Deze Deze beslissing beslissing isis voor mij mijaangenaam. aangenaam. a) beslissing Isisaangenaam mij. Deze beslissing aangenaamvoor voor mij. b) Deze In de zin a) Mij: Meew. vwo is In de zin a) Mij : Meew. vw. b) Mij Mij:: bep. bep. bijvg. bijvg. nw. nwo aangenaam b) Die opmerking opmerking lijkt mij mij gepast. Die Hoewel in in mindere mindere mate mate geldt geldt hier hierdezelfde dezelfde opmerking opmerking:: Hoewel a) Die opmerking lijkt lijkt aan aan mij mijgepast gepast te te zijn. zijn. Die opmerking a) b) opmerking lijkt Die opmerking lijkt gepast gepast voor voor mij. b) Die In deze deze gevallen gevallen isis er mogelijk. Nochtans Nochtans is is het het aan aan te te raden raden In er altijd altijd twijfel mogelijk. de volgende regel regel in acht acht te te nemen nemen:: de volgende ONTHOUD: ONTHOUD : vw. en Zo er er bij bij een een koppelww. twijfel isis tussen tussen meew. vwo en bep. bij dan beschouwt beschouwtmen men het het betwiste nwd. d. gez. dan betwiste zinsdeel zinsdeel als als meew. vwo bij het hetkoppelwerkwoord. koppelwerkwoord. vw. bij Zo is is er erinindeze dezezinnen zinnenabsoluut absoluut geen geen twijfel twijfel mogelijk mogelijkover overdedebediening bediening van woorden in in vetjes. vetjes. van de de woorden Dat leek vader vader de de beste beste oplossing. Dat leek voor broer geschikt. Dat werkje scheen ons niet voor helemaal niet grappig. Die grap scheen moeder helemaal grappig. Dat werkje lijkt mij Dat werkje lijkt mijjuist Juistiets iets voor voor hem. WELKE WOORDSOORTEN KUNNEN ALS ALS MEEWERKEND MEEWERKEND VOORWERP VOORKOMEN? Zelfstandige naamwoorden : Zelfstandige naamwoorden Vader deur een een mooi mooi bruin bruin kleurtje. Vader gaf gaf de deur de keizer keizer wat « Geef de wat de keizer toekomt, » zei Jezus Jezus aan de de Joden. Dikwijls verwijt de de pot aan zwart ziet. ziet. aan de ketel dat dat hij hij zwart Dikwijls verwijt 46 Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke bijvoeglijke naamwoorden naamwoorden en en deelwoorden :: Zelfstandig Ook aan het het mooie moet een een plaats plaats gegeven gegeven worden in het het mensenleven. mensenleven. Ook Aan de de gesneuvelden werd werd de de militaire militaire eer bewezen. Aan Maria, de de Moeder Moeder Gods, Gods, zal zal de de stervenden hulp en en bijstand verlenen. Maria, voornaamwoorden : Zelfstandige voornaamwoorden Dat zaakje leek leek hem niet gezond. Geef ieder het zijne, jongen. Jezus is voor voor allen op op het het kruis gestorven. gestorven. fezus Zelfstandig gebruikte telwoorden telwoorden :: Zelfstandig dezelfde prijs toe. kende beiden dezelfde toe. De jury kende aan de geschenken worden aan de eersten uitgedeeld. De mooiste geschenken Een infinitief. infinitief. Een Een zelfstandig zelfstandig gebruikte uitdrukking. Een gebruikte uitdrukking. Een zin. Een DE DE SOORTEN MEEWERKEND MEEWERKEND VOORWERP VOORWERP:: (v. meew. Voorlopig meewerkend voorwerp voorwerp (v. meew. vw.). vw.). Voorlopig meewerkend Ik vraag wel wel eens eens stellen, die betweters. die vraag lk zou ze die Herhaald meewerkend (h. meew. Herhaald meewerkend voorwerp voorwerp (h. meew. vw.) vw.) Willen het hem eens voorstellen, mijn oom? oom? eens voorstellen, Willen wij het Loos meew. vw.) vw.) Loos meewerkend meewerkend voorwerp (I. meew. «Zou prijs aan aan geven? geven?»» die prijs U er die « Zou U (meew. vw.) Echt meewerkend voorwerp (meew. vw.) komt komt meestal meestal voor. voor. Echt meewerkend c. HET VOORZETSELVOORWERP VOORZETSELVOORWERP (Voorz. (Voorz. vw.). vw.). c. HET I. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Wij wachten wachten op op de de tram. tram. Vader de radio. radio. Vader luistert luistert naar de Spreek over de de afwezigen. afwezigen. Spreek nooit nooit kwaad kwaad over Waarom spot spot gij met met de gebreken van de anderen? De kinderen houden van van moeder. moeder. kinderen houden dokter wanhoopte aan zijn herstel. De dokter wanhoopte aan herstel. De weeskinderen werden op op allerlei lekkernijen weeskinderen werden onthaald. 8. Sommige Sommige oude oude mensen geloven nog mensen geloven nog aan spoken. spoken. 9. De veroordeelden hun lot. lot. veroordeelden berusten berusten in in hun 10. over de de zondaars. zondaars. God ontfermt ontfermt zich zich over 10. God wachten op luisteren naar spreken over spotten met houden van wanhopen aan onthalen op geloven aan berusten in ontfermen over zich ontfermen 47 de tram -— naar de I. De Dezinsdelen zinsdelen:: Op Op de de radio radio -— over de afwezigen afwezigen -— met over de de gebreken aan zijn herstel -— van van moeder lekkernijen -— aan de gebreken -— aan moeder -— op lekkernijen in zijn lot -— over de zondaars », zijn geen lijdende voorwerpen. spoken -— in geen lijdende Weet gij gij waarom waarom niet? niet? werkwoord door door een Toch deze zinsdelen zinsdelen nauw Toch zijn zijn deze nauw verbonden verbonden met met het het werkwoord voorzetsel dat als het ware ware mee mee vergroeid vergroeid is, is, er eréén één uitdrukking uitdrukking mee mee dat er als vormt. Men kan kan het het werkwoord werkwoord niet nietgebruiken gebruiken zonder zonder ereronmiddellijk onmiddellijk vormt. Men het voorzetsel bij denken. Daarom Daarom wordt dit dit voorzetsel voorzetsel «« vast het voorzetsel bij te te denken. vast voorgenoemd. werkwoord en het voorzetsel vormen samen zetsel» genoemd. Het werkwoord en het voorzetsel vormen samen één zetsel » uitdrukking. Het zinsdeel dat door het het vast vast voorzetsel voorzetsel wordt wordt ingeleid ingeleid noemt noemt men men Het zinsdeel dat door voorzetselvoorwerp. 2. Merk op dat dat deze deze voorzetsels voorzetsels bovendien betekenis gebruikt bovendien in in figuurlijke figuurlijke betekenis worden. worden• Op betekent de plaats. plaats. « lk Ik leg mijn pen op de bank ». Maar als als ik op iemand of op iets dan heeft dit voorzetsel voorzetsel geheel geheel deze deze betekenis betekenis verloren. verloren. iets wacht, dan Met kan het middel middel en en de de manier manier aan aan te teduiden duiden : :« «Moeder Moeder kan dienen dienen om om het zorg ». ». - « Wij wandelen snijdt met een mes ». - Wij maken maken ons ons werk met zorg wandelen Maar wanneer wanneerik ik zeg zeg dat dat men met een een vriend ». Maar men spot spot met met de de gebreken gebreken geen betekenis van van een een ander, dan dan heeft heeft het het voorzetsel voorzetsel met geen betekenis meer meer van van middel of manier middel manier of ofbegeleiding. begeleiding. Maar in Over duidt de de doorgang doorgang aan aan:: «« De De auto auto reed over de brug ». - Maar heeft het zich over de zin:: ««God Godontfermt ontfermt zich over de de zondaars zondaars », heeft het voorzetsel voorzetsel de zin over die betekenis van van doorgang doorgang geheel geheel verloren. die betekenis — — — ONTHOUD: Het voorzetselvoorwerp voorzetselvoorwerp is zinsdeel dat een vast vast voorvooris een een zinsdeel dat door door een zetsel het werkwoord werkwoord isisverbonden. verbonden. zetsel met met het Hoe kan kan men men een eenvoorzetselvoorwerp voorzetselvoorwerpvinden? vinden? Er zijn vele Er vele werkwoorden werkwoorden die die een een vast vast voorzetsel voorzetsel hebben. hebben. Wij Wij kunnen kunnen ze slechts leren het gebruik. gebruik. ze slechts leren door het dan vinden Stellen wij achter achter het het vaste vaste voorzetsel voorzetsel de de vraag vraag wie? of wat? dan wij het het voorzetselvoorwerp. voorzetselvoorwerp. LET OP OP!! I. gebeuren dat het voorzetselvoorwerp voorzetselvoorwerp niet door een een I . Soms Soms kan kan het het gebeuren dat het niet door voorzetsel voorzetsel met met het werkwoord werkwoord isis verbonden. verbonden. U onzer. Ontferm U U mijner. Herinner U U onzer. Gedenk U 48 2. De meeste spraakkunsten spraakkunsten geven aan dat datsommige sommige bijvoeglijke bijvoeglijke De meeste geven ook aan naamwoorden vast voorzetsel staan staan en en ontleden de de aldus aldus ingeingenaamwoorden met een vast leide zinsdelen als als voorzetselvoorwerp. voorzetselvoorwerp. leide zinsdelen 3. In een zin als:: « Wij berusten er in dat hij hij ons ons moet moet verlaten verlaten », kondigt In een zin als in dat er aan echte voorzetselvoorwerp voorzetselvoorwerp nog komen. Er Er is is dus dus aan dat dat het echte nog moet moet komen. een voorlopig voorzetselvoorwerp.Zoek Zoek zelf zelf naar naar het een voorlopig voorzetselvoorwerp. het echte echte voorvoorzetselvoorwerp! 4. Zo gij gij twijfelt twijfelt of ofeen een zinsdeel zinsdeel een een voorzetselvoorwerp voorzetselvoorwerp is, is, kijk kijk dan dan na na : a. of het a. het voorzetsel voorzetsel bij bij het het werkwoord werkwoord behoort; behoort; b. het voorzetsel voorzetsel figuurlijk figuurlijk is is gebruikt. gebruikt. b. of het Ontleding van van het het voorzetselvoorwerp. voorzetselvoorwerp. De jongens jongens luisterden de laatste laatstesportberichten. sportberichten. luisterden naar de Uitdr. :: luisteren luisteren naar Werkw. :: luisterden (gez. ww. -) Uitdr. Ond. :: Wie Wie Ond. I d" ( ) Wat luisterden? uister enr jongens jongens (e. e. o.) o. Wat Gez. Gez. :: luisterden. lijd. vwo :: Wie; wat watluisterden luisterden de dejongens? jongens? — Lijd. vw. vw. : Er luisteren naar naar »; naar Voorz. vwo Er is is een een uitdrukking uitdrukking «« luisteren wat naar wie; wie; wat luisterden de inwoners? luisterden inwoners? naar de radioberichten. —) OEFENING: redekundig en en spraakkundig spraakkundig de de 10 10 opgegeven opgegeven zinnen. OEFENING : Ontleed redekundig Lijst der voornaamste voornaamste werkwoordelijke uitdrukkingen uitdrukkingen die die met met een een voorzetselvoorwerp worden worden aangevuld. aangevuld. abonneren abonneren op afzien van afzien van antwoorden op antwoorden op zich bedriegen in in zich bedriegen beginnen aan beginnen aan beginnen met beginnen zich bekommeren zich bekommeren om om belang hebben bij belang hebben bij zich bemoeien met met zich bemoeien zich bepalen 10 zich bepalen tot beraadslagen over beraadslagen zich beroemen zich beroemen op op berouw hebben over over berouw hebben berusten in berusten in beschermen tegen beschermen tegen beschermen beschermen voor besluiten tot betrouwen op betrouwen op bezwijken aan (een (een ziekte) ziekte) bezwijken aan bezwijken onder (een (een last) last) 20 bezwijken bezwijken (de bekoring) bekoring) bezwijken voor voor (de deelhebben aan deelhebben aan vreugde) deelhebben deelhebben in in (de vreugde) deelnemen aan deelnemen aan deelnemen in deelnemen in delen in delen in (de (de winst) winst) denken aan denken aan denken (niet vergeten) vergeten) denken om om (niet denken op op (zinnen denken (zinnen op) op) 30 denken (nadenken) denken over (nadenken) 49 Van Osta Osta: Red. Van Red. Ontl. Ontl. 3 40 50 60 dienen tot tot (een dienen (een doel) doel) zich ergeren aan aan zich gelijken naar gelijken naar gelijken op gelijken geloven aan aan (het (het bestaan van van God) God) geloven geloven in in (betrouwen geloven (betrouwen op) het gemunt het gemunt hebben hebben op geneigd zijn zijn tot geneigd genieten van genieten van gewennen aan gewennen aan gruwen van gruwen van haken naar haken naar zich hechten zich hechten aan aan herinneren heri nneren aan aan handelen over handelen handelen met handelen zich hoeden zich hoeden voor hopen op hopen houden aan houden aan houden van houden van intekenen op intekenen op jagen jagen op jam meren over jammeren klagen over klagen zich kwijten van zich kwijten van lijden aan aan luisteren naar luisteren naar medelijden medelijden hebben hebben met met onderwijzen onderwijzen in in zich zich ontfermen ontfermen over over onthalen onthalen op op ophouden ophouden met met oordelen oordelen over over overleg overleg plegen plegen over over peinzen over rekenen rekenen op op rekening rekening houden houden met met rekenschap rekenschap geven geven van van roemen roemen op op 70 tegen 70 ruilen ruilen tegen zich schamen over zich schamen over zich schamen voor zich schannen voor in schik zijn met in zijn zijn schik zijn met schrikken schrikken voor smachten naar smachten naar zich spiegelen aan aan zich spiegelen spijt hebben over spijt hebben teren teren op trachten naar trachten naar 80 trek hebben hebben in in twijfelen aan twijfelen aan uitnodigen uitnodigen op uitnodigen uitnodigen tot uitzetten tegen uitzetten tegen aan verdienen verdienen aan vergelijken bij vergelijken bij vergelijken vergelijken met zich vergissen in in zich vergissen zich vergissen van van zich vergissen 90 zich verheugen in in zich verheugen verkiezen boven verkiezen boven verlangen naar verlangen naar verlegen zijn met verlegen zijn met verlekkerd zijn op verlekkerd zijn op in verschillen verschillen in verschillen van verschillen van zich verwonderen verwonderen over over zich verzot zijn op op verzot zijn volharden in volharden in 100 vragen vragen naar naar tegen vrijwaren tegen waarschuwen tegen tegen waarschuwen waarschuwen voor waarschuwen wachten op op wachten zich wachten wachten voor voor zich aan wanhopen aan wedijveren in in wedijveren wedijveren met met wedijveren OEFENING OEFENING: Maak Maak zinnen zinnen met met bovenstaande bovenstaande uitdrukkingen. Onderlijn het het uitdrukkingen. Onderlijn voorzetselvoorwerp in elke voorzetselvoorwerp in elke zin. zin. : 50 50 d. HET HET HANDELEND VOORWERP VOORWERP (hand. (hand. vw.). I. I. De Dealcohol alcoholheeft heeftvelen velenongelukkig ongelukkig gemaakt. gemaakt. door de de alcohol alcohol ongelukkig ongelukkig gemaakt. 2. Velen Velen zijn door burgemeester onthult onthult het het standbeeld. standbeeld. I. De burgemeester standbeeld wordt wordt door door de de burgemeester burgemeester onthuld. onthuld. 2. Het standbeeld DeH. H. Jeanne d'Arc verlosteFrankrijk. Frankrijk. I. De Jeanne d'Arc verloste Frankrijk werd werd door door de de H. H.Jeanne Jeanne d'Arc d'Arcverlost. verlost. 2. Frankrijk Dehond hond beet de dief in in de de benen. benen. I. De de dief werd door door de de hond hond in in de debenen benengebeten. gebeten. 2. De dief werd I. De I. Demidvoor midvoormiste misteverscheidene verscheidenedoelpunten. doelpunten. Door de de midvoor midvoor werden werden verscheidene verscheidene doelpunten doelpunten gemist. gemist. 2. Door I. De I. Delandbouwer landbouwer beploegt beploegt de de akker. akker. De akker akker wordt wordt beploegd beploegd door door de landbouwer. 2. De I. De Deinwoners inwonersloofden loofden de de welwillendheid welwillendheid van van de de koning. koning. van de koning door de inwoners inwoners geloofd. 2. De welwillendheid welwillendheid van koning werd door I. De De jager doodt doodt de de wilde wilde dieren. dieren. 2. De wilde dieren dieren worden worden door door de de jager jagergedood. gedood. De wilde I. De De Joden kruis. Joden nagelden nagelden Christus Christus aan aan het kruis. door de de Joden het kruis kruisgenageld. genageld. 2. Christus Christus werd werd door joden aan het I. De Detuinman tuinmansnoeit snoeitde debomen. bomen. 2. De bomen worden door door de de tuinman tuinman gesnoeid. gesnoeid. bomen worden OEFENING: OEFENING : Schrijf de de oefening oefeningover overen enonderlijn onderlijnhet hetonderwerp onderwerp met a. met rood rood potlood; potlood; a. Schrijf het zinsdeel dat handeling van met groen groen het zinsdeel dat de de handeling van het het werkwoord werkwoord verricht, met potlood. of in b. Schrijf naast het werkwoord werkwoord in in de de aktieve of in de de naastelke elke zin zin of of het passieve vorm staat. vorm staat. c. lijdend voorwerp met met inkt. inkt. Onderlijn het lijdend c. Onderlijn AI de zinnen zinnen II staan staan in in de de aktieve vorm. Al de Het onderwerp doet doetde dehandeling handeling van van het het werkwoord. werkwoord. Het onderwerp In deze zinnen In deze zinnen vinden vindenwij wij geen geen handelend handelend voorwerp. AI de zinnen zinnen 2 staan de passieve vorm. staan in in de Al de vanhet hetwerkwoord werkwoordniet. niet.Het Hetonderwerp onderwerp Het onderwerp doet de handeling van onderwerp doet ondergaat handeling van ondergaat de de handeling van het het werkwoord. 51 De handeling handeling van verricht door door een een ander ander zinsdeel. zinsdeel. van het het werkwoord werkwoord wordt verricht heet : het handelend voorwerp. Dat zinsdeel zinsdeel heet: het handelend Het onderwerp onderwerp van van de de zinnen, die die in in de de aktieve vorm staan, staan, wordt wordt handelend handelend voorwerp wanneer in de de passieve passieve vorm vorm worden worden gezet. gezet. voorwerp wanneer die zinnen zinnen in In de zinnen vorm staan, staan, vinden vinden wij wij geen In zinnen 2 die in in de de passieve passieve vorm geen lijdend lijdend voorwerp. ONTHOUD : ONTHOUD: I . Zoek I. Zoek een een handelend handelend voorwerp voorwerp alleen alleen bij bij een eenpassieve passieve vorm. vorm. 2. Wanneer men men een een zin, zin, die die inin de depassieve passieve vorm vorm staat, staat, overbrengt overbrengt in de handelend in de aktieve aktieve vorm, vorm, dan dan wordt wordthethet handelend voorwerp voorwerp onderwerp. 3. In een zin, zin,staande staande in in de depassieve passieve vorm, vorm, staat staat geen geen lijdend lijdend In een voorwerp bij bij het het werkwoord werkwoord inin de depassieve passieve vorm. vorm. voorwerp Het handelend voorwerp is is meestal bij middel van het meestal bij middel van het voorvoor4. Het handelend voorwerp aan de passieve vorm verbonden. passieve vorm verbonden. zetsel door aan Men vindt 5. Men vindt het het handelend handelend voorwerp voorwerp :: wie? + + werkwoord Door wiel werkwoord -I+onderwerp. onderwerp. OPMERKINGEN :: OPME.RKINGE.N geen handelend handelend voorwerp voorwerp zijn zijn bij een I. Er Erkan kan geen een werkwoord in in de de aktieve aktieve vorm. Bij een in de de aktieve aktieve vorm vorm hebben hebben wij wij een een bijwoordelijke bijwoordelijke een werkwoord werkwoord in bepaling. (bijwd. bep. Door de Door de warmte warmte smelt de de sneeuw sneeuw (bijwd. bep. oorz.). oorz.). (bijwd. bep. door het Wij moeten door het water waden (bijwd. bep. doorg.). doorg.). 2. Wanneer het het ««handelend handelend voorwerp voorwerp» eenzaaknaam zaaknaam is, is,dan dan beschouwt beschouwt » een men dit zinsdeel zinsdeel als als: men dit bijwd. door de bijwd. bep. bep. oorz. oorz. :: Hij werd werd door de koude koude bevangen. bep. mid. : Hij werd werd door een een steen steen getroffen. Zijn huis huis bijwd. bep. getroffen. -— Zijn werd door een een bom bom verwoest. : 3. Het vorm. Bij Het voltooid voltooid deelwoord deelwoordisis een een passieve passieve vorm. Bij een voltooid deelwoord deelwoord kan kan dus dus een een handelend handelend voorwerp voorwerp staan. staan. ouders zijn verantwoordelijk verantwoordelijk voor voor de de door hun kinderen kinderen toetoeDe ouders door hun gebrachte schade. schade. kinderen kinderen:: hand. hand. vw. vwo bij bijtoegebrachte. toegebrachte. 52 Ontleding : Ontleding: Doorde dekinderen Door kinderen werd werd veel veel schade schadeaan aan de de boomgaard boomgaard van van de detuinman tuinman toegebracht. Werkw. :: werd werd toegebracht toegebracht (gez. (gez. ww. Werkw. ww. P.P. V. V. -) —) Ond. : Wie Ond. : Wat Wie wer d b h 7 S h d ( ) werd toegebracht? toege rac t. Schade c a e (e. e. o.o.) Wat Gez. :: werd werd toegebracht Gez. toegebracht Meew. vw. :: Aan Aan wie; wie; waaraan waaraan Meew. vw. d b h7 werd toegebracht? Voor wie; Voor wie; waarvoor waarvoorwer toege rac t. aan boomgaard aan de de boomgaard Lijd. vwo vw. : wordt wordt bij bij een Lijd. een passieve niet passieve vorm vorm niet Bijvoeglijke Bijvoeglijke bep. bep. van tuinman van de de tuinman gezocht. gezocht. Hand. vw. vw. : Door Door wie wie werd de de schade schade toegebracht? toegebracht? Hand. kinderen kinderen Bijwd. bep. geen Bijwd. bep. : geen HOE MOET IK HOE ONTLEDEN? IK ONTLEDEN? Met gespannen gespannen aandacht luisterden luisterden de de inwoners inwoners van de door de lawine bedreigde bedreigde stad naar het stad het donderend donderend gekraak gekraak van van de devoortglijdende voortglijdende sneeuwmassa's. sneeuwmassa's. Werkw. :: luisterden (gez. ww. ww. A. A. V. V. -) —) Uitdr. Uitdr. :: luisterden luisterden naar. Ond. :: Wie Wie I Ond. luisterden? uisterden.7 inwoners inwoners ( e. ) O. (e. o.) Wat Gez. :: luisterden Gez. Meew. Voor wie; waarvoor Meew. vw. vwo :: Voor waarvoor I' d . Ulster en de de inwoners? luisterden inwoners? -— Aan Aan wie; wie; waaraan Lijd. Wie I ' Lijd. vw. vwo :: Wie d 'Inwoners.7 — UIster den de e inwoners? W at luisterden Wat Voorz. Voorz. vw. VWo :: Er isis een een uitdrukking uitdrukking:: luisteren luisteren naar het het gekraak. gekraak. Bijwd. Bijwd. bep. bep. bij bij luisterden luisterden :: aandacht aandacht Bijwd. Bijwd. bep. bep. bedreigde bedreigde:: lawine lawine Bijvg. Bijvg. bep. bep. zelfst. zelfst. nw. nwo inwoners inwoners:: stad stad Bijvg. Bijvg. bep. bep. zelfst. zelfst. nw. nwo gekraak gekraak :: sneeuwmassa's sneeuwmassa's Woord Woord Woordsoort Woordsoort Buiging Buiging Met Met gespannen gespannen aandacht aandacht luisterden luisterden gez. gez. ww. ww. spannen spannen zelfst. zelfst. nw. nwo Sn. Sn. gez. gez. ww. ww. luisteren luisteren de de inwoners inwoners bep. bep. lidw. lidw. m. m. mv. mv. zelfst. zelfst. nw. nwoSn. Sn. m. m. mv. mv. Bediening Bediening bij bij aandacht aandacht voorz. voorz. volt. dw. dw. vr. vr. e.e. g. g. b. b. b. b. volt. vr. e. Bijwd. bep. bep. vr. e. Bijwd. aandacht aandacht 3° p. p. e. e. O. O.V. V.T. T. ww. ww. gez. gez. 3* aant. w. w. A. A. V. V. aant. inwoners inwoners g. b. b. b.b. g. e. o. O. e. luisterden luisterden inwoners inwoners luisterden luisterden 53 53 van voorz. bep. bep. lidw. voorz. bep. bep. lidw. nwo Sn. Sn. zelfst. zelfst. nw. de door de lawine bedreigde naar het donderend gekraak van de voortglijdende sneeuwmassa's 2. gez. ww. bedreigen bedreigen voorz. bep. lidw. bep. gez. ww. donderen donderen zelfst. nw. nwo Sn. Sn. zelfst. vr. e. vr. e. vr. e. e. vr. vr. e. vr. e. stad stad lawine lawine g. b. g. b. b. b. bijwd. bep. bijwd. bep. bedreigde Jg.g. b. b. b. b. g. b. volt. e. g. b. b. b. volt. dw. dw. vr. e. g. b. o. e. g. b. b. b. g. b. onv. e. g. b. b. b. onv. dw. dw. O. o. e. o. e. voorz. vwo voorz. vw. o. e. voorz. g. b. vr. mv bep. vr. mv.. g. b. b. b. bep. lidw. g. b. onv. dw. vr. mv mv.. g. b. b. b. gez. ww. voortglijden voortglijden onv. zelfst. bijvg. bep. vr. mv nwo Sn. Sn. vr. mv.. bijvg. bep. zelfst. nw. nwo zelfst. nw. zelfst. stad gekraak gekraak gekraak luisterden sneeuwmassa's sneeuwmassa's sneeuwmassa's Igekraak ~ DE BIJWOORDELIJKE DE BIJWOORDELIJKE BEPALINGEN Hij woont woont te Gent. Gent. In oorlogstijd In oorlogstijd wordt wordt alles alles duurder. duurder. Leer uw lessen lessen met Leer uw met vlijt. Tot bevoorrading uit Sicilië. Sicilië. bevoorradingvan van Rome Romehaalde haalde men men tarwe tarwe uit Het kind Het kind huilde huilde van van pijn. pijn. Jezus-Christus jezus-Christus heeft ons kruis verlost. verlost. ons door door zijn kruis jan reist naar naar Brussel Brussel met met vader. vader. Jan jezus werd door Judas judas voor voor dertig dertig zilverlingen zilverlingen verkocht. verkocht. Jezus werd door God vormde 't lichaam stof der der aarde. aarde. God vormde lichaam van van Adam Adam uit uit het stof Door ons gebed mede tot tot bekering bekering der derheidenen. heidenen. Door ons gebed helpen helpen wij wij mede In deze zinnen zinnen staat staat uitgedrukt uitgedrukt:: In deze -— -— -— -— — -— -— -— -— op welke plaats plaats de de handeling handeling van van het het werkwoord werkwoord gebeurt; gebeurt; op welke op welk ogenblik; ogenblik; op welk op welke wijze; wijze; op welke door welke oorzaak; oorzaak; door welke met middel; met welk middel; met welk doel; met doel; in wiens in wiens bijzijn; bijzijn; voor hoeveel; hoeveel; de aard aard van van de de stof stof gebruikt de gebruikt in in de de handeling handeling van van het het werkwoord. werkwoord. OEFENING : Zoek zelf OEFENING: zelf maar maar eens eens door welke welke zinsdelen zinsdelen dit in de de bovenbovendit in staande uitgedrukt. staande zinnen zinnen wordt wordt uitgedrukt. 54 LET OP OP : wordt meer bepaling bij bij het het werkwoord werkwoord gegeven. In sommige zinnen wordt meer dan dan één bepaling gegeven. ook wat wat er erdoor doordie diebepalingen bepalingen bij het uitgedrukt. Zoek ook het werkwoord werkwoord wordt uitgedrukt. ONTHOUD: ONTHOUD : Bepalingen beBepalingenbijbijeen een werkwoord werkwoordnoemt noemtmen men bijwoordelijke bijwoordelijke bepalingen (bijwd. (bijwd. bep.). bep.). OPGELET : Een OPGELET: bijwoordelijke bepaling bepaling staat nooit bij bij een eenzelfstandig zelfstandig Een bijwoordelijke staat nooit naamwoord. De bijwoordelijke De bijwoordelijke bepaling bepaling kan kan echter echter staan staan bij bij om om 't even ander even welk ander woord, maar meestal woord, maar meestalbij bijeen een werkwoord. werkwoord. Zoek zelf zelf maar maar eens eens de de bijwoordelijke bijwoordelijkebepalingen bepalingen inin de devolgende volgendezinnen. zinnen. bij:: Hierin staan staan de bijwoordelijke bijwoordelijke bepalingen bepalingen bij I. studeert flink. I . een een werkwoord : Hij studeert Jan liep vlug naar huis. huis. Jan liep 2. een bijvoeglijk naamwoord naamwoord:: (cfr. (cfr. blz. 70) een bijvoeglijk Jan droeg 'n zeer mooi gedicht voor. voor. mooi gedicht Jan droeg Dat scheen mij een een heel nare geschiedenis. een bijwoord 3. een bijwoord:: (cfr. (cfr. blz. 70) Frans schrijft tamelijk mooi. -— Hij komt Frans komt bijna altijd naar de de vergadering. vergadering. 4. een voornaamwoord: waren aanwezig. aanwezig. -— Haast voornaamwoord : Slechts enkelen enkelen waren alle soldaten hun /even. leven. soldaten lieten lieten hun 5. een telwoord: telwoord : Ongeveer duizend betogers betogers stapten door door de straten. -— drie millioen Zijn nalatenschap mi/lioen geschat. nalatenschap wordt op ruim drie 6. een voorzetsel :: Recht tegenover het kollege is het station station van van de de tegenover het is het Kapellekerk. -— De jongen werd vlak in het oog geKapellekerk. troffen. 7. een hele zin zin:: Gelukkig, daar was de de kampioen. kampioen. een hele daar was 8. een bijwd. bep. :: Tot diep diep in de nacht nacht hebben hebben wij gewerkt. gewerkt. in de bijwd. bep. MERK OP: OP : Behalve bestaat de bijwoordelijke bijwoordelijke bepaling uit één woord. Behalve bij bij het het werkwoord werkwoord bestaat ONTHOUD:: [ONTHOUD Het woord dat dat op op zichzelf zichzelf de de dienst dienst verricht verricht van van een een bijwoorHet woord delijke bepaling, is een een bijwoord. Het bijwoord bijwoord isis onveranderlijk! onveranderlijk! bepaling, is 55 Ontleding: Ontleding : flink zeer bijna slechts ongeveer recht gelukkig bijwd. bep. bijwd. bep. studeert bijwd. bep. mooi bijwd. bep. bijwd. bep. altijd bijwd. bep. bijwd. bep. bijwd. bep. enkelen enkelen bijwd. bep. duizend bijwd. bep. bijwd. bep. bijwd. bep. tegenover bijwd. bep. was de bijwd. bep. was de kampioen kampioen BEPALING VAN PLAATS. a. BIJWOORDELIJKE BIJWOORDELIJKE BEPALING PLAATS. ingan Bijwoordelijke bepaling van van Iligging i g gin g of in g a n g. Bijwoordelijke bepaling Vader in zijn zijnleunstoel. leunstoel. Vader zit in Waar zit zit vader? vader? in in zijn zijn leunstoel. Jan zat aan aan tafel. tafel. Waar zat Waar zatJan? Jan? aan aan tafel. tafel. bal lag De bal lag onder onder de de kast. kast. Waar lag lag de de bal? bal? onder onder de de kast. De leraar woonde Gent. De leraar woonde te te Gent. Waar woonde de deleraar? leraar? te Gent. Gent. Waar woonde Boven huis hing hing zwarte rook. Boven het het huis Waar hing hing rook? rook? boven boven het het huis. Hij stond stond bij de de leraar. leraar. Waar stond stond hij? hij? bij bij de de leraar. In de tuin is het het aangenaam. aangenaam. tuin is Waar hetaangenaam? aangenaam? in in de de tuin. Waar isis het de muren. De straatjongens straatjongens schreven op de muren. Waar schreven de de straatjongens? straatjongens? op de muren. Waar schreven op de Leunstoel, kast, Gent, Gent, huis, huis,leraar, leraar, tuin, tuin,muren murenduiden duidenaan aan:: Leunstoel, tafel, kast, Waar? op persoon, dier of zaak; geschiedt Waar? op welke welkeplaats? plaats? bevindt bevindt zich zich 'n persoon, bij wie? bij wie? een handeling. handeling. bij wat? bij wat? Bij deze deze handeling Bij handeling geschiedt geschiedt geen geen verplaatsing. verplaatsing. De De handeling handeling gebeurt plaats. gebeurt steeds steedsop op dezelfde plaats. ONTHOUD : ONTHOUD: Bijwd. bep. van ligging Bijwd. bep. van ligging (bijwd. bep. ligg.) ligg.) (bijwd. bep. ± werkw. + -I- ond. Waar + 56 Bijwd. bep. richting Bijwd. bep. van ri eh tin g of iingan n ga n g. De leerling De leerling liep naar de de speelplaats. speelplaats. Waarheen liepdedeleerling? leerlingrnaar naardedespeelplaats. speelplaats. Waarheen liep De auto de markt. markt. auto reed reed naar naar de Waarheen reed Waarheen reedde deauto? autor naar naar de de markt. trein stoomde het station De trein stoomde het station binnen binnen (in). (in). Waarin stoomde de de trein? treinr in in het het station. Waarin stoomde De man sprong op man sprong op de de tram. Waarop sprong de de man? manr op de de tram. Waarop sprong Leg boek op op tafel. Leg het het boek leggen? op tafel. Waarop moet moet je je het het boek leggenr Hij stuurde stuurde zijn zijn hond hond op op ons ons af. af. Waarop stuurde Waarop stuurde hij hij af? af? op op ons. De postbode liet de de brief in in de de bus bus glijden. glijden. Waarin lietdedepostbode postbode glijden? glijden? in in de de bus. Waarin liet De rijkswachters leidden cel terug. terug. leidden de de misdadiger misdadiger naar naar zijn zijn cel Waarheen leidden de de rijkswachters terug? naar zijn zijn cel. Waarheen leidden terug? naar Speelplaats, duiden aan aan Speelplaats, markt, markt, duiden Waarheen? naar naar welke plaats Waarheenr plaats iemand iemand of iets iets zich zich richt. richt. Waarin? aan station, duidt aan station, duidt in welke in welke plaats plaats iemand iemand of iets iets komt. komt. Waarop? tram, duidt duidt aan aan naar plaats iemand iemand naar welke plaats of iets richt om om er op op te te komen. komen. of iets zich zich richt Waarop? tafel, ons, ons, duiden aan op welke op welke plaats plaats het het onderwerp onderwerp een persoon, een persoon, dier of of zaak zaak brengt. brengt. Waarin? bus, duidt aan aan bus, in welke in welke plaats plaats het het onderwerp onderwerp iemand of iets iets binnenbrengt. binnenbrengt. cel, duidt aan aan cel, duidt naar welke plaats Waarheenr plaats het onderwerp onderwerp Waarheen? naar iemand iets brengt. brengt. iemand of of iets In deze zinnen zinnen is is er er wel weleen eenverplaatsing. verplaatsing. In deze of iemand (iets) naar Het onderwerp verplaatst zichzelve of iemand (iets) Het onderwerp de aangegeven aangegeven plaats. plaats. 57 ONTHOUD: ONTHOUD : van richting (Bijwd. bep. Bijwd. bep. van richting (Bijwd. bep. richt.) richt.) Bijwd. bep. Waarheen + werkw. + ond. + werkw. + W aarop Waarop van ingang. (Bijwd. bep. Bijwd. bep. van ingang. (Bijwd. bep. ing.) ing.) Bijwd. bep. Waarin Waari n + werkw. + ond. + werkw. + W aarop Waarop vanuuitgang ofver verwijdering. Bijwd. bep. van i tg a n g of w ij der in g . Bijwd. bep. uit de de studiezaal. studiezaal. kwam uit jan kwam Van waaruit waaruitkwam kwamJan? Jan? uit uit de de studiezaal. Uit het bos geknal van van geweren. geweren. bos klonk klonk geknal Van waaruit waaruitklonk klonkhet hetgeknal? geknal? uit uit 't bos. De papegaai papegaai komt komt uit uit Venezuela. Venezuela. Van waaruit waaruitkomt komt papegaai?uit uitVenezuela. Venezuela. dede papegaai? De arme stakkerds vluchtten vluchtten uit uit Polen. Polen. arme stakkerds Van waaruit waaruitvluchtten vluchttende destakkerds? stakkerds? uit uit Polen. hun degen De heren trokken hun degen uit de de schede. schede. Van waaruit waaruittrokken trokken de deheren? heren? uit uit de de schede. de kelder. Jaag de kat uit Jaag de kat uit de kelder. Van waaruit waaruitmoet moetgij gijjagen? jagen? uit uit de de kelder. landbouwerschudde schuddehet hetkoren korenuit uit de de zak. De landbouwer Van waaruit waaruitschudde schudde hij? hij? uit de de zak. slechte vruchten. De goede appelen schiftte hij van van de slechte goede appelen Van waaruit waaruitschiftte schifttehij? hij? van van de deslechte slechte vruchten. Studiezaal, schede, kelder, kelder, zak, zak, Studiezaal, bos, bos, Venezuela, Venezuela, Polen, Polen, schede, vruchten, duiden aan : vruchten, duiden aan : Van waaruit? waaruit? uit uitofofvan vanwelke welkeplaats plaats iemand iemand of of iets iets komt komt of ofzich zich ververwijdert. van welke plaats plaats iemand iemand of iets door het het onderwerp onderwerp van uit welke of iets verwijderd wordt. verwijderd In deze zinnen zinnen is is er er wel weleen eenverplaatsing. verplaatsing. In deze Het onderwerp komt ofverwijdert verwijdertzichzelve zichzelve of of Het onderwerp komt uit of iemand plaats(of (ofpersoon persoon :: iemand (of (of iets) iets)van van een een aangeduide aangeduide plaats Hij verwijderde verwijderde zich zich van van zijn zijn vrienden). ONTHOUD: ONTHOUD : van uitgang. (Bijwd. bep. Bijwd. bep. van uitgang. (Bijwd. bep. uitg.) uitg.) Bijwd. bep. Van waaruit Van -I- ond. + werkw. + werkw. + ond. (Van wie) (Van wie) 58 doorgang. Bijwoordelijke bepaling van door ga ng . De dief isis langs langs het hetpoortje poortjeverdwenen. verdwenen. De dief Waarlangs dedief diefverdwenen? verdwenen? langs langs het het poortje. Waarlangs isisde Wij zullen zullen uueven even lungs langs Antwerpen voeren. Waarlangs zullen wij wijeven evenvoeren? voeren?langs langs Antwerpen. Waarlangs zullen De kat liep liep weg weg door door de de tuin. tuin. De kat Waar doorheen liep liep de de kat katweg? weg? door door de de tuin. Waar doorheen Het konijntje konijntje stak stak zijn zijnkop kopdoorheen doorheen de opening. doorheen de opening. Waar doorheen Waar doorheenstak stakhet hetkonijntje konijntje zijn zijn kop? doorheen tunnels lopen De tunnels lopen onder onder de de Schelde. Waaronder doorlopen lopendedetunnels? tunnels? onder onder de de Schelde. Waaronder door Hannibal leidde zijn leger over over de de Alpen. Alpen. Hannibal leidde zijn leger Waarover leiddeHannibal? Hannibal? over over de de Alpen. Waarover leidde De Romeinen joegen joegen de de overwonnenen overwonnenen onder door. De Romeinen onder het het juk door. Waaronder door Waaronder doorjoegen joegendedeRomeinen? Romeinen? onder onder het het juk. De kar De kar reed reed over over de de brug. brug. Waarover reed de de kar? kar? over over de de brug. Waarover reed Waarlangs? poortje, duidt duidt aan aan langs welke welke plaats langs plaats of weg weg iemand iets gaat. gaat. iemand of iets tuin, duidt duidt aan aan Waar doorheen? doorheen doorheenwelke welkeplaats plaats of ofweg weg Waar doorheen? iemand of iets iemand iets gaat. gaat. aan Schelde, Schelde, duidt aan Waaronder door? onder welke plaats plaats iemand iemand Waaronder door? of iets iets onderdoor onderdoor loopt. loopt. Waarover? duidt aan aan brug, brug, duidt over welke plaats plaats over welke iets gaat. gaat. iemand of iets Waarlangs? Antwerpen, duidt duidt aan aan langs welke welke plaats langs plaats of weg weg iets gevoerd gevoerd wordt. wordt. iemand iemand of of iets opening, duidt aan aan opening, duidt Waar doorheen?doorheen doorheenwelke welkeplaats plaatsiemand iemand Waar doorheen? of iets iets gebracht gebracht wordt. wordt. juk, duidt duidt aan aan Waaronder door? Waaronder door?onder onderwelke welkeplaats plaatsiemand iemand of of iets onderdoor iets onderdoor wordt wordt geleid. geleid. 59 Alpen, duidt aan aan Alpen, duidt over plaats of weg weg iemand iemand of over welke plaats iets wordt geleid. iets geleid. Waarover? Bij Deze Bij deze deze handeling handelinggebeurt gebeurteen een verplaatsing. verplaatsing. Deze handeling bepaald punt van van een een stad, stad, handeling begint begint aan aan een een bepaald een of een een dergelijke dergelijke plaats plaats en en eindigt eindigt een stroom, stroom, een weg of bij een ander ander punt punt van van dezelfde dezelfde plaats. plaats. bij een Men zou dat in Men zou kunnen kunnen zeggen dat in de de handeling handeling of ofbeweging beweging een een gedachte van van tijd tijd besloten beslotenligt. ligt. Het Het onderwerp onderwerp beweegt gedurende een plaats. eenzekere zekeretijd tijdlangsheen langsheendezelfde dezelfde plaats. ONTHOUD ONTHOUD: : Bijwd. bep. van doorgang. Bijwd. bep. van doorgang. (Bijwd. bep. doorg.) doorg.) (Bijwd. bep. Waarlangs Waar doorheen Waar doorheen werkw. -F ond. Waaronderdoor Waaronderdoor + werkw. + ond. Waarover LET OP OPI ! Wij waren waren nog nog op drie kilometer van de stad. van de sloeg de de kogel kogel in in de Op enkele stappen van ons sloeg de muur. muur. vijand sloeg op drie mijlen van De vijand sloeg zijn kamp op van het het dorp dorp op. meter van viel hij Op enkele meter van de de aankomst aankomst viel hij neder. neder. De zinsdelen zinsdelen:: kilometer, stappen, mijlen, meter, meter, duiden aan aan op op welke afstand kilometer, stappen, iemand Iemand of iets zich bevindt; op welke afstand er er iets iets geschiedt. geschiedt. Wij zullen zullen dit zinsdeel dat dus zinsdeel dus de de afstand afstand aanduidt, aanduidt, niet nietbeschouwen beschouwen als als een een bijwd. bep. bijwd. bep. van nnaar het het eerder bijwd. bep. van maat van plaats, plaats, maar eerder als als een een bijwd. bep. van maat (hoeveelheid, (hoeveelheid, uitgebreidheid) verder : bijwd. van maat). uitgebreidheid) ontleden ontleden (cfr. verder: bijwd. bep. bep. van maat). De zinsdelen zinsdelen:: stad, ons, dorp, aankomst, zullen wij ontleden ontleden als als een een bijwd. bep. van bij het werkwoord « verwijderd » van uitgang, uitgang, verwijdering staande staande bij werkwoord «verwijderd» (al (al of niet niet verzwegen). verzwegen). stad ons dorp aankomst 60 nw. zelfst. nwo pers. pers. vnw. vnw. nwo zelfst. nw. zelfst. nw. nwo Sn. v. l• I· Sn. o. Sn. v. bijwd. bep. e. p. mv. nnv. bijwd. bep. e. bijwd. bep. e. bijwd. bep. van van van van uitg. uitg. uitg. uitg. waren waren waren waren (verwijderd) (verwijderd) (verwijderd) (verwijderd) b. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN VAN TIJD. b. BIJWOORDELIJKE BEPALING TIJD. t ij ddsti p. Bijwoordelijke bepaling van tij s tip. Aanstaande zondag gaan gaan wij wandelen. Aanstaande zondag wandelen. Wanneer gaan wandelen? aanstaande aanstaande zondag. gaan wij wandelen? Einde mei mei zal alles klaar klaar zijn. Einde Wanneer zal alles klaar klaar zijn? zijn? einde zal alles einde mei. Na regen regen komt komt zonneschijn. zonneschijn. Wanneer komt zonneschijn? zonneschijn? na na regen. Ten alle tijde tijde zijt Ten zijt gij gijwelkom. welkom. ten alle Wanneer zijt gij gij welkom? welkom? ten alle tijde. Wij vertrekken vertrekken te te vier vier uur. uur. te vier Wanneer vertrekken wij? te vier uur. Op tweede Paasdag oom ons ons een een bezoek. bezoek. Paasdag bracht bracht oom bracht oom...? Wanneer bracht oom ... ? op tweede tweede Paasdag. In september zullen wij een een uitstapje maken. maken. Wanneer zullen maken? in in september. zullen wij maken? Over maanden isis het verlof. Over twee twee maanden het verlof. Wanneer is verlof? over twee twee maanden. is het verlof? Zondag, einde, einde, regen, regen, ten ten alle Zondag, alle tijde tijde (altijd), (altijd),uur, uur,Paasdag, Paasdag, september, maanden september, maanden duiden duiden aan aan : Wanneer? op welk moment of tijdstip de de handeling handeling van van het het werkwoord werkwoord geschiedt. ONTHOUD: ONTHOUD : Bijwd. bep. van tijdstip. (Bijwd. bep. tst.) tijdstip. (Bijwd. bep. tst.) Bijwd. bep. + werkw. + ond. Wanneer + LET OP OPl! (i). Hoeveel vroeger -— hoeveel later (1). Enkele weken vóór vergadering werd de voorzitter voorzitter ziek. ziek. Enkele weken v66r de de vergadering werd de de vergadering. Wanneer werd de voorzitter? voorzitter? enkele enkele weken weken vóór de werd de Jezus is verrezen de derde dag na zijn zijn dood. dood. is verrezen de derde dag na is Jezus Jezusverrezen? verrezen?de dederde derde dag dag na na zijn zijn dood. Wanneer is dood. zijn hier weken, dag, zijn De zinsdelen zinsdelen :: weken, hier de de bijwd. bep. van tst. Hoe ontleden dan : vergadering en dood? ontleden wij dan vergadering : Bijvg. ZÓ Bijvg. bep. znw. znw. weken. Zó :: vergadering: Bijvg. bep. bep. znw. dood: Bijvg. znw. dag. dood : e) (') Lat. Gramm. Geerebaert Geerebaert Nr. 233. 233. Lat. Gramm. 61 ti jjdruimte. Bijwoordelijke bepaling bepaling van van ti d r u i m te. Geheel de de dag dag brandt brandt er licht. Geheel licht. Hoelang brandt brandt er er licht? geheel geheel de dag. Tijdens het concert concert was was het het stil. Hoelang was was het het stil? tijdens het koncert. tijdens het Acht uren uren heeft heeft de de strijd strijdgewoed. gewoed. Acht Hoelang heeft heeft de de strijd strijd gewoed? acht uren. Het mooie mooie seizoen duurt slechts korte korte tijd. seizoen? slechts slechts korte korte tijd. Hoelang duurt duurt 't seizoen? Sedert 14 dagen geen dropje dropje regen. regen. dagen kregen kregen wij geen Sedert wanneer wanneerkregen kregen wij? wij? sedert sedert 14 dagen. in de Tot diep in de nacht nacht hebben hebben wij wij het hetgesprek gesprek voortgezet. voortgezet. Tot wanneerhebben hebben wij wij voortgezet? voortgezet? tot diep diep in in de de nacht. Tot wanneer Hij werkt werkt van van de de vroege vroege morgen morgen tot tot de de late lateavond. avond. Sedert wanneer wanneer werkt werkthij? hij? van van de devroege vroege morgen. Tot wanneer wanneer werkt werkt hij? tot de de late late avond. vertoningduurde duurdevan van7 7tot tot IIII uur De vertoning uur 's avonds. Sedert wanneer Sedert wanneerduurde duurdede devertoning? vertoning? van van 7 (uur.) (uur.) wanneer duurde Tot wanneer duurde de vertoning? tot II de vertoning? 11 uur. dag, koncert, koncert, uren, tijd, dag, tijd, dagen, dagen, nacht, nacht, morgen, morgen, avond, avond, (uur), uur, duiden duiden aan. aan. (uur), uur, Hoe lang lang de handeling van werkwoord duurt. de handeling van het werkwoord Sedert wanneer? Sedert wanneer? de dehandeling handeling van van het het werkwoord werkwoord bezig is. bezig is. Tot wanneer? de handeling van werkwoord oord de handeling van het werkwoord oord duurt. Tot wanneer? ONTHOUD: ONTHOUD : Bijwd. bep. van tijdruimte. (Bijwd. bep. bep. tr.) Bijwd. bep. tijdruimte. (Bijwd. tr .) Hoe lang lang -1- werkw. werkw. + + ond. Sedert wanneer wanneer + Tot wanneer OEFENING de volgende volgende woorden woorden : OEFENING : Ontleed Ontleed de I" le zin: zin : er 2e zin: zin : het 2" 4' zin : slechts 4" 62 5" 5' zin : regen 6. zin : diep, 6" gesprek diep, gesprek 8. zin : avonds S" c. BIJWOORDELIJKE BIJWOORDELIJKE BEPALING MIDDEL. BEPALING VAN VAN MIDDEL. Jezus werd met met roeden roeden gegeseld. gegeseld. fezus Jezus gegeseld? gegeseld? met met roeden. Waarmee werd Jezus metser werkt met met een troffel. De metser de metser? metser? met met een een troffel. Waarmee werkt de De timmerman timmerman klopt met met de de hamer. hamer. de timmerman? timmerman? met met de de hamer. Waarmee klopt de Hebt Hebt gij gij uw uwtekening tekeningmet metuwuwpotloodjes potloodjesgekleurd? gekleurd? gekleurd? met uw potloodjes. Waarmee hebt gij gekleurd? met uw boever hield hield het paard paard bij de de breidel breidel vast. De boever bij de hield de de boever vast? vast? bij de breidel. Waarmee hield Moeder Moeder paaide paaide het het kind kind met met zoete woordjes. Waarmee paaide paaide moeder? moeder? met zoete zoete woordjes. Wij herkenden herkenden hem aan zijn zijn stem. stem. hem aan Waarmee herkenden wij? aan aan zijn zijn stem. herkenden wij? De zon zon vervult vervult het het heelal met haar licht. licht. De heelal met Waarmee vervult de zon? zon? met met haar haar licht. vervult de roeden, troffel, roeden, troffel, hamer, hamer, kleurtjes, kleurtjes, breidel, breidel, duiden duiden aan aan:: de handeling van het het werkwoord werkwoord wordt Waarmee? met welk werktuig de handeling van met welk uitgevoerd. L aan:: woordjes, stem, licht, duiden duiden aan stem, licht, Waarmee? met welk middel middel de de handeling handeling van van het het werkwoord werkwoordgeschiedt. geschiedt. ONTHOUD: ONTHOUD : Bijwd. bep. van middel. (Bijwd. bep. mid.) Bijwd. bep. van middel. (Bijwd. bep. Waarmee -I+ ond. Waarmee + werkw. werkw. + MANIER OF d. BIJWOORDELIJKE OF WIJZE. WIJZE. BIJWOORDELIJKE BEPALING BEPALING VAN VAN MANIER Zijn werk werk was steeds met zorg geschreven. geschreven. was steeds Hoe was was zijn zijn werk werkgeschreven? geschreven? met met zorg. Met een viel de de deur deur dicht. dicht. een slag slag viel Hoe viel deur dicht? dicht? met met een een slag. slag. viel de deur De regen viel viel in in dichte dichte stromen stromen neer. neer. De regen Hoe viel regen neer? neer? in in dichte dichte stromen. viel de regen op alle mogelijke Ik mogelijke manieren manieren geprobeerd. geprobeerd. lk heb het op heb ik geprobeerd? Hoe heb geprobeerd? op alle alle manieren. De sterren doorlopen met wonderbare snelheid snelheid hun hun baan. baan. sterren doorlopen met wonderbare Hoe doorlopen sterren? met met wonderbare snelheid. doorlopen de de sterren? Met ongeziene ongeziene hardnekkigheid hardnekkigheid werd werd de de vijand vijand aangevallen. aangevallen. Hoe werd de vijand vijandaangevallen? aangevallen? met met ongeziene ongeziene hardnekkigheid. werd de 63 Ik kom kom per per trein, trein, sommigen sommigen komen komen per per tram, tram,anderen anderenkomen komen te voet voet lk het kollege. naar het kom ik? ikl per per trein. Hoe kom Hoe komen komen sommigen? sommigenl per per tram. Hoe Hoe komen komen anderen? anderenl te te voet. Hoe slag, stromen, stromen, manieren, manieren, snelheid, snelheid, hardnekkigheid, hardnekkigheid, trein, trein, Zorg, slag, te voet voet duiden duiden aan aan tram, te van het werkwoord Hoel op op welke welke manier de de handeling handeling van werkwoordgeschiedt. geschiedt. Hoe? ONTHOUD: ONTHOUD : (Bijwd. bep. Bijwd. bep. van van manier. manier. (Bijwd. bep. man.) Bijwd. bep. + werkw. Hoe + werkw. + + ond. BIJWOORDELIJKE BEPALING BEPALING VAN VAN BEGELEIDING. BEGELEIDING. e. BIJWOORDELIJKE gevierde redenaar redenaar naar voor. Onder luide luide toejuichingen toejuichingen trad de de gevierde voor. Onder begeleiding waarvan waarvantrad traddederedenaar redenaarnaar naarvoor? voorl Onder begeleiding Onder luide luide toejuichingen. vertrok met met al zijn zijn geld. geld. Hij vertrok In begeleiding begeleiding waarvan waarvan vertrok vertrok hij? hij? met met al al z'n z'n geld. Het schrijven schrijven ging ging gepaard gepaard met met een een geknars geknars van van de de versleten versleten pen. pen. In begeleiding begeleidingwaarvan waarvanging ginghet hetschrijven schrijvengepaard? gepaardl met geknars. geknars. Daar kwam kwam de de tandarts tandarts met met zijn zijngevreesde gevreesde tang. tang. In begeleiding begeleiding waarvan waarvankwam kwamde detandarts? tandartsl met met zijn zijn tang. Jezus laatste avondmaal avondmaal samen samen met met zijn zijnapostelen. apostelen. gebruikte het het laatste fezus gebruikte met zijn apostelen. In begeleiding van wie gebruikte Jezus? Jezusl met Jan ging wandelen wandelen met Piet Piet en en Frans. Frans. Jan ging In begeleiding begeleiding van vanwie wieging gingJan Janwandelen? wandelenl met met Piet en Frans. Lot zijnhebben hebben en houden Abraham. houden naar naar Abraham. Lot vluchtte vluchtte met met al zijn In begeleiding begeleiding waarvan waarvanvluchtte vluchtteLot? Lot?met metalal zijn zijn hebben en houden. vielen de de vijanden Onder slaken van van woeste woeste kreten vielen vijanden aan. Onder het slaken Onder het aan? Onder Onder begeleiding waarvan waarvanvielen vielende devijanden vijanden aanl het Onder begeleiding slaken van woeste kreten. kreten. van woeste Toejuichingen, geld, geld, geknars, Toejuichingen, geknars, tang, tang, apostelen, Frans, hebben hebben en en apostelen, Piet Piet en en Frans, houden, duiden aan aan houden, slaken, duiden In - Onder Onder begeleiding begeleidingwaarvan? waarvan?het hetonderwerp onderwerpde dehandeling handeling van van het het werkwoord doet In begeleiding begeleiding van van wie? wiel werkwoord doet of of ondergaat. ondergaat. 64 1 ONTHOUD:: ONTHOUD (Bijwd. bep. bep. van van begeleiding. begeleiding. (Bijwd. bep. beg.) beg.) Bijwd. bep. In begeleiding begeleiding van van wie wie waarvan waarvan + werkw. werkw. -I- ond. ond. Onder begeleiding begeleiding waarvan waarvan Onder + + BIJWOORDELIJKE BEPALING REDEN. BEPALING VAN VAN REDEN. f. BIJWOORDELIJKE Wegens zijn slecht slecht gedrag gedrag werd werd Jan Jan gestraft. gestraft. Wegens Jan gestraft? gestrafd wegens wegens z'n z'n slecht slecht gedrag. Waarom werd Jan nam hij ontslag. Om gezondheidsredenen gezondheidsredenen nam ontslag. hij ontslag? ontslag? om om gezondheidsredenen. nam hij Waarom nam Omwille van de vrede vrede gaf gaf broer broer toe. toe. van de Waarom gaf broer toe? toe? omwille omwille van van de de vrede. gaf broer Vader hem aanklagen aanklagen wegens wegens diefstal. Vader zal hem Waarom zal vader aanklagen? aanklagen? wegens wegens diefstal. zal vader Ik doe op uw bevel. doe het lk Waarom doe ik? op uw bevel. doe ik? op uw verliet Wim Wim de Uit verveling verveling verliet de zaal. zaal. Waarom verliet Wim? uit uit verveling. verliet Wim? Handel nooit uit uit menselijk menselijk opzicht. Handel nooit moet gij Waarom moet gij handelen? handelen? uit uit menselijk menselijk opzicht. De winkel was was gesloten gesloten wegens wegens sterfgeval. Waarom was winkel gesloten? gesloten? wegens wegens sterfgeval. was de winkel Gedrag, gezondheidsredenen, vrede, diefstal, Gedrag, gezondheidsredenen, vrede, diefstal, bevel, bevel, verveling, sterfgeval, duiden duiden aan aan:: verveling, opzicht, sterfgeval, de handeling van het Waarom de handeling van het werkwoord gebeurt. Om welke welke reden? reden? werkwoord gebeurt. ONTHOUD: ONTHOUD : (Bijwd. bep. Bijwd. bep. van reden. (Bijwd. bep. red.) van reden. Bijwd. bep. werkw. 4Waarom + ond. ond. Waarom + + werkw. BEPALINGVAN VAN OORZAAK. g. g. BIJWOORDELIJKE BEPALING Ijzer door de de warmte. warmte. uit door Ilzer zet uit Waardoor zet ijzer uit? uid door door de de warmte. zet ijzer De arme man stierf stierf van van honger. honger. arme man Ter oorzakewaarvan waarvanstierf stierfde deman? man? van van honger. Ter oorzake 65 65 Moeder weende van van vreugde. vreugde. Moeder weende Ter oorzake oorzake waarvan waarvan weende moeder? moeder? van van vreugde. Door de storm storm gingen gingen vele vele schepen schepen verloren. verloren. Door de Waardoor gingen de storm. gingen schepen schepen verloren? verloren? door de Door de Door de dooi dooi zijn zijn vele velewegen wegen onbegaanbaar. onbegaanbaar. Waardoor zijn de wegen wegen onbegaanbaar? onbegaanbaar? door de dooi. zijn de door de Door vroege nachtvorst nachtvorst bevroren bevroren vele vele bloemen. bloemen. Door de vroege Waardoor bevroren de bloemen? bloemen? door de nachtvorst. bevroren de door de gekwetste soldaat soldaat stierf stierf aan zijn De gekwetste zijn wonden. wonden. Ter oorzake oorzake waarvan waarvan stierf soldaat? aan aan z'n wonden. stierf soldaat? Van vermoeienis viel hij hij in slaap. Van vermoeienis viel slaap. Ter oorzake oorzake waarvan waarvan viel hij hij ininslaap? slaap? van van vermoeienis. Warmte, honger, honger, vreugde, vreugde, storm, storm, dooi, dooi, nacht, nacht, vorst, wonden, vorst, wonden, vermoeienis vermoeienis duiden duiden aan aan :: Waardoor? door oorzaak de de handeling handeling van het werkwerkdoor welke oorzaak van het Ter oorzake waarvan? waarvan? woord geschiedt. geschiedt. Ter oorzake ONTHOUD ONTHOUD: van oorzaak. oorzaak. (Bijwd. (Bijwd. bep. Bijwd. bep. van bep. oorz.) oorz.) Bijwd. bep. : Waardoor -1- ond. -F werkw. + werkw. + Ter oorzake oorzake waarvan waarvan en het handelend De bijwoordelijke bijwoordelijke bepaling handelend voorwerp. bepaling van van oorzaak en Verwar het handelend handelend voorwerp voorwerp niet niet met met een een bijwoordelijke bijwoordelijkebepaling bepaling Verwar het van oorzaak. van oorzaak. ONTHOUD: ONTHOUD : Geen passieve vorm geen handelend handelend voorwerp. voorwerp. Geen passieve vorm = = geen x hand. Schrijf af af en en onderlijn onderlijn II X hand.vw.; vw.; 2x 2x bijwd. OEFENING: bijwd. bep. bep. OEFENING : Schrijf Door vele roken roken worden worden de tanden zwart. Door het het vele de tanden vele zaken kennen. Door ervaring leren leren wij wij vele Door de de ervaring Om uw goed goed gedrag gedrag wordt wordt gij gij door door iedereen iedereen bemind. bemind. Om uw Door werk zult zult gij gijeen eenmooie mooieuitslag uitslagbehalen. behalen. Door vlijtig vlijtig werk De vesting vesting werd werd door door de debelegeraars belegeraarsingenomen. ingenomen. Door de de late vorst Door vorst zullen zullen er er weinig weinig groenten groenten zijn. zijn. Door de warmte warmte van van dedezonnestralen zonnestralen smelten smelten dededikste dikstesneeuwlagen. sneeuwlagen. Door de Het zieke zieke kindje kindje werd werdangstvallig angstvalligdoor doormoeder moederverpleegd. verpleegd. Mijnheer, met heb ik uw Mijnheer, met genoegen genoegen heb uw rede rede door door de de radio radio beluisterd. beluisterd. 66 dadelijk aan aan de De brieventas door de de veldwachter veldwachtergevonden gevonden en dadelijk de brieventas werd door eigenaar terugbezorgd. Hebben na een een passieve passieve vorm altijd altijdeen eenhandelend handelendvoorwerp? voorwerp? Hebben wij na Wanneer het het (<«handelend een zaaknaam zaaknaam is, dan kan kan het het als als handelend voorwerp» voorwerp » een is, dan werktuig, middel of ofoorzaak oorzaak worden wordenbeschouwd beschouwd en en dan dan kan kan men men dit dit zinsdeel zinsdeel werktuig, middel als dusdanig rangschikken bijwoordelijke bepalingen. bepalingen. als dusdanig rangschikkenbij bij de de bijwoordelijke Let dus wel wel op op en en zoek zoek eens eens welk welksoort soortbijwoordelijke bijwoordelijkebepaling bepaling er erstaat staat Let dus a) de voorafgaande voorafgaande oefening; oefening; a) in in de b) in de volgende volgende zinnen. zinnen. b) in de Door de arbeid verlicht. Door de gewoonte gewoonte wordt wordt de arbeid verlicht. De wereld De wereld wordt wordt door door Gods Gods voorzienigheid voorzienigheid in in stand standgehouden. gehouden. Door de de wijde van zijn Door wijde mouwen mouwen van zijn mantel mantel werd werd hij hijininzijn zijnbewegingen bewegingen belemmerd. Door veel rust rust kan kan die diespierscheuring spierscheuring geheeld geheeld worden. Door veel Door dit schrijven Door schrijven deel ik u mijn innige innige deelneming deelneming mede. mede. h. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN VAN DOEL. h. BIJWOORDELIJKE BEPALING DOEL. De missionarissen God. missionarissenwerken werkenter ter ere ere van God. ere van Waartoe werkendede missionarissen? ter ere van God. Waartoe werken missionarissen? Jan voor de de bekering bekering der der heidenen. heidenen. Jan bidt voor Waartoe bidtJan? Jan? voor voor de de bekering ... Waartoe bidt Hij vertrok vertrok naar naar Zwitserland Zwitserland tot totherstel herstel van van zijn zijngezondheid. gezondheid. Waartoe vertrok hij? tot herstel ... vertrok hij? Wij kwamen kwamen naar naar Brussel Brussel om om de de musea te bezoeken. bezoeken. te bezoeken. Waartoe kwamen Waartoe kwamen wij? wij? om om de demusea musea te bezoeken. leven bevrijding van ons vaderland. Velen gaven hun leven ter bevrijding van ons vaderland. Velen gaven Waartoe gaven velen velen hun hun leven? leven? ter ter bevrijding ... Waartoe gaven Jezus kruis tot tot verlossing verlossing van van alle alle mensen. op het kruis fezus stierf op Waartoe stierf Waartoe stierfJezus? Jezus? tot verlossing ... man voor De p/oeg ploeg speelde voor de de overwinning. overwinning. speelde als één man Waartoe speelde de de ploeg? ploeg? voor voor de de overwinning. Waartoe speelde Wij reizen reizen om om te te leren. Waartoe reizen Waartoe reizen wij? wij? om om te te leren. ... ... Ter ere, ere, bekering, bekering, herstel, herstel, te te bezoeken, bezoeken, ter ter bevrijding, bevrijding, ververlossing, overwinning, overwinning, leren, leren, duiden aan:: lossing, duiden aan welk doel Waartoe? met welk doel de de handeling handeling van van het het werkwoord werkwoord geschiedt. geschiedt. 67 ONTHOUD : ONTHOUD: Bijwd. bep. van doel. (Bijwd. (Bijwd. bep. doel). Bijwd. bep. van bep. doel). werkw. + + ond. Waartoe -I+ werkw. Hoe herkent men men een een bijwd. Hoe herkent bijwd. bep. doel? ± infinitief: infinitief : infinitief = = bijwd. doel. Om + bijwd. bep. bep. doel. I.I. Om bijwd. bep. doel kan Om te bep. doel kan men men vervangen vervangen door door:: « «Om 2. Een bijwd. + infinitief ». OEFENING : Vervang in de opgegeven zinnen de bijwd. OEFENING: bijwd. bep. van van doel doel door: door : Om te + + infinitief Om Ontleed de Ontleed de aldus aldus gevormde gevormde zinnen. zinnen. i. BIJWOORDELIJKEBEPALING BEPALINGVAN VAN MAAT. BIJWOORDELIJKE hoeveel graden graden noorderbreedte noorderbreedte ligt ligt deze Op hoeveel deze stad? stad? Op hoeveel hoeveelligt ligtdeze dezestad? stad? op ophoeveel hoeveel graden. 1500 m Mijnwerkers zwoegen zwoegen 1500 m onder onder de de aarde. Op hoeveel Op hoeveelzwoegen zwoegen de de mijnwerkers? mijnwerkers? op op 1500 meter. Wij hebben hebben de meter moeten moeten uitgraven. uitgraven. de waterput nog nog vijf meter Hoeveel hebben hebben wij wijmoeten moetenuitgraven? uitgraven? 5 meter. Judas verkocht verkochtJezus fezus voor voor dertig dertig zilverlingen. Judas zilverlingen. Voor hoeveel Voor hoeveelverkocht verkochtJudas? Judas? voor voor 30 zilverlingen. Voor een een handvol handvol goud goud zou zou hij zijn Voor zijn beste beste vriend vriendverraden. verraden. Voor hoeveel hoeveel zou zou hij verraden? een handvol. verraden? voor een liter zuiver weegtjuist juist II kg. Eén liter zuiver water water weegt kg. Hoeveel weegt weegt één liter? één kilogram. Een kost bijna bijna acht frank. Een brood brood kost frank. Hoeveel kost kost een een brood? brood? bijna bijna acht acht frank. bijwoordelijke bepaling bepaling van van maat maat duidt duidt aan aan De bijwoordelijke Op Op hoeveel? hoeveel? de deafstand; afstand; -— de de grootte; Hoeveel? het gewicht, gewicht, de de waarde. waarde. het ONTHOUD ONTHOUD:: Bijwd. Bijwd. bep. bep. van van maat. maat. (Bijwd. bep. maat.) (Bijwd. bep. Op hoeveel Op hoeveel -I- ww. -I- ond. d Hoeveel ww. on. Hoeveel + 68 + LET OP! OP! Zijn geen geen bijwd. bijwd. bep. bep. van van maat. maat. Zijn De kruidenier kruidenier weegt weegt 55 kg pruimen. pruimen. De De melkboer melkboer gaf gaf mij mij 33 frank terug. De balk is zeven zeven voet lang. De balk van de eens de bediening bediening van de vet vet gedrukte gedrukte woorden. woorden. Zoek zelf eens j. j• BIJWOORDELIJKE BEPALING BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN STOF EN OORSPRONG. God vormde vormde het lichaam van van Adam Adam uit uit het stof der aarde. aarde. God het lichaam Waaruitvormde vormde God? God? uit uit het het stof. Waaruit was vervaardigd. vervaardigd. Kaarsen worden uit was Waaruitworden worden kaarsen kaarsen vervaardigd? vervaardigd? uit uit was. was. Waaruit Ons huis huis is is opgetrokken opgetrokken uit uit baksteen. baksteen. Ons Waaruitis isons onshuis huisopgetrokken? opgetrokken?uit uitbaksteen. baksteen. Waaruit Van oude vodden vodden maakt men mooi mooi papier. papier. Van oude maakt men Waarvanmaakt maaktmen menpapier? papier? van van oude oude vodden. Waarvan jezus werd werd uit nederige nederige ouders ouders geboren. geboren. Jezus wie werd werd Jezus jezus geboren? nederige ouders. geboren? uit nederige Uit wie De Belgen Belgen zijn merendeels van Germaanse afkomst. afkomst. van Germaanse De van Germaanse Waarvan zijn de Belgen? van Germaanse afkomst. zijn de Hij is van adellijke adellijke bloede. is van Waarvan hij? van van adellijke bloede. Waarvan isis hij? De Joden joden stammen af van van Sem, de zoon van Noë. Sem, de zoon van Waarvan (vanwie) wie) stammendedeJoden Jodenaf? af?van vanSem. Sem. Waarvan (van stammen Stof, was, baksteen, baksteen, vodden, vodden, duiden duiden aan aan:: Stof, was, van van welke stof uit welk materiaal materiaal iets iets gemaakt gemaakt is. is. uit welk Ouders, afkomst bloede, bloede, Sem, Sem, duiden duiden aan aan : Ouders, afkomst welke de oorsprong oorsprong is is welke de Waan'an? Waarvan? iemand of iets. iets. Van, van iemand Van, uit wie? van Waarvan? Waaruit? ONTHOUD: ONTHOUD : stof.) bep. stof.) Bijwd. bep. van stof. stof. (Bijwd. (Bijwd. bep. Bijwd. bep. Waarvan ....I. d ond.. ,- on . + + ww. + W aaruIt Waaruit oorspr.) (Bijwd. bep. van oorsprong. (Bijwd. Bijwd. bep. van bep.oorspr.) Bijwd. bep. Waarvan Waarvan ond. + ond. ww. + + ww. . . + V an, Uit wie uit wie Van, 69 69 k. ANDERE k. ANDERE BIJWOORDELIJKE BIJWOORDELIJKE BEPALINGEN. BEPALINGEN. Buiten de de behandelde bijwoordelijke bepalingen bepalingenzijn zijn er er nog nog andere. andere. Wij Buiten behandelde bijwoordelijke zullen uitvoerig behandelen behandelen en enze zeenkel enkelvolledigheidshalve volledigheidshalveaanhalen. aanhalen. zullen ze ze niet niet uitvoerig Voor deze Voor deze ontleding van van zulke zulke zinsdelen zinsdelen schrijven enkel:: bijwd. bep. schrijven we we enkel bijwd. bep. Bijwd. bep. gevolg: gevolg : Bijwd. Jezus was tot de jezus was bedroefd bedroefd tot de dood dood toe. toe. Tot onze onze grote grote vreugde vreugde kregen kregen wij 'n dag dag verlof. Bijwd. bep. van van graad graad of verhouding Bijwd. verhouding:: God zal zal ieder God ieder mens mens loon loon naar naar werk geven. Tijdens de de turnles turnles staan Tijdens staan de de leerlingen leerlingen volgens volgens grootte. grootte. Bijwd. bep. voorwaarde: voorwaarde : Bijwd. Op algemene algemene aanvraag aanvraag werd het concerto concerto nogmaals nogmaals uitgezonden. uitgezonden. werd het In geval In geval van van regen regen werd de wedstrijd wedstrijd uitgesteld. uitgesteld. werd de Bijwd. bep. toegeving: toegeving : Bijwd. Niettegenstaande het verbod Niettegenstaande verbod van vader dreef dreefde de jongen jongen toch toch van zijn vader zijn wil wil door. door. Ondanks mijn verwittiging Ondanks verwittiging verzorgt uw werk werknog nogsteeds steeds onvolonvolverzorgt gij uw doende. Bijwd. bep. beperking : Bijwd. bep. beperking: Jantje voor zijn leeftijd. jantje zong goed goed voor leeftijd. Behalve zijn zijn vader vader weet van de de zaak. Behalve weet niemand niemand het het fijne fijne van Bijwd. bep. modaliteit : Bijwd. bep. modaliteit: Wij komen komen in geen geen geval. geval. Volgens de laatste laatste berichten berichten waren Volgens de waren er 19 doden. C. BEPALINGEN BEPALINGEN C. BIJ NAAMWOORD BIJ HET BIJVOEGLIJK BIJVOEGLijK NAAMWOORD EN BIJ BIJ HET HET BIJWOORD BIJWOORD Voorafgaande opmerking. Deze bepaling wordt wordt ook bijwoordelijke Deze bepaling bijwoordelijkebepaling bepaling bij het bijvoeglijk bijvoeglijk naamwoord genoemd. genoemd. (Bijwd. (Bijwd. bep. bep. bijvg. bijvg. nw.) nw.) Meestal wordt deze deze bediening bediening beschouwd beschouwd als als een een voorzetselvoorwerp. voorzetselvoorwerp. Meestal Wij Wij willen willenechter echterde deindeling indelingvan vandedelatijnse latijnsespraakkunst spraakkunst volgen. volgen. Vele mensen zijn begerig mensen zijn begerig naar naar roem. roem. Sommige leerlingen zijn zijn afkerig Sommige leerlingen afkerig van van alle alleinspanning. inspanning. Mochten alle wetten Mochten alle wetten nuttig zijn zijn voor voor het het volk. volk. 70 70 De balk was meter breed. De was twee twee meter breed. De jeugd De jeugd van van heden heden is is niet niet met met weinig weinig tevreden. tevreden. emmer was De emmer was vol vol water. kinderen waren waren bang De kinderen bang voor voor de de hond. hond. Roken blijkt blijkt schadelijk Roken schadelijk voor voor de de gezondheid. gezondheid. Laten nooit afgunstig afgunstig zijn op onze medeleerling. Laten wij wij nooit onze medeleerling. God blijft nooit God nooit doof doof voor voor onze onze gebeden. gebeden. OEFENING : Ontleed Ontleed redekundig OEFENING: redekundig de de opgegeven opgegeven zinnen. zinnen. Als ik in Als in de de eerste eerste zin zin eenvoudig eenvoudig zeg zeg:: « «Vele mensen zijn begerig begerig », dan Vele mensen is er niet zijn. Zij is niet aangeduid aangeduid waarnaar waarnaar de de mensen mensen begerig begerig zijn. Zij kunnen kunnen begerig zijn naar zijn naar geld, geld, naar naar genot, genot, naar naar drank drank of of naar naar roem. roem. Door in in de de zin zin het hetzinsdeel zinsdeel « naar roem»» bij voegen, wordt er ergezegd gezegd naar roem bij te voegen, waarnaar de de mensen waarnaar mensen verlangen. verlangen. Het Het zinsdeel zinsdeel «naar roem»» is een uitleg « naar roem van het « begerig». van het bijvoeglijk bijvoeglijk naamwoord naamwoord «begerig». Zo bepaalt bepaalt ook in in de de tweede tweede zin zinhet hetzinsdeel zinsdeel «van inspanningen»» « van alle inspanningen het bijvoeglijk « afkerig ». het bijvoeglijk naamwoord naamwoord «afkerig In de derde derde zin zin wordt wordt het hetbijvoeglijk bijvoeglijknaamwoord naamwoord «nuttig» In de « nuttig » bepaald bepaald door het zinsdeel « voor het volk ». zinsdeel «voor volk OEFENING: nu zelf zelf in in de de volgende volgende zinnen zinnen de de zinsdelen zinsdelen die die het het bijOEFENING : Zoek nu naamwoord bepalen. voeglijk naamwoord bepalen. Onderlijn éénmaal het bijvoeglijk naamwoord naamwoord dat bepaald wordt, en het bijvoeglijk dat bepaald wordt, en tweemaal de tweemaal de bepaling. bepaling. kolommen de Zet tussen Zet tussen deze deze 2 kolommen de woordjes die bepaling verbinden verbinden met met die de bepaling het bepaalde bepaalde bijvoeglijk bijvoeglijk naamwoord. naamwoord. Bijvg. nw. nwo begerig afkerig nuttig Voorz. naar van voor Bepaling roem inspanningen volk yolk Maak zelf de oefening Maak oefening verder. Toch is is de bepaling bepaling niet altijd altijd door door een een voorzetsel voorzetsel aan aan het hetbijvoeglijk bijvoeglijk naamToch woord verbonden. In In welke welke zinnen zinnen niet? niet? ONTHOUD : ONTHOUD: De bepaling bepaling bij bij het hetbijvoeglijk bijvoeglijknaamwoord naamwoordbepaalt bepaalteen eenbijvoeglijk bijvoeglijk De naamwoord. Deze bepaling bepaling isis al niet door door een een voorzetsel voorzetsel aan aan het het bijvoeglijk bijvoeglijk Deze al of niet naamwoord naamwoord verbonden. verbonden. 71 hoe een een persoon, een dier dier of NOTA: die zeggen hoe persoon, een of zaak zaak is, is, zijn zijn Woorden die NOTA Woorden : bijvoeglijke naamwoorden. Woorden die die echter echter een een werkwoord werkwoord bepalen bepalen zijn zijn bijwoorden. Het kan kan het het dan dan ook gebeuren gebeuren dat men men een bepaling bepaling heeft heeft bij bij een een bijwoord. (Zie bijwoordelijke bepaling bepaling blz. blz. 55.) D. DEBEPALING BEPALING VAN VANGESTELDHEID GESTELDHEID D. DE Gisteravond kwam kwam Michel ziek thuis. Gisteravond eenzaam en en verlaten. Hij zat zat daar daar eenzaam De eerste grashalmen schieten schieten fris en en groen groen uit. eerste grashalmen geestdriftig de De toehoorders toehoorders verlieten verlieten geestdriftig de vergadering. is hij goed, goed, niet niet als als redenaar. Als declamator is voor die Ik jongen onbekwaam voor die studie. studie. die jongen lk acht die Wij vonden vonden de de hond hond jankend van v66r zijn hok. van pijn veg5r zijn hok. De soldaat zag makker stervend op het slagveld. slagveld. De soldaat zag zijn makker Wij houden houden hem hem voor voor een een leugenaar. Ze hebben hebben uw uw broeder broeder tot tot kapitein gekozen. zinsdelen een zelfstandig naamwoord In bepalen de de vetgedrukte zinsdelen In deze zinnen bepalen of een een zelfstandig zelfstandig woord. zin : ziek bepaalt I" zin: bepaalt Michel. Michel. 2° zin: zin : eenzaam 2" verlaten bepalen bepalen hij. 3" 3e zin zin :: fris groen bepalen grashalmen. 4" bepaalt toehoorders. toehoorders. 4' zin: zin : geestdriftig geestdriftig bepaalt 5· 5' zin: zin : declamator redenaar bepalen bepalen hij. AI deze bepaalde bepaalde woorden woorden zijn zijn onderwerp. Al deze 6· bepaalt jongen. jongen. 6' zin: zin : onbekwaam onbekwaam bepaalt 7° zin: zin : jankend 7" jankend bepaalt bepaalt hond. hond. S" bepaalt makker. makker. zin : stervend 8° zin: stervend bepaalt zin : leugenaar 9bepaalt hem. hem. 9° zin: leugenaar bepaalt 10· zin : kapitein bepaalt broeder. 10e zin: Al deze AI deze bepaalde bepaalde woorden woorden zijn lijdend lijdend voorwerp. voorwerp. BESLUIT : BESLUIT: Deze vet gedrukte gedrukte zinsdelen zinsdelen bepalen bepalen dus dus enkel enkel : Deze vet I. het hetonderwerp onderwerp het lijdend 2. het lijdend voorwerp. voorwerp. n72 De vetgedrukte vetgedrukte zinsdelen zinsdelen duiden duiden aan aan in in welke toestand, in welke gesteldheid het of het het lijdend lijdend voorwerp voorwerpzich zich bevinden. bevinden. het onderwerp of Tijdens de handeling van het werkwoord. Tijdens handeling van werkwoord. I· zin:: Tijdens het thuiskomen was was Michel Michel in in zieke zieke toestand. toestand. le zin het thuiskomen 2· was hij hij inineenzame eenzame en en verlaten verlatentoestand. toestand. het zitten was 2' zin: zin : Tijdens het 3', 4e, 4e , 5e Se zin zin :: evenzo. evenzo. 7e zin: zin : Tijdens het het vinden 7· vinden was was de de hond hond in in jankende jankende toestand. toestand. 88ee zin: zien was was de de makker makker ininstervende stervende toestand. toestand. zin : Tijdens het het zien Volgens de handeling van werkwoord. de handeling van het werkwoord. 6· werking van van het het werkwoord werkwoord ««achten» komt de de zin : Volgens de de werking achten » komt 6e zin: jongen in in 'n toestand van onbekwaamheid. onbekwaamheid. jongen toestand van 9" werking van van het het werkwoord werkwoord ««houden voor» komt 9e zin: zin : Volgens de de werking houden voor » komt hij in de de toestand toestand van van een een leugenaar. leugenaar. hij in Tengevolge handeling van Tengevolge van van de de handeling van het het werkwoord. 10· kiezen is is m'n m'n broeder broeder in in de de toestand toestand van van een een 10e zin: zin : Tengevolge van van hun hun kiezen aanvoerder gekomen. aanvoerder gekomen. BESLUIT : BESLUIT: De cursief gedrukte zinsdelen zinsdelenduiden duiden aan aan in in welke De cursief gedrukte welke toestand, in welke in welke of het het lijdend lijdend voorwerp voorwerpzich zich bevinden bevinden in in verband gesteldheid het het onderwerp of Men noemt deze zinsdelen: zinsdelen : Bepalingen Bepalingen van gesteldmet het werkwoord. Men noemt deze gesteldheid. ONTHOUD: ONTHOUD : De bepaling van gesteldDe bepaling van gesteldheid gesteldheidduidt duidtaan aande de toestand, toestand, de gesteldheid waarin het onderwerp of het lijdend lijdend voorwerp voorwerp zich zich heid waarin het onderwerp of het bevinden werkwoord. bevinden in in verband verband met met het werkwoord. I. DOOR DOOR WELKE WELKE WOORDSOORTEN WOORDSOORTEN KAN KAN EEN EEN BEPALING BEPALING VAN GESTELDHEID GESTELDHEID WORDEN UITGEDRUKT? UITGEDRUKT? a. ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN. a. ZELFSTANDIGE Hij werd werd tot totburgemeester burgemeesterbenoemd. benoemd. Ik hem voor een verstandig verstandig man. lk aanzie hem Hij werkt werkt als als knecht knecht bij bij een een rijke rijke heer. heer. Plato noemde de gulzigheid de de oorzaak oorzaak van van vele vele kwalen. Plato noemde de gulzigheid De Grieken Grieken noemden de de andere volken barbaren. 73 OE.FE.NING onderlijn éénmaal de bep. v. gest., gest., Schrijf deze deze zinnen zinnen af en onderlijn OEFENING : Schrijf tweemaal het het bepaalde bepaalde zinsdeel. zinsdeel. (LET (LE.T OP OP : alleen alleen onderwerp onderwerp of lijd. voorw.) BESLUIT : Zelfstandige BESLUIT: niet voorafgegaan voorafgegaan door het het Zelfstandige naamwoorden naamwoordenalal of of niet voorzetsel : als, als, tot, voorzetsel: tot, voor, voor, kunnen bep. v. gest. zijn. zijn. v. gest. LET OP LE.T OP!! Zelfstandige naamwoorden Zelfstandige naamwoorden na na «als» niet altijd altijd bep. v. gesteldheid. gesteldheid. « als » zijn zijn niet Bep. v. gest. Bep. gest. Hij spreekt spreekt als als vader. vader. Hij werkt als als knecht. knecht. Hij werkt Als jongen speelde speelde Jan Als jongen Jan in in de de tuin. Niet Hij spreekt spreekt als als een een vader. vader. Hij werkt als als een een knecht. knecht. Hij werkt Mijn zuster Mijn zuster speelt speelt als als een een jongen. jongen. In de le kolom kolom is In de I' is als als een een voorzetsel. voorzetsel. In de 2.* kolom ook? Zoek het In de 2' het antwoord antwoord op opbladzijde bladzijde 77 e. v .. e. v.. Zelfstandige naamwoorden « tot » of na zijn niet altijd Zelfstandige naamwoorden na na «tot» na «voor» altijd bep. v. « voor » zijn gesteldheid. Hij werkte werkte tot tot twaalf twaalf uur. Hij wendt wendt zich zich tot tot zijn zijn vriend. De jongeling was tot De jongeling was tot geen geen zware zware arbeid geschikt. Wij beperken beperken ons ons tot tot enkele enkele gegevens. Vader werkt werkt voor Vader voor zijn gezin. Onze Boeren Onze Boeren streden streden voor voor hun hun vrijheid. u voor de Hoed u de zonde. OEFENING : Zoek zelf OE.FE.NING zelf de de bediening bediening van van de de vet vet gedrukte gedrukte woorden. woorden. b. BIJVOEGLIJK NAAMWOORD. b. BIJVOEGLIJK NAAMWOORD. Hij zit zitdaar daareenzaam eenzaam en en verlaten. verlaten. Michel kwam Michel kwam blij blij thuis. thuis. ledereen vond het gedrag Iedereen van die die kerel schandelijk. gedrag van De geburen het oudje oudje dood dood aan. aan. geburen troffen troffen het Na een korte verzorging voelde voelde de speler zich zich weer weer goed. goed. korte verzorging de speler OEFENING : Schrijf OE.FE.NING en onderlijn onderlijn éénmaal gest.; Schrijf deze deze zinnen zinnen af en éérimaal de bep. v. v. gest.; onderlijn tweemaal het het bepaalde bepaalde zinsdeel. zinsdeel. (LET (LE.T OP OP:: alleen onderwerp onderlijn tweemaal alleen onderwerp of lijdend lijdend voorwerp). voorwerp). BE.SLUIT bijvoeglijke naamwoorden naamwoorden kunnen kunnen bepaling bepaling van van gesteldheid gesteldheid BESLUIT : Ook bijvoeglijke zijn. LE.T OP!! LET OP Verwar geen geen bijwoordelijke bijwoordelijke bepaling bepaling van van wijze wijze met meteen eenbepaling bepaling van van gesteldheid. 74 Bijwoorden van van wijze : Bijwoorden : zichtbare wijze). De jongen jongen schrok schrok zichtbaar (op zichtbare Jan schreef langzame wijze). Jan schreef langzaam (op langzame snelle wijze). Het paard paard loopt snel (op snelle Hij maakte keurig zijn huiswerk huiswerk (op (op keurige keurige wijze). wijze). mondelinge wijze). De jongen jongen antwoordde antwoordde mondeling (op mondelinge Hoe kan kan men men een een bijwoord bijwoord van van wijze wijzeherkennen? herkennen? c. VOLTOOID DEELWOORD. c. DEELWOORD. Gestompt en geslagen door beulen viel hij hij gekwetst neder. en geslagen door zijn zijn beulen gekwetst neder. Gebroken door door de de scheiding viel hij Gebroken scheiding viel hij op zijn bank. bank. Gekweld door het het berouw biechtte man zijn zijn zonden. Gekweld door biechtte de de man Ontroerd traden de de jubilarissen jubilarissen binnen. binnen. Ontroerd traden Hij keek ons verwonderd over onwetendheid aan. aan. ons verwonderd over zulke onwetendheid OEFENING: en onderlijn onderlijn éérimaal éénmaal de bep. v. v. gest. gest. OEFENING : Schrijf Schrijf deze deze zinnen zinnen af af en de bep. (Denk er aan aan: eenzin zinkan kanméér méérdan danéén éénbep. bep.v.v.gest. gest.staan.) staan.) (Denk er : inineen Onderlijn tweemaal Onderlijn tweemaal het het bepaalde bepaalde woord. woord. (LET OP OP:: alleen alleen onderwerp onderwerp of lijdend voorwerp.) lijdend voorwerp.) BESLUIT: volt. deelw. deelw. kan kanbepaling bepaling van van gesteldheid gesteldheid zijn. zijn. BESLUIT : Ook volt. LET OP! OP ! Voltooid deelw. is is een een passieve passieve vorm! kan dus dus een een meew. meew. vw., vw., een een Voltooid deelw. vorm! Er Er kan voorz. een hand. hand. vw. vwo ofofeen eenbijwd. bijwd.bep. bep.bijstaan. bijstaan. voorz. vw., een On tIe e d vvolledig: 0 II e d i g : beulen; scheiding; onwetendheid. scheiding; berouw; onwetendheid. Ontleed d. ONVOLTOOID DEELWOORD. DEELWOORD. Schreiend kinderen naar huis. huis. Schreiend liepen liepen de de kinderen Kermend van pijn lag de soldaat soldaat op Kermend van lag de op het slagveld. Men raapte hem stervend op. hem stervend Klagend hun aangedane aangedane onrecht onrecht sputterden sputterden de de leerlingen leerlingen tegen. tegen. Klagend over over het hun zingend trokken trokken de de soldaten naar het front. Een marsliedje zingend soldaten naar front. OEFENING: onderlijn éénmaal éénmaal de bep. v. v. gest.; gest.; Schrijf deze deze zinnen zinnen af af en en onderlijn de bep. OEFENING : Schrijf onderlijn tweemaal het het bep. woord woord (alleen (alleen onderwerp onderwerp of of lijdend lijdend voorwerp). LET LET OP! Het onvoltooid onvoltooid deelwoord deelwoord is Bij dit ww. ww. kan kan dus dus een een is een een aktieve aktieve vorm. vorm. Bij lijd. vw., een lijd. een meew. meew. vw., vw., een een voorz. voorz. vw., vw.,een eenbijwd. bijwd.bep. bep.staan. staan. Ontleed volledig:: pijn; onrecht; marsliedje. marsliedje. pijn; onrecht; Ontleed volledig 75 e. INFINITIEF. INFINITIEF. e. Leen zat zat de Leen de hele hele avond avond over over haar haar lotgevallen lotgevallen tetespreken spreken (sprekend). (sprekend). Piet lag te Piet te schreien schreien (schreiend). (schreiend). De jongens lachen. jongens hoorden hoordenhem hem bulderen bulderen (bulderend) (bulderend) van van het lachen. Wij hoorden Wij hoorden de de nachtegaal nachtegaal zijn zijn hoogste hoogste lied lied zingen zingen (zingend). (zingend). De dames kijken (kijkend) (kijkend) dames stonden stondenheel heelde detijd tijd voor voor het het uitstalraam uitstalraam te kijken naar de de nieuwe nieuwe hoeden. hoeden. OEFENING : Schrijf Schrijf de de oefening af en OEFENING: oefening af en onderlijn onderlijn éénmaal gest., éérimaal de bep. bep. v. v. gest., Onderlijn tweemaal Onderlijn tweemaal het het bepaalde bepaalde woord. (LET (LET OP OP : alleen alleen onderwerp onderwerp of lijdend voorwerp.) lijdend BESLUIT : Ook infinitieven BESLUIT: infinitieven kunnen kunnen bepaling bepaling van van gesteldheid gesteldheid zijn als als die die infinitief = = onvoltooid infinitief onvoltooid deelwoord. LET OP! LET OPl Bij de de infinitief kunnen wij dezelfde Bij dezelfde bedieningen vinden als als bij bij een een onvoltooid onvoltooid deelwoord. Ontleed On tie e d vvoliedig: olie d i g : avond; lachen; lied; hoeden. avond; lotgevallen; lotgevallen; lachen; lied; hoeden. f. ZINSDELEN. Sommige zinsdelen zinsdelen die die een een bijwoordelijke bepaling Sommige bepaling schijnen, schijnen, zijn zijn eigenlijk eigenlijk bepaling van van gesteldheid. gesteldheid. bepaling Op zijn sterfbed sterfbed verzoende verzoende hij zich zich met metGod God(stervend). (stervend). Met vreugde vreugde heb heb ikikhet hetvernomen vernomen(vreugdevol). (vreugdevol). De rechter rechter sprak sprak op op strenge toon (streng). (streng). strenge toon In In mijn mijn jeugd jeugd heb heb ikik mijn mijnideaal ideaalverdedigd verdedigd (als (alsjongeling). jongeling). In In mijn mijn oude oude dag dag zal zal ikikzezeniet nietverloochenen verloochenen (als ouderling). g. KUNNEN KUNNEN OOK OOK ALS ALS BEPALING BEPALING VAN VANGESTELDHEID GESTELDHEID ONTLEED ONTLEED WORDEN. kwam Jan Jan met met zijn zijn fiets fiets aan aan de de hand. Daar kwam In deze deze zin zin zijn zijn twee tweemoeilijke moeilijkebedieningen bedieningen:: fiets; hand. fiets; hand. Maar Maar is is de zin zin nu nu nog nog zo zo moeilijk? moeilijk? Daar kwam aan de kwam Jan, Jan, houdend houdend zijn zijn fiets aan de hand. hand. Het woordje « met » vervangt met» vervangt soms soms het onvolt. dw. : hebbend, houdend. hebbend, houdend. 76 2. ONTLEDING BEPALING VAN GESTELDHEID. ONTLEDING VAN VAN DE DE BEPALING VAN GESTELDHEID. Woordsoort Woordsoort Buiging Buiging zelfst. nwo nw. Sn. Sn. zelfst. zelfst. nwo nw. Sn. zelfst. Sn. bijvg. nw. bijvg. nwo bijvg. nw. bijvg. nwo bijvg. nw. bijvg. nwo gez. ww. gez. stompen stompen gez. ww. gez. ontroeren ontroeren gez. ww. gez. schreien schreien gez. ww. gez. sterven gez. ww. spreken gez. ww. zingen zelfst. nw. zelfst. nwo Sn. Sn. gez. ww. sterven zelfst. nw. zelfst. nwo Sn. Sn. bijvg. nw. bijvg. nwo zelfst. nw. nwo Sn. zelfst. Sil. zelfst. nw. nwo Sn. zelfst. Sn. m. e. e. m. m. e. e. m. e. m. e. m. m. e. e. m. o. e. o. e. volt. dw. volt. dw. m. e. m. e. volt. dw. volt. dw. mv.. m. mv m. onvolt dw onvolt O. mv. o. mv. onvolt dw m. e. m. inf. info vr. e. vr. e. inf. info m. e. vervangt onvolt dw m. e. m. e. vervangt m. e. m. e. vervangt m. e. e. m. fiets voorz. gez. ww. houden zelfst. nwo Sn. Sn. zelfst. nw. vervangt onvolt. dw. m. m. e. e. v. of m. e. hand zelfst. zelfst. nw. nwo Sn. Sn. v. v. e. e. burgemeester burgemeester man man eenzaam eenzaam verlaten verlaten schandelijk gestompt ontroerd schreiend stervend spreken zingen sterfbed stervend vreugde vreugdevol oude dag oude ouderling met houdend bediening bediening bij bij bep. bep. gest. gest. bep. bep. gest. gest. bep. bep. gest. bep. bep. gest. gest. bep. bep. gest. gest. bep. bep. gest. gest. hij hij hem hem hij hij hij hij gedrag ged rag hij hij bep. gest. bep. gest. jubilarissen bep. bep. gest. kinderen kinderen bep. bep. gest. hem bep. bep. gest. Leen bep. bep. gest. nachtegaal bep. gest. hij bep. gest. ik bep. gest. ik bep. gest. Jan lijd. vw. vwo lijd. met met = houdend met met = = houdend bijwd. bep. bep. bijwd. mid. OEFENING OEFENING: Ontleed Ontleed zelf zelf : I. I.dede andere bepalingenvan vangesteldheid. gesteldheid. andere bepalingen 2. Met de de hoed hoed in in de hand hand komt komt men men door door het het ganse ganse land. land. : HET ZINSDEEL ZINSDEEL NA NA ALS ALS OF DAN. DAN. opmerking: Velespraakkunsten spraakkunsten ontleden ontleden dit ditzinsdeel zinsdeel Voorafgaande opmerking : Vele als bijwoordelijke bepaling bepalingvan van vergelijking. vergelijking. liever Liever hebben als bijwoordelijke hebben wij wij ons ons laten laten leiden leiden door door de de latijnse latijnse spraakkunst. spraakkunst. Vandaar Vandaar deze deze manier manier van van ontleding. ontleding. Hij Hij werkt werkt als als een een paard. paard. Jan Jan is is zo zo groot groot als als Piet. Piet. 77 Het meisje meisje was was meer meer lichtzinnig lichtzinnig dan dan ondeugend. Ludo keek keek nijdig als Ludo als een een spin. lk geef het het liever Ik liever aan aan uu dan dan aan hem. aan hem. lk verlang verlang eerder eerder dat dat het Ik het door door uu gedaan gedaan wordt wordt dan dan door broer. door uw broer. God heeft heeft aan God aan de de mensen mensen méér méér gegeven gegeven dan dan aan dieren. aan de dieren. Als gedachtenis gedachtenisisis dit dit horloge Als horloge mij meer meer waard waard dan dan als geschenk. Een eerlijk eerlijk man behartigt Een behartigt zijn zijn eigen eigen belangen belangen niet niet meer meer dan dan deze van anderen. Dat waren de de woorden woorden van vader, een een man, man, wijzer wijzer dan dan welke welke Dat waren van vader, raadgever ook. De vetgedrukte zinsdelen vergelijkingen. zinsdelen zijn zijn vergelijkingen. is uitgedrukt uitgedrukt door door:: Deze vergelijking Deze vergelijking is a) een een stellende a) stellende trap (soms verzwegen) -I+ALS ALS + DAN b) een een vergrotende b) vergrotende trap + Deze tien Deze tien opgegeven opgegeven zinnen zinnen zijn zijn ininschijn schijn enkelvoudige enkelvoudige zinnen. Eigenlijk zijn het volzinnen, bestaande twee enkelvoudige de laatste bestaande uit twee enkelvoudige zinnen, zinnen, waarvan de zijn het gedeeltelijk gedeeltelijk is is weggelaten. weggelaten. Om gemakkelijk gemakkelijk te ontleden ontleden moeten moeten wij wijde devolzinnen volzinnenslechts slechts volledig volledig af af maken. De twee maken. twee enkelvoudige enkelvoudige zinnen zinnen worden verbonden daar daarALS ALS en en DAN. zijn hier ALS hier dus dus voegwoorden. voegwoorden. ALS en DAN zijn En nu de de volledige volledige volzinnen! volzinnen! En nu Hij werkt werkt zo zo hard hard als als een een paard paard (werkt). (werkt). Jan is is zo groot Jan groot als als Piet Piet (groot (groot is). is). Het meisje meisje was was meer meer lichtzinnig lichtzinnig dan dan (zij) (zij)ondeugend ondeugend (was). (was). Ludo nijdig als een spin spin (nijdig (nijdig kijkt). Ludo keek keek (zo) (zo) nijdig als een Ik dan (ik het) het) aan aan hem hem (geef). (geef). geef het het liever liever aan aan u dan lk geef Ik door u gedaan gedaan wordt) wordt) lk verlang eerder dat het door gedaan wordt wordt dan dan (dat het gedaan door uw broer. broer. door uw God heeft heeft aan dan (Hij gegeven God aan de de mensen mensen meer meer gegeven gegeven dan gegeven heeft) heeft) aan aan de dieren. de dieren. Als gedachtenis gedachtenisisisdit dit horloge horlogemij mij meer meer waard waard dan dan (het (het mij Als mij waard waard is) is) als geschenk. geschenk. LET voorzetsel!! is hier voorzetsel!! LET OP OP :: «als» « als » is Een man behartigt behartigt zijn eigen eigen belangen belangen niet meer dan dan (hij) (hij) deze deze Een eerlijk eerlijk man niet meer van anderen (behartigt). van anderen Dat waren waren de de woorden woorden van een man, wijzer wijzer dan dan welke welke raadgever raadgever van vader, vader, een ook (wijs ook (wijs is). is). 78 Ontleed nu zelf zelf de de vet vetgedrukte gedrukte zinsdelen. zinsdelen. Ontleed nu Niemand dan hij kan het gedaan gedaan hebben. hebben. kan het De vader De vader ziet niets dan het kinderen. het geluk geluk van van zijn kinderen. lk vergeef Ik vergeef uu alles, behalve dat. alles, behalve niemand hij niets geluk alles al/es behalve dat onb. zelfst. onb. zelfst. vnw. pers. vnw. pers. onb. zelfst. onb. zelfst. vnw. zelfst. nw. zelfst. nwo Sn. Sn. onb. zelfst. onb. zelfst. vnw. voegw. aanw. zelfst. aanw. zelfst. vnw. m. m. e. e. 3e p. p. e. 3" o. e. o. o. e. o. o. e. e. o. e. o. e. e. o. o. lijd. vwo vw. lijd. vwo vw. vw. lijd. vwo kan gedaan hebben kan gedaan hebben kan gedaan hebben kan gedaan hebben ziet ziet ziet ziet vergeef o. e. e. o. lijd. lijd. vergee vergee vwo vw. GERAADPLEEGDE WERKEN Manuel d'Analyse L. Arnould S.J. S.J. Or C. Oaenen Praktische Nederlandse Nederlandse Spraakkunst Spraakkunst Praktische Dr C. Daenen C. Oe Beknopte De Baere Beknopte Nederlandse Nederlandse Spraakkunst Spraakkunst Praktische Nederlandse Praktische Nederlandse Spraakkunst Spraakkunst V Oemanet Demanet Heidbuchel Eenvoudige Nederlandse Spraakkunst Eenvoudige Spraakkunst P. A. Opbrouck Kleine Nederlandse Nederlandse Spraakkunst Spraakkunst Opbrouck O.F.M. 0.F.M. Or Ed. Fraussen Beknopte Spraakkunst Spraakkunst Dr Ed. Latijnse Spraakkunst Geerebaert S.J. Nederlandse Spraakkunst Spraakkunst H. Molenaers Begrippen Begrippen van van Ontleding Ontleding A. G. A. G. Otten Ontleding en Samengestelde Samengestelde Ontleding van van de de Enkelvoudige Enkelvoudige en zinzin Dr Roggen Or O. D. Roggen Nederlandse Nederlandse Index Index Spraakkunst Spraakkunst Tavernier Taalvorming J. Wal/eyn Walleyn Taalvorming II - II11 - III 111 - IV Redekundige in de Redekundige woordontleding woordontleding in de voorbereidende voorbereidende klassen St.-Edmondusgesticht Antwerpen Ontleding Ontleding van van het het woord woord van van de de zin zin 79 INLEIDING INLEIDING I. DE DE ZIN ZIN A. Zinsverband Zinsverband. . . A. B. Soorten zinnen zinnen. . B. Enkelvoudige zin zin . I.I. Enkelvoudige 2. Samengestelde zin zin. 2. 33 55 55 55 11. DE DEENKELVOUDIGE ENKELVOUDIGE ZIN ZIN II. A. Soorten enkelvoudige enkelvoudige zinnen zinnen . . . A. B. Delen van van de de enkelvoudige enkelvoudige zin zin B. 7 77 DE DE ONTLEDING ONTLEDING VAN VAN DE DE ENKELVOUDIGE ENKELVOUDIGE ZIN ZIN I. DE DENOODZAKELIJKE NOODZAKELIJKEZINSDELEN ZINSDELEN Hetonderwerp onderwerp ...... . A. Het I. Hoe Hoekunnen kunnenwij wijhet hetonderwerp onderwerpvinden? vinden? I. Soorten onderwerp onderwerp . . . 2. Soorten onderwerp (e. (e.o.) . . Echt onderwerp . . o.) a. Echt . . Voorlopig onderwerp onderwerp (v.o.). (v o ) b. Voorlopig (I. 0.). Loos onderwerp onderwerp (I. o.) .. ... . . c. Loos Herhaald onderwerp onderwerp (h. (h.o.) o.) . . . . . d. Herhaald Welke woordsoorten woordsoorten kunnen kunnen onderwerp onderwerp zijn? zijn? 3. Welke Het gezegde gezegde. . . . . . . . . . . . B. Het Soortengezegde gezegde . . . . . . . I. Soorten werkwoordelijk gezegde gezegde (ww. (ww.gez gez.) ) . a. Het werkwoordelijk naamwoordelijk gezegde gezegde (nwd. (nwd. gez.) gez.) . . . b. Het naamwoordelijk overeenkomst van gezegde met met het het onderwerp onderwerp van het gezegde 2. De overeenkomst vervoegde werkwoord werkwoord . . . . . . . . a. Het vervoegde naamwoordelijk deel deel van van het hetgezegde gezegde . . . b. Het naamwoordelijk 9 9 III III III 2 12 2 12 2 12 133 133 6 16 7 17 9 19 9 19 22 22 11. DENIET-NOODZAKELIJKE NIET-NOODZAKELIJKE ZINSDELEN ZINSDELEN: DEBEPALINGEN BEPALINGEN II. DE : DE 30 Debijvoeglijke bijvoeglijkebepalingen bepalingen . . . . . . . . . . . . . . . . A. De 31 b bb.). ) Degewone gewonebijvoeglijke bijvoeglijke bepaling bepaling (g (g. b. . . . . . . . . . . I. De hetzelfstandig zelfstandig naamwoord naamwoord (bijvg. (bijvg. bep. bep.zelfst. zelfst.nw) nw) 2. De bijvoeglijke bijvoeglijke bepaling bepaling bij bij het bij het zelfstandig gebruikt woord (bijvg. bij zelfstandig gebruikt (bijvg. bep.zelfst bep.zelfst. 33 33 woord) 33 a. Met voorzetsel voorzetsel b. Zonder voorzetsel voorzetsel 34 36 3. De bijstelling bijstelling . .. 38 B. Bepalingen bij bij het het werkwoord werkwoord B. Bepalingen 38 38 I. De Devoorwerpen voorwerpen . . . . . . . 38 a. lijdend voorwerp voorwerp (Lijd. (Lijd. vw.) vw.) . . Het lijdend a. Het 43 meewerkend voorwerp voorwerp (Meew. (Meew. vw.) vw.) b. b. Het meewerkend 47 voorzetselvoorwerp (Voorz. vw.) c. (Voorz. vw.) c. Het voorzetselvoorwerp 51 d. Het handelend handelend voorwerp vw.) voorwerp (Hand. (Hand. vw.) 54 bijwoordelijke bepalingen bepalingen (Bijwd. bep.) 2. De De bijwoordelijke (Bijwd. bep.) 56 a. Ligging. . Plaats : Ligging a. Plaats: 57 57 Richting Richting- -Ingang lngang. . .. 58 58 Uitgang Verwijdering Uitgang -- Verwijdering 59 59 Doorgang 61 61 b. Tijdstip. — - Tijdruimte Tijdruimte Tijd : Tijdstip. b. Tijd: 63 c. 63 c. Middel 63 63 d. Manier wijze Manier of wijze 64 e. Begeleiding 64 65 f.f. Reden ... 65 Reden 65 g. . . 65 g. Oorzaak. Oorzaak 67 67 h. h. Doel Doel . . . . 68 ......... .. . 68 i.i. Maat Maat . . . .... 69 j. Stof Oorsprong .. . ............ . . . 69 Stof en en Oorsprong 70 bijwoordelijke bepalingen bepalingen 70 k. Andere bijwoordelijke k. Andere 70 70 C. Bepalingen bij bij het het bijvoeglijk bijvoeglijk naamwoord naamwoord of bij het het bijwoord bijwoord C. Bepalingen of bij 72 D. . . . . . .. ... 72 . ............ D. Bepaling Bepaling van van gesteldheid I.I. Door Doorwelke welkewoordsoorten woordsoorten kan kan een een bepaling bepaling van van gesteldheid gesteldheidworden ......... uit73 gedrukt? 73 gedrukt? . . . . . 77 2. . . . 77 2. De De ontleding 77 Zinsdeel dan. . . . 77 Zinsdeel na na als als of dan 177 2 -- 1283 1772 1283
© Copyright 2024 ExpyDoc