REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN

REDEKUNDIGE ONTLEDING
VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN
VOOR
DE VOORBEREIDENDE KLASSEN
DER OUDE HUMANIORA
EN
DE HOGERE KLASSEN
VAN DE LAGERE GRAAD
DOOR
L. VAN OSTA
SCHOOLHOOFD
ST.-]AN-BERCHMANSCOLLEGE •
BRUSSEL
N.V. JOZEF VAN 1!Ij & CU
LIER
REDEKUNDIGE ONTLEDING
ONTLEDING
V
AN DE
DE ENKELVOUDIGE
ENKELVOUDIGE ZIN
ZIN
VAN
VOOR
DE VOORBEREIDENDE
VOORBEREIDENDE KLASSEN
KLASSEN
DER
OUDE HUMANIORA
HUMANIORA
DER OUDE
EN
DE HOGERE
HOGERE KLASSEN
KLASSEN
DE LAGERE
LAGERE GRAAD
VAN
VAN DE
DOOR
L.
VAN OSTA
L. VAN
SCHOOLHOOFD
SINT—JAN—BERCHMANSKOLLEGE• si BRUSSEL
SINT-JAN-BERCHMANSKOLLEGE
BRUSSEL
1956
N.V.
JOZEF VAN
& Co
Co
N.V. JOZEF
VAN IN &
LIER
I NLEIDI NG
INLEIDING
Z1N
I.I. DE
DE ZIN
A.
ZINSVERBAND
A. ZINSVERBAND
September
de herfstmaand.
herfstmaand.
September is
is de
De
dagen worden
worden korter.
korter.
De dagen
De
regen valt.
valt.
De regen
Het mooie
nog eerder
eerder zeldzaam.
zeldzaam.
mooie weder
weder is
is nog
De vogels
vogels vertrekken.
's Nachts
hangt de
de nevel
nevel over
over de
de velden.
velden.
Nachts hangt
's Avonds
fris.
Avondswordt
wordthet
het al
al fris.
De
natuur sterft.
sterft.
De natuur
De
bladeren vallen
vatten van
van de
de bomen.
bomen.
De bladeren
De
winter nadert
nadert met
metrasse
rasseschreden.
schreden.
De winter
Als
aan of op
op iets
iets denken,
denken, en
en als
als wij
wij aan
aan onze
onze ouders,
ouders, broer
broerof
ofzus
zus die
die
Als wij aan
op twee
twee manieren:
manieren:
gedachte
gedachte willen
willen meedelen,
meedelen, dan
dan kunnen
kunnen wij
wij dat op
I. door
door te
tespreken,
spreken,
2. door
te schrijven.
schrijven.
door te
Maar
beide gevallen
gevallen moeten
woorden gebruiken.
gebruiken. En
En die
die woorden
woorden
Maar in
in beide
moeten wij
wij woorden
moeten
zin vormen.
vormen.
moeten samen
sameneen
eengoed
goedgebouwde,
gebouwde, begrijpelijke
begrijpelijke zin
Men kan
een zin
Men
kan dus
dus slechts
slechts een
zin hebben
hebben als
als men
men een
een gedachte
gedachte heeft
heeft en
en men
men
gedachte omzet
noemen
die
die gedachte
omzetininwoorden.
woorden.Een
Eengedachte
gedachte in
in woorden noemen
we:
een zin.
we : een
Bovenaan
zinnen:: ik
heb in
in woorden
woorden uitgedrukt
uitgedrukt wat
wat ik
ik dacht.
dacht.
Bovenaan staan
staan tien zinnen
ik heb
1.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Ik
zin, wanneer
wanneer ik
in woorden
woorden uitdruk
uitdruk wat
wat ik
ik denk.
denk.
heb een
een zin,
ik in
lk heb
In
staan.
In een
een zin
zin moet
moet altijd
altijd een
een vervoegd
vervoegd werkwoord
werkwoord staan.
3
Het nieuwe
nieuwe schooljaar begint
Mis.
begint met
met een
een H.
H. Mis.
Wij bidden
bidden de
de H. Geest om
bijstand.
om bijstand.
Wij kijken
kijken even
even rond
rond in
in de
de nieuwe
nieuwe klas.
klas.
Wij geraken
geraken vlug
vlug vertrouwd
vertrouwd met
met het
hetzwarte
zwarteschoolbord.
schoolbord.
Op een
Op
een schap,
schap, in
in de
de hoek
hoek naast
naast de
de kast,
staat een
een aardglobe.
kast, staat
Boven het
het bord
Boven
bord hangt
hangt een kruisbeeld.
Na het
het gebed
gebed krijgen
krijgen wij
wijonze
onzeleerboeken.
leerboeken.
ons de
De
leraar dikteert ons
de lesrooster.
De leraar
Hij vermeldt
vermeldt de voorgeschreven
voorgeschreven leervakken.
de eerste
Zo eindigt
eindigt de
eerste schooldag.
Morgen beginnen wij voor
voor goed.
goed.
Dat de
Dat
de Heer
Heer ons
ons dit
dit jaar helpe.
OEFENING : Onderlijn
Onderlijn in
OEFENING:
in de
de zinnen
zinnen het
het vervoegd
vervoegd werkwoord.
werkwoord.
Wij ontleden
ontleden aldus
aldus het
het vervoegde
vervoegde werkwoord.
werkwoord.
p. e.
is : 3e
3· p.
e.
O. T. T.
Aant. W. van
van het
het ww.
ww. zijn.
zijn.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
In
elke zin
zin staat
staat een
een vervoegd
vervoegd werkwoord.
werkwoord.
In elke
LET
OPI
LET OP!
Er is
Brand! =
is brand.
brand.
= Er
= Breng
Breng hulp.
hulp.
Hulp! =
= Dat
Dat doet
doet pijn.
pijn.
Ai! =
= Kom, vader.
Vader! =
vader.
Gij? =
= Zijt gij
Gijl
gij het?
hetl
Verrukkelijk, zo'n
zo'n sappige
sappige peer!
peer! =
is zo'n
zo'n sappige
sappige peer.
peer.
= Verrukkelijk
Verrukkelijk is
Morgen lekker
Morgen
lekker een
een dag
dag verlof!
verlof! =
= Morgen
Morgen hebben
hebben wij
wij lekker
lekker een
een dag
dag verlof.
Hoe
meer zielen
zielen hoe
hoe meer
meer vreugd!
vreugd! =
Hoe meer
= Hoe
Hoe meer
zielen er
er zijn, hoe
meer zielen
hoe meer
meer
vreugd
is.
vreugd er is.
= Wilt
Wilt ge
Nog een
een koekje?
koekjel =
ge nog
nog een
eenkoekje
koekjehebben?
hebbenl
= Heel
Heel graag
wil ik
Heel graag!
graag! =
graag wil
ik nog
nog een
een koekje.
koekje.
Het kan
kan ininzekere
zekereomstandigheden
omstandighedengebeuren
gebeurendat
datwij
wijonze
onzegedachten
gedachtenslechts
slechts
uitdrukken door
door één woord,
woord, of
of woorden
woordenzonder
zonder vervoegd
vervoegd werkwoord.
werkwoord.
Dat éne woord
of die
die woorden
woorden vervangen
vervangen dan
dan een
een ganse
ganse zin. Hierboven
Hierboven
woord of
staan
enkele voorbeelden,
voorbeelden, met
met daarnaast
daarnaast de volledig
volledig uitgedrukte
uitgedrukte zin.
zin.
staan zo
zo enkele
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Het vervoegde
vervoegde werkwoord
werkwoord is
is soms
soms niet
niet uitgedrukt.
uitgedrukt.
4
B.
SOORTEN ZINNEN
ZINNEN
B. SOORTEN
I. ENKELVOUDIGE
ENKELVOUDIGE ZIN.
de mens
Vriendelijkheid geeft de
mens meer
meer waarde.
Wij gaan
gaan niet
nietwandelen.
wandelen.
De autovoerder zag de
de fietser.
De luiheid
het oorkussen
oorkussen van
van de
de duivel.
duivel.
luiheid is het
De
storm
trok
nog
een
beetje
naar
het noorden.
noorden.
De storm trok nog een beetje
licht niet
Wil het licht
niet branden?
branden?
Neen, de
Neen,
de stoppen
stoppen zijn
zijndoorgeslagen.
doorgeslagen.
Vlaanderen
geroemd om
de kunst
kunst van
van zijn
zijnschilders.
schilders.
Vlaanderen was
was zeer
zeer geroemd
om de
God
is rechtvaardig.
rechtvaardig.
God is
Men
moet het
het nuttige boven
aangename verkiezen.
verkiezen.
Men moet
boven het
het aangename
In
elk van
van deze
deze zinnen
zinnen staat
staat slechts
slechts één
één gedachte.
gedachte. Er staat
staat ook maar
maar één
één
In elk
vervoegd werkwoord
vervoegd
werkwoord in.
in. Men
Men zegt
zegtdat
datdeze
dezezinnen
zinnenenkelvoudig
enkelvoudig zijn.
zijn.
Zij worden
worden dan
dan ook
ook enkelvoudige
enkelvoudige zinnen
zinnengenoemd.
genoemd.
2. SAMENGESTELDE
SAMENGESTELDE ZIN.
ZIN.
vader druk
druk bezig was.
Leo
hij bemerkte
bemerkte dat
dat zijn vader
was.
Leo verliet
verliet de
de kamer,
kamer, want hij
In
deze zin
zin staan
staan 33gedachten
gedachten::
In deze
Leo
de kamer
kamer
Leo verliet
verliet de
hij bemerkte
hij
zijn
vader was
bezig.
zijn vader
was bezig.
Er staan
ook 33 vervoegde
vervoegde werkwoorden in.
Er
staan ook
in.
Er
staan drie
enkelvoudige zinnen
zinnenin.
in.Deze
Dezeenkelvoudige
enkelvoudige zinnen
zinnen zijn
zijn
Er staan
drie enkelvoudige
doordedeonveranderlijke
onveranderlijkewoorden:
woorden :want
want -— dat.
tot één
één zin samengevoegd
samengevoegd door
Toen wij wilden
wilden gaan
gaan wandelen,
wandelen, bemerkten
bemerkten wij
die buiten
buiten adem
adem
wij tante, die
kwam aangelopen
aangelopen om ons te zeggen dat grootvader een beroerte
beroerte had
gekregen.
In
deze zin
zin staan
staan 44 gedachten
gedachten::
In deze
Wij wilden
wilden gaan
gaan wandelen
wandelen
wij bemerkten
wij
bemerkten tante
tante
die buiten
adem kwam aangelopen
die
buiten adem
aangelopen om
om ons
ons te
tezeggen
zeggen
grootvader
beroerte gekregen.
grootvader had
had een
een beroerte
Er
staan ook
vervoegde werkwoorden
werkwoorden in.
in.
Er staan
ook 44 vervoegde
Er
staan 4 enkelvoudige
enkelvoudige zinnen
Deze enkelvoudige
enkelvoudige zinnen
één
Er staan
zinnen in. Deze
zinnen zijn
zijn tot één
zin samengevoegd
samengevoegd
door
onveranderlijke
woorden
: toen
die-— dat.
zin
door
dede
onveranderlijke
woorden
: toen
- —die
5
De
onveranderlijke woorden
toen, dat,
dat, zijn
zijnvoegwoorden.
voegwoorden.
De onveranderlijke
woorden: : want,
want, toen,
«Die»
voornaamwoord.
« Die » is
is een
een betrekkelijk
betrekkelijk voornaamwoord.
In
elk van
van deze
deze zinnen
zinnen staan
staan meerdere
meerdere gedachten.
gedachten. Er
staan ook
meerIn elk
Er staan
ook meerdere
vervoegde werkwoorden
werkwoorden in.
in.
dere vervoegde
Men
zegt dat
dat deze
deze zinnen
zinnen samengesteld
samengesteld zijn.
zijn.Zulke
Zulkesamengestelde
samengestelde zin
zin
Men zegt
noemt
noemt men
men :: volzin.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
gedachte uit.
uit.
— Enkelvoudige
Enkelvoudigezinnen
zinnendrukken
drukken slechts
slechts I gedachte
-— Een
Een volzin
volzin bestaat
bestaat uit
uit meerdere
meerdere enkelvoudige
enkelvoudige zinnen.
zinnen.
-— In
een volzin
volzin staan
staan zoveel
zoveel enkelvoudige
enkelvoudige zinnen
zinnen als
als er
er vervoegde
vervoefde
In een
werkwoorden
zijn.
werkwoorden zijn.
-— Deze
enkelvoudige zinnen
verbonden door een
een voegwoord
voegwoord
Deze enkelvoudige
zinnen zijn
zijn verbonden
of door
door een
een betrekkelijk
betrekkelijkvoornaamwoord.
voornaamwoord.
REGEL ::
REGEL
Alvorens
ontleden ::
Alvorens een
een zin
zin te ontleden
1°
Onderlijn de
devervoegde
vervoegde werkwoorden.
werkwoorden.
I° Onderlijn
2°
Splits de
de volzin
volzin in
in enkelvoudige
enkelvoudige zinnen.
zinnen.
2° Splits
Splits de
OEFENING : Splits
OEFENING:
de volgende
volgende samengestelde
samengestelde zinnen
zinnen in
in enkelvoudige
enkelvoudige
zinnen.
Zohaast
de Franse
Franse ruiters
ruitershet
hetvoordeel
voordeelder
derkruisboogschutters
kruisboogschutters en het
wijken
het wijken
Zohaast de
der
Vlamingen bemerkten,
bemerkten, vreesden
dat de
de voetgangers
voetgangers gans
der
der Vlamingen
vreesdenzij
zij dat
gans de
de eer der
overwinning
zouden wegdragen.
wegdragen.
overwinning zouden
Saidjah schreide veel
dacht aan
aan die
die arme
arme buffet,
buffel, waarmee
waarmee hij
hij twee
twee jaar
jaar
veel als hij dacht
zo
innig had omgegaan,
omgegaan, en
niet eten
eten want
want zijn
zijn keel
keel was
was tete
zo innig
en lange
lange tijd
tijd kon
kon hij
hij niet
nauw
slikte.
nauw als
als hij slikte.
Het is
is rechtvaardig
rechtvaardig dat
dat men
men beloont
beloont wie
wie het
hetverdient.
verdient.
Wie
zich verbeeldt
verbeeldt volmaakt
te zijn, verliest door
trots wat
wat hij
hij door
door
door zijn
zijn trots
Wie zich
volmaakt te
genade had verkregen.
genade
verkregen.
dan nog
nog zal
zal hij
wanneer een
een man
man alle rijkdommen bezit dan
hij geen
geen man
man
Zelfs
Zelfs wanneer
zijn
zijn zo
zo hij
hij geen
geen wil
wil heeft.
heeft.
licht lokt
lokt zo
zo fel
felde
devlinders
vlinders aan dat
zij ererhun
hunvleugels
vleugels aan branden
Het
dat zij
Het licht
en
stervend neerfladderen.
neerfladderen .
en stervend
waterloop die
die nu
leven wordt
wordt dikwijls
dikwijls vergeleken
vergeleken bij
bij een waterloop
nu eens langzaam
Het leven
naar de
dan
eens vlug
vlug stroomt
stroomt maar nooit
nooit terugkeert naar
de bron.
bron.
dan eens
dat, onbewust
van het
Onhoorbaar
zijn slachtoffer, dat,
onbewust van
het gevaar
gevaar
Onhoorbaar besloop
besloopde
de tijger
tijger zijn
waarin zijn
koele water, waarin
dat
hem bedreigde,
bedreigde, rustig
rustig zijn dorst
dorst leste aan
het koele
zijn
aan het
dat hem
beeld zich weerspiegelde.
beeld
weerspiegelde.
6
11.
DEENKELVOUDIGE
ENKELVOUDIGE ZIN
II. DE
A.
SOORTEN ENKELVOUDIGE
ENKELVOUDIGE ZINNEN
A. SOORTEN
Bevestigend
Ontkennend
Mededelend
I. Mededelend
kat vangt
De kat
vangt muizen.
muizen.
De kat
vangt geen
geen muizen.
muizen.
kat vangt
2. Vragend
Blijft gij langer?
Blijft gij niet
niet langer?
langer?
3. Wensend
Mocht
gelukken.
Mocht hij gelukken.
Mocht hij niet
Mocht
niet gelukken.
gelukken.
4. Uitroepend
zijt gij
gij lui!
Jan, wat
wat zijt
lui I
Jan.
Jan.
gij nooit
nooit werkzaam!
Jan, wat
wat zijt gij
5. Gebiedend
Zeg dat
dat nog
nog eens.
eens.
Zeg
dat nooit
nooit meer.
meer.
Zeg dat
B.
DELEN VAN
VAN DE
DE ENKELVOUDIGE
ENKELVOUDIGE ZINNEN
B. DELEN
ZINNEN
De
slachtoffers van
de ontploffing
ontploffing werden
werden naar de
de kliniek
kliniek gevoerd.
gevoerd.
De slachtoffers
van de
De slachtoffers
slachtoffers van
van de
de ontploffing
ontploffing
-— de slachtoffers
slachtoffers
van de
-— van
de ontploffing
werden naar
werden
naar de kliniek gevoerd.
gevoerd.
-— werden gevoerd
gevoerd
kliniek
-— naar
naar de
de kliniek
De mensen
spanning op het resultaat van het onderzoek.
onderzoek.
mensen uit het dorp wachtten met spanning
De
mensen uit
het dorp
dorp
De mensen
uit het
-— de mensen
mensen
-— uit
het dorp
dorp
uit het
wachtten
met spanning
spanning op
het resultaat
resultaat van
van het
het onderzoek.
onderzoek.
wachtten met
op het
-— wachtten
spanning
-— met spanning
op het
-— op
het resultaat
resultaat van
van het
het onderzoek
onderzoek
op het
-— op
het resultaat
resultaat
onderzoek
-— van
van het onderzoek
7
In
een enkelvoudige
enkelvoudige zin
zin vinden
vinden wij
wijdoorgaans
doorgaans verscheidene
verscheidene onderdelen
onderdelen ::
In een
zinsdelen.
De twee
twee zinnen
zinnen hierboven
hierboven bestaan
bestaan uit
kleinere
uit 22 grote
grote delen,
delen, die
die elk weer kleinere
delen
bevatten.
delen bevatten.
Al die
AI
die zinsdelen
zinsdelen opzoeken, zeggen wat ze
en waarom ze
zijn,
ze zijn en
ze er zijn,
dat is
is :: de
zin ontleden.
ontleden.
dat
de zin
Het vervoegde
belangrijkste deel,
kern van
van de
de zin.
zin.
vervoegde werkwoord is
is het belangrijkste
deel, de kern
Om een
een zin
zin te
te ontleden,
ontleden, moet
moet men
men dan
dan ook
ook beginnen
beginnen met dit
dit werkwoord
werkwoord
te zoeken.
zoeken.
8
DE 0ONTLEDING
DE
NTLEDI NG
VAN
DE E
ENKELVOUDIGE
ZIN
VA
N DE
NKELVOUDIGE ZI
N
Alexander heeft de
de Perzen overwonnen.
Alexander
Germanen wonen
wonen over
over de Rijn.
Rijn.
De Germanen
Piet wordt
wordt een
een flinke
flinke jongen.
jongen.
Piet
jongens praten
praten te
te veel.
veel.
De jongens
sneeuw smelt.
smelt.
De sneeuw
heeft hem
hem duchtig
duchtig de
deoren
orengewassen.
gewassen.
De leraar heeft
OEFENING:
de 2 grote zinsdelen
zinsdelen aan.
aan. In elk
elk van
van deze
deze enkelvoudige
enkelvoudige
Duid de
OEFENING : Duid
staan 2 grote zinsdelen
zinsdelen::
zinnen staan
deel van
van de
de zin,
zin, waarvan
waarvan iets
iets gezegd
gezegd wordt
wordt:: het onderwerp.
onderwerp.
een deel
II.. een
2. een deel van
zin dat
dat iets
iets zegt
zegt van
van het
het onderwerp
onderwerp:: het gezegde.
gezegde.
van de
de zin
2.
I. DEDENOODZAKELIJKE
NOODZAKELIJKE ZINSDELEN
ZINSDELEN
A. HET
A.
HETONDERWERP
ONDERWERP
Colombus ontdekte
ontdekte Amerika.
De hond
hond heeft
heeft de
de ganse
nacht geblaft.
geblaft.
ganse nacht
De deugd
deugd siert
de mens.
mens.
siert de
Guido GezeIIe
gedichten.
Gezelle schreef prachtige gedichten.
Zusje speelde met
met haar pop.
Rodenbach werd te Roeselare geboren.
De
een aspirientje.
aspirientje.
nam een
De zieke nam
Ons
land is
weer vrij.
vrij.
is weer
Ons land
Nog
diezelfde avond
avond trok
trok de
boswachter er op
ob uit.
Nog diezelfde
de boswachter
Tijdens
vlucht werd
werd de
de bandiet neergekogeld.
Tijdens zijn
zijn vlucht
waarvan iets
iets wordt
wordt gezegd,
De in vet gedrukte woorden zijn delen van de zin, waarvan
gezegd,
waarvan iets
iets wordt
wordt meegedeeld.
meegedeeld.Het
Het zijn
zijn onderwerpen.
waarvan
I. HOE
HOEKUNNEN
KUNNENWIJ
WIJHET
HET
ONDERWERP VINDEN?
VINDEN?
ONDERWERP
Ontleed elke
zin zo
zo :
elke zin
Werkw. :: ontdekte
Wie I
Ond.
.: Wie
. Wat
Wat
ontdekte? Colombus.
99
geboden om
om het
het onderwerp
De 12 geboden
onderwerp te
te vinden
vinden :
I. Zoek
Zoekhet
hetvervoegde
vervoegde werkwoord.
werkwoord.
het vervoegde
2. Zet
of wat vóór
vervoegde werkwoord.
v66r het
Zet wie of
is : het onderwerp.
onderwerp.
Het
antwoord op
op die
die vraag
vraag is
Het antwoord
OP
LET OP!
!
I. Het
Hetonderwerp
onderwerp staat
staat niet
niet altijd
altijd vooraan.
vooraan. Zoek
Zoek het
het onderwerp.
onderwerp.
Vader,
moeder zult
gij eren.
eren.
Vader, moeder
zult gij
Zaterdag
begint het
het verlof.
verlof.
Zaterdag begint
De zevende
De
zevende dag rustte
rustte God.
God.
Dat mooie
vader mij
mijgegeven.
gegeven.
mooie boek
boek heeft
heeft vader
2. Het onderwerp
onderwerp is
is soms
soms niet
komt vooral
vooral voor
voor als
als het
het
niet uitgedrukt.
uitgedrukt. Dit komt
werkwoord in
in de
degebiedende
gebiedende wijze staat.
Jongens, weest
voornaam.
weest voornaam.
Jongens,
let op!
Jongens, let
Volgt
goed, jongens.
Volgt goed,
Het
woord jongens
jongens is
is in
in deze
deze zinnen
zinnen geen
geen onderwerp.
onderwerp. Het
Het zijn
zijn de
de
Het woord
personen
de spreker
spreker zich
Wijontleden
ontleden dan
dan ook
ook :
personentot
tot wie
wie de
zich richt. Wij
bij het
het ww.
aanspreking (aanspr.). bij
aangesproken persoon
persoon of aanspreking
jongens:: aangesproken
jongens
dat het
Het onderwerp
onderwerp in
in deze
deze zinnen
zinnen is
uitgedrukt. Wij
Wij zeggen dat
is niet
niet uitgedrukt.
onderwerp verzwegen
verzwegen is.
is.
Hoe ontleden
ontleden wij deze
deze zin?
Wij vervangen
vervangen dus
om de
de vraag
vraag te
te
dus het
het gebod
gebodweest
weestdoor
door moet
moet wezen om
stellen.
Werkw. :: weest (geb.
w.)
(geb. w.)
Ond.
: Wie moet
moet wezen?
wezen? (gij). De (( )) beduiden
verzwegen.
beduiden : verzwegen.
Aanspr. :: Jongens
Aanspr.
Ook in
in de
de volgende
volgende zinnen
zinnen is
is het
het onderwerp
onderwerpverzwegen
verzwegen:: Zo wordt
wordt verteld. (er)
(er)
Dank U wel. (ik)
Kan
men in
in een
een enkelvoudige
enkelvoudige zin
zin én een
onderwerp
een uitgedrukt onderwerp
Kan men
én een aanspreking hebben?
Ontleed
de volgende
volgende zinnen
zinnen om
het antwoord
antwoord te
tevinden
vinden :
Ontleed de
om het
Gij ziet er niet
niet goed
goed uit,
uit, beste
beste vriend.
vriend.
Mijnheer,
zoudt U mij
mij even willen helpen?
helpen?
Mijnheer, zoudt
Mijn God,
God, waarom
waarom hebt
hebt Gij
Gij mij
mijverlaten?
verlaten?
Vader, wij
wij zijn weg.
Vader,
weg.
Meester, Jan
Meester,
Jan is
is gevallen.
gevallen.
I0
10
ONTHOUD:
ONTHOUD :
I.
onderwerp is
is het
het deel
deel van
van de
dezin
zinwaarvan
waarvaniets
ietsgezegd
gezegd
Het onderwerp
I . Het
wordt.
wat? v66r
2. Men
vindt het
het onderwerp
onderwerp door
door de
de vraag
vraag : wie of wat?
vóór
Men vindt
het vervoegde
werkwoord te zetten.
het
vervoegde werkwoord
3. De personen
personen die
die aangesproken
aangesproken worden vormen een
een ander zinsdeel
zinsdeel::
De aanspreking.
2. SOORTEN ONDERWERP.
ONDERWERP.
(e. o.).
a.
a. ECHT ONDERWERP (e.o.).
De onderwerpen die
die wij
wij tot
totnog
nogtoe
toeininde
deverschillende
verschillende zinnen
zinnen zijn
zijn tegengekomen, zijn
echte onderwerpen. Het
Het onderwerp
onderwerpheeft
heefthier
hiereen
een duidezijn echte
betekenis. Hier volgen
lijke betekenis.
volgen nog
nog een
een paar
paar zinnen.
zinnen.
De kachel
De
kachel is
is nog
nog te warm.
Voetballen is
is een
Voetballen
een gezonde
gezonde sport.
sport.
auto vloog
De auto
vloog over
over de
de kop.
VOORLOPIG ONDERWERP (v.
o.).
b. VOORLOPIG
(v.o.).
kan toch
ook alles,
alles, die
die Elza.
Ze kan
toch ook
Het zijn eerlijke
eerlijke mensen,
mensen, die
die Vermeirens.
Hij weet
het weer,
die moeial.
weet het
weer, die
Het
is aangenaam
Het is
aangenaam hier te wandelen.
Het onderwerp
onderwerp van
van de
de Ie
is : Elza.
le zin
zin is
Het onderwerp
onderwerp van
van de
de 22'e zin
is : Vermeirens.
zin is
Het onderwerp
onderwerp van
van de
de 33'e zin
is : moeial.
zin is
Het onderwerp
onderwerp van
van de
de 44'e zin
zin is : wandelen.
In
deze zinnen
zinnen staat
staat het
het echt
echt onderwerp
onderwerp achteraan.
achteraan. Daarom
Daarom zet
zet men
men
In deze
vooraan
onderwerp
vooraan in
in de
de zin
zin een
een voornaamwoord,
voornaamwoord, dat voor een ogenblik onderwerp
is,
zolang tot
het echte
echte onderwerp
onderwerp isis genoemd.
genoemd.
is, zolang
tot het
is het
het woordje ze zolang
In
In de Ie
le zin is
zolangonderwerp
onderwerp tot
tot het echte
echte onderwerp
Elza isis genoemd.
zin is
In de
In
de 22'e zin
is het woordje
woordje het zolang
het echte
echte onderzolang onderwerp
onderwerp tot
tot het
werp Vermei
rensisisgenoemd.
genoemd.
Vermeirens
is het
het woordje hij zolang
In de 33'e zin is
het echte
echte onderwerp
onderwerp
zolang onderwerp
onderwerp tot
tot het
moeial isis genoemd.
genoemd.
Zo ook
ook in
in de
de 44ee zin.
woordjesze,
ze, het,
het, hij en het mogen slechts
als onderwerp
onderwerp
De woordjes
slechtsvoorlopig
voorlopig als
doen. Men
dienst doen.
Men noemt
noemt zulke
zulke onderwerpen
onderwerpen dan
dan ook
ook:: voorlopig
voorlopig
onderwerp.
II
II
LOOS ONDERWERP
ONDERWERP (I.
(I. o.).
c. LOOS
0.).
Het dondert.
Het hagelt.
Het spijt
spijt mij.
Het is feest.
Er wordt
wordt grof
grofgespeeld.
gespeeld.
Het onderwerp
onderwerp heeft
heeft bij
bij deze
deze onpersoonlijke
onpersoonlijke werkwoorden
werkwoorden of
of uitdrukuitdrukkingen
minste betekenis.
soort onderwerp
onderwerp noemt
noemt men
men loos
loos
kingen niet
niet de
de minste
betekenis. Dit soort
(waar
0.)
(waar niets
niets inin zit,
zit, ledig)
ledig) onderwerp
onderwerp (I. o.)
d. HERHAALD
HERHAALD ONDERWERP
ONDERWERP (h.o.).
(h. o.).
Vader, die
wel goed
goed vinden.
die zal het
het we/
Zo'n
dwaas, hij
hij begrijpt
begrijpt niet
nieteens
eens zijn
zijneigen
eigendomheid.
domheid.
Zo'n dwaas,
Zo'n
man, hij
hij is
is altijd
altijd koppig.
Zo'n man,
In
deze zinnen
echte onderwerp
dwaas, man
man nog
nog
In deze
zinnen wordt
wordt het
het echte
onderwerp vader,
vader, dwaas,
eens
hij.Wij
Wijnoemen
noemendeze
dezewoordjes
woordjes
eens herhaald
herhaalddoor
doorde
dewoordjes
woordjesdie,
die, hij,
hij, hij.
herhaald
(h.o.).
herhaald onderwerp
onderwerp (h.
o.).
LET OP
OP !1
In een
:
In
een enkelvoudige
enkelvoudige zin
zin kunnen
kunnen meerdere
meerdere onderwerpen
onderwerpen staan
staan:
Mensen en
dieren, alles vluchtte
voor het
water.
en dieren,
vluchtte voor
het water.
Vader
moeder gingen
gingen wandelen.
wandelen.
Vader en moeder
Noch
ouders, noch
noch zijn
noch zijn vrienden
vrienden zijn
zijn er
eriningeslaagd
geslaagd
Noch zijn ouders,
zijn leraars, noch
die
jongen op
het goed
goed pad
pad terug te
te brengen.
brengen.
die jongen
op het
Mannen,
vrouwen en
zien.
Mannen, vrouwen
en kinderen,
kinderen, iedereen
iedereenwilde
wilde die
die film
film zien.
Eten, drinken en slapen
slapen zijn de bezigheden
bezigheden van
van de
de luiaard.
zinnen : alles, iedereen?
OEFENING:
soort onderwerp zijn in
in deze
deze zinnen:
iedereen?
OEFENING : Welke soort
3. WELKE
KUNNENONDERWERP
ONDERWERPZIJN?
ZIJN?
WELKE WOORDSOORTEN
WOORDSOORTEN KUNNEN
Maria klonk
klonk hem
hem als
als muziek
muziek in
in d'oren.
d'oren.
lk zag hem
Ik
hem de hei oversnellen.
oversnellen.
Beide waren
waren door
de vlucht
Beide
door de
de hond
hond op de
vlucht gedreven.
gedreven.
Door de
Door
de leider
leider werd
werd besloten
besloten de
de werklieden
werklieden tete raadplegen.
raadplegen.
Eerst
gedaan en
en dan gedacht
gedacht heeft
heeft menigeen
menigeen in
in 't leed
Eerst gedaan
leed gebracht
de rug
Het isis een
een vaststaand
vaststaand feit
feitdat
datsommige
sommigejongens
jongensbabbelen
babbelen achter de
van
de meester.
meester.
van de
OEFENING : Ontleed
Ontleed deze
deze zinnen.
zinnen. Zet achter
OEFENING:
achter elk
elk onderwerp
onderwerp het
het woordwoordsoort.
In
de Se
5· zin
is het onderwerp
onderwerp een
een uitdrukking.
uitdrukking. Welke?
Welke?
In de
zin is
In de
6e zin
zin is
zin onderwerp. Welke?
In
de 6"
is een
een ganse
ganse zin
Welke?
12
onderwerpszin :
Zo'n zin
zin die
die onderwerp
onderwerpisis van
van een
een andere
andere zin, noemen
noemen wij
wij onderwerpszin:
achter de
de rug
De andere
«dat
de jongens
jongens babbelen
babbelen achter
rug van
van den
den meester
meester ». De
andere
« dat de
enkelvoudige
noemen wij hoofdzin:
«is
een vaststaand
vaststaand feit ».
hoofdzin : «
is een
enkelvoudige zin
zin noemen
Kunnen
zijn :
Kunnen onderwerp
onderwerp zijn
I° Een
la
Een zelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord of
ofeen
eenals
alszelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord gebruikt
gebruikt
woord.
22° Een
zelfstandig voornaamwoord.
Een zelfstandig
33° Een telwoord.
4
de infinitief.
infinitief.
4° Een
Een werkwoord
werkwoord in de
0
0
0
55° Een
uitdrukking.
Een uitdrukking.
0
Een zin
zin:: onderwerpszin.
66° Een
0
B.
HETGEZEGDE
GEZEGDE
B. HET
DE
FRANKEN
DE FRANKEN
Frank betekent
betekent vrij. Deze
Dezevrijheid
vrijheidwerd
werddoor
dooronze
onzevoorouders
voorouders hardnekkig
hardnekkig ververFrank
dedigd. De buitengewoon
stroblonde krijgers
krijgers waren
waren gewapend
gewapend
buitengewoongrote,
grote, slanke,
slanke, stroblonde
met speer,
kort zwaard
zwaarden
enschild.
schild. De opperhoofden
speer, strijdbijl, kort
opperhoofden werden
werden na
na buitengewone daden
daden van
van ongemene
moed op
op het schild
gewone
ongemene moed
schild geheven.
geheven. Dezen
Dezen vochten
vochten ook
ook
met het
met
het zwaard
zwaard en
en de
de hang.
hang. Dit
Ditwapen
wapen was
een werpspies met weerhaken.
was een
Franken zijn bij
De Franken
bij uitstek
uitstekde
devoorouders
voorouders der
der Vlamingen.
Vlamingen.
OEFENING:
OEFENING :
Onderlijn éénmaal
onderwerp in
in elke
elke zin.
zin.
het onderwerp
éérimaal het
Onderlijn
tweemaalhet
hetdeel
deelvan
vande
dezin
zindat
datiets
ietszegt
zegt van
van het
het onderwerp.
onderwerp.
Onderlijn tweemaal
In
de leesles zijn
nu de
de 2 noodzakelijke
zinsdelen onderlijnd
onderlijnd::
noodzakelijke zinsdelen
In de
zijn nu
Het zinsdeel
zinsdeel waarvan
waarvan iets
iets gezegd
gezegd wordt
wordt:: Het onderwerp.
onderwerp.
Het zinsdeel
zinsdeel dat
iets zegt
zegt over het
het onderwerp
onderwerp:: Het gezegde.
gezegde.
dat iets
Wat niet
niet onderlijnd
onderlijnd werd
werd zijn
zijn slechts
slechtsbijkomende
bijkomendeen
enniet
niet noodzakelijke
noodzakelijke
Zijgeven
gevenslechts
slechts meer
meer uitleg
uitleg over
over het
hetonderwerp
onderwerpofofhet
hetgezegde.
gezegde.
zinsdelen.
zinsdelen. Zij
I. DE
DE SOORTEN
SOORTEN GEZEGDE.
GEZEGDE.
Deze vrijheid
werd door
door onze
onze voorouders
voorouders hardnekkig
hardnekkig verdedigd.
verdedigd.
vrijheid werd
Werkw. :: werd verdedigd.
verdedigd.
Ond.
Ond.
Gez.
~:t
. Wie
I
werd verdedigd?
werd
verdedigd? Vrijheid.
• Wat
verdedigd.
: werd
werd verdedigd.
13
krijgers waren
met speer,
speer, strijdbijl,
strijdbijl, kort zwaard en
De krijgers
waren gewapend
gewapend met
en schild.
schild.
Werkw.
Werkw. :: waren gewapend.
gewapend.
Ond.
:: Wie
Wie
Wat
I
waren gewapend?
waren
gewapend? strijders.
Wat
: waren gewapend.
gewapend.
Gez.
In
deze 22 zinnen
zinnen isishet
hetgezegde
gezegdehetzelfde
hetzelfdeals
alshet
hetvervoegde
vervoegde werkwoord.
werkwoord.
In deze
Het vervoegde
vervoegde werkwoord alleen
alleen maakt
maakt dit
dit gezegde
gezegde uit.
uit. Daarom
Daarom noemen
noemen
gezegde: : het
werkwoordelijk gezegde.
gezegde.
wij
dit gezegde
wij dit
het werkwoordelijk
werpspies met weerhaken.
Dit wapen
wapen was
was een
een werpsPies
De Franken
de voorouders
voorouders der Vlamingen.
Vlamingen.
Franken zijn de
In
deze 2 zinnen
zinnen volstaat
volstaat het
een onderwerp
onderwerp en
en een
een vervoegd
vervoegd werkw.
werkw.
In deze
het niet een
te hebben.
hebben.
Want:
Ditwapen
wapenwas
washeeft
heeftgeen
geenbetekenis.
betekenis.
Want : Dit
De Franken
Franken zijn
zijnheeft
heeftgeen
geenbetekenis.
betekenis.
Men
maar dat
Men zegt
zegt van
van dit
dit wapen
wapen niet
niet dat
dat het
het was, maar
dat het een werpspies was.
En van
van de
de Franken
Frankenwordt
wordt niet
niet gezegd
gezegddat
datze
zezijn,
zijn, maar wel dat ze de voorEn
ouders zijn.
Niet het
het vervoegde
vervoegde werkwoord
werkwoord was, zijn,
zijn,maar
maarandere
andere woorden
woorden werpspies,
voorouders zijn
zijn hier
hierhet
hetvoornaamste
voornaamste deel.
deel. Het
Het vervoegde
vervoegde werkwerkspies, voorouders
met het
het onderwerp
onderwerp te verbinden,
verbinden, te
te
woord dient
om dat
dat deel
deel met
woord
dient slechts
slechts om
koppelen.
Als
dan ontleden
ontleden krijgen
krijgen wij
wij dus
dus::
Als wij dan
Werkw. :: was.
Ond.
Wie
Ond.
:: Wie
Wat
Wat
Gez.
I
? lAl
was?
Wapen.
was.
napen.
: was
een werpspies.
was een
Werkw. :: zijn.
Ond.
Ond.
:•: Wie
Wie
zijn ?? F
Franken.
lAl
zIJn.
ran ken.
nat I
.: Wat
Gez.
: zijn onze
onze voorouders.
voorouders.
I ..
In deze
In
deze 2 zinnen
zinnen is
is het
het gezegde
gezegde niet gelijk
gelijk aan
aan het
het vervoegd
vervoegd werkwoord.
werkwoord.
Het vervoegd
vervoegd werkwoord
werkwoordkoppelt
koppeltslechts
slechtseen
een ander
ander woord
woord aan
aan het
het onderonderwerp.
Daarom noemen
noemen wij
werkwoord:: koppelwerkwoord.
koppelwerkwoord.
werp. Daarom
wij zulk
zulk werkwoord
Het vervoegde
vervoegde koppelwerkwoord en
en een
een ander
ander woord
woord (meestal
(meestal een
een zelfst.
zelfst.
nw. of een
nw.) vormen
samenhet
hetgezegde:
gezegde het
: hetnaamwoordelijk
naamwoordelijk
nwo
een bijvg.
bijvg. nw.)
vormen samen
gezegde.
14
ONTHOUD
ONTHOUD:
:
I.
Als het
het gezegde
gezegde gevormd
gevormd wordt door
door het
het vervoegde
vervoegde werkwoord
werkwoord
I . Als
alleen,
in de
de zin
zin een
eenwerkwoordelijk
werkwoordelijk gezegde
gezegde
alleen, staat
staater
er in
(ww. gez.)
gez.)
Alleen
kan een werkwoordelijk
werkwoordelijk
Aileen een
een gezegdewerkwoord
gezegdewerkwoord(gez.
(gez.ww.)
ww.) kan
gezegde vormen. 1
gezegde
Als het
2. Als
het gezegde
gezegde gevormd
gevormd wordt
wordt door
dooreen
eenkoppelwerkwoord
koppelwerkwoord
(kop.
en een
een ander
ander woord,
woord, heeft
heeft men
men een
(kop. ww.) en
een naamwoordelijk gezegde
gezegde (nwd.
(nwd. gez.)
gez.)
Als
Als koppelwerkwoorden
wordengebruikt:
gebruikt :zijn,
zijn, worden,
koppelwerkwoorden worden
worden,
schijnen,
lijken, heten,
heten, dunken,
dunken, vallen,
vallen,
schijnen, blijven,
blijven, blijken,
blijken, lijken,
voorkomen.
OPl!
LET OP
I.
Deze werkwoorden
werkwoorden kunnen
kunnen ook
ookwel
weleens
eensgezegdewerkwoorden
gezegdewerkwoorden zijn.
zijn.
I . Deze
Koppelwerkwoord
Gezegdewerkwoord
Vader
Vader is
is ziek.
Vader
te Brussel.
Brussel. (vertoeft)
(vertoeft)
Vader is
is te
God is. (bestaat)
God
worden:
worden :
jan werd
werd bleek.
Jan
bleek.
En
het licht
licht werd.
werd. (ontstond)
En het
blijven :
blijven:
maand aan
aan zee.
Het weer
weer blijft
blijft slecht.
slecht.
Wij bleven
bleven één maand
zee.
(vertoefden)
schijnen :
schijnen:
De meester scheen
scheen boos.
boos.
De
maan scheen
scheen door
door de
de bomen.
bomen.
De maan
(glinsterde)
lijken:
lijken :
Dat
op zijn
zijn vader.
vader. (gelijkt)
(gelijkt)
Dat zaakje
zaakje lijkt
lijkt verdacht.
verdacht. Jan
Jan lijkt
lijkt op
dat zaakje?
Lijkt U dat
zaakje?
heten:
Mijn broer
broer heet
heet Frans.
Frans.
De
smid heet het
ijzer. (warm
(warm
heten :
De smid
het ijzer.
maken)
blijken
hand bleek
blijken:
De hand
bleek razend.
razend.
Moeder
bleekt het
het linnen.
linnen. (te bleken
Moeder bleekt
leggen)
voorkomen : Die
voorkomen:
zin komt
komt me
me bekend
bekend
Dat
komt meer
meer voor.
voor. (gebeuren)
(gebeuren)
Die zin
Dat komt
voor.
vallen
vallen ::
viel zwaar.
viel op
Het afscheid
afscheid viel
Jefke viel
op zijn
zijn hoofd.
hoofd. (neerstorten)
Die zaak
dunken:
Die
zaak dunkt
dunkt me
me niet
niet
Dat
dunkt mij
mij niet. (bevalt)
dunken :
Dat dunkt
betrouwbaar.
zijn:
zijn :
:
(I)
(I>
Gezegdewerkwoord of zelfstandig
zelfstandig werkwoord.
15
2. Soms
Soms kan
kan een
2.
een gezegdewerkwoord
gezegdewerkwoord als
als koppelwerkwoord
koppelwerkwoord worden
worden
gebruikt.
gebruikt.
Mijn kansen
(zijn) goed.
goed.
Mijn
kansen staan
staan (zijn)
Het huis
Het
huis lag
lag (was)
(was) verlaten.
verlaten.
Komt (zult
(zult zijn)
zijn) gij
op tijd
tijd klaar met
Komt
gij op
uw werk?
werk?
met uw
Hij zit
Hij
zit (is)
(is) met
metdie
dieklacht
klachterg
ergverveeld.
verveeld.
3. Zijn,
3.
wordenzijn
zijnsoms
soms ook
ook hulpwerkwoorden.
hulpwerkwoorden. Zij
Zijworden
wordendan
dangevolgd
gevolgd
Zijn, worden
door een
door
een voltooid
voltooid deelwoord.
deelwoord.
Hij is
Hij
is laat
laat naar
naar huis
huis gekomen.
Zijn de
de werken
werken afgehaald?
afgehaald?
Jan werd op diefstal betrapt.
Jan
Hij werd
werd dan
dan ook
ookveroordeeld.
veroordeeld.
Die brief
Die
briefisisgisteren
gisteren geschreven.
geschreven.
Het winnende
winnende doelpunt
doelpunt werd
werd op onregelmatige
aangetekend.
onregelmatige wijze aangetekend.
OEFENING : Ontleed
Ontleed deze
zes zinnen.
zinnen. Zie goed
OEFENING:
deze zes
goed naar
naar het
het vervoegde
vervoegde ww.
HET WERKWOORDELIJK
HET
WERKWOORDELIJK GEZEGDE.
GEZEGDE.
de toren.
Het vaantje
vaantje wappert
wappert op de
toren.
lk had
had aan de
Ik
de deur
deur gescheld.
gescheld.
lk zal u morgen
morgen ondervragen.
Ik
ondervragen.
gedeeltevan
van het
het jaar isis achter
Het schoonste
schoonste gedeelte
de rug.
achter de
De meester
hem duchtig
duchtig de
de oren
orenwassen.
wassen.
meester zal hem
De
De liefde
liefde tot
tot zijn
zijnland
landisisiedere
iederemens
mensaangeboren.
aangeboren.
OEFENING : Ontleed
OEFENING:
Ontleed deze
deze zinnen.
zinnen.
II.. Het
staat
inineen
Hetwerwoord
werwoordwappert
wappert
staat
eenonvoltooide
onvoltooidetijd
tijdvan
vandedeaantonende
aantonende
wijze,
aktieve vorm.
wijze, .aktieve
vorm. Het
Het gez.
gez. bestaat
bestaat alleen
alleen uit
uit een
een gezegdewerkgezegdewerkwoord.
2. Het werkwoord
werkwoord schellen
schellenstaat
staatinineen
eenvoltooide
voltooidetijd
tijdvan
vandedeaantonende
aantonende
wijze.
wijze. Om
Om de
de voltooide
voltooide tijden
tijden te
te vormen
vormen isis erereen
eenhulpwerkwoord
hulpwerkwool'd
nodig.
Hier bestaat
het ww.
ww. gez.
bestaat het
gez. uit
uit::
Hulpww. -I- voltooid
voltooid deelwoord
deelwoord van
van gez.
gez. ww.
ww.
+
3. In
het ww. gez.
:
In de
de derde
derde zin
zin bestaat
bestaat het
gez. uit
uit:
Hulpww.
Hulpww. -I- infinitief
infinitief van
van gez.
gez. ww.
ww.
+
4. In de
de vierde
vierde en
en vijfde
vijfde zin
zin heeft
heeft het
hetvervoegde
vervoegde werkw.
we rkw.op
opzichzelf
zichzelfgeen
geen
vormt met
met de
de andere
andere woorden
woorden een
een uitdrukking
uitdrukking ::
betekenis. Het
betekenis.
Het vormt
Achter de
de rug
rug zijn,
zijn,iemand
iemandde
deoren
orenwassen.
wassen.
werkwoordelijk gezegde
gezegde bestaat
Het werkwoordelijk
bestaathier
hierdus
dusuit
uiteen
eenwerkwoordelijke
werkwoordelijke
uitdrukking.
uitdrukking.
16
16
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Een
gezegde kan
kan bestaan
bestaan uit
uit:
Een werkwoordelijk gezegde
:
1°
Een gezegdewerkwoord
gezegdewerkwoord of werkwoordelijke
werkwoordelijke uitdrukking.
uitdrukking.
I° Een
+
Een hulpwerkwoord
hulpwerkwoord(hebben,
(hebben,worden,
worden,zijn)
zijn) + voltooid
2° Een
voltooid deelw.
deelw.
van gez.
gez. ww.
van
Een hulpwerkwoord
(zullen, mogen,
mogen, kunnen,
kunnen,laten,
laten, willen)
willen) +
3° Een
hulpwerkwoord (zullen,
infinitief
gez. ww.
ww.
infinitief van
van gez.
+
Nog
enkele zinnen
een werkwoordelijke
werkwoordelijke uitdrukking.
uitdrukking. Zoek ze.
ze.
Nog enkele
zinnen met
met een
weest steeds
Jongens, weest
steeds van
van uw woord.
woord.
Door
koppigheid viel
heel ons
ons plan
plan in
in duigen.
duigen.
Door zijn koppigheid
viel heel
Patske
Karel lelijk
lelijk in
in de
de mating.
maling.
Patske nam
nam Keizer
Keizer Karel
De onderzoeksrechter stelde de
aangehoudene op vrije voeten.
de aangehoudene
nooit in de
Mens,
uw naaste nooit
de steek.
steek.
Mens, laat uw
Wat keek
keek die
die bedrieger
bedrieger lelijk
lelijk op zijn neus.
neus.
Men
heeft die
die oude
oude man
man lelijk
lelijk bij
bijdedeneus
neusgenomen.
genomen.
Men heeft
Mijn vriend
vriend werd
werd gisteren
gisteren ter
ter aarde
aarde besteld.
besteld.
De
familieleden van
van de
de verongelukte
verongelukte mijnwerkers
mijnwerkers stelden
stelden het
het medemedeDe familieleden
gevoelen
Koning zeer
zeer op prijs.
gevoelen van
van de
de Koning
Frans,
hebt er dit
dit jaar
jaarmet
metdedemuts
mutsnaar
naargegooid.
gegooid.
Frans, gij
gij hebt
onderspit delven.
Ondanks
moedig verweer
verweer moest
moest ons
ons elftal
elftal het ondersPit
delven.
Ondanks hun
hun moedig
Loop
koop met
met zulke
zulke houding,
houding, man
man!!
Loop liever
liever niet
niet te koop
Wat heb
heb ik
ik het
het land
land aan
aan zijn
zijneeuwig
eeuwiggejammer
gejammer!!
Val
toch niet
niet steeds
steeds in
in de
de rede,
rede, man
man!!
Val mij toch
Jongens, slaat niet te lichtzinnig
lichtzinnig de
de woorden
woorden van
van uw leraars in
in de
de wind
wind!!
HET NAAMWOORDELIJK
HET
NAAMWOORDELIJK GEZEGDE.
GEZEGDE.
Toen werd de
Toen
de toestand
toestand onhoudbaar.
onhoudbaar.
Dat heet nu eens werken.
Het isis onbetamelijk
onbetamelijk zoiets
zoiets te
te vragen.
vragen.
Een raadsel
raadsel blijft
blijft mij
Een
mij die
die zaak.
zaak.
Lezen
schijnt zijn
zijn liefste
liefsteontspanning.
ontspanning.
Lezen schijnt
OEFENING:
deze zinnen. Schrijf
Schrijf naast
naast het
het vervoegde
vervoegde werkwoord,
werkwoord,
OEFENING : Ontleed deze
welk
soort werkwoord
werkwoord het
het is.
is.
welk soort
In
al deze
deze zinnen
zinnen zijn
zijn de
devervoegde
vervoegde werkwoorden
werkwoorden koppelwerkwoorden.
koppelwerkwoorden.
In al
Deze
vervoegde koppelwerkwoorden
koppelwerkwoorden vormen
alleen het
het gezegde.
gezegde.
Deze vervoegde
vormen niet
niet alleen
17
I
In
uit 22 delen
:
In deze
deze zinnen
zinnen bestaat
bestaat het gezegde
gezegde uit
delen:
vervoegde koppelwerkwoord.
koppelwerkwoord.
Het vervoegde
Een
Een ander
ander woord
woord :: onhoudbaar
onhoudbaar
werken
onbetamelijk
geen
geen vervoegde
vervoegde werkwoorden.
raadsel
ontspanning
deel van
deel noemt
noemt men
men het naannwoordelijk
naamwoordelijk deel
van het
het gezegde
gezegde
Dit deel
(nwd. d. gez.).
het naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
deel van
van het
het gezegde
gezegde iets
iets zegt van
van het onderwerp
Daar het
en
en het
het koppelwerkwoord
koppelwerkwoord enkel
enkel dient
dient om
om het
hetnaamwoordelijk
naamwoordelijk deel
deel
aan het
het onderwerp
onderwerp te
te koppelen,
koppelen, noemt
noemt men
men dit
ditgezegde
gezegde:
aan
: Het naamgezegde. (Predikaat)
woordelijk gezegde.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Als
het gezegde
gezegde gevormd
gevormd wordt door
door een
een koppelwerkwoord
koppelwerkwoord en
en
Als het
een
heeft men
men een
naamwoordelijk gezegde.
een ander
ander woord,
woord, heeft
een naamwoordelijk
bestaat uit
uit 2 delen
Het naamwoordelijk
naamwoordelijk gezegde
gezegde bestaat
delen ::
koppeling:: het
het vervoegde
vervoegde koppelwerkwoord.
koppelwerkwoord.
I.
I . De koppeling
2. Het naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
deel : het
het andere
andere woord.
woord.
kunnen naamwoordelijk
Welke woordsoorten kunnen
naamwoordelijk deel
deel zijn?
zijn?
I.
Een zelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord ::
I . Een
Knapen
Knapen zullen mannen worden.
naamwoord ::
2. Een
Een bijvoeglijk naamwoord
Dat paard
paard is
is schichtig.
3. Een
broer zou
zou de
de eerste kunnen
Mijn broer
Een telwoord
telwoord (zelfstandig gebruikt)
gebruikt) :: Mijn
zijn.
4. Een
(zelfstandig
Een voornaamwoord (zelfstandig
gebruikt)
gebruikt) ::
de mijne.
Die boeken
boeken lijken de
Wie isis hij?
5. Een werkwoord in
in de infinitief. Die
Die
infinitief
kan vervangen
vervangen worden
worden
infinitief kan
door
een bijvoeglijk
bijvoeglijk naamwoord
naamwoord
door een
of een
een onvoltooid
onvoltooid deelwoord
deelwoord ::
Hij
lijkt niet
niet te vertrouwen
vertrouwen (beHij lijkt
trouwbaar)
trouwbaar)..
Dat is
Dat
is niet
niet te doen.
doen. (doenbaar)
fan was aan 't schrijven.(schrifrend)
Jan
schrijven .(schrijvend)
6. Een
als onvoltooid
Een werkw.
werkw. als
onvoltooid deelw.
deelw. ::
Zo'n afkeuring
Zo'n
afkeuring is
is ontmoedigend.
7. Een
rkw. als
als voltooid
voltooid deelw.
deelw.
Een we
werkw.
Dat werk
Dat
werk lijkt geëindigd.
8. Een
uitdrukking::
Een uitdrukking
Frans is boven
boven de
de leeftijd.
leeftijd. (te oud)
Frans
Het is
om er bij
Het
is om
bij te
te huilen.
huilen.
18
18
LET OP!
OP !
I. Het
Hetwerkwoord
werkwoord zijn
zijnenenhet
hetwerkwoord
werkwoordworden,
worden,gevolgd
gevolgd door
door een
een
voltooid
deelwoord, zijn
zijn hulpwerkwoorden.
hulpwerkwoorden.
voltooid deelwoord,
worden samen
samen met
met het
hetvoltooid
voltooid deelwoord
deelwoord als
als werkwoordelijk
werkwoordelijk
Zij worden
gezegde
gezegde ontleed.
Ontleed maar
maar eens
eens:: Dat
Dat werk is
is geëindigd.
geëindigd. -— De
De brief werd geschreven.
Ook
in de
de volgende
volgende zinnen
zinnen is
is het
het werkwoord
werkwoord zijn
zijn hulpwerkwoord.
hulpwerkwoord.
Ook in
Het voltooid
voltooid deelwoord
deelwoord is
is niet
niet uitgedrukt
uitgedrukt::
Moeder
is weg.
weg. (weggegaan)
(weggegaan)
Moeder is
is af.
Het werk
werk is
af. (afgemaakt)
De tijd is
De
is om.
om. (omgegaan)
Het uur was
was voorbij.
voorbij. (verlopen)
(verlopen)
De kachel
weer aan.
aan. (gestoken)
kachel is
is weer
2. In
een enkelvoudige
enkelvoudige zin
kan meer
meer dan
dan één
één naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
deel van
van
In een
zin kan
het gezegde
gezegde staan.
staan.
Godloochenaars
dwaas.
Godloochenaars zijn ofwel boos
boos ofwel
ofwel dwaas.
Kinderrijke gezinnen
de roem,
roem, de
de rijkdom
rijkdom en
en de
de sterkte van een land.
gezinnen zijn de
God is
is oneindig
volmaakt, wijs
God
oneindig volmaakt,
wijs en
en heilig.
heilig.
Hij isis oneindig
oneindig goed,
goed, barmhartig
barmhartig en rechtvaardig.
opstaan valt de
Het opstaan
luiaard zwaar
zwaar en lastig.
de luiaard
OEFENING :
OEFENING:
Ontleed zelf
Ontleed
zelf deze
deze zinnen.
zinnen.
Schrijf na
na elke
Schrijf
elke zin
zin het
hetaantal
aantal naamwoordelijke
naamwoordelijke delen
delen van
van het
hetgezegde.
gezegde.
2. DE
OVEREENKOMST VAN
HET GEZEGDE
GEZEGDE MET
MET HET
HET
DE OVEREENKOMST
VAN HET
ONDERWERP.
HET
VERVOEGDE WERKWOORD
HET VERVOEGDE
WERKWOORD
Ik heb het boek
boek toch
toch wel?
wel? Wij
Wij hebben
hebben
lk
boek Pinocchio
Pinocchiogelezen.
gelezen.Gij
Gij kent
kent dat
dat boek
allen
dat boek
boek reeds
reeds uit
uit de
de schoolbibliotheek
schoolbibliotheek ontleend
allen graag
graag
allen dat
ontleenden
en wij
wij lazen allen
zijn lotgevallen.
lotgevallen. Want zijn
zijn geschiedenis
geschiedenis isis leerrijk. Eerst
Eerst was
was hij
hij een ledepop.
Maar weldra
weldra ging
ging hij
hij om
om met
met slechte makkers. Zij brachten
hem in
in 't ongeluk.
brachten hem
Gelukkig
de fee hem steeds
Zijwas
wasgoed
goeden
enbeschermde
beschermde hem.
hem.
Gelukkig kwam de
steeds ter hulp.
hulp. Zij
Maar Pinocchio
ondeugendmannetje.
mannetje.InIn plaats
plaats van
van zijn goede
Pinocchio bleef
bleef een ondeugend
goede vader
vader
vertrok hij
hij met
te helpen, vertrok
met een
een vriend
vriend naar luilekkerland.
luilekkerland. Maar
Maar zij
zijhebben
hebben het
het
zich
beklaagd, want
want zij
zijveranderden
veranderden in
in ezels.
ezels. Zo
Zodom
domwerden
werdendie
diebeide
beide
zich deerlijk beklaagd,
bengels. Wij zullen
bengels.
zullen hun
hunvoorbeeld
voorbeeld niet
nietnavolgen.
navolgen.
19
lk heb
heb het boek
Ik
boek Pinocchio gelezen.
Werkw. :: heb
heb gelezen
Werkw.
Wie heeft
Ond.
: Wie
heeft gelezen?
gelezen?
Gij kent
Gij
kent dat
dat boek
boek toch
toch wel?
Werkw. :: kent
Wie kent?
Ond.
: Wie
kent? gij
heb
heb gelezen
ik
ik
II p.
p. e.
e.
Iele p. e.
e.
2' p. e.
2"
22'e p. e.
kent
gij
Eerst was
was hij een
Eerst
een ledepop.
Werkw. :: was
Werkw.
Ond.
: Wie was?
was? hij
Wij lazen
lazen allen graag
lotgevallen.
graag zijn lotgevallen.
Werkw. :: lazen
Wie lazen?
Ond.
: Wie
lazen? wij
33ee p. e.
33'e p. e.
was
hij
lazen
wij
Maar zij
zijhebben
hebben het
het zich
zich deerlijk
deerlijk beklaagd.
beklaagd.
Werkw. :: hebben beklaagd
hebben beklaagd
Ond.
: Wie hebben
hebben beklaagd?
beklaagd?
zij
Iele p. mv.
I"le p. mv.
33'e p. mv.
3' p. mv.
3"
ONTHOUD :
ONTHOUD:
Het vervoegde
werkwoordkomt
komt in
in persoon
en getal
Het
vervoegde werkwoord
persoon en
getal met
met het
het
onderwerp overeen.
overeen.
OEFENING : De overige
OEFENING:
overige zinnen
zinnen ontleden.
ontleden. Vervoegde
Vervoegde werkwoord
werkwoord en onder-
werp op
op dezelfde
dezelfde manier
manier behandelen.
behandelen.
LET OP!
OP! HIER
LH
HIER KOMEN
KOMEN MOEILIJKHEDEN
MOEILIJKHEDEN!!
Meer dan
dan één onderwerp.
I . Zelfde persoon.
I.
persoon.
Karel
Karel en
en Piet
Piet zijn
zijnnaar
naarschool
schoolgegaan.
gegaan.
Werkw. :: zijn gegaan
gegaan (gez. ww.)
: Wie zijn
Ond.
zijn gegaan?
gegaan? Karel
Piet
33'e p. mv.
33ee p. e.
3' p. e.
3"
OEFENING
ontleding voor
voor de
OEFENING:: Maak
Maak dezelfde
dezelfde ontleding
de volgende
volgende zinnen
zinnen ::
Brussel en
Antwerpen werden
werden bijna
bijna op dezelfde
dezelfde dag bevrijd.
bevrijd.
Brussel
en Antwerpen
Noch de
de een,
een. noch
noch de
de ander
ander hadden
hadden aan
aan dit
dit zaakje
zaakjemeegedaan.
meegedaan.
Noch
De leeuw
en de
leeuwen
de tijger
tijger zijn
zijn landroofdieren.
Als er
er inin een
eenzelfde
zelfdeenkelvoudige
enkelvoudige zin
zin meerdere
meerdere onderwerpen
onderwerpen staan
staan van
van
Als
dezelfde persoon,
persoon. dan
onderwerpen doorgaans
doorgaans van
van de
de 3'
3"persoon.
persoon.
dezelfde
dan zijn
zijn die onderwerpen
20
ONTHOUD :
ONTHOUD:
Staan
in een
een enkelvoudige
enkelvoudige zin
zin meerdere
meerdere onderwerpen
onderwerpen van
van dedeStaan er
er in
in de
staat het
het werkwoord
werkwoord doorgaans in
de derde
derde
zelfde persoon,
persoon, dan
dan staat
persoon
meervoud.
persoon meervoud.
4=■111111■
NIMI•11■111•11.111.
2. Ver
s c hili end epe
rs0 0 n.
Verschillende
persoon.
OEFENING:
de volgende
volgende zinnen
zinnen::
Ontleed de
OEFENING : Ontleed
Gij
en
ik
trachten
hem
te
overhalen.
Gij en ik trachten hem
Gij en
en Frans
Frans zult
zult samen
samen ploeg
ploeg vormen.
vormen.
Karel,
en ikikgaan
gaan niet
nietnaar
naarschool.
school.
Karel, gij en
Jozef, Freddy
zijt gaan
gaan wandelen.
wandelen.
Freddy en
en gij
gij zijt
enkel perAls
in de
de 1°
de onderwerpen,
en ik
ik vervang
vervang door
door één enkel
perAls ik in
le zin
zin de
onderwerpen, gij en
de zin
zin:: wij trachten
trachten hem
hem te
te overhalen.
overhalen.
soonlijk voornaamwoord
voornaamwoord dan
dan wordt
wordt de
Vervang nu in de volgende zinnen telkens de onderwerpen
dooreen
een persoononderwerpen door
lijk voornaamwoord.
Schrijf
de ontleding
ontleding achter
achter het
het vervoegde
vervoegde werkwoord
achter elk
elk
Schrijf bij
bij de
werkwoord en
en achter
en het
het getal.
getal.
onderwerp,
de persoon
persoon en
onderwerp, de
ONTHOUD :
ONTHOUD:
I . Staan
I.
in een
een enkelvoudige
enkelvoudige zin
zin meerdere
meerdere onderwerpen,
onderwerpen, dan
dan
Staan er
er in
staat het
in het
staat
het werkwoord
werkwoord doorgaans
doorgaans in
het meervoud.
meervoud.
2. Verschillen
onderwerpen van
van persoon,
persoon, dan
dan staat
staat het
het vervoegVerschillen de
de onderwerpen
de
werkwoord in
in de
de Ie
de Iele pers.
gaat
de werkwoord
le of 2
2ee persoon, zó
z6 dat
dat de
pers. gaat
e ; 2.
boven 2e
en 33e;
2e pers.
gaat boven
boven de
de 3e.
3e.
boven
2e en
pers. gaat
Een verzamelnaam
als onderwerp.
verzamelnaam als
Is
onderwerp een
een verzamelnaam,
verzamelnaam, die
die gevolgd
gevolgd isis door
dooreen
eenzelfstandig
zelfstandig
Is het onderwerp
naamwoord
meervoud, dan
dan staat
vervoegde werkwoord
in het
het
naamwoord in
in het
het meervoud,
staat het
het vervoegde
werkwoord in
meervoud, behalve
behalve als
als men
men de aandacht
aandacht op
op het verzamelwoord wil
wil trekken.
Een bende rakkers
dronkaard uit.
rakkers jouwden
jouwden de
de dronkaard
Een groep betogers
in.
betogers gooiden
gooidende
de ruiten
ruiten in.
Een troep kinderen speelden op 't strand.
maar :
Een
grote menigte
stakers vulde
Een grote
vulde het plein.
menigte stakers
Een kudde schapen
versperde de
de weg.
schapen versperde
Het
legertjedapperen
dapperen hield
moedig stand.
stand.
Het legertje
hield moedig
21
Dit, dat,
dat, het
hetals
als onderwerp.
onderwerp.
Is
dat, het
hetdan
dankomt
komthet
hetonderwerp
onderwerpovereen
overeen met
methet
het
Is het
het onderwerp
onderwerp dit,
dit, dat,
naamwoordelijk
van het
het gezegde.
gezegde.
naamwoordelijk deel
deel van
Het waren
waren zijn
zijnbeste
beste schoenen,
schoenen, waarmee
waarmee hij
hij voetbalde.
voetbalde.
Zijn me
me dat
dat rare
rarekwasten
kwasten !1
Dit zijn
zijn de
de mooiste
mooiste vruchten,
vruchten, die
die ik
ik heb.
heb.
b.
HET NAAMWOORDELIJK
NAAMWOORDELIJK DEEL
DEEL VAN HET
HET GEZEGDE.
GEZEGDE.
b. HET
Het naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
van het gezegde
gezegde zegt
iets van
van het
het onderwerp.
onderwerp.
deel van
zegt iets
Het komt
komt dan
dan ook
ook overeen
overeen met
met het
het onderwerp.
onderwerp.
Maar
deze overeenkomst
overeenkomst is
is altijd van
van belang
belang als
als het
het naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
deel
Maar deze
van
gezegde een
is.
van het
het gezegde
eenbijvoeglijk
bijvoeglijk naamwoord is.
ONTHOUD :
ONTHOUD:
Als
het naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
deel van
van het
hetgezegde
gezegde een
een bijvoeglijk
bijvoeglijk
Als het
naamwoord
dan heeft
heeft dat
dat bijvoeglijk
bijvoeglijk naamwoord
naamwoord hetzelfde
hetzelfde getal
getal
naamwoord is,
is, dan
en
hetzelfde genus
genus als
onderwerp.
en hetzelfde
als het
het onderwerp.
OE.FE.NING
de volgende
volgende zinnen
het onderwerp
onderwerp
OEFENING :: Ontleed
Ontleed de
zinnen en
en schrijf
schrijf achter
achter het
en
het naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
deel het genus
genus en
het getal.
getal.
en het
en het
barmhartigheid van
De barmhartigheid
van God
God isis oneindig.
oneindig.
De zieke
pastoor lijkt beter.
beter.
zieke pastoor
Een kleine
E.en
kleine vis
vis zal
zaleens
eens groot
groot worden.
worden.
Hij komt
komt me
me maar
maar ziekelijk
ziekelijk voor.
voor.
Het leven
leven isis maar
maarsteeds
steeds duurder
duurder geworden.
geworden.
bomen zouden
zouden spoedig
spoedighelemaal
helemaal kaal
kaal zijn.
De bomen
zijn.
LE.T
LET OP!
Is het onderwerp
I. Is
onderwerp een
een infinitief
infinitief of
ofeen
een onderwerpszin,
onderwerpszin, dan
dan is
is het bijbijvoeglijk naamwoord
voeglijk
naamwoord onzijdig
onzijdig enkelvoud.
enkelvoud.
2. Kan
genus van
moeilijk bepalen,
bepalen, dan
dan beschouwt
beschouwt
Kan men
men het genus
van het
het onderwerp moeilijk
men het onderwerp
men
onderwerp als
als mannelijk.
mannelijk.
OEFENING ::
OE.FE.NING
Opletten
sommige leerlingen
leerlingen vrij moeilijk.
moeilijk.
Opletten valt sommige
waren gelukkig.
gelukkig.
Zij waren
Beiden
Beiden schenen
schenen mij
mij eerlijk.
Sommigen
bewuste/oos.
Sommigen waren bewusteloos.
Roken
niet goed
goed voor
voor de
de gezondheid.
gezondheid.
Roken is
is niet
22
LET
OP!! HIER KOMEN
KOMEN DEZELFDE
DEZELFDEMOEILIJKHEDEN
MOEILIJKHEDEN!!
LET OP
Meer dan
dan één onderwerp.
I . Zelfde
I.
Zelfde genus.
Karel
Karel en
en Piet
Piet zijn
zijn ziek.
kkopp.ww.)
Werkw. :: zijn \kopp.ww.)
Ond.
: Wie zijn?
Gez.
Karel m. e.
Piet
m. e.
: zijn ziek : kopp.
kopp. :: zijn
m. mv.
nwd. d. : ziek m.
mv.
OEFENING:
dezelfde ontleding
de volgende
volgende zinnen.
zinnen.
ontleding voor
voor de
Maak dezelfde
OEFENING : Maak
Moeder en
dochter zijn dood.
dood.
en dochter
De tijger en
de leeuw
bloeddorstig.
leeuw zijn bloeddorstig.
en de
De beuk
de eik
eik worden
worden groot.
groot.
beuk en
en de
De
kast en
en de
de tafel
tafel lijken netjes.
De kast
zoon schijnen
Vader en zoon
schijnen ongelukkig.
ongelukkig.
ONTHOUD :
ONTHOUD:
Staan
in een
een enkelvoudige
enkelvoudige zin
zin meerdere
meerdere onderwerpen
onderwerpen van
van hethetStaan er
er in
genus, dan
dan staat
zelfde genus,
staat het naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
deel van
van het
hetgezegde
gezegde
in hetzelfde
maar in
in het
(bijvg.
nw.) in
hetzelfde genus
genus maar
het meervoud.
meervoud.
(bijvg. nw.)
Verschillend
2. Ver
sc hili end genus.
gen us.
Ontleed deze
en zet achter
OEFENING:
deze zinnen
zinnen en
achter elk
elk onderwerp
onderwerp het
het genus.
genus.
OEFENING : Ontleed
Mijn vader
vader en
en moeder
moeder zijn
zijn dood.
dood.
en kind
Vader en
kind zijn
zijn welvarend.
welvarend.
linde en
en de
De linde
de eik
eik zijn
zijn schaduwrijk.
schaduwrijk.
Moeder
en de
de meisjes
meisjes werden
werden bleek
bleek van
van schrik.
schrik.
Moeder en
Het jongetje,
jongetje, zijn
zijn vader
vaderen
enmoeder
moederbleken
blekenontroerd.
ontroerd.
In
deze zinnen
zinnen staan
staan meerdere
meerdere onderwerpen
onderwerpenvan
vanverschillend
verschillendgenus.
genus.
In deze
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Staan
in een
een enkelvoudige
enkelvoudige zin
zin meerdere
meerdere onderwerpen
onderwerpen van
van verStaan er
er in
schillend genus,
naamwoordelijk deel
deel van
van het
hetgezegde
gezegde
genus, dan
dan staat
staat het naamwoordelijk
in
het meervoud.
meervoud.
in het
Voor het
Voor
het bepalen
bepalen van
van het
het genus,
genus, krijgt
krijgt het
hetmannelijk
mannelijk de
de voorrang
voorrang
op het
op
het vrouwelijk
vrouwelijk en
en onzijdig;
onzijdig; en
en het
het vrouwelijk
vrouwelijk de
devoorrang
voorrang op
op
het onzijdig.
onzijdig.
23
Bij
een verzamelnaam.
verzamelnaam.
Bij een
Is
onderwerp een
een verzamelnaam,
verzamelnaam, die
diegevolgd
gevolgd isis door
dooreen
eenzelfstandig
zelfstandig
Is het onderwerp
naamwoord
meervoud dan
dan staat
staat het
het naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
deel van
van het
het
naamwoord in
in het
het meervoud
gezegde
meervoud en
en heeft
heefthet
hetgenus
genusvan
vanhet
hetzelfstandig
zelfstandignaamwoord,
naamwoord,
gezegde in
in het meervoud
behalve als
als men
men de
de aandacht
aandachtop
op het
het verzamelwoord
verzamelwoord wil
wil trekken.
behalve
Men zal
Men
zal dit
dit kunnen
kunnen zien
zien aan
aan het
het getal
getal van
van het
hetkoppelwerkwoord.
koppelwerkwoord.
OEFENING:
OEFENING :
stakers werd
werd talrijker.
J.
De menigte stakers
I. De
stakers waren
De menigte stakers
waren opgewonden.
opgewonden.
Het legertje
was klein.
2. Het
legertjedapperen
dapperen was
soldaten waren moedig.
Het
moedig.
Het legertje soldaten
NOG ENKELE
ENKELE MOEILIJKHEDEN
MOEILIjKHEDEN::
Opdededag
dagvan
vanZijn
Zijn
lijden
werd
jezus
gevangengenomen,
genomen,met
metdoornen
doornen
I. Op
lijden
werd
Jezus
gevangen
gekroond
en
tot
de
kruisdood
veroordeeld.
gekroond en
de kruisdood veroordeeld.
In
deze volzin
volzin staan
staan drie
drie vervoegde
vervoegde werkwoorden.
werkwoorden.
In deze
In deze
In
deze volzin
volzin staan
staan dus
dus ook
ook drie
drie enkelvoudige
enkelvoudige zinnen
zinnen::
dag van Zijn
I. Op
Op de
de dag
Zijnlijden
lijdenwerd
werdJezus
jezusgevangen
gevangengenomen
genomen
2. (Op de
dag van
van Zijn
Zijnlijden
lijdenwerd
werdJezus)
jezus)met
metdoornen
doornengekroond
gekroond
de dag
3. (Op de
dag van
van Zijn
Zijnlijden
lijdenwerd
werdJezus)
jezus)tot
totdedekruisdood
kruisdoodveroordeeld.
veroordeeld.
de dag
In
de volzin
volzin zijn
de ((
) gedrukte
gedrukte zinsdelen
zinsdelen verzwegen.
verzwegen.
In de
zijn de
Het kan
kan dus
dus voorkomen
voorkomen dat
dat inineen
eenvolzin
volzindedesamenstellende
samenstellende enkelvoudige
enkelvoudige
zinnen
hetzelfde onderwerp hebben.
hebben.
zinnen hetzelfde
In
dit geval
geval wordt
wordthet
hetonderwerp
onderwerpslechts
slechtséénmaal
éénmaal uitgedrukt.
uitgedrukt.
In dit
Deze regel
gemeenschappelijke
ookvoor
voordedeandere
andere
gemeenschappelijkezinsdelen.
zinsdelen.
Deze
regel geldt
geldt ook
Ontleding:
Ontleding :
werd gevangen
genomen : (gez.
(gez. ww.)
Werkw. :: werd
gevangen genomen:
ww.)
werd gekroond
gekroond
: (gez.
(gez. ww.)
ww.)
werd veroordeeld
veroordeeld
: (gez.
(gez. ww.)
werd gevangen
genomen?jezus:
fezus : (e.o.)
(e. o.)
Ond.
Wie werd
gevangen genomen?
Ond. : Wie
Wie werd
werd gekroond?
gekroond?
jezus :: (e.
(e.o.)
Jezus
o.)
Wie werd
werdveroordeeld?
veroordeeld?
jezus :: (e.o.)
Jezus
(e. o.)
Gez.
gevangen genomen:
gez.)
Gez. :: werd
werd gevangen
genomen : (ww.
(ww. gez.)
werd gekroond
gekroond
: (ww.
(ww. gez.)
gez.)
werd veroordeeld
veroordeeld
: (ww.
(ww. gez.)
gez.)
Bijwd. bep.
Bijwd.
bep. werd gevangen
gevangen genomen
genomen :: dag
Bijwd. bep.
werd gekroond
Bijwd.
bep. werd
gekroond ::
dag
Bijwd. bep.
werd veroordeeld
Bijwd.
bep. werd
veroordeeld ::
dag
Bijwd. bep.
Bijwd.
bep. werd gekroond
gekroond:: doornen
Voorz.
vwo werd
werd veroordeeld
veroordeeld:: kruisdood
Voorz. vw.
Bijvg.
bij zelfst.
zelfst. nw.
nwo dag
dag:: lijden
Bijvg. bep.
bep. bij
24
Maak dezelfde
dezelfde oefening
oefening:
Een flinke
thuis gehoorzaam.
de klas
Een
flinke jongen
jongen is
is vlijtig
vlijtig in de
klas en thuis
gehoorzaam.
bezoek bij
bij de
De kleine
Johannes ging op bezoek
de dieren
dieren en
en vermaakte zich
kleine Johannes
uitstekend op het dierenbal.
dierenbal.
:
2. De roos
van de
de zuiverheid.
zuiverheid.
roos isis het
het symbool
symboolvan
vande
de liefde,
liefde, de
de lelie van
De volledige
volledige volzin
volzin zou
zou zijn
zijn::
De roos
is het
het symbool
symbool van de
de zuiverheid.
zuiverheid.
roos isis het
het symbool
symboolvan
vande
deliefde,
liefde, de lelie is
Daar
in deze
deze volzin
volzin twee
twee vervoegde
vervoegde werkwoorden staan,
staan, zijn
in deze
deze
Daar er in
zijn er in
volzin
ook
twee
enkelvoudige
zinnen.
volzin
twee enkelvoudige zinnen.
In
enkelvoudige zin:
de lelie
lelie is
is het
het symbool
symbool van
van de
de zuiverheid,
zuiverheid, is
is het
het
In de enkelvoudige
zin : de
gezegde
gezegde verzwegen.
Het kan
dat het
niet is
Het
kan dus
dus voorkomen
voorkomen dat
het gezegde
gezegde niet
is uitgedrukt.
uitgedrukt. Dit
Dit komt
komt
vooral
voor ininsamengestelde
samengestelde zinnen.
zinnen.
vooral voor
OEFENING:
Splits deze
deze volzin
volzin in
in enkelvoudige
enkelvoudige zinnen.
2. Ontleed
Ontleed
OEFENING : I. Splits
zinnen. -— 2.
elke enkelvoudige
enkelvoudige zin.
zin.
Nog
Nog enkele
enkele zinnen
zinnen::
De
bisschoppen dragen
Paus een
De bisschoppen
drageneen
eenmijter,
mijter, de
de Paus
een tiara.
De
reizigers dronken
dronken bier,
de chauffeur
chauffeur echter
echter koffie.
koffie.
De reizigers
bier, de
De
spinnen hebben
hebben acht
acht poten,
poten, de
de insekten
insekten slechts
slechts zes.
zes.
De spinnen
/I. DEDENIET-NOODZAKELIJKE
NIET-NOODZAKELIJKE ZINSDELEN
ZINSDELEN
II.
DE BEPALINGEN
staan de
de twee noodzakelijke
In
de zin
zin:: ««De
jongen werd beloond.
beloond. » staan
noodzakelijke zinszinsIn de
De jongen
delen
en het
het gezegde.
gezegde.
delen :: het
het onderwerp en
dan weet
weet hij waarAls
tegen iemand
iemand zeg
zeg:: «« De
De jongen
jongen werd beloond.
beloond. » dan
waarAls ik tegen
schijnlijk
geval, dan
dan moet
moet
schijnlijkom
om welke
welke jongen
jongenhet
hetgaat.
gaat.IsIsdat
datnu
nu niet
niet het
het geval,
ik hem
ik bedoel.
ik
hem duidelijker
duidelijker maken
maken welke
welke jongen
jongen ik
bedoel. lk
Ik kan
kan hem
hem dan
dan
zeggen :
zeggen:
Die jongen
jongen werd
werd beloond.
beloond.
Die brave
brave jongen
jongen werd
werd beloond.
beloond.
Die jongen
jongen van
de bakker
bakker werd beloond.
beloond.
van de
De aangeduide
aangeduide zinsdelen
nadere aanduiding,
aanduiding, een
nadere bijbijzinsdelen geven
geven een
een nadere
een nadere
zonderheid
jongen:: het
het is
is die
diebepaalde
bepaalde jongen
jongen en
en geen
geen ander.
ander.
zonderheid over
over de
de jongen
Deze
vetgedrukte zinsdelen
Het zijn
zijn
Deze vetgedrukte
zinsdelenbepalen
bepalenhet
het woord
woord «jongen
« jongen».». Het
bepalingen.
25
over « het belonen
belonen»
kan ik nadere
nadere inlichtingen,
inlichtingen, meerdere bijzonder» kan
Ook over
kan ik
ik zeggen
zeggen::
verschaffen. Zo
Zo kan
heden verschaffen.
Wanneerde
dejongen
jongen beloond
belo<?nd werd
werd:: « De jongen
jongen werd gisteren beloond. »
Wanneer
Waaromhijhijbeloond
beloond werd
werd:: « De jongen
jongen werd om zijn gedrag
gedrag beloond. »
Waarom
De jongen
Door wie
wiehij
hijbeloond
beloond werd
werd:: ««De
jongen werd door de
de leraar beloond. »
Door
een mooi boek
Waarmee hij
hij beloond werd : « De jongen
jongen werd met
met een
boek beWaarmee
loond. »
loond.
AI deze vet gedrukte zinsdelen geven een nadere
nadere aanduiding over het
het beloond
beloond
Al
het zijn
zijn bepalingen
bepalingen bij
bij ««werd
werd beloond ».
worden :: het
Bepalingen zijn
zijn echter
echter niet
niet noodzakelijk
noodzakelijkom
omeen
eenzin
zintetevormen
vormen:: het
Bepalingen
zijn slechts
slechts bijkomstige
zinsdelen.
zijn
bijkomstige zinsdelen.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
I. Zinsdelen
Zinsdelen die
diemeer
meeruitleg
uitleggeven
geven over
overeen
eenander
anderzinsdeel
zinsdeel noemt
noemt
men bepalingen.
bepalingen.
men
2. Het
zinsdeel dat
bepaald wordt
noemt men
men het
het bepaalde
bepaalde
Het zinsdeel
dat bepaald
wordt noemt
of bepaalde
bepaalde zinsdeel.
zinsdeel.
woord
woord of
3. Bepalingen
niet
Bepalingenzijn
zijnslechts
slechtsbijkomstige
bijkomstigezinsdelen
zinsdelenen
en dus
dus niet
noodzakelijk.
4. Bij
welk zinsdeel
zinsdeel kan
kan men
men een
eenbepaling
bepaling hebben.
hebben.
Bij gelijk welk
Ga in
OEFENING:
in de
de volgende
volgende zinnen
zinnen na,
na, hoe
hoe door
doorhet
hetbijvoegen
bijvoegen van
van
OEFENING : Ga
zin steeds
vollediger wordt.
bepalingen
inhoud van
van de
de I·
steeds vollediger
le zin
bepalingen de
de inhoud
I. Prutske
gereed.
Prutske staat gereed.
2. In
de morgen
morgen staat
staat Prutske
Prutske gereed.
In de
3. In
de vroege
vroege morgen
morgen staat
staat Prutske
Prutske gereed.
In de
4. In de
vroege morgen
morgen staat
staat Prutske
de hof.
hof.
Prutske gereed
gereed in
in de
de vroege
om het
gereed in
in de
5. In
de vroege
vroege morgen
morgen staat
staat Prutske
de hof om
het vertrek
vertrek bij
bij
Prutske gereed
In de
te wonen.
gereed in
in de
6. In de vroege
de hof
hof om
om het
het vertrek der
Prutske gereed
vroege morgen
morgen staat Prutske
klokken
te wonen.
wonen.
klokken bij
bij te
7. In
de vroege
vroege morgen
morgen staat Prutske,
de hof
hof gereed
gereed om
om het
het
het jongetje,
jongetje, in
in de
Prutske, het
In de
vertrek der
klokken
bij
te
wonen.
der klokken
te wonen.
8. In
vroege morgen
morgen staat Prutske,
het jongetje
jongetjevan
vande
de bakker,
bakker, in
in de
de hof
Prutske, het
In de vroege
gereed
klokken bij
bij tetewonen.
wonen.
gereed om
om het
het vertrek der klokken
het jongetje
jongetjevan
vande
de bakker,
bakker, in
in de
de hof
Prutske, het
9. In
de vroege
vroege morgen
morgen staat Prutske,
In de
wonen.
gereed
vertrek der
der bronzen
bronzen klokken
klokken bij
bij te wonen.
gereed om
om het
het vertrek
26
10. In
de vroege
vroege morgen
morgen staat
staat Prutske, het
de hof
In de
het jongetje
jongetje van
van de
de bakker,
bakker, in
in de
gereed
bronzen klokken
klokken uit de
de kerktorens
kerktorens bij te
te wonen.
wonen.
gereed om
om het vertrek der
der bronzen
11.
vroegemorgen
morgen staat Prutske, het
de hof
II. InIndedevroege
het jongetje
jongetje van
van de
de bakker,
bakker, in
in de
gereed
der bronzen
bronzen klokken
klokken uit
uit de
de Vlaamse kerktorens bij
gereed om
om het
het vertrek der
te wonen.
Maak de
Maak
de oefening
oefening zo
zo ::
Bepaling
Bepaalde woord
In de
I.I . In
de morgen
morgen
2. vroege
Soort w. v. bep.
bep. w.
staat gereed
gereed
morgen
gez.
gez. w.w.
zelfst. nw.
zelfst.
nwo
In elk van
de opgegeven
opgegevenzinnen
zinnenzijn
zijner
er woorden
woorden bij
gekomen. Deze woorden
In
van de
bij gekomen.
vormen een
vormen
een nieuw zinsdeel.
zinsdeel. Dat nieuwe
nieuwe zinsdeel
zinsdeel is
is niet noodzakelijk.
noodzakelijk.
Wat doet
Wat
doetdat
datnieuwe
nieuwezinsdeel
zinsdeel dan
dan in
in de
dezin?
zin? Het
Hetgeeft
geeftuitleg
uitlegover
overeen
een ander
ander
deel van
deel
van de
de zin.
zin. Het
Hetbepaalt
bepaalt dat
datander
anderzinsdeel
zinsdeel:: het
is
een
bepaling.
het is een
Bij
welk zinsdeel
zinsdeel kan
kan een
een bepaling
bepaling staan.
staan. Zoals
de oefening
oefening blijkt,
blijkt,
Bij gelijk welk
Zoals uit de
kan
een bepaling
bepaling bij
bij verschillende
verschillende woordsoorten staan.
staan. Daarom
Daarom zijn
zijn er
kan een
verschillende
soorten bepalingen
bepalingen::
verschillende soorten
bij een
naamwoordof
of bij
bij een
I. Bepalingen bij
een zelfstandig
zelfstandig naamwoord
een woord
woord dat
dat als
als
is gebruikt
zelfstandig naamwoord is
gebruikt:: bijvoeglijke
bijvoeglijke bepaling
bepaling (bijvg.
(bijvg.
bep.).
11.
werkwoord::
II. Bepalingen
Bepalingen bij
bij een
een werkwoord
I . voorwerpen
I.
voorwerpen (vw.)
(vw.)
bepalingen (bijwd. bep.).
bep.).
2. bijwoordelijke bepalingen
of bij
111.
een bijvoeglijk
naamwoord, of
bij een
een bijwoord,
bij een
bijvoeglijk naamwoord,
Ill. Bepalingen bij
of
bij een
een bijvoeglijk
telwoord of voornaamwoord :: (Bijwd.)
(Bijwd.)
of bij
bijvoeglijk telwoord
Bepaling
naamwoord.
Bepaling bij
bij bijvoeglijk naamwoord.
IV.
Bepalingen van
van gesteldheid.
gesteldheid.
IV. Bepalingen
METHODE
VAN ONTLEDING
ONTLEDING
METHODE VAN
is de
September is
de herfstmaand.
herfstmaand.
Werkw. :: is (kopp. ww. -)
(e. o.)
Wie, wat
Ond.
wat is?
is? September
September (e.o.)
: Wie,
kopp. :: is
Gez.
:: is
de herfstmaand:
herfstmaand : kopp.
is de
de herfstmaand.
nwd. d. : de
herfstmaand.
—)
27
Kijk nu
of gij
gij alle
een bediening
Kijk
nu eens
eens goed
goed of
alle woorden
woorden in
in uw
uw zin een
bediening hebt gegeven.
gegeven. Als
Als heel
heel
ontleed is,
de zin ontleed
is, begin
begin dan
dan met de
de woordontleding.
Woord
;s
is
Soort
Zelfst.
nwo Eig.
Zelfst. nw.
zijn
ww. zijn
kopp. ww.
de
herfstmaand
bep.
lidw.
bep. lidw.
zelfst.
nwo Sn.
Sn.
zelfst. nw.
September
Buigingen
m. e.
p. e.
e. O.
O. T. T.
3* p.
3"
Aant. W. A.
A. V.
V.
vr.
e.
vr. e.
vr.
e.
vr. e.
Bediening
bij
o.
e. O.
kopp.
is
September
g.
b. b.
b. (1)
g. b.
nwd.
nwd. d.
herfstmaand
September
(1) g.
b. : gewone
bijvoeglijke bepaling,
bepaling, d. i. de
enige bediening
bediening die
een lidwoord
lidwoord
gewone bijvoeglijke
de enige
die een
g. b. b.
kan
hebben.
kan hebben.
Nachts hangt
's Nachts
hangt de
de nevel
nevel over
over de
de velden.
velden.
—)
Werkw. : hangt (gez. ww. -)
de nevel
(e. o.)
Ond.
: wie, wat hangt?
hangt? de
nevel (e.o.)
Gez.
: hangt.
Tot nu
nu toe
toe heb
hebikikdedenoodzakelijke
noodzakelijkezinsdelen.
zinsdelen.
Maar
blijven nog
nog 2 zinsdelen
over:: «
«'s
Maar er blijven
zinsdelen over
's nachts»
nachts »
velden ».
».
de velden
«over de
Welk woord
Welk
woord wordt
wordtdoor
doordeze
dezewoorden
woordenuitgelegd?
uitgelegd?
«'s
de nevel
nevel hangt.
« 's nachts»
nachts » :: wanneer
wanneer de
» :: waar hij hangt.
de velden
velden»
«over de
Zo heb
heb ik
ik : Bijwd.
Bijwd. bep.
bep. bij «hangt»
« hangt » :: ««'s
's nachts»
nachts »
de velden
velden ».
«over de
Woordsoort
Buiging
hangt
bep. lidw.
bep.
lidw.
nwo Sn.
Sn.
zelfst. nw.
zelfst.
gez. ww. hangen
hangen
de
nevel
over
de
velden
bep.
lidw.
bep. lidw.
zelfst.
nwo Sn.
Sn.
zelfst. nw.
voorz.
bep.
lidw.
bep. lidw.
zelfst.
nwo Sn.
Sn.
zelfst. nw.
Woord
's
nachts
Bediening
bij
m. e.
m. e.
33*e p.
p. e.
e. O.
O. T. T.
A. V.
V.
Aant. W. A.
m. e.
m. e.
g.
b. b.
b.
g. b.
bijwd.
bep.
bijwd. bep.
ww. gez.
nachts
hangt
nevel
g.
b. b.
b.
g. b.
O. MV.
O.
mv.
g.
b. b.
b.
g. b.
bijwd.
bep.
bijwd. bep.
nevel
hangt
velden
velden
hangt
MV.
O. mv.
o.
e. O.
Jongens, weest
de daad.
daad.
fongens,
weest mannen
mannen van
van de
Werkw. : weest (kopp. ww.
Geb. W.)
ww. Geb.
Ond.
wat moeten
moeten wezen?
wezen? (Gij
e.o.)
: wie, wat
(Gij e.o.)
: weest mannen : kopp.
Gez.
kopp. :: weest
nwd. d. : mannen
Hier blijven
blijven 2 zinsdelen
zinsdelen over:
over :
«Jongens»
persoon die
die aangesproken
aangesproken wordt
wordt:: aanspreking.
«fongens » :: de
de persoon
«van de
de daad
daad»» :: legt
uit hoedanig
hoedanig de mannen
mannen moeten
moeten zijn.
zijn.
legt uit
Dus, als
Dus,
als ik verder
verder ga
ga met
met de
de ontleding
ontleding::
Aanspr. :: jongens
Aanspr.
Bijvg. bep.
mannen : van
zelfst. nw.
van de
Bijvg.
bep. bij zelfst.
nwo mannen:
de daad.
28
Woord
Bediening
Bediening
Woordsoort
Buiging
Jongens
weest
weest
zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
zelfst.
zijn
kopp. ww. zijn
aanspr.
kopp.
weest
(gij)
mannen
van
de
daad
zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
zelfst.
voorz.
bep. lidw.
lidw.
bep.
zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
zelfst.
m. mv.
2e p. mv. O. T. T.
2.•
Geb. W.
W. A.
A. V.
V.
Geb.
m. mv.
nwd. d.
vr. e.
vr.
vr. e.
e.
vr.
g.
g. b.
b. b.
b.
bijvg. bep.
bep. zelfst.
zelfst. nw.
bijvg.
nwo
(gij)
daad
daad
mannen
bij
hij antwoorde,
antwoorde, die
die wijsneus.
wijsneus.
Dat hij
Werkw. :: antwoorde (gez. ww. -)
—)
Ond.
wie; wat
wat antwoorde?
antwoorde? : :V.v. O.
: wie,
o. :: hij
e.
O. : :wijsneus
wijsneus
e. o.
Gez.
: antwoorde
Voor de
de woordontleding
woordontleding wordt
woordje ««dat»
hier niet
niet ontleed.
ontleed.
Voor
wordt het
het woordje
dat » hier
aanvoeg. wijze).
wijze).
(Zie aanvoeg.
Woord
Hij
antwoorde
de
wijsneus
Woordsoort
Pers.
vnw.
Pers. vnw.
Gez. ww.
antwoorden
bep.
lidw.
bep. lidw.
zelfst.
nwo Sn.
Sn.
zelfst. nw.
Buiging
3* p.
p. e.
3'
33*e p.
O. T.
T. T.
T.
p. e. O.
A. V.
V.
Aanv. W.
W. A.
m. e.
m. e.
Bediening
v. O.
o.
ww. gez.
Bij
antwoorde
wijsneus
g. b.
g.
b. b.
b.
o.
e. O.
wijsneus
antwoorde
OVERZICHT DER
DER BEPALINGEN
BEPALINGEN
I. Bepalingen
Bepalingen bij
bij het
hetzelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord of
ofals
alszelfstandig
zelfstandig
naamwoord
woorden ::
naamwoord gebruikte woorden
Bijvoeglijke
bepalingen ::
Bijvoeglijke bepalingen
a.
bijvoeglijke bepaling
b.).
Gewone bijvoeglijke
bepaling(g.
(g. b.
b. b.).
a. Gewone
b.
zelfstandig naamwoord
nw.).
Bepaling bij
bij het
het zelfstandig
naamwoord (bijvg.
(bijvg. bep.
bep. zelfst. nw.).
b. Bepaling
C.
Bijstelling (bijst.).
c. Bijstelling
2. Bepalingen
werkwoord::
Bepalingen bij
bij het
het werkwoord
a.
Voorwerpen::
a. Voorwerpen
I. Lijdend
Lijdend voorwerp
voorwerp (lijd.
(lijd. vw.).
vw.).
2. Meewerkend
Meewerkend voorwerp
voorwerp (meew.
(meew. vw.).
3. Handelend
Handelend voorwerp
voorwerp (hand.
(hand. vw.).
4. Voorzetselvoorwerp
Voorzetselvoorwerp (voorz.
(voorz. vw.).
b. Bijwoordelijke
bepalingen::
Bijwoordelijke bepalingen
I. Plaats
Plaats::
Ligging(bijwd.
(bijwd. bep.
bep. lig.).
Ligging
lig.).
Richtingof
of ingang
ingang(bijwd.
(bijwd. bep.
bep. richt. ing.).
Richting
ing.).
29
Doorgang (bijwd.
(bijwd. bep.
bep. doorg.).
doorg.).
Doorgang
Uitgang (bijwd. bep.
bep. uitg.).
uitg.).
Uitgang
2. Tijd
Tijd::
2.
Tijdstip (bijwd.
(bijwd. bep.
bep. tst.).
tst.).
Tijdstip
(bijwd. bep.
bep. tr
tr.).
.).
Tijdruimte (bijwd.
3. Middel
Middel (bijwd. bep.
bep. mid.).
mid.).
Manier (bijwd. bep.
bep. man.).
4. Manier
Begeleiding (bijwd. bep.
bep. beg.).
5. Begeleiding
bep. red.).
6. Reden (bijwd. bep.
Oorzaak (bijwd.
(bijwd. bep.
bep. oorz.).
oorz.).
7. Oorzaak
bep. doel).
8. Doel (bijwd. bep.
bep. maat).
9. Maat (bijwd. bep.
10. Stof (bijwd. bep.
bep. stof).
10.
11.
Beperking of modaliteit
modaliteit (bijwd. bep.
bep. mod.).
I 1. Beperking
bij het
bij het
c. Bepalingen
Bepalingen bij
het bijvoeglijk
bijvoeglijk naamwoord
naamwoord (bep.
(bep. bijvg.
bijvg. nw.),
nw.), bij
het
het
bijvoeglijk
telwoord
of
voornaamwoord.
bijwoord (bep.
bijwd.),
bij
het
bijvoeglijk
telwoord
of
voornaamwoord.
(bep. bijwd.),
bepalingen worden ook bijwoordelijk
bijwoordelijk geheten.
geheten.
Deze bepalingen
Bepaling van
van gesteldheid
gesteldheid (bep. gest.).
d. Bepaling
DE BIJVOEGLIJKE
DE
BIJVOEGLIJKE BEPALINGEN
BEPALINGEN
Wanneer ik zeg
boek », dan
Wanneer
zeg ««boek
dan kunt
kunt gij
gij uudat
datboek
boek niet
nietvoorstellen.
voorstellen. Gij
Gij
weet niet over welk boek
boek het
boek ik
ik bedoel,
bedoel,
het gaat.
gaat. Om
Om beter te weten
weten welk
welk boek
moet
geven over dat boek.
boek. Deze
Deze andere
andere
nnoetik
ik met
met andere
andere woorden
woorden meer uitleg geven
woorden
moeten het
het boek
boek nader
nader bepalen.
bepalen.
woorden moeten
I . Het
I.
Hetboek,
boek, mijn
mijnboek,
boek, een
een mooi
mooi boek,
boek, vijf
vijfboeken,
boeken, dat
dat boek,
boek, het
het
gescheurde
boek daar.
gescheurde boek,
boek, het
het boek
2. Het
boek van
omslag, het
het boek
boek in de
de kast.
kast.
Het boek
van Jan,
Jan, het
het boek
boek met
met die omslag,
OEFENING:
in een
een zin.
zin.
Gebruik die
die uitdrukkingen
uitdrukkingenII en
en 2 in
OEFENING : Gebruik
Die
bijgevoegde woorden
woord ««boek»
één geheel,
geheel,
Die bijgevoegde
woordenvormen
vormen met
met het
het woord
boek » één
één groep
groep woorden.
woorden. Ze dienen
boek »
één
dienen om
om het
hetzelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord «
«boek»
juister
bepalen.
juister te bepalen.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Bepalingendie
diestaan
staanbij
bij een
een zelfstandig
woord (meestal
een zelfBepalingen
zelfstandig woord
(meestal een
zelfbepalingen.
standig
standignaamwoord)
naamwoord)noemt
noemtmen
men:: Bijvoeglijke
Bijvoeglijke bepalingen.
30
I. DE
DE GEWONE
GEWONEBIJVOEGLIJKE
BIJVOEGLIJKE BEPALING
BEPALING (g. b.
b.).
b. b.).
Het boek
het uitstalraam.
uitstalraam.
boek lag
lag in het
Daar scheurde
scheurde broertje
broertje mijn boek.
lk lees graag een
Ik
een mooi boek.
Vader gaf mij
Vader
mij vijf boeken
boeken als
beloning.
als beloning.
boek beviel
beviel mij
mij wel.
Dat boek
wel.
boek moest
Het gescheurde boek
moest vergoed
vergoed worden.
Geef mij het boek daar.
De vet gedrukte
gedrukte woorden
woorden vormen
vormen op
opzichzelve
zichzelve geen
geen afzonderlijk
afzonderlijk zinsdeel
zinsdeel::
zij
behoren tot
tot het
hetzelfstandig
zelfstandig naamwoord.
naamwoord. Deze
bij het
het
zij behoren
Deze woorden
woorden zijn
zijn bij
zelfstandig
is de
de meest
meest eenvoudige
eenvoudige bijvoeglijke
bijvoeglijke
zelfstandig naamwoord
naamwoord bijgevoegd.
bijgevoegd. Het is
bepaling : de
gewone bijvoeglijke bepaling
bepaling:
de gewone
bepaling (g. b.
b.).
b. b.).
Welke woorden
woorden kunnen
kunnen g.
b. b.
b. zijn?
g. b.
het lidwoord (de
van het
het lidwoord) :: Het boek
I. het
(de enige
enige bediening
bediening van
boek is
is mooi.
2. Het bijvoeglijk
bijvoeglijk naamwoord
naamwoord :: Ik
een
mooi
boek.
lk lees graag
graag een mooi boek.
Een telwoord:
telwoord : Vader
Vader gaf
gaf mij vijf boeken.
3. Een
4. Een
Een bijvoeglijk
voornaamwoord
boek was
bijvoeglijk voornaamwoord:: Mijn boek
was nieuw.
nieuw. -— Dat boek
beviel
daar? -— Enkele boeken
beviel mij. -— Welk boek
boek ligt daar?
boeken vielen
vielen in
in het
het slijk.
Een voltooid
boek moest
5. Een
voltooid deelwoord
deelwoord:: Het gescheurde boek
moest betaald worden.
6. Een
onvoltooid deelwoord
deelwoord :: Het
Het over
de ontleding
ontleding handelend boek
Een onvoltooid
over de
is af.
is
af.
7. Een
infinitief:: Het te betalen
betalen boek
op de
de rekening
rekening gezet.
Een infinitief
boek werd
werd op
Een bijwoord
8. Een
bijwoord gebruikt als
als bijvoeglijk
bijvoeglijk woord
woord:: Geef
Geef mij het boek daar.
b. b.
b.
De
ontleding van
De ontleding
van de
de g.
g. b.
Blijf toch
toch niet
niet in
in die
die donkere
donkere kamer.
kamer.
De uitgezonden
uitgezonden redders
redders vonden
vonden de
de verongelukte
verongelukte vlieger.
vlieger.
Welke sommen
kind niet
niet maken?
maken?
sommen kan
kan dat
dat kind
Een zeker heer
drie knechten.
knechten.
heer had drie
De goede
De
goede priester
priester troostte
troostte de
de jammerende
jammerende weduwe.
weduwe.
werd door
De te betalen schadevergoeding
De
schadevergoeding werd
door de
de bevoegde
bevoegde rechtbank
rechtbank vastvastgesteld.
genodigdenkwamen
kwamen een
een uur
uur later.
De laatste genodigden
OEFENING:
redekundig de
de bovenstaande
bovenstaande zinnen.
Schrijf de
de
Ontleed redekundig
zinnen. -— Schrijf
OEFENING : Ontleed
zinnen
eenmaal de
b. b.
b. en
en tweemaal
tweemaal het
hetbepaalde
bepaalde woord.
woord.
zinnen af.
af. Onderlijn eenmaal
de g.
g. b.
31
Woord
Woord
Woordsoort
Woordsoort
Buiging
Buiging
Bediening
Bediening
bij
die
die
donkere
donkere
kamer
kamer
Aanw. bijvg.
bijvg. vnw.
vnw.
Aanw.
Bijvg. nw.
nwo
Bijvg.
Zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
Zelfst.
vr.
vr. e.
e.
vr. e.
e.
vr.
vr.
vr. e.
e.
g.
g. b.
b. b.
b.
g.
g. b.
b. b.
b.
bijwd. bep.
bep.
kamer
kamer
kamer
kamer
blijf
blijf
de
de
uitgezonden
uitgezonden
Bep. lidw.
lidw.
Bep.
Gez. ww.
ww. uitzenden
uitzenden
Gez.
m. mv.
Volt. dw.
dw. m.
m. mv
mv..
Volt.
g.
g. b.
b. b.
b.
g.
g. b.
b. b.
b.
redders
redders
redders
redders
redders
redders
welke
welke
sommen
nwo Sn.
Sn.
Zelfst. nw.
Vrag. bijvg.
bijvg. vnw.
vnw.
Vrag.
nwo Sn.
Sn.
Zelfst. nw.
m. mv.
mv..
vr. mv
mv..
vr. mv
e. o.
o.
g.
g. b.
b. b.
b.
Lijd.
Lijd. vw.
vwo
vonden
sommen
kan
kan maken
maken
Een
zeker
heer
drie
knechten
Onbep. lidw.
lidw.
Onbep.
bijvg. vnw.
Onbep. bijvg.
Zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
Zelfst.
Bep. htw.
htw.
Bep.
Zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
Zelfst.
m. e.
m. e.
e.
m.
m. e.
e.
m.
m. mv.
m.
mv.
m.
m. mv.
mv.
g.
g. b.
b. b.
b.
g.
g. b.
b. b.
b.
e. o.
e.
o.
g.
g. b.
b. b.
b.
Lijd.
vwo
Lijd. vw.
heer
heer
had
knechten
had
jammerende
jammerende
weduwe
Gez. ww. jammeren
jammeren
Zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
Zelfst.
Onvolt. dw.
dw. vr.
vr. e.
e.
e.
vr. e.
g. b.
g.
b. b.
b.
Lijd. vw.
Lijd.
vwo
weduwe
troostte
betalen
te betalen
betalen
Gez. ww. betalen
ais bijvg.
bijvg. w.
als
Zelfst.
nwo Sn.
Sn.
Zelfst. nw.
Inf.
Inf. gebr.
gebr.
vr. e.
e.
vr.
vr. e.
vr.
e.
g. b.
g.
b. b.
b.
e. o.
e.
o.
Bijwd.
gebr. als
als bijvg.
bijvg. w.
Bijwd. gebr.
Zelfst.
nwo Sn.
Sn.
Zelfst. nw.
o. e.
o. e.
g. b.
g.
b. b.
b.
bijwd. bep.
bijwd.
bep.
schadevergoeding
werd vastgewerd
vastgesteld
uur
kwamen
schadevergoeding
later
uur
Bezie
buigingen eens
en het getal
getalvan
vande
degewone
gewone
Bezie in
in de
de kolom
kolom der buigingen
eens het
het genus en
bijvoeglijke
van het
het bepaalde
bepaalde woord.
bijvoeglijke bepaling
bepalingen
en die
die van
ONTHOUD:
ONTHOUD
:
De g.
De
g. b.
b. b.b.komt
komtiningenus
genusenengetal
getalovereen
overeen met
methet
heteersteerstvolgend
zelfstandig woord.
volgend zelfstandig
In bovenstaande
zinnenzijn
zijnniet
nietalle
alleg.g.b.b.b.
b. ontleed.
ontleed. -— OntOEFENING:
bovenstaande zinnen
OEFENING In
:
leed
zo ge
gekunt,
kunt,dedebepaalde
bepaaldezelfstanzelfstanleed nu
nu zelf
zelf de
deoverblijvende
overblijvendeg.g.b.
b. b.
b. en, zo
dige
dige woorden.
LET
LET OP!
stonden open
open voor
voor de
Alle zeeën
gewesten stonden
de Romeinen.
Romeinen.
zeeën en gewesten
Gij
uw vader
vader en
en moeder
moeder beminnen.
beminnen.
Gij moet uw
Onze
broeders en
zusters gaan
gaan naar
naar Brussel.
Brussel.
Onze broeders
en zusters
In
deze zinnen
zinnen staat
staat de
de gewone
gewone bijvoeglijke
bijvoeglijke bepaling
bepaling bij
meer dan
dan één
één
In deze
bij meer
zelfstandignaamwoord.
naamwoord.Om
Om te
te weten welk
zelfstandig
welk genus
genus en
en getal
getal wij aan
aan de g. b.
b. b.
b.
32
moeten geven,
geven, herzien
moeten
herzien wij de
de regels
regels opgegeven
opgegeven bij
bij het
het naamwoordelijk
naamwoordelijk
deel van
deel
van het
het gezegde.
gezegde.
Hebt gij
gij ze
ze goed
goed en
en met
metaandacht
aandacht herlezen?
herlezen? Tracht
Tracht dan
dan eens
eens de
de volgende
oefening
maken::
oefening te maken
a)
Ontleed redekundig
redekundig die
die zinnen.
zinnen.
a) Ontleed
b. Ontleed
b.
Ontleed in
in kolommen
kolommen:: de
g. b.
b. b.b.en
ende
debepaalde
bepaalde woorden.
woorden.
de g.
DE BIJVOEGLIJKE
BIJVOEGLIJKE BEPALING
BEPALING BIJ
HET ZELFSTANDIG
ZELFSTANDIG NAAM2. DE
BIJ HET
WOORD OF
BIJ HET ZELFSTANDIG
ZELFSTANDIG GEBRUIKT
OF BIJ
GEBRUIKT WOORD.
WOORD.
a.
MET VOORZETSEL
VOORZETSEL::
a. MET
De bomen
park spiegelden
spiegelden zich
van de
de vijver.
vijver.
bomen in
in het
het park
zich in
in het
het water van
De trein
naar Antwerpen
Antwerpen had
had vertraging.
vertraging.
trein naar
dag na
gaan wij naar
De dag
na Kerstmis
Kerstmis gaan
naar huis.
huis.
De
brug over
over de
de rivier
rivier werd
werddoor
door de
deontploffing
ontploffing vernield.
vernield.
De brug
De vaas
De
vaas op
op de
de schouw
schouw was
was gebroken.
gebroken.
het water.
Een lelie
hart dreef
Een
lelie met
met gouden
gouden hart
dreef op het
De steenweg
steenweg op
op Brussel
opgebroken.
Brussel is opgebroken.
Een
uur vóór
kwamen wij
wij samen.
samen.
Een uur
v66r het
het vertrek kwamen
De
haan op
op de
de toren
toren isis verguld.
verguld.
De haan
Het roken
roken van
van de
de pijp
pijP bevordert
spijsvertering.
bevordert de spijsvertering.
De gevaren
drinken zijn groot.
groot.
gevaren van
van het
het drinken
Niemand van
heren dienen.
Niemand
van ons
ons kan
kan twee heren
dienen.
Een
van beiden
beiden was
in fout.
fout.
Een van
was in
Wie
van de
apostelen heeft Jezus
Jezus verraden?
verraden?
Wie van
de apostelen
Geen
van allen
sprak een woord.
Geen van
allen sprak
Waar
ter wereld
bevinden wij ons?
ons?
Waar ter
wereld bevinden
OEFENING:
voor alle
alle zinnen
zinnen :
OEFENING : Doe
Doe zo voor
Bepaling
park
vijver
Verbonden
Verbonden door
van
in
aan 't bep. zelfst. woord
bomen
water
Schrijf onder
onder aan
aan elke
elke kolom
Schrijf
kolom welke
welke soorten
soorten van
van woorden
woorden er
erininstaan.
staan.
BESLUIT:: De
bepaalde woorden
woorden zijn
zijn zelfstandige
zelfstandige naamwoorden
naamwoorden of
of zelfDe bepaalde
BESLUIT
gebruikte woorden.
woorden.
standig gebruikte
De bepalingen
bepalingen zijn
zijn zelfstandige
zelfstandige naamwoorden
naamwoorden of
ofzelfstandig
zelfstandig gebruikte
gebruikte
woorden.
De bepaling
bepaling is
is aan
aan het
het bepaalde
bepaalde woord
woord verbonden
verbonden door
door een
een voorzetsel.
voorzetsel.
33
Van Osla
Ontl.
Osta :: Red. OntI.
22
b.
ZONDERVOORZETSEL.
VOORZETSEL.
b. ZONDER
Drink liever
Drink
liever een
een glas
glas melk.
melk.
Een
massa volk
volk verdrong
verdrong zich
zich vóór
Een massa
v66r het
het magazijn.
Ik
die winkel
winkel iets
iets moois
moois gezien.
gezien.
heb in die
lk heb
De
hovenier gaf mij
mij een
een korf
korfappelen.
appelen.
De hovenier
Moeder kocht
kocht een kilo
pruimen.
kilo pruimen.
Om de
Om
de liefde
liefde Gods,
Gods, help
help die
die arme
arme man.
man.
De melkboer zijn koe
koe is
is gaan
gaan lopen.
Gods
is voor
voor ons
ons op het kruis
kruis gestorven.
gestorven.
Gods Zoon
Zoon is
De naam
des Heren
Heren weze gezegend.
naam des
De 19°
19· eeuw
eeuw wordt de
de eeuw
eeuw der
derspoorwegen
spoorwegen genoemd.
genoemd.
OEFENING:
voor alle
alle zinnen
zinnen ::
Doe zo voor
OEFENING : Doe
Bepaling
Bepaalde
Zelfstandig woord
woord
Bepaalde Zelfstandig
melk
glas
Schrijf onder de
le kolom
kolom welk
welk soort
Schrijf
de I·
soort woord
woord de
de bepaling
bepaling is.
is.
Schrijf
onder
de
2·
kolom
welk
soort
woord
het
bepaalde
woord is.
is.
Schrijf onder de 2e kolom welk
woord het bepaalde woord
In
deze zinnen
zinnen is
is de
de bepaling
bepaling niet
niet door
door een
een voorzetsel
voorzetsel aan
aan het
hetbepaalde
bepaalde
In deze
woord
verbonden. In de
de eerste
eerste vijf
vijfzinnen
zinnen zou
zouhet
hetzelfs
zelfs onjuist
onjuist zijn
zijn een
een
woord verbonden.
voorzetsel
bepaalde woord te
te plaatsen.
plaatsen.
voorzetsel tussen
tussen de
de bepaling
bepaling en
en het bepaalde
In de laatste
In
laatste vijf
vijf zinnen
zinnen is
is het
het voorzetsel,
voorzetsel,dat
datde
debepaling
bepalingaan
aanhet
hetbepaalde
bepaalde
woord
moet verbinden,
verbinden, weggevallen.
weggevallen. Zie maar!
maar!
woord moet
Zonder voorzetsel
Om de liefde
Om
liefde Gods.
Gods.
De
melkboer zijn
zijn koe.
koe.
De melkboer
Gods Zoon.
Gods
De
naam des
des Heren
Heren
De naam
De
eeuw der
der spoorwegen.
spoorwegen.
De eeuw
Met voorzetsel
voorzetsel
Om de liefde
Om
liefde van
van God.
God.
van de
de melkboer.
melkboer.
De
koe van
De koe
De
Zoon van
van God
God
De Zoon
De
naam van
Heer.
De naam
van de
de Heer.
De eeuw
De
eeuw van
van de
despoorwegen.
spoorwegen.
ONTHOUD :
ONTHOUD:
Bijvg.
Zelfst. nw.
nwo
Bijvg. bep.
bep. Zelfst.
Bepaalde
woord:: isis een
eenzelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord of
een zelfzelfBepaalde woord
of een
standig gebruikt
gebruikt woord.
standig
Bepaling:
eenzelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord of
of een
een zelfstandig
,zelfstandig gebruikt
gebruikt
Bepaling : isiseen
woord.
Bepaling is
is al
al of
of niet
niet door
door een
een voorzetsel
voorzetsel aan
aan het
het bepaalde
bepaalde woord
woord
verbonden.
34
ONTLEDING VAN
VAN DE
BUVOEGLIJKE BEPALING BIJ
DE ONTLEDING
DE BIJVOEGLIJKE
ZELFSTANDIG
BIJ HET ZELFSTANDIG
NAAMWOORD.
NAAMWOORD.
Redekundig
Bijvg.
Bijvg. bep.
De zoon
de bakker sloeg
sloeg de
de hond
hond van
van de
de smid.
smid.
zoon van
van de
Werkw. :: sloeg (gez. ww. -)
Ond. : Wie,
Ond.
Wie, wat sloeg?
sloeg? De zoon (e.
0.)
(e. o.)
Gez. :: sloeg
Gez.
Lijd. vwo
vw. : Wie,
lijd.
Wie,
—)
wat sloeg
sloeg de
de zoon? De hond
de bakker
van de
van de
van
de smid
smid
De pot
de aardappelen
bevat twee
twee liter water.
De
pot voor de
aardappelen bevat
water.
bevat (gez.
(gez. ww.
ww. —)
Werkw. :: bevat
-)
Ond. :: Wie,
Ond.
wat bevat? de
pot (e. 0.)
de pot
o.)
Gez. :: bevat
Gez.
Lijd. vw.
lijd.
vwo :: Wie,
wat bevat de pot?
Twee liter
pot? Twee
voor de
de aardappelen
voor
water
De winkel
de hoek
hoek van
van de
de straat
straatisisgesloten.
gesloten.
winkel op
op de
is gesloten
Werkw. :: is
gesloten (gez. ww. -)
—)
Ond. : Wie,
Ond.
Wie,
wat is
gesloten? de
de winkel (e.o.)
is gesloten?
(e. o.)
Gez. :: is gesloten
Gez.
de hoek van de
de straat
op de
Waar ter
mogen wij
wij zijn?
Waar
ter wereld mogen
zijn?
mogen zijn (gez. ww. -)
Werkw. :: mogen
—)
Ond. :: Wie,
mogen zijn?
zijn? wij (e. 0.)
wat mogen
o.)
mogen zijn
Gez. :: mogen
Bijwd.
Bijwd. bep.
bep. :: waar
ter wereld
Is
van de
Is August
August de
de verstandigste van
de klas?
Werkw. :: is (kopp. ww. -)
—)
Ond. : Wie,
Ond.
Wie,
wat is? August
(e. o.)
August (e.
0.)
Gez.
Gez. :: is de
de verstandigste
verstandigste (leerling)
(leerling)
kopp.
kopp. :: is
nwd. d. :: de
de verstandigste
verstandigste (leerling)
van de
van
de klas
klas
In deze
deze zin
zin was
was het
het bepaalde
bepaalde zelfstandig
zelfstandig naamwoord
In
naamwoordniet
niet uitgedrukt.
uitgedrukt. Het
was verzwegen.
de ontleding
ontleding duiden
duiden wij
wij een
een woord
woorddat
datverzwegen
verzwegen is,
is,
was
verzwegen. In
In de
aan
tussen
aan tussen
( ( ).).
35
Ter
Ter herhaling
herhaling ontleden
ontleden wij
wijde
delaatste
laatste33zinnen
zinnenvolledig
volledigspraakkundig,
spraakkundig, dit
dit isis
in
in kolommen.
kolommen. Om de
de laatste
laatste 2 kolommen
kolommen juist
juist in
in te vullen,
vullen, kijken
kijken wij
wij bij
bij
de redekundige
redekundige ontleding.
ontleding. (De
(De lidwoorden
lidwoordenzijn
zijnweggelaten).
weggelaten).
de
Woordsoort Buiging
Buiging
Woordsoort
winkel
winkel
op
hoek
hoek
van
van
straat
straat
gesloten
is gesloten
Waar
ter
wereld
mogen zijn
zijn
mogen
wij
Is
August
verstandigste
van
klas
Bediening
Bediening
bij
bij
is
is gesloten
gesloten
hoek
bijvg.
bijvg. bep.
bep. zelfst.
zelfst. nw.
nwo winkel
straat
straat
zelfst. nw.
bijvg.
bijvg. bep.
bep. zelfst.
nwo hoek
winkel
ww. gez.
gez.
Zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn. m.
m. e.
Zelfst.
Voorz.
Voorz.
m. e.
Zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn. m.
Zelfst.
Voorz.
Voorz.
Zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn. vr. e.
e.
Zelfst.
Gez. ww.
3*
p. e.
e. V. T.
3" p.
T. T.
T.
Gez.
P. V.
V.
sluiten
Aant. W.
Aant.
W. P.
sluiten
e. o.
O.
Vrag. bijwd.
bijwd.
Vrag.
gebr.
Zelfst. gebr.
Voorz.
Zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn. m. e.
Zelfst.
Ie p. mv. 0.T.T.
O.T.T.
ie
Gez. ww.
mogen zijn
A. V.
V.
Aant. W. A.
mogen
Pers. vnw.
vnw.
1*
p. mv.
Pers.
I" p.
mv.
Bijwd.
Bijwd. bep.
bep.
mogen
mogen zijn
zijn
Bijvg.
Bijvg. bep.
bep. zelfst.
zelfst. w.
W.
ww. gez.
gez.
wereld
waar
wij
e. o.
O.
e.
mogen
mogen zijn
zijn
kopp.
August
Kopp. ww.
3"
p. e.
T. T.
T.
e. O.
0. T.
3* p.
Kopp.
Aant. W.
W. A. V.
V.
Aant.
zijn
Zelfst. nw.
nwo Eig. m.
e.
m. e.
Zelfst.
Bijvg. nw.
nwo
m. e.
Bijvg.
Voorz.
Zelfst.
nwo Sn.
Sn. vr.
e.
vr. e.
Zelfst. nw.
is
(leerling)
klas
Bijvg. bep.
bep. zelfst.
nwo (leerling)
Bijvg.
zelfst. nw.
e. o.
O.
e.
g. b.
g.
b. b.
b.
3. DE
BIJSTELLING.
DE BIJSTELLING.
de hoofdstad,
is ook
Brussel, de
hoofdstad, is
ook de
de hoofdplaats
hoofdplaats van
van Brabant.
Brabant.
van de
de rechteroever
Antwerpen,
havenstad, ligt op de
rechteroever van
de Schelde.
Schelde.
Antwerpen, onze
onze havenstad,
Door zijn vader,
Door
vader, de
de notaris,
notaris, werden
werden wij
wijingelicht
ingelichtover
overdie
dieerfeniskwestie.
erfeniskwestie.
Jozef,
de doelman,
doelman, werd
werd van
van het
het terrein
terrein gedragen.
gedragen.
fozef, de
Bobby,
hond, is
is gestorven.
Bobby, onze
onze hond,
Hij dweept
de West-Vlaamse
West-Vlaamse dichter.
dichter.
Gezelle, de
dweept met GezeIIe,
de bosanemoon,
bosanemoon, een
eenklein
klein en
en wit bloempje.
Bij het begin van de lente bloeit de
bloempje.
voor zijn walsmuziek.
De stad
Wenen is
is gekend voor
walsmuziek.
stad Wenen
de berg Sinaï.
God
geboden op de
Sinaï.
God gaf Mozes de tien geboden
Gij
moet oom
oom Willem
Willem dit
ditboekje
boekje brengen.
brengen.
Gij moet
Keizer
Karel bestreed
bestreed de
de Turken.
Turken.
Keizer Karel
Wij
beiden zijn
zijn gestraft.
Wij beiden
Wij
de vurige
vurige stede.
stede.
gaan naar Luik, de
Wij gaan
OEFENING:
OEFENING :
Bepaalde
Bepaalde woord
woord
Brussel
Brussel
Antwerpen
Antwerpen
vader
vader
36
Bepaling
Bepaling
hoofdstad
hoofdstad
havenstad
havenstad
notaris
notaris
Doe
verder voor
voor de
devolgende
volgende zinnen.
zinnen.
Doe zo verder
De bepaalde
bepaalde woorden
woorden zijn
zijn zelfstandige
zelfstandige naamwoorden.
naamwoorden. Het kunnen
kunnen ook
ook
zelfstandig gebruikte
gebruikte woorden
woorden zijn.
zelfstandig
zijn.
De bepalingen
bepalingen zijn zelfstandige
zelfstandige naamwoorden.
naamwoorden. Het
Het kunnen
kunnenook
ookzelfstandig
zelfstandig
gebruikte woorden
gebruikte
woorden zijn.
zijn.
Maar
nu ook
ook op
op dat
dat
Maar merk nu
Brussel
is ««zijn
vader»
Brusselen
en de
de hoofdstad,
hoofdstad,één
éénen
endezelfde
dezelfdestad
stadis.is.- — Zo
Zo is
zijn vader
»
en
notaris»
één en
en dezelfde
dezelfde persoon.
persoon.
en ««de
de notaris
» één
Zo gij
gij nu
nu zelf
zelfininde
devolgende
volgendezinnen
zinnen de
debepaling
bepaling en
en het
hetbepaalde
bepaalde woord
woord
vergelijkt, zult
vergelijkt,
zult gij
gij bemerken
bemerken dat
datén
énbepaling
bepalingén
énbepaalde
bepaaldewoord
woordsteeds
steeds
één en dezelfde
één
dezelfde persoon,
persoon, dier of
of zaak
zaak vernoemen.
vernoemen.
De bepaling
bepaling is
is bijgesteld
bijgesteld bij
bij het
het bepaalde
bepaalde woord als
als een
een 2e
2" naam
naam voor dedepersoon, hetzelfde
hetzelfde dier of
of dezelfde
dezelfde zaak.
zaak.
zelfde
zelfde persoon,
een bepaling
noemt men
men een
een bijstelling.
bijstelling.
Zulk een
bepaling noemt
ONTHOUD:
ONTHOUD
Een
bijstelling isis een
bijvoeglijke bepaling
Een bijstelling
een bijvoeglijke
bepalingdie
die een
een persoon,
persoon, dier
dier of
zaak
tweede maal
maal noemt.
noemt.
zaak voor
voor de tweede
:
De 5 geboden
geboden van
bijstelling.
van de bijstelling.
De bijstelling
bijstelling ::
I. isiseen
eenzelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord of
of een
een zelfstandig
zelfstandig gebruikt
gebruikt woord,
woord, en
en
2. staat
een zelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord of
of zelfstandig
zelfstandig gebruikt woord.
woord.
staat bij een
3. Tussen
bepaalde woord
voorzetsel.
Tussen de
de bijstelling
bijstellingen
en het
het bepaalde
woord staat
staat geen
geen voorzetsel.
4. Het tweede
tweede zelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord of zelfstandig
zelfstandig gebruikt
woord isis
gebruikt woord
bijstelling.
5. Als
bijstelling een
een soortnaam
soortnaam is,
is, staat
staat zij
zijtussen
tussen 22leestekens.
leestekens.
Als de bijstelling
Let echter
echter wel
wel op!
op!
I.
Alle zelfstandige
zelfstandige naamwoorden
naamwoorden die
die tussen
tussen 22 leestekens
leestekens staan,
staan, zijn
zijn
I . Alle
daarom
geen bijstelling.
bijstelling.
daarom geen
van de
de in vet
Zoek zelf
zelf maar
maar eens
eens de bediening
bediening van
vet gedrukte
gedrukte woorden
woorden::
« Daar,
Daar. Jan
Jan!»
vader.
! » ze;
zei vader.
« Gegroet, Koningin der martelaren.
«Gegroet,
martelaren. »
«Gij,
de schuldige.
schuldige. »
« Gij, jongen, zijt de
2. De
bijstelling volgt
volgt niet
niet altijd
altijd onnniddellijk
onmiddellijk na
na het
hetbepaalde
bepaalde woord.
woord.
De bijstelling
Zie zelf
zelf maar
maar eens
eens in
in de
devolgende
volgende zinnen
zinnen::
Wij hebben
hebben de
de portier
portier van
van de
de schouwburg,
schouwburg, een
een heel
heel geschikt
geschikt man,
man, met
met
zijn jubileum
jubileum gefeliciteerd.
37
hond van
van de
een Duitse
beet de
De hond
de bakker,
bakker, een
Duitse scheper, beet
de dief in
in zijn
zijn been.
been.
De hulp
de geteisterden,
geteisterden, een
een levend
levend bewijs
bewijs van
van naastenliefde,
naastenliefde, was
was
hulp aan de
nu georganiseerd.
nu
georganiseerd.
De Gekruisigde
Gekruisigdewas
wasde
de Zoon
Zoon van
van Maria en
en fozef,
Jozef, Jezus
Jezus van
van Nazareth.
Nazareth.
Soms kan
kan de
de bijstelling
bij een
3. Soms
bijstelling bij
een hele
hele zin
zin behoren.
behoren.
: een
Hij isis ininzijn
zijnexamen
examengedropen
gedropen:
eenongelukkige
ongelukkigegeschiedenis.
geschiedenis.
4. Een
bijstelling kan
kan soms
soms worden
ingeleid door
door een
een tussenwoord,
tussenwoord, als
als::
Een bijstelling
worden ingeleid
namelijk
weten (t.
(t. w.),
w.),onder
onderandere
andere(o.
(0.a.).
a.).
namelijk (nl.),
(nl.), bij voorbeeld
voorbeeld (b.
(b. v.), te weten
Zoek zelf
zelf maar
maar eens
eens de
de bijstellingen
bijstellingen ::
Vele
vogels als
zwaluwen, spreeuwen,
spreeuwen, lijsters,
lijsters, verlaten
verlaten onze
onze streken
streken
Vele vogels
als zwaluwen,
in
de winter.
winter.
in de
Ik
gaarna fruit
fruit b.b.v.v.kersen,
kersen,peren,
peren,sinaasappelen
sinaasappelen en
endruiven.
druiven.
lk eet
eet gaarna
Op
die
vergadering
waren
vele
vooraanstaanden,
o.
a.
de
vertegenwoorOp
vergadering
vele vooraanstaanden, o. a. de vertegenwoordiger
van de
de Koning.
Koning.
diger van
Er zijn
zijn drie
drie goddelijke
goddelijke deugden,
deugden, t.w. het
het geloof,
geloof, de
de hoop
hoop en
en de
de liefde.
liefde.
N. B.
B. Die
Die
tussenwoorden worden
worden niet ontleed.
tussenwoorden
B. BEPALINGEN
B.
BEPALINGEN BIJ
BIJ HET
HET WERKWOORD
WERKWOORD
I. DE
DE VOORWERPEN.
VOORWERPEN.
a. HET
LIJDEND VOORWERP
vw.).
HET LIJDEND
VOORWERP (lijd.
(lijd. vw.).
De leerlingen
leerlingen leren.
Zus nodigde
Zus
nodigde uit.
hovenier besproeit.
De hovenier
besproeit.
God schiep.
God
schiep.
Frans kent.
Frans
Dit zijn
zijn vijf
vijfzinnen
zinnen (Waarom?)
(Waarom?) met
meteen
een onderwerp
onderwerpen
eneen
eengezegde.
gezegde. (Bepaal
(Bepaal
onderwerp en
en gezegde
en schrijf
schrijf er
er bij
onderwerp
gezegde en
bij welk
welk soort
soort gezegde
gezegde het
het is).
is).
« De
leerlingen leren.
- In
deze zin
zin wordt
wordt er
er van
van de
deleerlingen
leerlingen en
en
De leerlingen
leren.»» —
In deze
van het lezen
van
lezen niets
niets verteld.
verteld. De leerlingen kunnen
allerlei eigenschappen
eigenschappen
kunnen allerlei
(vlijtig, zorgzaam,
zorgzaam, goed,
goed, gehoorzaam,
gehoorzaam, braaf)
braaf) hebben.
hebben. Leren kan
hardop,
kan hardop,
niet, stil,
stil, volledig
volledig gebeuren;
gebeuren; het kan
kan een
een spel,
spel, een
een gedicht,
gedicht, een
een les
les zijn.
zijn.
« De leerlingen
leerlingen leren
is dus
dus vrij
vrij onbepaald.
Wij voelen
dat die zin
«De
leren»» is
onbepaald. Wij
voelen dat
zin niet
niet
af is,
dat hij
hij onvolledig
onvolledig is,
iets»
aan ontbreekt.
ontbreekt.
is, dat
is, dat
dat er ««iets
» aan
geldt ook
ook voor de vier andere
Dat geldt
andere zinnen.
zinnen. Aan
Aan elk
elk van
van die
die zinnen
zinnen ontbreekt
« iets
iets ».
38
stellen :
Zeg eens
eens aan
aan vader
vader een
een van
van die
die zinnen; telkens zal
zal hij
hij U de vraag
vraag stellen:
Wat leren de leerlingen
leerlingen?nodigdezus
zusuit?uit?— Wat besproeit de hovenier?
? — Wie nodigde
schiep God?
God? -— Wie of
-— Wie of
of wat
wat schiep
of wat
wat kent Frans?
Frans?
Het
antwoord op
op deze
deze vragen
vragen maakt
maakt de
de betekenis
betekenis van
van het
hetwerkwoord
werkwoord
Het antwoord
vollediger en
vollediger
en duidelijker.
duidelijker. Zie
Zie maar
maar::
De
leerlingen leren
leren hun
De leerlingen
hun les.
Zus nodigde
nodigde haar
vriendinnen uit.
haar vriendinnen
de rozen.
De hovenier
hovenier besproeit
besproeit de
rozen.
en aarde.
God schiep
God
schiep hemel en
aarde.
Frans
man.
Frans kent die man.
Het antwoord : hun
haar vriendinnen,
en aarde,
aarde,
hun les,
les, haar
vriendinnen, de
de rozen,
rozen, hemel en
die man,
man,isiseen
eennieuw
nieuwzinsdeel
zinsdeeldat
dathet
hetwerkwoord
werkwoordbepaalt.
bepaalt. Dat
Datnieuwe
nieuwe
zinsdeel
zinsdeel noemt
noemt men
men:: het lijdend
lijdend voorwerp.
voorwerp.
ONTHOUD :
ONTHOUD:
Het
lijdend voorwerp
deel van
van de
de zin,
zin, dat
dat antwoord
antwoord geeft
geeft
Het lijdend
voorwerp isis het
het deel
op
de vraag
vraag wie?
wie? of
of wat?
wat?gesteld
gesteld vóór
werkwoord gevolgd
gevolgd
het werkwoord
op de
vci6r het
door het
door
het onderwerp.
onderwerp.
Men vindt het
lijdend voorwerp
voorwerp als
als volgt
volgt :
het lijdend
Wie?
Wat?
+
+
+
werkwoord + onderwerp.
WELKE WOORDSOORTEN
VOORKOMEN?
KUNNEN
ALS LIJDEND
LIJDEND VOORWERP
VOORWERP
KUNNEN ALS
Zelfstandige naamwoorden.
rakkers gooiden
De rakkers
gooiden sneeuwballen
sneeuwballen naar de
de voorbijgangers.
voorbijgangers.
Vader berispt zijn
Vader
zijn ongehoorzame
ongehoorzame jongen.
jongen.
Dieren
moogt gij niet
nietmishandelen.
mishandelen.
Dieren moogt
Vliegen
men niet
niet met azijn.
Vliegen vangt
vangt men
Zelfstandig gebruikte
bijvoeglijke naamwoorden
naamwoorden en
en deelwoorden.
gebruikte bijvoeglijke
Men
moet ook
ook het
het kleine
kleine aanvaarden.
aanvaarden.
Men moet
Na de strijd begroef
begroef de
de vijand
vijand zijn
zijngesneuvelden.
gesneuvelden.
Een
priester troostte
troostte de
de gekwetsten.
gekwetsten.
Een priester
God verhoort
God
verhoort de
de rouwmoedige.
rouwmoedige.
In
het uur
uur van
van de
de dood
dood zal
zal Maria
Mariadedestervende
stervende bijstaan.
bijstaan.
In het
39
Zelfstandige voornaamwoorden.
voornaamwoorden.
Bedank hem
hem die
die uu op tijd berispt.
Bedank
Hebt gij dat
dat ook
ook gehoord,
jongen?
gehoord, jongen?
Alles
ik U
Alles heb
heb ik
U nog
verteld.
nog niet verteld.
Jan kent
de mijnen.
Jan
kent mij
mij en de
mijnen.
Zelfstandig
telwoorden.
Zelfstandig gebruikte telwoorden.
De vijand
schoot de
tiende uit
uit elke rij neer.
neer.
vijand schoot
de tiende
De
leraar berispte
beiden.
De leraar
berispte beiden.
Een infinitief.
Een
zieke verlangt
De zieke
verlangt te
te genezen.
genezen.
Mijn broertje
broertje leert
leert zwemmen.
zwemmen.
Tracht
dadelijk tete gehoorzamen.
gehoorzamen.
Tracht dadelijk
Een zelfstandig
gebruikte uitdrukking.
Een
zelfstandig gebruikte
«
Ai»
riep Jan,
toen hij in
in zijn
zijnduim
duimsneed.
sneed.
«Ai
» riep
Jan, toen
Tijdens
« Looft Uwen
Uwen God
God ».
».
Tijdenshet
het lof
lof zongen
zongen wij
wij het
het «Looft
Dat « wablieft»
wablieft » herhaalt
herhaalt gij
gij wat
wat al
Dat
al te
te dikwijls.
dikwijls.
Een
Een zin.
beweerdedat
dat hij
hij zijn boek
De jongen
jongen beweerde
boek verloren
verloren had.
had.
lk hoop
hoop dat
dat gij geen
Ik
geen leugenaar
leugenaar zijt.
kinderen hebben
nooit gezien
gezien hoe
opstaat; ze weten
weten niet
Vele kinderen
hebben nooit
hoe de
de zon
zon opstaat;
eens waar ze ondergaat.
eens
LE.T
LET OP!
Een
lijdend voorwerp
voorwerp is
is van
van een
een andere
andere zin
zin noemt
noemt men
menlijdende
lijdende
Een zin
zin die lijdend
voorwerpszi
n.
voorwerpszin.
De andere
andere zin
zin is
is dan
dan de
de Hoofdzin.
Hoofdzin.
OEFENING:
OEFENING :
Ontleed
de bovenstaande
bovenstaande zinnen
lijdend voorwerp.
voorwerp.
Ontleed de
zinnen en
en zoek
zoek zelf
zelf het lijdend
HIER ZIJN
HIER
ZIJN ZE
ZE WEER
WEER:: DE
DEMOEILIJKHEDEN!
MOEILIJKHEDEN!
OPGEPAST:
zijn niet
niet wat
zij schijnen!
OPGEPAS T : Zij zijn
wat zij
I. Voor
Vooreen
een koppelwerkwoord
koppelwerkwoord kunnen
kunnen ook
wat gegeook de
de vragen
vragen: :wie
wie -— wat
steld
steld worden ::
Jan is
Jan
is een flink student.
student.
Wat —
Wat
- wie
wieisishij?
hij?
Piet scheen
Piet
scheen mijn beste
beste leerling.
leerling.
Wat —
Wat
- wie
wiescheen
scheenPiet?
Piet?
40
Frans
een plaaggeest.
plaaggeest.
Frans wordt een
wie wordt
Wat -— wie
wordtFrans?
Frans?
Een flink
flinkstudent;
student; mijn
mijnbeste
besteleerling;
leerling; een
een plaaggeest
plaaggeest zijn
zijn geen
geenlijdend
lijdend
Een
voorwerp
maar wel
wel : Naamwoordelijk
van het
het gezegde.
gezegde.
voorwerp maar
Naamwoordelijk deel
deel van
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Zoek nooit
Zoek
nooit een
eenlijdend
lijdend voorwerp
voorwerp bij
bijeen
eenkoppelwerkwoord.
koppelwerkwoord.
Bij
koppelwerkwoord staat
staat geen
geen lijdend
lijdend voorwerp.
voorwerp.
Bij een
een koppelwerkwoord
De woorden
2. De
2.
woorden in
in kapitalen
kapitalen zijn
zijn geen
geenlijdend
lijdend voorwerp
voorwerpmaar
maarvormen
vormen
samen met
met het
samen
het werkwoord
werkwoord het
het gezegde.
gezegde.
De duif
vloog de eerste
eerste prijs.
prijs.
duif vloog
Het regent
regent dikke druppels.
druppels.
Hij stierf
stierf een wrede
wrede dood.
dood.
Hij heeft
heeft bitter leed
leed geleden.
Hij ging
ging zijn
gang.
zijn gang.
zijn eigen leven.
Hij leefde
leefde zijn
leven.
Hij droomde
droomde een heerlijke
heerlijke droom.
droom.
Hij sliep
sliep de slaap
slaap der
der rechtvaardigen.
rechtvaardigen.
Hij streed
streed de goede
goede strijd
strijd en
heldendood.
en stierf de heldendood.
Jan
speelt
gevaarlijk
spel.
Jan speelt gevaarlijk
De redenaar
sprak een krachtige
krachtige taal.
taal.
redenaar sprak
Wil
men nog
eerste,
bitter,
Wil men
nog verder
verderontleden
ontledendan
danzijn
zijn
eerste,dikke,
dikke, wrede,
wrede, bitter,
eigen, heerlijke
heerlijkeals
alsbijwoorden
bijwoorden tetebeschouwen.
beschouwen.
Zijn geen
wel bijwoordelijke
3. Zijn
geen lijdend
lijdend voorwerp
voorwerp maar wel
bijwoordelijke bepalingen
bepalingen::
Hij lacht
lacht zich
zich een ongeluk;
ongeluk; een
een breuk.
breuk.
Hij weende
weende bittere tranen.
tranen.
uw keel
Schreeuw uw
keel niet droog.
droog.
Jan
liep
zijn
schoenen
Jan liep zijn schoenen scheef.
LET OP :
Voor
lijdende voorwerpen
voorwerpen in
in zinnen
zinnen met
met meer
meer dan
dan één werkwoord.
Voor de lijdende
hoor een
een lied zingen.
Ik
zingen.
lk hoor
Jan
hoort die
die kunstenaar
kunstenaar zingen.
zingen.
Jan hoort
nachtegaal zijn
zijn lied
Wij hoorden
hoorden de nachtegaal
lied zingen.
zingen.
Ik hoor een
lied zingen.
een lied
lk
—)
Werkw. :: hoor (gez. ww. -)
Ond.
: Wie, Wat hoort?
hoort? ik (e.
0.)
(e. o.)
Gez.
: hoor
41
Lijd. vw. : Wat
lijd. vwo : ~: hoor
hoor ik?
Wat zingt
zingtmen?
men? een
een lied.
lied.
ik? zingen
zingen -— Wat
Wie
lied
zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
O. e.
e.
zelfst.
o.
lijd.
zingen
lijd. vw.
vwo
gez. ww.
zingen
gez.
lijd. vw.
vwo
inf.
lijd.
hoor
zingen
Jan hoorde
hoorde die
die kunstenaar
kunstenaar zingen.
zingen.
fan
hoort (gez.
ww. —)
-)
Werkw. :: hoort
(gez. ww.
: Wie,
Wie, Wat hoort?
hoort? Jan
Ond.
Jan (e.o.)
(e. o.)
Gez.
:: hoort
Lijd.
Wat h
lijd. vw.:
vw.: Wat
kunstenaar
oort J?
an d'
Ie kunstenaar
. hoort
Jan?
die
W
Ie
Wie
kunstenaar
zingen
I
zelfst.
zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
gez.
gez. ww.
ww.
zingen
I
m.
e.
~. e.
inf.
Inf.
m.
e.
m. e.
lijd. vwo
vw.
bep. gest.
gest.
hoort
kunstenaar
Wij hoorden
hoorden de
de nachtegaal
nachtegaal zijn lied
lied zingen.
zingen.
Werkw. :: hoorden
hoorden (gez.
-)
Werkw.
(gez. ww.
ww. —)
Ond.
:
Wie
Ond.
: Wie hoorden?
)
Wij
Wat hoorden.'} W"
IJ ((e.
e. o.)
O.
Wat
Gez.
hoorden
•
Lijd.
vw.
:
Wie
lijd. vwo : lAl
Wie h
? -— de
de nachtegaal
hoorden
wij?
oord
en'wij
nachtegaa 1
nat
Wat
Bep.
zingen -— wat
wat zingt
zingtde
denachtegaal?
nachtegaal? een
een lied
lied
Bep. gest. :: zingen
lijd. vw.
nachtegaal
zelfst.
nwo sn
sn..
m.
e.
hoorden
m. e.
zelfst. nw.
lijd.
vwo
lied
sn..
zelfst.
nwo sn
zelfst. nw.
o.
O.
zingen
gez. ww. zingen
zingen
inf.
m. e.
e.
e.
I
I
lijd. vw.
lijd.
vwo
zingen
bep. gest.
nachtegaal
NOTA:
de bepaling
bepaling van
van gesteldheid
76).
gesteldheid(zie
(zie later
later bladz.
bladz. : 76).
NOTA : Voor de
Het isis aangenaam
aangenaam een boek
lezen.
boek te
te lezen.
Die
man verlangde
verlangde dat huis
huis te
te kopen.
kopen.
Die man
Koppen
zo moeilijk.
moeilijk.
Koppentekenen
tekenenlijkt
lijkt niet
niet zo
Ik
hielp de
de man
man uit
uit het
het water
water halen.
halen.
lk hielp
Moeder
werk maken.
maken.
Moeder hielp
hielp Ria
Ria haar werk
Wij zullen
zullen niet
nietnalaten
nalatenonze
onzefouten
fouten teteverbeteren
verbeteren
Een echte
echte Vlaamse
Vlaamsejongen
jongenzal
zalniet
niet nalaten
nalaten zijn
zijn taal keurig
Een
keurig te
te spreken.
spreken.
SOORTEN
LIJDEND VOORWERP
SOORTEN LIJDEND
VOORWERP ::
Echt
lijdend voorwerp
voorwerp (lijd.
(lijd. vw.)
vw.)
Echt lijdend
Voorlopig
lijdend voorwerp
voorwerp (v.
(v. lijd.
lijd. vw.).
vw.).
Voorlopig lijdend
zelf:
Ontleed
Ontleed zelf :
Ik
onverantwoord zolang
wachten.
vind het onverantwoord
zolang te wachten.
lk vind
Hebt
gij ze
zegezien,
gezien,die
diemoedige
moedigemannen?
mannen?
Hebt gij
Ik
hem gezegd,
gezegd, dat
ik zou
zou komen.
komen.
had het
het hem
dat ik
lk had
42
Herhaald lijdend
Herhaald
lijdend voorwerp
voorwerp (h.
(h. lijd.
lijd. vw.).
vw.).
nog herhaald, onze
Wij hebben
hebben ze nog
onze les.
Ik
mijn moeder.
moeder.
beminde haar
haar vurig, mijn
lk beminde
De saffiertrein, hebt
hem gezien?
gezien~
hebt gij hem
Loos
(I. lijd.
lijd. vw.).
vw.).
Loos lijdend
lijdend voorwerp
voorwerp (I.
Wij schaterden
schaterden het
het uit.
uit.
Jan schreeuwde
het uit
uit van
Jan
schreeuwde het
van pijn.
pijn.
Hoort
het regenen?
regenen?
Hoort gij het
OEFENING : Zoek
zelf de
de lijdende
lijdende voorwerpen.
voorwerpen.
Zoek zelf
b.
HET MEEWERKEND
MEEWERKEND VOORWERP
b. HET
VOORWERP (meew. vw.).
« De sekretaris gaf zijn straf
straf terug.
terug. »
Deze
mededeling isis onvolledig.
ons niet
niet helemaal
helemaal tevreden. Wij
Wij
Deze mededeling
onvolledig.Zij
Zij stelt ons
verlangen
meer
over
het
teruggeven
te
weten.
En
als
wij
zelf
een
straf
verlangen meer over het teruggeven te weten. En als wij zelf een straf
aan
afgeven, dan
voor ons
ons van
van
aan de
de Heer Sekretaris hebben
hebben moeten
moeten afgeven,
dan is
is het voor
belangte
te vernemen
vernemenaan
aan wie
wie de Heer
de straf
het allergrootste belang
Heer Sekretaris de
teruggeeft.
geldbeugel. »
« De dief ontstal zijn geldbeugel.
De
vraag aan wie
wiekomt
komtaanstonds
aanstonds in
in ons
ons op.
op.
De vraag
« De soldaten
soldaten gehoorzamen.
gehoorzamen. »
Aan
wiegehoorzamen
gehoorzamen de
desoldaten?
soldaten~
Aan wie
« De handelaar
kocht een
een auto.
auto. »
handelaar kocht
« Die geneesheer
geneesheer heeft veel gedaan. »
stellen : voor wie
Bij
wij aanstonds
aanstonds de
de vraag
vraag stellen:
Bij deze
deze laatste
laatste twee zinnen zullen wij
kocht
hij een
een auto?
auto~ voor
voor wie
wieheeft
heeftdie
die
geneesheerveel
veelgedaan?
gedaan~
kocht hij
geneesheer
Als
de zinnen
zinnen dan
dan als
als volgt
volgt worden aangevuld,
volkomen.
aangevuld, dan
dan zijn
zijn zij volkomen.
Als de
de straf
De sekretaris gaf Dirk de
straf terug.
terug.
het boertje
De dief ontstal het
boertje zijn geldbeugel.
De soldaten
soldaten gehoorzamen
gehoorzamen hun
hun officier.
voor zijn zoon.
De
handelaar kocht
kocht een
een auto
auto voor
zoon.
De handelaar
voor de
heeft veel
Die geneesheer
geneesheer heeft
veel gedaan
gedaan voor
de arme mensen.
Ik
de verbetering
verbetering van
werk.
aandacht aan
aan de
van mijn werk.
lk besteed al mijn aandacht
Een
tijden van
van gevaar
gevaarvoor
voor het vaderland het offer
Een goed
goed burger
burger moet
moet in tijden
van
zijn leven
leven brengen.
brengen.
van zijn
ander uitzicht.
De zorg en
de netheid
netheid geven
geven uw werk
werk een heel ander
en de
Telkens als
Aan
krijgen
wij
krijgen wij
Aan
Aan
Aan
Aan
wij de
de vraag
vraag stellen
stellen
Waaraan? Waarvoor?
Voor wie? Waaraan?
Waarvoor?
:
als antwoord
aan Dirk.
wie gaf de
de sekretaris terug? aan
de dief?
dief? aan
boertje.
ontstal de
aan het boertje.
wie ontstal
wie?
43
Aan
soldaten? aan
hun officier.
officier.
Aan wie gehoorzamen
gehoorzamen de soldaten?
aan hun
Voor wie
wie kocht
de handelaar?
handelaar? voor
zoon.
kocht de
voor zijn zoon.
Voor wie
wie heeft die geneesheer
geneesheer veel gedaan? voor de arme
arme mensen.
mensen.
besteedik
ik al mijn
aan de verbetering.
Waaraan besteed
mijn aandacht?
aandacht? aan
verbetering.
moet een
een burger het offer
Waarvoor moet
offer brengen?
brengen? voor het vaderland.
vaderland.
Waaraan geven
en de
de aandacht
aandacht een
een ander
ander uitzicht?
uitzicht? aan
geven de
de zorg
zorg en
aan uw
werk.
ONTHOUD :
ONTHOUD:
aan wie?
Het deel
deel van
van de
de zin
zin dat
dat antwoord
antwoord geeft
geeft op
op de
de vraag
vraag : aan
wie?
het werkwoord
waaraan?
voor wie?
wie?waarvoor?
waarvoor?gesteld
gesteld vóór
werkwoord
waaraan? voor
v66r het
gevolgd door
door het
gevolgd
het onderwerp
onderwerp noemt
noemt men
men :
Het meewerkend
meewerkend voorwerp.
voorwerp.
Men
vindt het
het meewerkend
meewerkend voorwerp
voorwerp :
Men vindt
aan
wie? voor wie?
wie?
aan wie?
waaraan?
waaraan? waarvoor?
+
+
-1- onderwerp
werkwoord +
Bij
welk woord
woord staat
staat het
hetmeewerkend
meewerkendvoorwerp?
voorwerp?
Bij welk
De sekretaris
straf terug.
terug.
sekretarisgaf
gaf Dirk
Dirk zijn straf
In
deze zin
zin gebeurt
gebeurt de
dehandeling
handeling van
van het
het werkwoord
werkwoord(het
(hetteruggeven)
teruggeven)
In deze
met medewerking
medewerking van
Dirkisis in
in zoverre
zoverre in
in het
het teruggeven
teruggeven betrokken
betrokken
van Dirk.
Dirk. Dirk
dat hij
dat
hij de
de straf
strafheeft
heeftafgegeven
afgegeven en
en deze
dezedaarna
daarna weer
weeraanneemt.
aanneemt.
De
dief ontstal
ontstal het
het boertje
boertje zijn
zijngeldbeugel.
geldbeugel.
De dief
Deze man
heeft veel
veel gedaan
gedaan voor
voor de
de armen.
armen.
man heeft
In
deze zinnen
zinnen heeft
heeft het
het boertje
boertje belang
belang bij
bij de
dehandeling
handeling (het
(hetstelen)
stelen) van
van
In deze
de dief.
de armen
armen er
er belang
de
dief. Evenzo
Evenzo hebben
hebben de
belang bij
bij dat deze
deze man
man veel
veel heeft
heeft
gedaan.
« arme mensen
» hebben belang
mensen»
« boertje » en «arme
gedaan. Deze 2 zinsdelen «boertje»
bij
handeling van
Daarom worden deze zinsdelen soms
soms
bij de handeling
van het
het werkwoord. Daarom
ook
belanghebbend voorwerp
voorwerpgenoemd.
genoemd.
ook belanghebbend
soldaten gehoorzamen
De soldaten
gehoorzamen hun
hun officier.
De
bevelhebber isis hier
in zoverre
zoverre bij
bij de
dehandeling
handeling van
van het
het werkwoord
werkwoord
De bevelhebber
hier in
dat hij
hij medewerkt
medewerktom
omde
desoldaten
soldatentot
totgehoorzamen
gehoorzamenaan
aan te
te zetten.
betrokken dat
De handelaar
auto voor
voor zijn zoon.
zoon.
handelaar kocht
kocht een
een auto
In
deze zin
zin werkt
werkt de
de zoon
zoon in zoverre
zoverre mee
mee aan
aan het
het kopen
kopen van
van de
de auto
auto dat
dat
In deze
de handelaar
de onhij
wagen in
in ontvangst
ontvangst neemt. De
De zoon
zoon was
was voor de
handelaar de
hij de wagen
rechtstreekse aanleiding
het kopen
kopen van
van die
die auto.
auto. (Onrechtstreeks
(Onrechtstreeks vw.)
vw.)
aanleiding tot
tot het
44
ONTHOUD :
ONTHOUD:
Het
meewerkend voorwerp
Het meewerkend
voorwerpstaat
staatbij
bij een
een werkwoord.
werkwoord.
Het meewerkend
meewerkend voorwerp
bij een
een gezegdewerkwoord
voorwerp kan
kan zowel
zowel bij
als
bij een
een koppelwerkwoord
koppelwerkwoord voorkomen.
voorkomen.
als bij
OPNIEUW : MOEILIJKHEDEN
OPNIEUW:
MOEILIJKHEDEN!!
Opgelet
ininzinnen
dan één
Opgelet voor
voor meewerkende
meewerkendevoorwerpen
voorwerpen
zinnenmet
met meer
meer dan
werkwoord!
Ontleed maar
maar eens
eens :
Zijn ouders
ouders te
te gehoorzamen
gehoorzamen is
is een
een plicht.
plicht.
Christus
leerde ons
ons bidden
bidden voor
voor onze
onze vijanden.
vijanden.
Christus zelf
zelf leerde
aalmoes geven
Een arme een
een aalmoes
geven moet geschieden
geschieden uit naastenliefde.
naastenliefde.
Den arme
Den
arme gegeven
gegeven is
is Gode
Gode geleend.
geleend.
Het meewerkend
meewerkend voorwerp
is dikwijls
ingeleid door
door het
het voorzetsel
voorzetsel aan
aan
voorwerp is
dikwijls ingeleid
of voor.
op : elk zinsdeel
zinsdeel dat
daarom
Let wel
Let
wel op
dat voorafgegaan
voorafgegaanisisdoor
dooraan
aanof
ofvoor
voor is daarom
geen
meewerkend voorwerp.
voorwerp.
geen meewerkend
Zie zelf
zelf maar
maar :
kon ik dat boek
Voor 5 frank kon
kopen.
boek kopen.
Het geweer
geweer hing
hing aan
aan de
de muur.
Men
herkent de
de vogel
vogel aan
aan zijn
zijn veren.
Men herkent
aan of voor
Het gebeurt
gebeurt dat
dat de
de voorzetsels
voorzetsels aan
voor het
het meewerkend
meewerkend voorwerp
voorwerp
niet inleiden.
inleiden.
De soldaten
hun officier,
Zo is
is in
in de
de zin
zin:: De
soldaten gehoorzamen
gehoorzamen hun
officier, lastig
te maken
maken
lastig uit te
o(officier
meewerkend voorwerp is.
is.
of'officier lijdend
lijdend of meewerkend
Als gij
volgende : Kunt
Als
gij twijfelt,
twijfelt, doe
doe het
het volgende:
gij vóór
betwiste
Kunt gij
v6eir het
het betwiste
zinsdeel
voorplaatsen
plaatsen dan
dan isisdat
datzinsdeel
zinsdeel een
eenmeewerkend
meewerkend
zinsdeel aan
aan of voor
voorwerp.
Zijn ook
ook meewerkend
meewerkend voorwerp
voorwerp :
Het boek
boek viel
viel hem uit de
de handen.
handen.
trapte haar op
Hij trapte
op de
de tenen.
hebt ge
Dat hebt
ge hem fijn geleverd.
geleverd.
't Is me daar een
een saaie boel.
Het meewerkend
meewerkend voorwerp
voorwerp bij
bij een
een koppelwerkwoord.
koppelwerkwoord.
Het H. Misoffer
is God
God aangenaam.
aangenaam.
Misoffer is
In
deze zin
zin is
is geen
geen twijfel
twijfel mogelijk.
mogelijk. God
God bepaalt
bepaalt het
hetnaamwoordelijk
naamwoordelijkdeel
deel
In deze
« aangenaam ».
45
Wij zullen
zullen ontleden
ontleden ::
Wij
God:: Bijvg.
Bijvg. Bep. bijvg.
bijvg. nw.
nwo aangenaam.
God
devolgende
volgende zinnen.
zinnen.
Zo ook
ook inin de
Dat werk
werk lijkt
lijkt gepast voor
voor hem.
hem.
Dat
Ik blijf
blijf mijn weldoener
weldoener steeds
steeds dankbaar.
dankbaar.
lk
Honing en citroen
citroen zijn
zijngoed
goedvoor
vooreen
eenverkoudheid.
verkoudheid.
Honing
bij het bijvoeglijk
ook:: Bepaling
Bepaling bij
bijvoeglijk naamwoord.)
naamwoord.)
(Zie ook
Maar::
Maar
beslissing isis mij aangenaam.
Deze beslissing
In deze
deze zin
zin zijn
zijn 2 mogelijkheden ::
In
a) Deze
Deze beslissing
beslissing isis voor mij
mijaangenaam.
aangenaam.
a)
beslissing Isisaangenaam
mij.
Deze beslissing
aangenaamvoor
voor mij.
b) Deze
In
de
zin
a)
Mij:
Meew.
vwo
is
In de zin a) Mij : Meew. vw.
b) Mij
Mij:: bep.
bep. bijvg.
bijvg. nw.
nwo aangenaam
b)
Die opmerking
opmerking lijkt mij
mij gepast.
Die
Hoewel in
in mindere
mindere mate
mate geldt
geldt hier
hierdezelfde
dezelfde opmerking
opmerking::
Hoewel
a) Die
opmerking lijkt
lijkt aan
aan mij
mijgepast
gepast te
te zijn.
zijn.
Die opmerking
a)
b)
opmerking lijkt
Die opmerking
lijkt gepast
gepast voor
voor mij.
b) Die
In deze
deze gevallen
gevallen isis er
mogelijk. Nochtans
Nochtans is
is het
het aan
aan te
te raden
raden
In
er altijd
altijd twijfel mogelijk.
de
volgende regel
regel in acht
acht te
te nemen
nemen::
de volgende
ONTHOUD:
ONTHOUD :
vw. en
Zo er
er bij
bij een
een koppelww. twijfel isis tussen
tussen meew. vwo
en bep. bij
dan beschouwt
beschouwtmen
men het
het betwiste
nwd. d. gez. dan
betwiste zinsdeel
zinsdeel als
als meew.
vwo
bij het
hetkoppelwerkwoord.
koppelwerkwoord.
vw. bij
Zo is
is er
erinindeze
dezezinnen
zinnenabsoluut
absoluut geen
geen twijfel
twijfel mogelijk
mogelijkover
overdedebediening
bediening
van
woorden in
in vetjes.
vetjes.
van de
de woorden
Dat
leek vader
vader de
de beste
beste oplossing.
Dat leek
voor broer geschikt.
Dat werkje scheen ons niet voor
helemaal niet grappig.
Die grap scheen moeder helemaal
grappig.
Dat werkje
lijkt mij
Dat
werkje lijkt
mijjuist
Juistiets
iets voor
voor hem.
WELKE WOORDSOORTEN KUNNEN ALS
ALS MEEWERKEND
MEEWERKEND VOORWERP
VOORKOMEN?
Zelfstandige
naamwoorden :
Zelfstandige naamwoorden
Vader
deur een
een mooi
mooi bruin
bruin kleurtje.
Vader gaf
gaf de deur
de keizer
keizer wat
« Geef de
wat de keizer toekomt, » zei Jezus
Jezus aan de
de Joden.
Dikwijls
verwijt de
de pot aan
zwart ziet.
ziet.
aan de ketel dat
dat hij
hij zwart
Dikwijls verwijt
46
Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke
bijvoeglijke naamwoorden
naamwoorden en
en deelwoorden ::
Zelfstandig
Ook aan het
het mooie moet een
een plaats
plaats gegeven
gegeven worden in het
het mensenleven.
mensenleven.
Ook
Aan de
de gesneuvelden werd
werd de
de militaire
militaire eer bewezen.
Aan
Maria, de
de Moeder
Moeder Gods,
Gods, zal
zal de
de stervenden hulp en
en bijstand verlenen.
Maria,
voornaamwoorden :
Zelfstandige voornaamwoorden
Dat zaakje leek
leek hem niet gezond.
Geef ieder het zijne, jongen.
Jezus is voor
voor allen op
op het
het kruis gestorven.
gestorven.
fezus
Zelfstandig gebruikte telwoorden
telwoorden ::
Zelfstandig
dezelfde prijs toe.
kende beiden dezelfde
toe.
De jury kende
aan de
geschenken worden aan
de eersten uitgedeeld.
De mooiste geschenken
Een infinitief.
infinitief.
Een
Een zelfstandig
zelfstandig gebruikte
uitdrukking.
Een
gebruikte uitdrukking.
Een zin.
Een
DE
DE SOORTEN MEEWERKEND
MEEWERKEND VOORWERP
VOORWERP::
(v. meew.
Voorlopig
meewerkend voorwerp
voorwerp (v.
meew. vw.).
vw.).
Voorlopig meewerkend
Ik
vraag wel
wel eens
eens stellen, die betweters.
die vraag
lk zou ze die
Herhaald meewerkend
(h. meew.
Herhaald
meewerkend voorwerp
voorwerp (h.
meew. vw.)
vw.)
Willen
het hem eens
voorstellen, mijn oom?
oom?
eens voorstellen,
Willen wij het
Loos
meew. vw.)
vw.)
Loos meewerkend
meewerkend voorwerp (I. meew.
«Zou
prijs aan
aan geven?
geven?»»
die prijs
U er die
« Zou U
(meew. vw.)
Echt
meewerkend voorwerp (meew.
vw.) komt
komt meestal
meestal voor.
voor.
Echt meewerkend
c.
HET VOORZETSELVOORWERP
VOORZETSELVOORWERP (Voorz.
(Voorz. vw.).
vw.).
c. HET
I.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Wij wachten
wachten op
op de
de tram.
tram.
Vader
de radio.
radio.
Vader luistert
luistert naar de
Spreek
over de
de afwezigen.
afwezigen.
Spreek nooit
nooit kwaad
kwaad over
Waarom spot
spot gij met
met de gebreken van de anderen?
De kinderen
houden van
van moeder.
moeder.
kinderen houden
dokter wanhoopte
aan zijn herstel.
De dokter
wanhoopte aan
herstel.
De weeskinderen
werden op
op allerlei lekkernijen
weeskinderen werden
onthaald.
8. Sommige
Sommige oude
oude mensen
geloven nog
mensen geloven
nog aan spoken.
spoken.
9. De veroordeelden
hun lot.
lot.
veroordeelden berusten
berusten in
in hun
10.
over de
de zondaars.
zondaars.
God ontfermt
ontfermt zich
zich over
10. God
wachten op
luisteren naar
spreken over
spotten met
houden van
wanhopen aan
onthalen op
geloven aan
berusten in
ontfermen over
zich ontfermen
47
de tram -— naar de
I. De
Dezinsdelen
zinsdelen:: Op
Op de
de radio
radio -— over
de afwezigen
afwezigen -— met
over de
de gebreken
aan zijn herstel -— van
van moeder
lekkernijen -— aan
de
gebreken -— aan
moeder -— op lekkernijen
in zijn lot -— over de zondaars », zijn geen
lijdende voorwerpen.
spoken -— in
geen lijdende
Weet gij
gij waarom
waarom niet?
niet?
werkwoord door
door een
Toch
deze zinsdelen
zinsdelen nauw
Toch zijn
zijn deze
nauw verbonden
verbonden met
met het
het werkwoord
voorzetsel dat
als het ware
ware mee
mee vergroeid
vergroeid is,
is, er
eréén
één uitdrukking
uitdrukking mee
mee
dat er als
vormt.
Men kan
kan het
het werkwoord
werkwoord niet
nietgebruiken
gebruiken zonder
zonder ereronmiddellijk
onmiddellijk
vormt. Men
het
voorzetsel bij
denken. Daarom
Daarom wordt dit
dit voorzetsel
voorzetsel «« vast
het voorzetsel
bij te
te denken.
vast voorgenoemd.
werkwoord
en
het
voorzetsel
vormen
samen
zetsel»
genoemd.
Het
werkwoord
en
het
voorzetsel
vormen
samen één
zetsel »
uitdrukking.
Het
zinsdeel dat
door het
het vast
vast voorzetsel
voorzetsel wordt
wordt ingeleid
ingeleid noemt
noemt men
men
Het zinsdeel
dat door
voorzetselvoorwerp.
2. Merk op dat
dat deze
deze voorzetsels
voorzetsels bovendien
betekenis gebruikt
bovendien in
in figuurlijke
figuurlijke betekenis
worden.
worden•
Op betekent de plaats.
plaats. « lk
Ik leg mijn pen op de bank ». Maar als
als ik op iemand
of op iets
dan heeft dit voorzetsel
voorzetsel geheel
geheel deze
deze betekenis
betekenis verloren.
verloren.
iets wacht, dan
Met kan
het middel
middel en
en de
de manier
manier aan
aan te
teduiden
duiden : :« «Moeder
Moeder
kan dienen
dienen om
om het
zorg ».
». - « Wij wandelen
snijdt met een mes ». - Wij maken
maken ons
ons werk met zorg
wandelen
Maar wanneer
wanneerik
ik zeg
zeg dat
dat men
met een
een vriend ». Maar
men spot
spot met
met de
de gebreken
gebreken
geen betekenis
van
van een
een ander, dan
dan heeft
heeft het
het voorzetsel
voorzetsel met geen
betekenis meer
meer van
van
middel of manier
middel
manier of
ofbegeleiding.
begeleiding.
Maar in
Over duidt de
de doorgang
doorgang aan
aan:: «« De
De auto
auto reed over de brug ». - Maar
heeft het
zich over
de
zin:: ««God
Godontfermt
ontfermt zich
over de
de zondaars
zondaars », heeft
het voorzetsel
voorzetsel
de zin
over die
betekenis van
van doorgang
doorgang geheel
geheel verloren.
die betekenis
—
—
—
ONTHOUD:
Het voorzetselvoorwerp
voorzetselvoorwerp is
zinsdeel dat
een vast
vast voorvooris een
een zinsdeel
dat door
door een
zetsel
het werkwoord
werkwoord isisverbonden.
verbonden.
zetsel met
met het
Hoe kan
kan men
men een
eenvoorzetselvoorwerp
voorzetselvoorwerpvinden?
vinden?
Er zijn vele
Er
vele werkwoorden
werkwoorden die
die een
een vast
vast voorzetsel
voorzetsel hebben.
hebben. Wij
Wij kunnen
kunnen
ze
slechts leren
het gebruik.
gebruik.
ze slechts
leren door het
dan vinden
Stellen wij achter
achter het
het vaste
vaste voorzetsel
voorzetsel de
de vraag
vraag wie? of wat? dan
wij het
het voorzetselvoorwerp.
voorzetselvoorwerp.
LET OP
OP!!
I.
gebeuren dat
het voorzetselvoorwerp
voorzetselvoorwerp niet
door een
een
I . Soms
Soms kan
kan het
het gebeuren
dat het
niet door
voorzetsel
voorzetsel met
met het werkwoord
werkwoord isis verbonden.
verbonden.
U onzer.
Ontferm U
U mijner.
Herinner U
U onzer.
Gedenk U
48
2. De
meeste spraakkunsten
spraakkunsten geven
aan dat
datsommige
sommige bijvoeglijke
bijvoeglijke
De meeste
geven ook aan
naamwoorden
vast voorzetsel staan
staan en
en ontleden de
de aldus
aldus ingeingenaamwoorden met een vast
leide
zinsdelen als
als voorzetselvoorwerp.
voorzetselvoorwerp.
leide zinsdelen
3. In
een zin
als:: « Wij berusten er in
dat hij
hij ons
ons moet
moet verlaten
verlaten », kondigt
In een
zin als
in dat
er aan
echte voorzetselvoorwerp
voorzetselvoorwerp nog
komen. Er
Er is
is dus
dus
aan dat
dat het echte
nog moet
moet komen.
een voorlopig
voorzetselvoorwerp.Zoek
Zoek zelf
zelf naar
naar het
een
voorlopig voorzetselvoorwerp.
het echte
echte voorvoorzetselvoorwerp!
4. Zo gij
gij twijfelt
twijfelt of
ofeen
een zinsdeel
zinsdeel een
een voorzetselvoorwerp
voorzetselvoorwerp is,
is, kijk
kijk dan
dan na
na :
a. of het
a.
het voorzetsel
voorzetsel bij
bij het
het werkwoord
werkwoord behoort;
behoort;
b.
het voorzetsel
voorzetsel figuurlijk
figuurlijk is
is gebruikt.
gebruikt.
b. of het
Ontleding van
van het
het voorzetselvoorwerp.
voorzetselvoorwerp.
De jongens
jongens luisterden
de laatste
laatstesportberichten.
sportberichten.
luisterden naar de
Uitdr. :: luisteren
luisteren naar
Werkw. :: luisterden (gez. ww. -)
Uitdr.
Ond. :: Wie
Wie
Ond.
I
d"
(
)
Wat luisterden?
uister enr jongens
jongens (e.
e. o.)
o.
Wat
Gez.
Gez. :: luisterden.
lijd.
vwo :: Wie; wat
watluisterden
luisterden de
dejongens?
jongens? —
Lijd. vw.
vw. : Er
luisteren naar
naar »; naar
Voorz. vwo
Er is
is een
een uitdrukking
uitdrukking «« luisteren
wat
naar wie;
wie; wat
luisterden de inwoners?
luisterden
inwoners? naar de radioberichten.
—)
OEFENING:
redekundig en
en spraakkundig
spraakkundig de
de 10
10 opgegeven
opgegeven zinnen.
OEFENING : Ontleed redekundig
Lijst der voornaamste
voornaamste werkwoordelijke uitdrukkingen
uitdrukkingen die
die met
met een
een
voorzetselvoorwerp worden
worden aangevuld.
aangevuld.
abonneren
abonneren op
afzien
van
afzien van
antwoorden
op
antwoorden op
zich
bedriegen in
in
zich bedriegen
beginnen
aan
beginnen aan
beginnen met
beginnen
zich bekommeren
zich
bekommeren om
om
belang hebben
bij
belang
hebben bij
zich
bemoeien met
met
zich bemoeien
zich bepalen
10 zich
bepalen tot
beraadslagen over
beraadslagen
zich beroemen
zich
beroemen op
op
berouw
hebben over
over
berouw hebben
berusten
in
berusten in
beschermen
tegen
beschermen tegen
beschermen
beschermen voor
besluiten tot
betrouwen op
betrouwen
op
bezwijken
aan (een
(een ziekte)
ziekte)
bezwijken aan
bezwijken onder (een
(een last)
last)
20 bezwijken
bezwijken
(de bekoring)
bekoring)
bezwijken voor
voor (de
deelhebben
aan
deelhebben aan
vreugde)
deelhebben
deelhebben in
in (de vreugde)
deelnemen
aan
deelnemen aan
deelnemen
in
deelnemen in
delen in
delen
in (de
(de winst)
winst)
denken
aan
denken aan
denken
(niet vergeten)
vergeten)
denken om
om (niet
denken op
op (zinnen
denken
(zinnen op)
op)
30 denken
(nadenken)
denken over (nadenken)
49
Van Osta
Osta: Red.
Van
Red. Ontl.
Ontl.
3
40
50
60
dienen tot
tot (een
dienen
(een doel)
doel)
zich
ergeren
aan
aan
zich
gelijken naar
gelijken
naar
gelijken op
gelijken
geloven aan
aan (het
(het bestaan van
van God)
God)
geloven
geloven in
in (betrouwen
geloven
(betrouwen op)
het gemunt
het
gemunt hebben
hebben op
geneigd zijn
zijn tot
geneigd
genieten van
genieten
van
gewennen aan
gewennen
aan
gruwen van
gruwen
van
haken naar
haken
naar
zich hechten
zich
hechten aan
aan
herinneren
heri
nneren aan
aan
handelen over
handelen
handelen met
handelen
zich hoeden
zich
hoeden voor
hopen op
hopen
houden aan
houden
aan
houden van
houden
van
intekenen op
intekenen
op
jagen
jagen op
jam
meren over
jammeren
klagen over
klagen
zich kwijten
van
zich
kwijten van
lijden aan
aan
luisteren naar
luisteren
naar
medelijden
medelijden hebben
hebben met
met
onderwijzen
onderwijzen in
in
zich
zich ontfermen
ontfermen over
over
onthalen
onthalen op
op
ophouden
ophouden met
met
oordelen
oordelen over
over
overleg
overleg plegen
plegen over
over
peinzen over
rekenen
rekenen op
op
rekening
rekening houden
houden met
met
rekenschap
rekenschap geven
geven van
van
roemen
roemen op
op
70
tegen
70 ruilen
ruilen tegen
zich
schamen over
zich schamen
over
zich
schamen voor
zich schannen
voor
in
schik zijn
met
in zijn
zijn schik
zijn met
schrikken
schrikken voor
smachten
naar
smachten naar
zich
spiegelen aan
aan
zich spiegelen
spijt
hebben over
spijt hebben
teren
teren op
trachten
naar
trachten naar
80 trek hebben
hebben in
in
twijfelen
aan
twijfelen aan
uitnodigen
uitnodigen op
uitnodigen
uitnodigen tot
uitzetten
tegen
uitzetten tegen
aan
verdienen
verdienen aan
vergelijken
bij
vergelijken bij
vergelijken
vergelijken met
zich
vergissen in
in
zich vergissen
zich
vergissen van
van
zich vergissen
90 zich
verheugen in
in
zich verheugen
verkiezen
boven
verkiezen boven
verlangen
naar
verlangen naar
verlegen
zijn
met
verlegen zijn met
verlekkerd
zijn
op
verlekkerd zijn op
in
verschillen
verschillen in
verschillen
van
verschillen van
zich verwonderen
verwonderen over
over
zich
verzot
zijn op
op
verzot zijn
volharden
in
volharden in
100 vragen
vragen naar
naar
tegen
vrijwaren tegen
waarschuwen tegen
tegen
waarschuwen
waarschuwen voor
waarschuwen
wachten op
op
wachten
zich wachten
wachten voor
voor
zich
aan
wanhopen aan
wedijveren in
in
wedijveren
wedijveren met
met
wedijveren
OEFENING
OEFENING: Maak
Maak zinnen
zinnen met
met bovenstaande
bovenstaande uitdrukkingen.
Onderlijn het
het
uitdrukkingen. Onderlijn
voorzetselvoorwerp
in elke
voorzetselvoorwerp in
elke zin.
zin.
:
50
50
d. HET
HET HANDELEND VOORWERP
VOORWERP (hand.
(hand. vw.).
I.
I. De
Dealcohol
alcoholheeft
heeftvelen
velenongelukkig
ongelukkig gemaakt.
gemaakt.
door de
de alcohol
alcohol ongelukkig
ongelukkig gemaakt.
2. Velen
Velen zijn door
burgemeester onthult
onthult het
het standbeeld.
standbeeld.
I. De burgemeester
standbeeld wordt
wordt door
door de
de burgemeester
burgemeester onthuld.
onthuld.
2. Het standbeeld
DeH. H.
Jeanne
d'Arc
verlosteFrankrijk.
Frankrijk.
I. De
Jeanne
d'Arc
verloste
Frankrijk werd
werd door
door de
de H.
H.Jeanne
Jeanne d'Arc
d'Arcverlost.
verlost.
2. Frankrijk
Dehond
hond beet de
dief in
in de
de benen.
benen.
I. De
de dief
werd door
door de
de hond
hond in
in de
debenen
benengebeten.
gebeten.
2. De dief werd
I. De
I.
Demidvoor
midvoormiste
misteverscheidene
verscheidenedoelpunten.
doelpunten.
Door de
de midvoor
midvoor werden
werden verscheidene
verscheidene doelpunten
doelpunten gemist.
gemist.
2. Door
I. De
I.
Delandbouwer
landbouwer beploegt
beploegt de
de akker.
akker.
De akker
akker wordt
wordt beploegd
beploegd door
door de landbouwer.
2. De
I. De
Deinwoners
inwonersloofden
loofden de
de welwillendheid
welwillendheid van
van de
de koning.
koning.
van de koning
door de inwoners
inwoners geloofd.
2. De welwillendheid
welwillendheid van
koning werd door
I. De
De jager doodt
doodt de
de wilde
wilde dieren.
dieren.
2. De
wilde dieren
dieren worden
worden door
door de
de jager
jagergedood.
gedood.
De wilde
I. De
De Joden
kruis.
Joden nagelden
nagelden Christus
Christus aan
aan het kruis.
door de
de Joden
het kruis
kruisgenageld.
genageld.
2. Christus
Christus werd
werd door
joden aan het
I. De
Detuinman
tuinmansnoeit
snoeitde
debomen.
bomen.
2. De bomen
worden door
door de
de tuinman
tuinman gesnoeid.
gesnoeid.
bomen worden
OEFENING:
OEFENING :
Schrijf de
de oefening
oefeningover
overen
enonderlijn
onderlijnhet
hetonderwerp
onderwerp met
a.
met rood
rood potlood;
potlood;
a. Schrijf
het
zinsdeel dat
handeling van
met groen
groen
het zinsdeel
dat de
de handeling
van het
het werkwoord
werkwoord verricht, met
potlood.
of in
b. Schrijf naast
het werkwoord
werkwoord in
in de
de aktieve of
in de
de
naastelke
elke zin
zin of
of het
passieve vorm
staat.
vorm staat.
c.
lijdend voorwerp met
met inkt.
inkt.
Onderlijn het lijdend
c. Onderlijn
AI
de zinnen
zinnen II staan
staan in
in de
de aktieve vorm.
Al de
Het
onderwerp doet
doetde
dehandeling
handeling van
van het
het werkwoord.
werkwoord.
Het onderwerp
In
deze zinnen
In deze
zinnen vinden
vindenwij
wij geen
geen handelend
handelend voorwerp.
AI
de zinnen
zinnen 2 staan
de passieve vorm.
staan in
in de
Al de
vanhet
hetwerkwoord
werkwoordniet.
niet.Het
Hetonderwerp
onderwerp
Het onderwerp
doet de handeling van
onderwerp doet
ondergaat
handeling van
ondergaat de
de handeling
van het
het werkwoord.
51
De handeling
handeling van
verricht door
door een
een ander
ander zinsdeel.
zinsdeel.
van het
het werkwoord
werkwoord wordt verricht
heet : het
handelend voorwerp.
Dat zinsdeel
zinsdeel heet:
het handelend
Het onderwerp
onderwerp van
van de
de zinnen, die
die in
in de
de aktieve vorm staan,
staan, wordt
wordt handelend
handelend
voorwerp wanneer
in de
de passieve
passieve vorm
vorm worden
worden gezet.
gezet.
voorwerp
wanneer die zinnen
zinnen in
In de zinnen
vorm staan,
staan, vinden
vinden wij
wij geen
In
zinnen 2 die in
in de
de passieve
passieve vorm
geen lijdend
lijdend voorwerp.
ONTHOUD :
ONTHOUD:
I . Zoek
I.
Zoek een
een handelend
handelend voorwerp
voorwerp alleen
alleen bij
bij een
eenpassieve
passieve vorm.
vorm.
2. Wanneer men
men een
een zin,
zin, die
die inin de
depassieve
passieve vorm
vorm staat,
staat, overbrengt
overbrengt
in de
handelend
in
de aktieve
aktieve vorm,
vorm, dan
dan wordt
wordthethet
handelend voorwerp
voorwerp
onderwerp.
3. In
een zin,
zin,staande
staande in
in de
depassieve
passieve vorm,
vorm, staat
staat geen
geen lijdend
lijdend
In een
voorwerp bij
bij het
het werkwoord
werkwoord inin de
depassieve
passieve vorm.
vorm.
voorwerp
Het handelend
voorwerp is
is meestal
bij middel
van het
meestal bij
middel van
het voorvoor4. Het
handelend voorwerp
aan de passieve
vorm verbonden.
passieve vorm
verbonden.
zetsel door aan
Men vindt
5. Men
vindt het
het handelend
handelend voorwerp
voorwerp ::
wie? +
+ werkwoord
Door wiel
werkwoord -I+onderwerp.
onderwerp.
OPMERKINGEN ::
OPME.RKINGE.N
geen handelend
handelend voorwerp
voorwerp zijn
zijn bij een
I. Er
Erkan
kan geen
een werkwoord in
in de
de aktieve
aktieve
vorm.
Bij een
in de
de aktieve
aktieve vorm
vorm hebben
hebben wij
wij een
een bijwoordelijke
bijwoordelijke
een werkwoord
werkwoord in
bepaling.
(bijwd. bep.
Door de
Door
de warmte
warmte smelt de
de sneeuw
sneeuw (bijwd.
bep. oorz.).
oorz.).
(bijwd. bep.
door het
Wij moeten door
het water waden (bijwd.
bep. doorg.).
doorg.).
2. Wanneer het
het ««handelend
handelend voorwerp
voorwerp»
eenzaaknaam
zaaknaam is,
is,dan
dan beschouwt
beschouwt
» een
men
dit zinsdeel
zinsdeel als
als:
men dit
bijwd.
door de
bijwd. bep.
bep. oorz.
oorz. :: Hij werd
werd door
de koude
koude bevangen.
bep. mid. : Hij werd
werd door een
een steen
steen getroffen.
Zijn huis
huis
bijwd. bep.
getroffen. -— Zijn
werd door een
een bom
bom verwoest.
:
3. Het
vorm. Bij
Het voltooid
voltooid deelwoord
deelwoordisis een
een passieve
passieve vorm.
Bij een voltooid deelwoord
deelwoord
kan
kan dus
dus een
een handelend
handelend voorwerp
voorwerp staan.
staan.
ouders zijn verantwoordelijk
verantwoordelijk voor
voor de
de door
hun kinderen
kinderen toetoeDe ouders
door hun
gebrachte schade.
schade.
kinderen
kinderen:: hand.
hand. vw.
vwo bij
bijtoegebrachte.
toegebrachte.
52
Ontleding :
Ontleding:
Doorde
dekinderen
Door
kinderen werd
werd veel
veel schade
schadeaan
aan de
de boomgaard
boomgaard van
van de
detuinman
tuinman toegebracht.
Werkw. :: werd
werd toegebracht
toegebracht (gez.
(gez. ww.
Werkw.
ww. P.P. V.
V. -)
—)
Ond.
:
Wie
Ond. : Wat
Wie wer
d
b
h
7
S
h
d
(
)
werd toegebracht?
toege rac t. Schade
c a e (e.
e. o.o.)
Wat
Gez. :: werd
werd toegebracht
Gez.
toegebracht
Meew.
vw. :: Aan
Aan wie;
wie; waaraan
waaraan
Meew. vw.
d
b h7
werd toegebracht?
Voor
wie;
Voor wie; waarvoor
waarvoorwer toege rac t.
aan
boomgaard
aan de
de boomgaard
Lijd. vwo
vw. : wordt
wordt bij
bij een
Lijd.
een passieve
niet
passieve vorm
vorm niet
Bijvoeglijke
Bijvoeglijke bep.
bep.
van
tuinman
van de
de tuinman
gezocht.
gezocht.
Hand. vw.
vw. : Door
Door wie
wie werd de
de schade
schade toegebracht?
toegebracht?
Hand.
kinderen
kinderen
Bijwd. bep.
geen
Bijwd.
bep. : geen
HOE MOET IK
HOE
ONTLEDEN?
IK ONTLEDEN?
Met gespannen
gespannen aandacht luisterden
luisterden de
de inwoners
inwoners van de door de lawine bedreigde
bedreigde
stad naar het
stad
het donderend
donderend gekraak
gekraak van
van de
devoortglijdende
voortglijdende sneeuwmassa's.
sneeuwmassa's.
Werkw. :: luisterden (gez. ww.
ww. A.
A. V.
V. -)
—) Uitdr.
Uitdr. :: luisterden
luisterden naar.
Ond. :: Wie
Wie I
Ond.
luisterden?
uisterden.7 inwoners
inwoners (
e. )
O.
(e.
o.)
Wat
Gez. :: luisterden
Gez.
Meew.
Voor wie; waarvoor
Meew. vw.
vwo :: Voor
waarvoor I'
d
.
Ulster en de
de inwoners?
luisterden
inwoners? -—
Aan
Aan wie;
wie; waaraan
Lijd.
Wie I '
Lijd. vw.
vwo :: Wie
d
'Inwoners.7 —
UIster den de
e inwoners?
W at luisterden
Wat
Voorz.
Voorz. vw.
VWo :: Er isis een
een uitdrukking
uitdrukking:: luisteren
luisteren naar het
het gekraak.
gekraak.
Bijwd.
Bijwd. bep.
bep. bij
bij luisterden
luisterden :: aandacht
aandacht
Bijwd.
Bijwd. bep.
bep. bedreigde
bedreigde:: lawine
lawine
Bijvg.
Bijvg. bep.
bep. zelfst.
zelfst. nw.
nwo inwoners
inwoners:: stad
stad
Bijvg.
Bijvg. bep.
bep. zelfst.
zelfst. nw.
nwo gekraak
gekraak :: sneeuwmassa's
sneeuwmassa's
Woord
Woord
Woordsoort
Woordsoort
Buiging
Buiging
Met
Met
gespannen
gespannen
aandacht
aandacht
luisterden
luisterden
gez.
gez. ww.
ww. spannen
spannen
zelfst.
zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
gez.
gez. ww.
ww. luisteren
luisteren
de
de
inwoners
inwoners
bep.
bep. lidw.
lidw.
m.
m. mv.
mv.
zelfst.
zelfst. nw.
nwoSn.
Sn.
m.
m. mv.
mv.
Bediening
Bediening
bij
bij
aandacht
aandacht
voorz.
voorz.
volt. dw.
dw. vr.
vr. e.e. g.
g. b.
b. b.
b.
volt.
vr.
e.
Bijwd. bep.
bep.
vr. e.
Bijwd.
aandacht
aandacht
3° p.
p. e.
e. O.
O.V.
V.T.
T. ww.
ww. gez.
gez.
3*
aant. w.
w. A.
A. V.
V.
aant.
inwoners
inwoners
g. b.
b. b.b.
g.
e. o.
O.
e.
luisterden
luisterden
inwoners
inwoners
luisterden
luisterden
53
53
van
voorz.
bep.
bep. lidw.
voorz.
bep.
bep. lidw.
nwo Sn.
Sn.
zelfst.
zelfst. nw.
de
door
de
lawine
bedreigde
naar
het
donderend
gekraak
van
de
voortglijdende
sneeuwmassa's
2.
gez. ww. bedreigen
bedreigen
voorz.
bep. lidw.
bep.
gez. ww. donderen
donderen
zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
zelfst.
vr. e.
vr.
e.
vr. e.
e.
vr.
vr.
e.
vr. e.
stad
stad
lawine
lawine
g. b.
g.
b. b.
b.
bijwd. bep.
bijwd.
bep. bedreigde
Jg.g. b.
b. b.
b.
g. b.
volt.
e. g.
b. b.
b.
volt. dw.
dw. vr. e.
g. b.
o. e.
g.
b. b.
b.
g. b.
onv.
e. g.
b. b.
b.
onv. dw.
dw. O.
o. e.
o.
e.
voorz.
vwo
voorz. vw.
o. e.
voorz.
g. b.
vr. mv
bep.
vr.
mv..
g.
b. b.
b.
bep. lidw.
g. b.
onv. dw. vr. mv
mv.. g.
b. b.
b.
gez. ww. voortglijden
voortglijden onv.
zelfst.
bijvg. bep.
vr. mv
nwo Sn.
Sn.
vr.
mv..
bijvg.
bep.
zelfst. nw.
nwo
zelfst. nw.
zelfst.
stad
gekraak
gekraak
gekraak
luisterden
sneeuwmassa's
sneeuwmassa's
sneeuwmassa's
Igekraak
~
DE BIJWOORDELIJKE
DE
BIJWOORDELIJKE BEPALINGEN
Hij woont
woont te Gent.
Gent.
In oorlogstijd
In
oorlogstijd wordt
wordt alles
alles duurder.
duurder.
Leer
uw lessen
lessen met
Leer uw
met vlijt.
Tot bevoorrading
uit Sicilië.
Sicilië.
bevoorradingvan
van Rome
Romehaalde
haalde men
men tarwe
tarwe uit
Het kind
Het
kind huilde
huilde van
van pijn.
pijn.
Jezus-Christus
jezus-Christus heeft ons
kruis verlost.
verlost.
ons door
door zijn kruis
jan reist naar
naar Brussel
Brussel met
met vader.
vader.
Jan
jezus werd
door Judas
judas voor
voor dertig
dertig zilverlingen
zilverlingen verkocht.
verkocht.
Jezus
werd door
God
vormde 't lichaam
stof der
der aarde.
aarde.
God vormde
lichaam van
van Adam
Adam uit
uit het stof
Door
ons gebed
mede tot
tot bekering
bekering der
derheidenen.
heidenen.
Door ons
gebed helpen
helpen wij
wij mede
In
deze zinnen
zinnen staat
staat uitgedrukt
uitgedrukt::
In deze
-—
-—
-—
-—
—
-—
-—
-—
-—
op
welke plaats
plaats de
de handeling
handeling van
van het
het werkwoord
werkwoord gebeurt;
gebeurt;
op welke
op
welk ogenblik;
ogenblik;
op welk
op
welke wijze;
wijze;
op welke
door
welke oorzaak;
oorzaak;
door welke
met
middel;
met welk middel;
met welk doel;
met
doel;
in wiens
in
wiens bijzijn;
bijzijn;
voor hoeveel;
hoeveel;
de aard
aard van
van de
de stof
stof gebruikt
de
gebruikt in
in de
de handeling
handeling van
van het
het werkwoord.
werkwoord.
OEFENING : Zoek zelf
OEFENING:
zelf maar
maar eens
eens door welke
welke zinsdelen
zinsdelen dit
in de
de bovenbovendit in
staande
uitgedrukt.
staande zinnen
zinnen wordt
wordt uitgedrukt.
54
LET OP
OP :
wordt meer
bepaling bij
bij het
het werkwoord
werkwoord gegeven.
In sommige zinnen wordt
meer dan
dan één bepaling
gegeven.
ook wat
wat er
erdoor
doordie
diebepalingen
bepalingen bij het
uitgedrukt.
Zoek ook
het werkwoord
werkwoord wordt uitgedrukt.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Bepalingen
beBepalingenbijbijeen
een werkwoord
werkwoordnoemt
noemtmen
men bijwoordelijke
bijwoordelijke bepalingen (bijwd.
(bijwd. bep.).
bep.).
OPGELET : Een
OPGELET:
bijwoordelijke bepaling
bepaling staat
nooit bij
bij een
eenzelfstandig
zelfstandig
Een bijwoordelijke
staat nooit
naamwoord.
De bijwoordelijke
De
bijwoordelijke bepaling
bepaling kan
kan echter
echter staan
staan bij
bij om
om 't even
ander
even welk ander
woord,
maar meestal
woord, maar
meestalbij
bijeen
een werkwoord.
werkwoord.
Zoek zelf
zelf maar
maar eens
eens de
de bijwoordelijke
bijwoordelijkebepalingen
bepalingen inin de
devolgende
volgendezinnen.
zinnen.
bij::
Hierin staan
staan de bijwoordelijke
bijwoordelijke bepalingen
bepalingen bij
I.
studeert flink.
I . een
een werkwoord : Hij studeert
Jan
liep vlug naar huis.
huis.
Jan liep
2. een
bijvoeglijk naamwoord
naamwoord:: (cfr.
(cfr. blz. 70)
een bijvoeglijk
Jan
droeg 'n zeer mooi
gedicht voor.
voor.
mooi gedicht
Jan droeg
Dat scheen mij een
een heel nare geschiedenis.
een bijwoord
3. een
bijwoord:: (cfr.
(cfr. blz. 70)
Frans schrijft tamelijk mooi. -— Hij komt
Frans
komt bijna altijd
naar de
de vergadering.
vergadering.
4. een voornaamwoord:
waren aanwezig.
aanwezig. -— Haast
voornaamwoord : Slechts enkelen
enkelen waren
alle soldaten
hun /even.
leven.
soldaten lieten
lieten hun
5. een telwoord:
telwoord : Ongeveer duizend betogers
betogers stapten door
door de straten. -—
drie millioen
Zijn nalatenschap
mi/lioen geschat.
nalatenschap wordt op ruim drie
6. een voorzetsel :: Recht tegenover
het kollege is
het station
station van
van de
de
tegenover het
is het
Kapellekerk. -— De jongen werd vlak in het oog geKapellekerk.
troffen.
7. een
hele zin
zin:: Gelukkig, daar
was de
de kampioen.
kampioen.
een hele
daar was
8. een bijwd.
bep. :: Tot diep
diep in
de nacht
nacht hebben
hebben wij gewerkt.
gewerkt.
in de
bijwd. bep.
MERK OP:
OP :
Behalve
bestaat de bijwoordelijke
bijwoordelijke bepaling uit één woord.
Behalve bij
bij het
het werkwoord
werkwoord bestaat
ONTHOUD::
[ONTHOUD
Het
woord dat
dat op
op zichzelf
zichzelf de
de dienst
dienst verricht
verricht van
van een
een bijwoorHet woord
delijke bepaling,
is een
een bijwoord. Het bijwoord
bijwoord isis onveranderlijk!
onveranderlijk!
bepaling, is
55
Ontleding:
Ontleding :
flink
zeer
bijna
slechts
ongeveer
recht
gelukkig
bijwd. bep.
bijwd.
bep. studeert
bijwd.
bep. mooi
bijwd. bep.
bijwd.
bep. altijd
bijwd. bep.
bijwd. bep.
bijwd.
bep. enkelen
enkelen
bijwd.
bep. duizend
bijwd. bep.
bijwd. bep.
bijwd.
bep. tegenover
bijwd. bep.
was de
bijwd.
bep. was
de kampioen
kampioen
BEPALING VAN PLAATS.
a. BIJWOORDELIJKE
BIJWOORDELIJKE BEPALING
PLAATS.
ingan
Bijwoordelijke
bepaling van
van Iligging
i g gin g of in
g a n g.
Bijwoordelijke bepaling
Vader
in zijn
zijnleunstoel.
leunstoel.
Vader zit in
Waar zit
zit vader?
vader? in
in zijn
zijn leunstoel.
Jan zat aan
aan tafel.
tafel.
Waar zat
Waar
zatJan?
Jan? aan
aan tafel.
tafel.
bal lag
De bal
lag onder
onder de
de kast.
kast.
Waar lag
lag de
de bal?
bal? onder
onder de
de kast.
De
leraar woonde
Gent.
De leraar
woonde te
te Gent.
Waar
woonde de
deleraar?
leraar? te Gent.
Gent.
Waar woonde
Boven
huis hing
hing zwarte rook.
Boven het
het huis
Waar hing
hing rook?
rook? boven
boven het
het huis.
Hij stond
stond bij de
de leraar.
leraar.
Waar stond
stond hij?
hij? bij
bij de
de leraar.
In de tuin
is het
het aangenaam.
aangenaam.
tuin is
Waar
hetaangenaam?
aangenaam? in
in de
de tuin.
Waar isis het
de muren.
De straatjongens
straatjongens schreven op de
muren.
Waar
schreven de
de straatjongens?
straatjongens? op
de muren.
Waar schreven
op de
Leunstoel,
kast, Gent,
Gent, huis,
huis,leraar,
leraar, tuin,
tuin,muren
murenduiden
duidenaan
aan::
Leunstoel, tafel, kast,
Waar? op
persoon, dier of zaak; geschiedt
Waar?
op welke
welkeplaats?
plaats? bevindt
bevindt zich
zich 'n persoon,
bij wie?
bij
wie?
een handeling.
handeling.
bij wat?
bij
wat?
Bij deze
deze handeling
Bij
handeling geschiedt
geschiedt geen
geen verplaatsing.
verplaatsing. De
De handeling
handeling
gebeurt
plaats.
gebeurt steeds
steedsop
op dezelfde plaats.
ONTHOUD :
ONTHOUD:
Bijwd. bep.
van ligging
Bijwd.
bep. van
ligging (bijwd.
bep. ligg.)
ligg.)
(bijwd. bep.
± werkw. +
-I- ond.
Waar +
56
Bijwd. bep.
richting
Bijwd.
bep. van ri
eh tin g of iingan
n ga n g.
De leerling
De
leerling liep naar de
de speelplaats.
speelplaats.
Waarheen
liepdedeleerling?
leerlingrnaar
naardedespeelplaats.
speelplaats.
Waarheen liep
De auto
de markt.
markt.
auto reed
reed naar
naar de
Waarheen reed
Waarheen
reedde
deauto?
autor naar
naar de
de markt.
trein stoomde
het station
De trein
stoomde het
station binnen
binnen (in).
(in).
Waarin
stoomde de
de trein?
treinr in
in het
het station.
Waarin stoomde
De man
sprong op
man sprong
op de
de tram.
Waarop
sprong de
de man?
manr op de
de tram.
Waarop sprong
Leg
boek op
op tafel.
Leg het
het boek
leggen? op tafel.
Waarop moet
moet je
je het
het boek leggenr
Hij stuurde
stuurde zijn
zijn hond
hond op
op ons
ons af.
af.
Waarop stuurde
Waarop
stuurde hij
hij af?
af? op
op ons.
De postbode liet de
de brief in
in de
de bus
bus glijden.
glijden.
Waarin
lietdedepostbode
postbode glijden?
glijden? in
in de
de bus.
Waarin liet
De rijkswachters leidden
cel terug.
terug.
leidden de
de misdadiger
misdadiger naar
naar zijn
zijn cel
Waarheen
leidden de
de rijkswachters terug?
naar zijn
zijn cel.
Waarheen leidden
terug? naar
Speelplaats,
duiden aan
aan
Speelplaats, markt,
markt, duiden
Waarheen? naar
naar welke plaats
Waarheenr
plaats iemand
iemand
of iets
iets zich
zich richt.
richt.
Waarin?
aan
station,
duidt aan
station, duidt
in welke
in
welke plaats
plaats iemand
iemand
of iets
iets komt.
komt.
Waarop?
tram, duidt
duidt aan
aan
naar
plaats iemand
iemand
naar welke plaats
of iets
richt om
om er op
op te
te komen.
komen.
of
iets zich
zich richt
Waarop?
tafel, ons,
ons, duiden aan
op welke
op
welke plaats
plaats het
het onderwerp
onderwerp
een persoon,
een
persoon, dier of
of zaak
zaak brengt.
brengt.
Waarin?
bus, duidt aan
aan
bus,
in welke
in
welke plaats
plaats het
het onderwerp
onderwerp
iemand of iets
iets binnenbrengt.
binnenbrengt.
cel,
duidt aan
aan
cel, duidt
naar welke plaats
Waarheenr
plaats het onderwerp
onderwerp
Waarheen? naar
iemand
iets brengt.
brengt.
iemand of
of iets
In
deze zinnen
zinnen is
is er
er wel
weleen
eenverplaatsing.
verplaatsing.
In deze
of iemand
(iets) naar
Het
onderwerp verplaatst zichzelve of
iemand (iets)
Het onderwerp
de aangegeven
aangegeven plaats.
plaats.
57
ONTHOUD:
ONTHOUD :
van richting
(Bijwd. bep.
Bijwd.
bep. van
richting (Bijwd.
bep. richt.)
richt.)
Bijwd. bep.
Waarheen
+ werkw.
+ ond.
+
werkw. +
W
aarop
Waarop
van ingang.
(Bijwd. bep.
Bijwd.
bep. van
ingang. (Bijwd.
bep. ing.)
ing.)
Bijwd. bep.
Waarin
Waari n
+ werkw.
+ ond.
+
werkw. +
W
aarop
Waarop
vanuuitgang
ofver
verwijdering.
Bijwd.
bep. van
i tg a n g of
w ij der in g .
Bijwd. bep.
uit de
de studiezaal.
studiezaal.
kwam uit
jan kwam
Van waaruit
waaruitkwam
kwamJan?
Jan? uit
uit de
de studiezaal.
Uit het bos
geknal van
van geweren.
geweren.
bos klonk
klonk geknal
Van waaruit
waaruitklonk
klonkhet
hetgeknal?
geknal? uit
uit 't bos.
De papegaai
papegaai komt
komt uit
uit Venezuela.
Venezuela.
Van waaruit
waaruitkomt
komt
papegaai?uit
uitVenezuela.
Venezuela.
dede
papegaai?
De arme
stakkerds vluchtten
vluchtten uit
uit Polen.
Polen.
arme stakkerds
Van waaruit
waaruitvluchtten
vluchttende
destakkerds?
stakkerds? uit
uit Polen.
hun degen
De heren trokken hun
degen uit de
de schede.
schede.
Van waaruit
waaruittrokken
trokken de
deheren?
heren? uit
uit de
de schede.
de
kelder.
Jaag de
kat uit
Jaag
de kat
uit de kelder.
Van waaruit
waaruitmoet
moetgij
gijjagen?
jagen? uit
uit de
de kelder.
landbouwerschudde
schuddehet
hetkoren
korenuit
uit de
de zak.
De landbouwer
Van waaruit
waaruitschudde
schudde hij?
hij? uit de
de zak.
slechte vruchten.
De goede
appelen schiftte hij van
van de slechte
goede appelen
Van waaruit
waaruitschiftte
schifttehij?
hij? van
van de
deslechte
slechte vruchten.
Studiezaal,
schede, kelder,
kelder, zak,
zak,
Studiezaal, bos,
bos, Venezuela,
Venezuela, Polen,
Polen, schede,
vruchten,
duiden
aan
:
vruchten, duiden aan :
Van waaruit?
waaruit? uit
uitofofvan
vanwelke
welkeplaats
plaats iemand
iemand of
of iets
iets komt
komt of
ofzich
zich ververwijdert.
van
welke plaats
plaats iemand
iemand of
iets door het
het onderwerp
onderwerp
van uit welke
of iets
verwijderd
wordt.
verwijderd
In
deze zinnen
zinnen is
is er
er wel
weleen
eenverplaatsing.
verplaatsing.
In deze
Het
onderwerp komt
ofverwijdert
verwijdertzichzelve
zichzelve of
of
Het onderwerp
komt uit of
iemand
plaats(of
(ofpersoon
persoon ::
iemand (of
(of iets)
iets)van
van een
een aangeduide
aangeduide plaats
Hij verwijderde
verwijderde zich
zich van
van zijn
zijn vrienden).
ONTHOUD:
ONTHOUD :
van uitgang.
(Bijwd. bep.
Bijwd.
bep. van
uitgang. (Bijwd.
bep. uitg.)
uitg.)
Bijwd. bep.
Van waaruit
Van
-I- ond.
+ werkw.
+
werkw. +
ond.
(Van
wie)
(Van wie)
58
doorgang.
Bijwoordelijke bepaling van door
ga ng .
De
dief isis langs
langs het
hetpoortje
poortjeverdwenen.
verdwenen.
De dief
Waarlangs
dedief
diefverdwenen?
verdwenen? langs
langs het
het poortje.
Waarlangs isisde
Wij zullen
zullen uueven
even lungs
langs Antwerpen voeren.
Waarlangs
zullen wij
wijeven
evenvoeren?
voeren?langs
langs Antwerpen.
Waarlangs zullen
De
kat liep
liep weg
weg door
door de
de tuin.
tuin.
De kat
Waar
doorheen liep
liep de
de kat
katweg?
weg? door
door de
de tuin.
Waar doorheen
Het konijntje
konijntje stak
stak zijn
zijnkop
kopdoorheen
doorheen de opening.
doorheen de opening.
Waar doorheen
Waar
doorheenstak
stakhet
hetkonijntje
konijntje zijn
zijn kop? doorheen
tunnels lopen
De tunnels
lopen onder
onder de
de Schelde.
Waaronder
doorlopen
lopendedetunnels?
tunnels? onder
onder de
de Schelde.
Waaronder door
Hannibal
leidde zijn
leger over
over de
de Alpen.
Alpen.
Hannibal leidde
zijn leger
Waarover
leiddeHannibal?
Hannibal? over
over de
de Alpen.
Waarover leidde
De
Romeinen joegen
joegen de
de overwonnenen
overwonnenen onder
door.
De Romeinen
onder het
het juk door.
Waaronder door
Waaronder
doorjoegen
joegendedeRomeinen?
Romeinen? onder
onder het
het juk.
De kar
De
kar reed
reed over
over de
de brug.
brug.
Waarover
reed de
de kar?
kar? over
over de
de brug.
Waarover reed
Waarlangs?
poortje, duidt
duidt aan
aan
langs welke
welke plaats
langs
plaats of weg
weg
iemand
iets gaat.
gaat.
iemand of iets
tuin, duidt
duidt aan
aan
Waar
doorheen? doorheen
doorheenwelke
welkeplaats
plaats of
ofweg
weg
Waar doorheen?
iemand of iets
iemand
iets gaat.
gaat.
aan
Schelde,
Schelde, duidt aan
Waaronder
door? onder welke plaats
plaats iemand
iemand
Waaronder door?
of iets
iets onderdoor
onderdoor loopt.
loopt.
Waarover?
duidt aan
aan
brug,
brug, duidt
over
welke plaats
plaats
over welke
iets gaat.
gaat.
iemand of iets
Waarlangs?
Antwerpen, duidt
duidt aan
aan
langs welke
welke plaats
langs
plaats of weg
weg
iets gevoerd
gevoerd wordt.
wordt.
iemand
iemand of
of iets
opening,
duidt aan
aan
opening, duidt
Waar
doorheen?doorheen
doorheenwelke
welkeplaats
plaatsiemand
iemand
Waar doorheen?
of iets
iets gebracht
gebracht wordt.
wordt.
juk, duidt
duidt aan
aan
Waaronder door?
Waaronder
door?onder
onderwelke
welkeplaats
plaatsiemand
iemand of
of
iets onderdoor
iets
onderdoor wordt
wordt geleid.
geleid.
59
Alpen,
duidt aan
aan
Alpen, duidt
over
plaats of weg
weg iemand
iemand of
over welke plaats
iets wordt geleid.
iets
geleid.
Waarover?
Bij
Deze
Bij deze
deze handeling
handelinggebeurt
gebeurteen
een verplaatsing.
verplaatsing. Deze
handeling
bepaald punt van
van een
een stad,
stad,
handeling begint
begint aan
aan een
een bepaald
een
of een
een dergelijke
dergelijke plaats
plaats en
en eindigt
eindigt
een stroom,
stroom, een weg of
bij
een ander
ander punt
punt van
van dezelfde
dezelfde plaats.
plaats.
bij een
Men zou
dat in
Men
zou kunnen
kunnen zeggen dat
in de
de handeling
handeling of
ofbeweging
beweging een
een gedachte van
van tijd
tijd besloten
beslotenligt.
ligt. Het
Het onderwerp
onderwerp beweegt
gedurende een
plaats.
eenzekere
zekeretijd
tijdlangsheen
langsheendezelfde
dezelfde plaats.
ONTHOUD
ONTHOUD:
:
Bijwd. bep.
van doorgang.
Bijwd.
bep. van
doorgang. (Bijwd.
bep. doorg.)
doorg.)
(Bijwd. bep.
Waarlangs
Waar
doorheen
Waar doorheen
werkw. -F ond.
Waaronderdoor
Waaronderdoor + werkw. + ond.
Waarover
LET OP
OPI
!
Wij waren
waren nog
nog op drie kilometer van
de stad.
van de
sloeg de
de kogel
kogel in
in de
Op enkele stappen van ons sloeg
de muur.
muur.
vijand sloeg
op drie mijlen van
De vijand
sloeg zijn kamp op
van het
het dorp
dorp op.
meter van
viel hij
Op enkele meter
van de
de aankomst
aankomst viel
hij neder.
neder.
De zinsdelen
zinsdelen:: kilometer,
stappen, mijlen, meter,
meter, duiden aan
aan op
op welke afstand
kilometer, stappen,
iemand
Iemand of iets zich bevindt; op welke afstand er
er iets
iets geschiedt.
geschiedt. Wij zullen
zullen dit
zinsdeel dat dus
zinsdeel
dus de
de afstand
afstand aanduidt,
aanduidt, niet
nietbeschouwen
beschouwen als
als een
een bijwd.
bep.
bijwd. bep.
van
nnaar het
het eerder
bijwd. bep.
van maat
van plaats,
plaats, maar
eerder als
als een
een bijwd.
bep. van
maat (hoeveelheid,
(hoeveelheid,
uitgebreidheid)
verder : bijwd.
van maat).
uitgebreidheid) ontleden
ontleden (cfr. verder:
bijwd. bep.
bep. van
maat).
De zinsdelen
zinsdelen:: stad, ons, dorp, aankomst, zullen wij ontleden
ontleden als
als een
een bijwd.
bep. van
bij het werkwoord
« verwijderd »
van uitgang,
uitgang, verwijdering staande
staande bij
werkwoord «verwijderd»
(al
(al of niet
niet verzwegen).
verzwegen).
stad
ons
dorp
aankomst
60
nw.
zelfst. nwo
pers.
pers. vnw.
vnw.
nwo
zelfst. nw.
zelfst. nw.
nwo
Sn. v.
l•
I·
Sn. o.
Sn. v.
bijwd. bep.
e.
p. mv.
nnv. bijwd. bep.
e.
bijwd. bep.
e.
bijwd. bep.
van
van
van
van
uitg.
uitg.
uitg.
uitg.
waren
waren
waren
waren
(verwijderd)
(verwijderd)
(verwijderd)
(verwijderd)
b. BIJWOORDELIJKE
BEPALING VAN
VAN TIJD.
b.
BIJWOORDELIJKE BEPALING
TIJD.
t ij ddsti
p.
Bijwoordelijke bepaling van tij
s tip.
Aanstaande
zondag gaan
gaan wij wandelen.
Aanstaande zondag
wandelen.
Wanneer gaan
wandelen? aanstaande
aanstaande zondag.
gaan wij wandelen?
Einde mei
mei zal alles klaar
klaar zijn.
Einde
Wanneer zal
alles klaar
klaar zijn?
zijn? einde
zal alles
einde mei.
Na regen
regen komt
komt zonneschijn.
zonneschijn.
Wanneer komt zonneschijn?
zonneschijn? na
na regen.
Ten alle tijde
tijde zijt
Ten
zijt gij
gijwelkom.
welkom.
ten alle
Wanneer zijt gij
gij welkom?
welkom? ten
alle tijde.
Wij vertrekken
vertrekken te
te vier
vier uur.
uur.
te vier
Wanneer vertrekken wij? te
vier uur.
Op tweede Paasdag
oom ons
ons een
een bezoek.
bezoek.
Paasdag bracht
bracht oom
bracht oom...?
Wanneer bracht
oom ... ? op tweede
tweede Paasdag.
In september zullen wij een
een uitstapje maken.
maken.
Wanneer zullen
maken? in
in september.
zullen wij maken?
Over
maanden isis het
verlof.
Over twee
twee maanden
het verlof.
Wanneer is
verlof? over twee
twee maanden.
is het verlof?
Zondag, einde,
einde, regen,
regen, ten
ten alle
Zondag,
alle tijde
tijde (altijd),
(altijd),uur,
uur,Paasdag,
Paasdag,
september, maanden
september,
maanden duiden
duiden aan
aan :
Wanneer? op welk moment of tijdstip de
de handeling
handeling van
van het
het werkwoord
werkwoord
geschiedt.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Bijwd.
bep. van tijdstip.
(Bijwd. bep.
tst.)
tijdstip. (Bijwd.
bep. tst.)
Bijwd. bep.
+ werkw. + ond.
Wanneer +
LET OP
OPl!
(i).
Hoeveel vroeger -— hoeveel later (1).
Enkele
weken vóór
vergadering werd
de voorzitter
voorzitter ziek.
ziek.
Enkele weken
v66r de
de vergadering
werd de
de vergadering.
Wanneer werd
de voorzitter?
voorzitter? enkele
enkele weken
weken vóór de
werd de
Jezus is
verrezen de
derde dag
na zijn
zijn dood.
dood.
is verrezen
de derde
dag na
is Jezus
Jezusverrezen?
verrezen?de
dederde
derde dag
dag na
na zijn
zijn dood.
Wanneer is
dood.
zijn hier
weken, dag, zijn
De zinsdelen
zinsdelen :: weken,
hier de
de bijwd. bep. van tst.
Hoe ontleden
dan : vergadering en dood?
ontleden wij dan
vergadering : Bijvg.
ZÓ
Bijvg. bep. znw.
znw. weken.
Zó :: vergadering:
Bijvg. bep.
bep. znw.
dood:
Bijvg.
znw. dag.
dood :
e)
(')
Lat.
Gramm. Geerebaert
Geerebaert Nr. 233.
233.
Lat. Gramm.
61
ti jjdruimte.
Bijwoordelijke bepaling
bepaling van
van ti
d r u i m te.
Geheel de
de dag
dag brandt
brandt er licht.
Geheel
licht.
Hoelang brandt
brandt er
er licht? geheel
geheel de dag.
Tijdens het concert
concert was
was het
het stil.
Hoelang was
was het
het stil? tijdens
het koncert.
tijdens het
Acht uren
uren heeft
heeft de
de strijd
strijdgewoed.
gewoed.
Acht
Hoelang heeft
heeft de
de strijd
strijd gewoed? acht uren.
Het mooie
mooie seizoen duurt slechts korte
korte tijd.
seizoen? slechts
slechts korte
korte tijd.
Hoelang duurt
duurt 't seizoen?
Sedert 14 dagen
geen dropje
dropje regen.
regen.
dagen kregen
kregen wij geen
Sedert wanneer
wanneerkregen
kregen wij?
wij? sedert
sedert 14 dagen.
in de
Tot diep in
de nacht
nacht hebben
hebben wij
wij het
hetgesprek
gesprek voortgezet.
voortgezet.
Tot
wanneerhebben
hebben wij
wij voortgezet?
voortgezet? tot diep
diep in
in de
de nacht.
Tot wanneer
Hij werkt
werkt van
van de
de vroege
vroege morgen
morgen tot
tot de
de late
lateavond.
avond.
Sedert wanneer
wanneer werkt
werkthij?
hij? van
van de
devroege
vroege morgen.
Tot wanneer
wanneer werkt
werkt hij? tot de
de late
late avond.
vertoningduurde
duurdevan
van7 7tot
tot IIII uur
De vertoning
uur 's avonds.
Sedert wanneer
Sedert
wanneerduurde
duurdede
devertoning?
vertoning? van
van 7 (uur.)
(uur.)
wanneer duurde
Tot wanneer
duurde de
vertoning? tot II
de vertoning?
11 uur.
dag, koncert,
koncert, uren, tijd,
dag,
tijd, dagen,
dagen, nacht,
nacht, morgen,
morgen, avond,
avond,
(uur),
uur, duiden
duiden aan.
aan.
(uur), uur,
Hoe lang
lang
de
handeling van
werkwoord duurt.
de handeling
van het werkwoord
Sedert wanneer?
Sedert
wanneer? de
dehandeling
handeling van
van het
het werkwoord
werkwoord bezig
is.
bezig is.
Tot
wanneer?
de
handeling van
werkwoord oord
de handeling
van het werkwoord
oord duurt.
Tot wanneer?
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Bijwd.
bep. van tijdruimte.
(Bijwd. bep.
bep. tr.)
Bijwd. bep.
tijdruimte. (Bijwd.
tr .)
Hoe lang
lang
-1- werkw.
werkw. +
+ ond.
Sedert wanneer
wanneer +
Tot wanneer
OEFENING
de volgende
volgende woorden
woorden :
OEFENING : Ontleed
Ontleed de
I"
le zin:
zin : er
2e zin:
zin : het
2"
4' zin : slechts
4"
62
5"
5' zin : regen
6. zin : diep,
6"
gesprek
diep, gesprek
8. zin : avonds
S"
c. BIJWOORDELIJKE
BIJWOORDELIJKE BEPALING
MIDDEL.
BEPALING VAN
VAN MIDDEL.
Jezus werd met
met roeden
roeden gegeseld.
gegeseld.
fezus
Jezus gegeseld?
gegeseld? met
met roeden.
Waarmee werd Jezus
metser werkt met
met een troffel.
De metser
de metser?
metser? met
met een
een troffel.
Waarmee werkt de
De timmerman
timmerman klopt met
met de
de hamer.
hamer.
de timmerman?
timmerman? met
met de
de hamer.
Waarmee klopt de
Hebt
Hebt gij
gij uw
uwtekening
tekeningmet
metuwuwpotloodjes
potloodjesgekleurd?
gekleurd?
gekleurd? met
uw potloodjes.
Waarmee hebt gij gekleurd?
met uw
boever hield
hield het paard
paard bij de
de breidel
breidel vast.
De boever
bij de
hield de
de boever vast?
vast? bij
de breidel.
Waarmee hield
Moeder
Moeder paaide
paaide het
het kind
kind met
met zoete woordjes.
Waarmee paaide
paaide moeder?
moeder? met zoete
zoete woordjes.
Wij herkenden
herkenden hem
aan zijn
zijn stem.
stem.
hem aan
Waarmee herkenden
wij? aan
aan zijn
zijn stem.
herkenden wij?
De zon
zon vervult
vervult het
het heelal
met haar licht.
licht.
De
heelal met
Waarmee vervult
de zon?
zon? met
met haar
haar licht.
vervult de
roeden, troffel,
roeden,
troffel, hamer,
hamer, kleurtjes,
kleurtjes, breidel,
breidel, duiden
duiden aan
aan::
de handeling
van het
het werkwoord
werkwoord wordt
Waarmee? met
welk werktuig de
handeling van
met welk
uitgevoerd.
L
aan::
woordjes, stem,
licht, duiden
duiden aan
stem, licht,
Waarmee? met welk middel
middel de
de handeling
handeling van
van het
het werkwoord
werkwoordgeschiedt.
geschiedt.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Bijwd.
bep. van
middel. (Bijwd.
bep. mid.)
Bijwd. bep.
van middel.
(Bijwd. bep.
Waarmee -I+ ond.
Waarmee
+ werkw.
werkw. +
MANIER OF
d. BIJWOORDELIJKE
OF WIJZE.
WIJZE.
BIJWOORDELIJKE BEPALING
BEPALING VAN
VAN MANIER
Zijn werk
werk was
steeds met zorg geschreven.
geschreven.
was steeds
Hoe was
was zijn
zijn werk
werkgeschreven?
geschreven? met
met zorg.
Met een
viel de
de deur
deur dicht.
dicht.
een slag
slag viel
Hoe viel
deur dicht?
dicht? met
met een
een slag.
slag.
viel de deur
De
regen viel
viel in
in dichte
dichte stromen
stromen neer.
neer.
De regen
Hoe viel
regen neer?
neer? in
in dichte
dichte stromen.
viel de regen
op alle mogelijke
Ik
mogelijke manieren
manieren geprobeerd.
geprobeerd.
lk heb het op
heb ik geprobeerd?
Hoe heb
geprobeerd? op alle
alle manieren.
De sterren
doorlopen met
wonderbare snelheid
snelheid hun
hun baan.
baan.
sterren doorlopen
met wonderbare
Hoe doorlopen
sterren? met
met wonderbare snelheid.
doorlopen de
de sterren?
Met ongeziene
ongeziene hardnekkigheid
hardnekkigheid werd
werd de
de vijand
vijand aangevallen.
aangevallen.
Hoe werd
de vijand
vijandaangevallen?
aangevallen? met
met ongeziene
ongeziene hardnekkigheid.
werd de
63
Ik kom
kom per
per trein,
trein, sommigen
sommigen komen
komen per
per tram,
tram,anderen
anderenkomen
komen te voet
voet
lk
het kollege.
naar het
kom ik?
ikl per
per trein.
Hoe kom
Hoe komen
komen sommigen?
sommigenl per
per tram.
Hoe
Hoe komen
komen anderen?
anderenl te
te voet.
Hoe
slag, stromen,
stromen, manieren,
manieren, snelheid,
snelheid, hardnekkigheid,
hardnekkigheid, trein,
trein,
Zorg, slag,
te voet
voet duiden
duiden aan
aan
tram, te
van het werkwoord
Hoel op
op welke
welke manier de
de handeling
handeling van
werkwoordgeschiedt.
geschiedt.
Hoe?
ONTHOUD:
ONTHOUD :
(Bijwd. bep.
Bijwd.
bep. van
van manier.
manier. (Bijwd.
bep. man.)
Bijwd. bep.
+ werkw.
Hoe +
werkw. +
+ ond.
BIJWOORDELIJKE BEPALING
BEPALING VAN
VAN BEGELEIDING.
BEGELEIDING.
e. BIJWOORDELIJKE
gevierde redenaar
redenaar naar voor.
Onder luide
luide toejuichingen
toejuichingen trad de
de gevierde
voor.
Onder
begeleiding waarvan
waarvantrad
traddederedenaar
redenaarnaar
naarvoor?
voorl
Onder begeleiding
Onder luide
luide toejuichingen.
vertrok met
met al zijn
zijn geld.
geld.
Hij vertrok
In begeleiding
begeleiding waarvan
waarvan vertrok
vertrok hij?
hij? met
met al
al z'n
z'n geld.
Het schrijven
schrijven ging
ging gepaard
gepaard met
met een
een geknars
geknars van
van de
de versleten
versleten pen.
pen.
In begeleiding
begeleidingwaarvan
waarvanging
ginghet
hetschrijven
schrijvengepaard?
gepaardl met geknars.
geknars.
Daar kwam
kwam de
de tandarts
tandarts met
met zijn
zijngevreesde
gevreesde tang.
tang.
In begeleiding
begeleiding waarvan
waarvankwam
kwamde
detandarts?
tandartsl met
met zijn
zijn tang.
Jezus
laatste avondmaal
avondmaal samen
samen met
met zijn
zijnapostelen.
apostelen.
gebruikte het
het laatste
fezus gebruikte
met zijn apostelen.
In begeleiding van wie gebruikte Jezus?
Jezusl met
Jan
ging wandelen
wandelen met Piet
Piet en
en Frans.
Frans.
Jan ging
In begeleiding
begeleiding van
vanwie
wieging
gingJan
Janwandelen?
wandelenl met
met Piet en Frans.
Lot
zijnhebben
hebben en houden
Abraham.
houden naar
naar Abraham.
Lot vluchtte
vluchtte met
met al zijn
In begeleiding
begeleiding waarvan
waarvanvluchtte
vluchtteLot?
Lot?met
metalal zijn
zijn hebben en houden.
vielen de
de vijanden
Onder
slaken van
van woeste
woeste kreten vielen
vijanden aan.
Onder het slaken
Onder het
aan? Onder
Onder
begeleiding waarvan
waarvanvielen
vielende
devijanden
vijanden aanl
het
Onder begeleiding
slaken van
woeste kreten.
kreten.
van woeste
Toejuichingen, geld,
geld, geknars,
Toejuichingen,
geknars, tang,
tang,
apostelen,
Frans, hebben
hebben en
en
apostelen, Piet
Piet en
en Frans,
houden,
duiden aan
aan
houden, slaken, duiden
In - Onder
Onder begeleiding
begeleidingwaarvan?
waarvan?het
hetonderwerp
onderwerpde
dehandeling
handeling van
van het
het
werkwoord doet
In begeleiding
begeleiding van
van wie?
wiel
werkwoord
doet of
of ondergaat.
ondergaat.
64
1
ONTHOUD::
ONTHOUD
(Bijwd. bep.
bep. van
van begeleiding.
begeleiding. (Bijwd.
bep. beg.)
beg.)
Bijwd. bep.
In begeleiding
begeleiding van
van wie
wie
waarvan
waarvan + werkw.
werkw. -I- ond.
ond.
Onder begeleiding
begeleiding waarvan
waarvan
Onder
+
+
BIJWOORDELIJKE BEPALING
REDEN.
BEPALING VAN
VAN REDEN.
f. BIJWOORDELIJKE
Wegens zijn slecht
slecht gedrag
gedrag werd
werd Jan
Jan gestraft.
gestraft.
Wegens
Jan gestraft?
gestrafd wegens
wegens z'n
z'n slecht
slecht gedrag.
Waarom werd Jan
nam hij ontslag.
Om gezondheidsredenen
gezondheidsredenen nam
ontslag.
hij ontslag?
ontslag? om
om gezondheidsredenen.
nam hij
Waarom nam
Omwille van
de vrede
vrede gaf
gaf broer
broer toe.
toe.
van de
Waarom gaf
broer toe?
toe? omwille
omwille van
van de
de vrede.
gaf broer
Vader
hem aanklagen
aanklagen wegens
wegens diefstal.
Vader zal hem
Waarom zal
vader aanklagen?
aanklagen? wegens
wegens diefstal.
zal vader
Ik
doe
op
uw
bevel.
doe
het
lk
Waarom doe
ik? op
uw bevel.
doe ik?
op uw
verliet Wim
Wim de
Uit verveling
verveling verliet
de zaal.
zaal.
Waarom verliet
Wim? uit
uit verveling.
verliet Wim?
Handel
nooit uit
uit menselijk
menselijk opzicht.
Handel nooit
moet gij
Waarom moet
gij handelen?
handelen? uit
uit menselijk
menselijk opzicht.
De winkel was
was gesloten
gesloten wegens
wegens sterfgeval.
Waarom was
winkel gesloten?
gesloten? wegens
wegens sterfgeval.
was de winkel
Gedrag, gezondheidsredenen,
vrede, diefstal,
Gedrag,
gezondheidsredenen, vrede,
diefstal, bevel,
bevel,
verveling,
sterfgeval, duiden
duiden aan
aan::
verveling, opzicht, sterfgeval,
de handeling
van het
Waarom
de
handeling van
het
werkwoord gebeurt.
Om welke
welke reden?
reden? werkwoord
gebeurt.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
(Bijwd. bep.
Bijwd.
bep. van
reden. (Bijwd.
bep. red.)
van reden.
Bijwd. bep.
werkw. 4Waarom
+ ond.
ond.
Waarom +
+ werkw.
BEPALINGVAN
VAN OORZAAK.
g.
g. BIJWOORDELIJKE BEPALING
Ijzer
door de
de warmte.
warmte.
uit door
Ilzer zet uit
Waardoor zet
ijzer uit?
uid door
door de
de warmte.
zet ijzer
De arme
man stierf
stierf van
van honger.
honger.
arme man
Ter
oorzakewaarvan
waarvanstierf
stierfde
deman?
man? van
van honger.
Ter oorzake
65
65
Moeder
weende van
van vreugde.
vreugde.
Moeder weende
Ter oorzake
oorzake waarvan
waarvan weende moeder?
moeder? van
van vreugde.
Door
de storm
storm gingen
gingen vele
vele schepen
schepen verloren.
verloren.
Door de
Waardoor gingen
de storm.
gingen schepen
schepen verloren?
verloren? door de
Door de
Door
de dooi
dooi zijn
zijn vele
velewegen
wegen onbegaanbaar.
onbegaanbaar.
Waardoor zijn
de wegen
wegen onbegaanbaar?
onbegaanbaar? door
de dooi.
zijn de
door de
Door
vroege nachtvorst
nachtvorst bevroren
bevroren vele
vele bloemen.
bloemen.
Door de vroege
Waardoor bevroren
de bloemen?
bloemen? door
de nachtvorst.
bevroren de
door de
gekwetste soldaat
soldaat stierf
stierf aan zijn
De gekwetste
zijn wonden.
wonden.
Ter oorzake
oorzake waarvan
waarvan stierf
soldaat? aan
aan z'n wonden.
stierf soldaat?
Van vermoeienis
viel hij
hij in slaap.
Van
vermoeienis viel
slaap.
Ter oorzake
oorzake waarvan
waarvan viel hij
hij ininslaap?
slaap? van
van vermoeienis.
Warmte, honger,
honger, vreugde,
vreugde, storm,
storm, dooi,
dooi, nacht,
nacht,
vorst, wonden,
vorst,
wonden, vermoeienis
vermoeienis duiden
duiden aan
aan ::
Waardoor?
door
oorzaak de
de handeling
handeling van
het werkwerkdoor welke oorzaak
van het
Ter
oorzake waarvan?
waarvan? woord geschiedt.
geschiedt.
Ter oorzake
ONTHOUD
ONTHOUD:
van oorzaak.
oorzaak. (Bijwd.
(Bijwd. bep.
Bijwd.
bep. van
bep. oorz.)
oorz.)
Bijwd. bep.
:
Waardoor
-1- ond.
-F werkw.
+
werkw. +
Ter oorzake
oorzake waarvan
waarvan
en het handelend
De bijwoordelijke
bijwoordelijke bepaling
handelend voorwerp.
bepaling van
van oorzaak en
Verwar
het handelend
handelend voorwerp
voorwerp niet
niet met
met een
een bijwoordelijke
bijwoordelijkebepaling
bepaling
Verwar het
van
oorzaak.
van oorzaak.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
Geen
passieve vorm
geen handelend
handelend voorwerp.
voorwerp.
Geen passieve
vorm =
= geen
x hand.
Schrijf af
af en
en onderlijn
onderlijn II X
hand.vw.;
vw.; 2x
2x bijwd.
OEFENING:
bijwd. bep.
bep.
OEFENING : Schrijf
Door
vele roken
roken worden
worden de
tanden zwart.
Door het
het vele
de tanden
vele zaken kennen.
Door
ervaring leren
leren wij
wij vele
Door de
de ervaring
Om
uw goed
goed gedrag
gedrag wordt
wordt gij
gij door
door iedereen
iedereen bemind.
bemind.
Om uw
Door
werk zult
zult gij
gijeen
eenmooie
mooieuitslag
uitslagbehalen.
behalen.
Door vlijtig
vlijtig werk
De vesting
vesting werd
werd door
door de
debelegeraars
belegeraarsingenomen.
ingenomen.
Door de
de late vorst
Door
vorst zullen
zullen er
er weinig
weinig groenten
groenten zijn.
zijn.
Door
de warmte
warmte van
van dedezonnestralen
zonnestralen smelten
smelten dededikste
dikstesneeuwlagen.
sneeuwlagen.
Door de
Het zieke
zieke kindje
kindje werd
werdangstvallig
angstvalligdoor
doormoeder
moederverpleegd.
verpleegd.
Mijnheer, met
heb ik uw
Mijnheer,
met genoegen
genoegen heb
uw rede
rede door
door de
de radio
radio beluisterd.
beluisterd.
66
dadelijk aan
aan de
De brieventas
door de
de veldwachter
veldwachtergevonden
gevonden en dadelijk
de
brieventas werd door
eigenaar terugbezorgd.
Hebben
na een
een passieve
passieve vorm altijd
altijdeen
eenhandelend
handelendvoorwerp?
voorwerp?
Hebben wij na
Wanneer het
het (<«handelend
een zaaknaam
zaaknaam is,
dan kan
kan het
het als
als
handelend voorwerp»
voorwerp » een
is, dan
werktuig,
middel of
ofoorzaak
oorzaak worden
wordenbeschouwd
beschouwd en
en dan
dan kan
kan men
men dit
dit zinsdeel
zinsdeel
werktuig, middel
als
dusdanig rangschikken
bijwoordelijke bepalingen.
bepalingen.
als dusdanig
rangschikkenbij
bij de
de bijwoordelijke
Let
dus wel
wel op
op en
en zoek
zoek eens
eens welk
welksoort
soortbijwoordelijke
bijwoordelijkebepaling
bepaling er
erstaat
staat
Let dus
a)
de voorafgaande
voorafgaande oefening;
oefening;
a) in
in de
b) in
de volgende
volgende zinnen.
zinnen.
b)
in de
Door de
arbeid verlicht.
Door
de gewoonte
gewoonte wordt
wordt de arbeid
verlicht.
De wereld
De
wereld wordt
wordt door
door Gods
Gods voorzienigheid
voorzienigheid in
in stand
standgehouden.
gehouden.
Door de
de wijde
van zijn
Door
wijde mouwen
mouwen van
zijn mantel
mantel werd
werd hij
hijininzijn
zijnbewegingen
bewegingen
belemmerd.
Door
veel rust
rust kan
kan die
diespierscheuring
spierscheuring geheeld
geheeld worden.
Door veel
Door dit schrijven
Door
schrijven deel ik u mijn innige
innige deelneming
deelneming mede.
mede.
h. BIJWOORDELIJKE
BEPALING VAN
VAN DOEL.
h.
BIJWOORDELIJKE BEPALING
DOEL.
De missionarissen
God.
missionarissenwerken
werkenter
ter ere
ere van God.
ere van
Waartoe
werkendede
missionarissen? ter ere
van God.
Waartoe werken
missionarissen?
Jan
voor de
de bekering
bekering der
der heidenen.
heidenen.
Jan bidt voor
Waartoe
bidtJan?
Jan? voor
voor de
de bekering ...
Waartoe bidt
Hij vertrok
vertrok naar
naar Zwitserland
Zwitserland tot
totherstel
herstel van
van zijn
zijngezondheid.
gezondheid.
Waartoe vertrok
hij?
tot
herstel
...
vertrok hij?
Wij kwamen
kwamen naar
naar Brussel
Brussel om
om de
de musea te bezoeken.
bezoeken.
te bezoeken.
Waartoe kwamen
Waartoe
kwamen wij?
wij? om
om de
demusea
musea te
bezoeken.
leven
bevrijding
van
ons
vaderland.
Velen
gaven
hun
leven
ter
bevrijding
van
ons
vaderland.
Velen gaven
Waartoe
gaven velen
velen hun
hun leven?
leven? ter
ter bevrijding ...
Waartoe gaven
Jezus
kruis tot
tot verlossing
verlossing van
van alle
alle mensen.
op het kruis
fezus stierf op
Waartoe stierf
Waartoe
stierfJezus?
Jezus? tot verlossing ...
man voor
De p/oeg
ploeg speelde
voor de
de overwinning.
overwinning.
speelde als één man
Waartoe
speelde de
de ploeg?
ploeg? voor
voor de
de overwinning.
Waartoe speelde
Wij reizen
reizen om
om te
te leren.
Waartoe reizen
Waartoe
reizen wij?
wij? om
om te
te leren.
...
...
Ter ere,
ere, bekering,
bekering, herstel,
herstel, te
te bezoeken,
bezoeken, ter
ter bevrijding,
bevrijding, ververlossing, overwinning,
overwinning, leren,
leren, duiden
aan::
lossing,
duiden aan
welk doel
Waartoe? met welk
doel de
de handeling
handeling van
van het
het werkwoord
werkwoord geschiedt.
geschiedt.
67
ONTHOUD :
ONTHOUD:
Bijwd. bep.
van doel. (Bijwd.
(Bijwd. bep.
doel).
Bijwd.
bep. van
bep. doel).
werkw. +
+ ond.
Waartoe -I+ werkw.
Hoe
herkent men
men een
een bijwd.
Hoe herkent
bijwd. bep. doel?
± infinitief:
infinitief : infinitief =
= bijwd.
doel.
Om +
bijwd. bep.
bep. doel.
I.I. Om
bijwd. bep.
doel kan
Om te
bep. doel
kan men
men vervangen
vervangen door
door:: «
«Om
2. Een bijwd.
+
infinitief ».
OEFENING : Vervang in de opgegeven zinnen de bijwd.
OEFENING:
bijwd. bep. van
van doel
doel door:
door :
Om te +
+ infinitief
Om
Ontleed de
Ontleed
de aldus
aldus gevormde
gevormde zinnen.
zinnen.
i.
BIJWOORDELIJKEBEPALING
BEPALINGVAN
VAN MAAT.
BIJWOORDELIJKE
hoeveel graden
graden noorderbreedte
noorderbreedte ligt
ligt deze
Op hoeveel
deze stad?
stad?
Op hoeveel
hoeveelligt
ligtdeze
dezestad?
stad? op
ophoeveel
hoeveel graden.
1500 m
Mijnwerkers zwoegen
zwoegen 1500
m onder
onder de
de aarde.
Op hoeveel
Op
hoeveelzwoegen
zwoegen de
de mijnwerkers?
mijnwerkers? op
op 1500 meter.
Wij hebben
hebben de
meter moeten
moeten uitgraven.
uitgraven.
de waterput nog
nog vijf meter
Hoeveel hebben
hebben wij
wijmoeten
moetenuitgraven?
uitgraven? 5 meter.
Judas verkocht
verkochtJezus
fezus voor
voor dertig
dertig zilverlingen.
Judas
zilverlingen.
Voor hoeveel
Voor
hoeveelverkocht
verkochtJudas?
Judas? voor
voor 30 zilverlingen.
Voor een
een handvol
handvol goud
goud zou
zou hij zijn
Voor
zijn beste
beste vriend
vriendverraden.
verraden.
Voor hoeveel
hoeveel zou
zou hij verraden?
een handvol.
verraden? voor een
liter zuiver
weegtjuist
juist II kg.
Eén liter
zuiver water
water weegt
kg.
Hoeveel weegt
weegt één liter? één kilogram.
Een
kost bijna
bijna acht frank.
Een brood
brood kost
frank.
Hoeveel kost
kost een
een brood?
brood? bijna
bijna acht
acht frank.
bijwoordelijke bepaling
bepaling van
van maat
maat duidt
duidt aan
aan
De bijwoordelijke
Op
Op hoeveel?
hoeveel? de
deafstand;
afstand; -— de
de grootte;
Hoeveel?
het gewicht,
gewicht, de
de waarde.
waarde.
het
ONTHOUD
ONTHOUD::
Bijwd.
Bijwd. bep.
bep. van
van maat.
maat. (Bijwd.
bep. maat.)
(Bijwd. bep.
Op
hoeveel
Op hoeveel -I- ww. -I- ond.
d
Hoeveel
ww.
on.
Hoeveel
+
68
+
LET OP!
OP!
Zijn geen
geen bijwd.
bijwd. bep.
bep. van
van maat.
maat.
Zijn
De kruidenier
kruidenier weegt
weegt 55 kg pruimen.
pruimen.
De
De melkboer
melkboer gaf
gaf mij
mij 33 frank terug.
De
balk is zeven
zeven voet lang.
De balk
van de
eens de bediening
bediening van
de vet
vet gedrukte
gedrukte woorden.
woorden.
Zoek zelf eens
j.
j•
BIJWOORDELIJKE BEPALING
BIJWOORDELIJKE
BEPALING VAN STOF EN OORSPRONG.
God vormde
vormde het
lichaam van
van Adam
Adam uit
uit het stof der aarde.
aarde.
God
het lichaam
Waaruitvormde
vormde God?
God? uit
uit het
het stof.
Waaruit
was vervaardigd.
vervaardigd.
Kaarsen worden uit was
Waaruitworden
worden kaarsen
kaarsen vervaardigd?
vervaardigd? uit
uit was.
was.
Waaruit
Ons huis
huis is
is opgetrokken
opgetrokken uit
uit baksteen.
baksteen.
Ons
Waaruitis isons
onshuis
huisopgetrokken?
opgetrokken?uit
uitbaksteen.
baksteen.
Waaruit
Van
oude vodden
vodden maakt
men mooi
mooi papier.
papier.
Van oude
maakt men
Waarvanmaakt
maaktmen
menpapier?
papier? van
van oude
oude vodden.
Waarvan
jezus werd
werd uit nederige
nederige ouders
ouders geboren.
geboren.
Jezus
wie werd
werd Jezus
jezus geboren?
nederige ouders.
geboren? uit nederige
Uit wie
De Belgen
Belgen zijn merendeels van
Germaanse afkomst.
afkomst.
van Germaanse
De
van Germaanse
Waarvan zijn
de Belgen? van
Germaanse afkomst.
zijn de
Hij is
van adellijke
adellijke bloede.
is van
Waarvan
hij? van
van adellijke bloede.
Waarvan isis hij?
De Joden
joden stammen af van
van Sem,
de zoon
van Noë.
Sem, de
zoon van
Waarvan
(vanwie)
wie)
stammendedeJoden
Jodenaf?
af?van
vanSem.
Sem.
Waarvan (van
stammen
Stof,
was, baksteen,
baksteen, vodden,
vodden, duiden
duiden aan
aan::
Stof, was,
van
van welke stof
uit
welk materiaal
materiaal iets
iets gemaakt
gemaakt is.
is.
uit welk
Ouders,
afkomst bloede,
bloede, Sem,
Sem, duiden
duiden aan
aan :
Ouders, afkomst
welke
de oorsprong
oorsprong is
is
welke de
Waan'an?
Waarvan?
iemand of iets.
iets.
Van,
van iemand
Van, uit wie? van
Waarvan?
Waaruit?
ONTHOUD:
ONTHOUD :
stof.)
bep. stof.)
Bijwd.
bep. van stof.
stof. (Bijwd.
(Bijwd. bep.
Bijwd. bep.
Waarvan
....I.
d
ond..
,- on
. +
+ ww. +
W
aaruIt
Waaruit
oorspr.)
(Bijwd. bep.
van oorsprong. (Bijwd.
Bijwd.
bep. van
bep.oorspr.)
Bijwd. bep.
Waarvan
Waarvan
ond.
+ ond.
ww. +
+ ww.
.
. +
V
an, Uit
wie
uit wie
Van,
69
69
k. ANDERE
k.
ANDERE BIJWOORDELIJKE
BIJWOORDELIJKE BEPALINGEN.
BEPALINGEN.
Buiten de
de behandelde
bijwoordelijke bepalingen
bepalingenzijn
zijn er
er nog
nog andere.
andere. Wij
Buiten
behandelde bijwoordelijke
zullen
uitvoerig behandelen
behandelen en
enze
zeenkel
enkelvolledigheidshalve
volledigheidshalveaanhalen.
aanhalen.
zullen ze
ze niet
niet uitvoerig
Voor deze
Voor
deze ontleding van
van zulke
zulke zinsdelen
zinsdelen schrijven
enkel:: bijwd.
bep.
schrijven we
we enkel
bijwd. bep.
Bijwd. bep. gevolg:
gevolg :
Bijwd.
Jezus was
tot de
jezus
was bedroefd
bedroefd tot
de dood
dood toe.
toe.
Tot onze
onze grote
grote vreugde
vreugde kregen
kregen wij 'n dag
dag verlof.
Bijwd. bep. van
van graad
graad of verhouding
Bijwd.
verhouding::
God zal
zal ieder
God
ieder mens
mens loon
loon naar
naar werk geven.
Tijdens de
de turnles
turnles staan
Tijdens
staan de
de leerlingen
leerlingen volgens
volgens grootte.
grootte.
Bijwd. bep. voorwaarde:
voorwaarde :
Bijwd.
Op algemene
algemene aanvraag
aanvraag werd
het concerto
concerto nogmaals
nogmaals uitgezonden.
uitgezonden.
werd het
In geval
In
geval van
van regen
regen werd
de wedstrijd
wedstrijd uitgesteld.
uitgesteld.
werd de
Bijwd. bep. toegeving:
toegeving :
Bijwd.
Niettegenstaande het verbod
Niettegenstaande
verbod van
vader dreef
dreefde
de jongen
jongen toch
toch
van zijn vader
zijn wil
wil door.
door.
Ondanks mijn verwittiging
Ondanks
verwittiging verzorgt
uw werk
werknog
nogsteeds
steeds onvolonvolverzorgt gij uw
doende.
Bijwd. bep.
beperking :
Bijwd.
bep. beperking:
Jantje
voor zijn leeftijd.
jantje zong goed
goed voor
leeftijd.
Behalve zijn
zijn vader
vader weet
van de
de zaak.
Behalve
weet niemand
niemand het
het fijne
fijne van
Bijwd. bep.
modaliteit :
Bijwd.
bep. modaliteit:
Wij komen
komen in geen
geen geval.
geval.
Volgens
de laatste
laatste berichten
berichten waren
Volgens de
waren er 19 doden.
C. BEPALINGEN
BEPALINGEN
C.
BIJ
NAAMWOORD
BIJ HET BIJVOEGLIJK
BIJVOEGLijK NAAMWOORD
EN BIJ
BIJ HET
HET BIJWOORD
BIJWOORD
Voorafgaande opmerking.
Deze
bepaling wordt
wordt ook bijwoordelijke
Deze bepaling
bijwoordelijkebepaling
bepaling bij het bijvoeglijk
bijvoeglijk naamwoord genoemd.
genoemd. (Bijwd.
(Bijwd. bep.
bep. bijvg.
bijvg. nw.)
nw.)
Meestal wordt deze
deze bediening
bediening beschouwd
beschouwd als
als een
een voorzetselvoorwerp.
voorzetselvoorwerp.
Meestal
Wij
Wij willen
willenechter
echterde
deindeling
indelingvan
vandedelatijnse
latijnsespraakkunst
spraakkunst volgen.
volgen.
Vele mensen
zijn begerig
mensen zijn
begerig naar
naar roem.
roem.
Sommige
leerlingen zijn
zijn afkerig
Sommige leerlingen
afkerig van
van alle
alleinspanning.
inspanning.
Mochten
alle wetten
Mochten alle
wetten nuttig zijn
zijn voor
voor het
het volk.
volk.
70
70
De balk was
meter breed.
De
was twee
twee meter
breed.
De jeugd
De
jeugd van
van heden
heden is
is niet
niet met
met weinig
weinig tevreden.
tevreden.
emmer was
De emmer
was vol
vol water.
kinderen waren
waren bang
De kinderen
bang voor
voor de
de hond.
hond.
Roken blijkt
blijkt schadelijk
Roken
schadelijk voor
voor de
de gezondheid.
gezondheid.
Laten
nooit afgunstig
afgunstig zijn op onze
medeleerling.
Laten wij
wij nooit
onze medeleerling.
God blijft nooit
God
nooit doof
doof voor
voor onze
onze gebeden.
gebeden.
OEFENING : Ontleed
Ontleed redekundig
OEFENING:
redekundig de
de opgegeven
opgegeven zinnen.
zinnen.
Als ik in
Als
in de
de eerste
eerste zin
zin eenvoudig
eenvoudig zeg
zeg:: «
«Vele
mensen zijn begerig
begerig », dan
Vele mensen
is er niet
zijn. Zij
is
niet aangeduid
aangeduid waarnaar
waarnaar de
de mensen
mensen begerig
begerig zijn.
Zij kunnen
kunnen begerig
zijn naar
zijn
naar geld,
geld, naar
naar genot,
genot, naar
naar drank
drank of
of naar
naar roem.
roem.
Door in
in de
de zin
zin het
hetzinsdeel
zinsdeel « naar
roem»» bij
voegen, wordt er
ergezegd
gezegd
naar roem
bij te voegen,
waarnaar de
de mensen
waarnaar
mensen verlangen.
verlangen. Het
Het zinsdeel
zinsdeel «naar
roem»» is een uitleg
« naar roem
van het
« begerig».
van
het bijvoeglijk
bijvoeglijk naamwoord
naamwoord «begerig».
Zo bepaalt
bepaalt ook in
in de
de tweede
tweede zin
zinhet
hetzinsdeel
zinsdeel «van
inspanningen»»
« van alle inspanningen
het bijvoeglijk
« afkerig ».
het
bijvoeglijk naamwoord
naamwoord «afkerig
In
de derde
derde zin
zin wordt
wordt het
hetbijvoeglijk
bijvoeglijknaamwoord
naamwoord «nuttig»
In de
« nuttig » bepaald
bepaald door
het zinsdeel
«
voor
het
volk
».
zinsdeel «voor
volk
OEFENING:
nu zelf
zelf in
in de
de volgende
volgende zinnen
zinnen de
de zinsdelen
zinsdelen die
die het
het bijOEFENING : Zoek nu
naamwoord bepalen.
voeglijk naamwoord
bepalen.
Onderlijn éénmaal het
bijvoeglijk naamwoord
naamwoord dat
bepaald wordt,
en
het bijvoeglijk
dat bepaald
wordt, en
tweemaal de
tweemaal
de bepaling.
bepaling.
kolommen de
Zet tussen
Zet
tussen deze
deze 2 kolommen
de woordjes die
bepaling verbinden
verbinden met
met
die de bepaling
het bepaalde
bepaalde bijvoeglijk
bijvoeglijk naamwoord.
naamwoord.
Bijvg. nw.
nwo
begerig
afkerig
nuttig
Voorz.
naar
van
voor
Bepaling
roem
inspanningen
volk
yolk
Maak zelf de oefening
Maak
oefening verder.
Toch is
is de bepaling
bepaling niet altijd
altijd door
door een
een voorzetsel
voorzetsel aan
aan het
hetbijvoeglijk
bijvoeglijk naamToch
woord verbonden.
In
In welke
welke zinnen
zinnen niet?
niet?
ONTHOUD :
ONTHOUD:
De bepaling
bepaling bij
bij het
hetbijvoeglijk
bijvoeglijknaamwoord
naamwoordbepaalt
bepaalteen
eenbijvoeglijk
bijvoeglijk
De
naamwoord.
Deze bepaling
bepaling isis al
niet door
door een
een voorzetsel
voorzetsel aan
aan het
het bijvoeglijk
bijvoeglijk
Deze
al of niet
naamwoord
naamwoord verbonden.
verbonden.
71
hoe een
een persoon,
een dier
dier of
NOTA:
die zeggen hoe
persoon, een
of zaak
zaak is,
is, zijn
zijn
Woorden die
NOTA Woorden
:
bijvoeglijke naamwoorden.
Woorden die
die echter
echter een
een werkwoord
werkwoord bepalen
bepalen zijn
zijn bijwoorden.
Het kan
kan het
het dan
dan ook gebeuren
gebeuren dat men
men een bepaling
bepaling heeft
heeft bij
bij een
een bijwoord.
(Zie bijwoordelijke bepaling
bepaling blz.
blz. 55.)
D.
DEBEPALING
BEPALING VAN
VANGESTELDHEID
GESTELDHEID
D. DE
Gisteravond kwam
kwam Michel ziek thuis.
Gisteravond
eenzaam en
en verlaten.
Hij zat
zat daar
daar eenzaam
De eerste
grashalmen schieten
schieten fris en
en groen
groen uit.
eerste grashalmen
geestdriftig de
De toehoorders
toehoorders verlieten
verlieten geestdriftig
de vergadering.
is hij goed,
goed, niet
niet als
als redenaar.
Als declamator is
voor die
Ik
jongen onbekwaam voor
die studie.
studie.
die jongen
lk acht die
Wij vonden
vonden de
de hond
hond jankend van
v66r zijn
hok.
van pijn veg5r
zijn hok.
De
soldaat zag
makker stervend op het slagveld.
slagveld.
De soldaat
zag zijn makker
Wij houden
houden hem
hem voor
voor een
een leugenaar.
Ze hebben
hebben uw
uw broeder
broeder tot
tot kapitein gekozen.
zinsdelen een zelfstandig naamwoord
In
bepalen de
de vetgedrukte zinsdelen
In deze zinnen bepalen
of een
een zelfstandig
zelfstandig woord.
zin : ziek bepaalt
I" zin:
bepaalt Michel.
Michel.
2° zin:
zin : eenzaam
2"
verlaten bepalen
bepalen hij.
3"
3e zin
zin :: fris
groen bepalen grashalmen.
4"
bepaalt toehoorders.
toehoorders.
4' zin:
zin : geestdriftig
geestdriftig bepaalt
5·
5' zin:
zin : declamator
redenaar bepalen
bepalen hij.
AI
deze bepaalde
bepaalde woorden
woorden zijn
zijn onderwerp.
Al deze
6·
bepaalt jongen.
jongen.
6' zin:
zin : onbekwaam
onbekwaam bepaalt
7° zin:
zin : jankend
7"
jankend bepaalt
bepaalt hond.
hond.
S"
bepaalt makker.
makker.
zin : stervend
8° zin:
stervend bepaalt
zin : leugenaar
9bepaalt hem.
hem.
9° zin:
leugenaar bepaalt
10·
zin : kapitein bepaalt broeder.
10e zin:
Al deze
AI
deze bepaalde
bepaalde woorden
woorden zijn lijdend
lijdend voorwerp.
voorwerp.
BESLUIT :
BESLUIT:
Deze
vet gedrukte
gedrukte zinsdelen
zinsdelen bepalen
bepalen dus
dus enkel
enkel :
Deze vet
I. het
hetonderwerp
onderwerp
het lijdend
2. het
lijdend voorwerp.
voorwerp.
n72
De vetgedrukte
vetgedrukte zinsdelen
zinsdelen duiden
duiden aan
aan in
in welke toestand, in welke gesteldheid
het
of het
het lijdend
lijdend voorwerp
voorwerpzich
zich bevinden.
bevinden.
het onderwerp of
Tijdens de handeling
van het werkwoord.
Tijdens
handeling van
werkwoord.
I·
zin:: Tijdens het
thuiskomen was
was Michel
Michel in
in zieke
zieke toestand.
toestand.
le zin
het thuiskomen
2·
was hij
hij inineenzame
eenzame en
en verlaten
verlatentoestand.
toestand.
het zitten was
2' zin:
zin : Tijdens het
3', 4e,
4e , 5e
Se zin
zin :: evenzo.
evenzo.
7e zin:
zin : Tijdens het
het vinden
7·
vinden was
was de
de hond
hond in
in jankende
jankende toestand.
toestand.
88ee zin:
zien was
was de
de makker
makker ininstervende
stervende toestand.
toestand.
zin : Tijdens het
het zien
Volgens de
handeling van
werkwoord.
de handeling
van het werkwoord.
6·
werking van
van het
het werkwoord
werkwoord ««achten»
komt de
de
zin : Volgens de
de werking
achten » komt
6e zin:
jongen in
in 'n toestand
van onbekwaamheid.
onbekwaamheid.
jongen
toestand van
9"
werking van
van het
het werkwoord
werkwoord ««houden
voor»
komt
9e zin:
zin : Volgens de
de werking
houden voor
» komt
hij
in de
de toestand
toestand van
van een
een leugenaar.
leugenaar.
hij in
Tengevolge
handeling van
Tengevolge van
van de
de handeling
van het
het werkwoord.
10·
kiezen is
is m'n
m'n broeder
broeder in
in de
de toestand
toestand van
van een
een
10e zin:
zin : Tengevolge van
van hun
hun kiezen
aanvoerder
gekomen.
aanvoerder gekomen.
BESLUIT :
BESLUIT:
De cursief
gedrukte zinsdelen
zinsdelenduiden
duiden aan
aan in
in welke
De
cursief gedrukte
welke toestand, in
welke
in welke
of het
het lijdend
lijdend voorwerp
voorwerpzich
zich bevinden
bevinden in
in verband
gesteldheid het
het onderwerp of
Men noemt
deze zinsdelen:
zinsdelen : Bepalingen
Bepalingen van gesteldmet het werkwoord. Men
noemt deze
gesteldheid.
ONTHOUD:
ONTHOUD :
De
bepaling van
gesteldDe bepaling
van gesteldheid
gesteldheidduidt
duidtaan
aande
de toestand,
toestand, de gesteldheid
waarin het
onderwerp of
het lijdend
lijdend voorwerp
voorwerp zich
zich
heid waarin
het onderwerp
of het
bevinden
werkwoord.
bevinden in
in verband
verband met
met het werkwoord.
I. DOOR
DOOR WELKE
WELKE WOORDSOORTEN
WOORDSOORTEN KAN
KAN EEN
EEN BEPALING
BEPALING
VAN GESTELDHEID
GESTELDHEID WORDEN UITGEDRUKT?
UITGEDRUKT?
a.
ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN.
a. ZELFSTANDIGE
Hij werd
werd tot
totburgemeester
burgemeesterbenoemd.
benoemd.
Ik
hem voor een verstandig
verstandig man.
lk aanzie hem
Hij werkt
werkt als
als knecht
knecht bij
bij een
een rijke
rijke heer.
heer.
Plato
noemde de
gulzigheid de
de oorzaak
oorzaak van
van vele
vele kwalen.
Plato noemde
de gulzigheid
De Grieken
Grieken noemden de
de andere volken barbaren.
73
OE.FE.NING
onderlijn éénmaal de bep. v. gest.,
gest.,
Schrijf deze
deze zinnen
zinnen af en onderlijn
OEFENING : Schrijf
tweemaal het
het bepaalde
bepaalde zinsdeel.
zinsdeel. (LET
(LE.T OP
OP : alleen
alleen onderwerp
onderwerp of lijd. voorw.)
BESLUIT : Zelfstandige
BESLUIT:
niet voorafgegaan
voorafgegaan door het
het
Zelfstandige naamwoorden
naamwoordenalal of
of niet
voorzetsel : als,
als, tot,
voorzetsel:
tot, voor,
voor, kunnen bep. v.
gest. zijn.
zijn.
v. gest.
LET OP
LE.T
OP!!
Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige
naamwoorden na
na «als»
niet altijd
altijd bep. v. gesteldheid.
gesteldheid.
« als » zijn
zijn niet
Bep. v. gest.
Bep.
gest.
Hij spreekt
spreekt als
als vader.
vader.
Hij
werkt als
als knecht.
knecht.
Hij werkt
Als
jongen speelde
speelde Jan
Als jongen
Jan in
in de
de tuin.
Niet
Hij spreekt
spreekt als
als een
een vader.
vader.
Hij
werkt als
als een
een knecht.
knecht.
Hij werkt
Mijn zuster
Mijn
zuster speelt
speelt als
als een
een jongen.
jongen.
In de
le kolom
kolom is
In
de I'
is als
als een
een voorzetsel.
voorzetsel.
In de
2.* kolom ook? Zoek het
In
de 2'
het antwoord
antwoord op
opbladzijde
bladzijde 77 e.
v ..
e. v..
Zelfstandige naamwoorden
« tot » of na
zijn niet altijd
Zelfstandige
naamwoorden na
na «tot»
na «voor»
altijd bep. v.
« voor » zijn
gesteldheid.
Hij werkte
werkte tot
tot twaalf
twaalf uur.
Hij wendt
wendt zich
zich tot
tot zijn
zijn vriend.
De jongeling
was tot
De
jongeling was
tot geen
geen zware
zware arbeid geschikt.
Wij beperken
beperken ons
ons tot
tot enkele
enkele gegevens.
Vader werkt
werkt voor
Vader
voor zijn gezin.
Onze Boeren
Onze
Boeren streden
streden voor
voor hun
hun vrijheid.
u voor de
Hoed u
de zonde.
OEFENING : Zoek zelf
OE.FE.NING
zelf de
de bediening
bediening van
van de
de vet
vet gedrukte
gedrukte woorden.
woorden.
b. BIJVOEGLIJK
NAAMWOORD.
b.
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD.
Hij zit
zitdaar
daareenzaam
eenzaam en
en verlaten.
verlaten.
Michel kwam
Michel
kwam blij
blij thuis.
thuis.
ledereen vond het gedrag
Iedereen
van die
die kerel schandelijk.
gedrag van
De geburen
het oudje
oudje dood
dood aan.
aan.
geburen troffen
troffen het
Na een korte
verzorging voelde
voelde de
speler zich
zich weer
weer goed.
goed.
korte verzorging
de speler
OEFENING : Schrijf
OE.FE.NING
en onderlijn
onderlijn éénmaal
gest.;
Schrijf deze
deze zinnen
zinnen af en
éérimaal de bep. v.
v. gest.;
onderlijn
tweemaal het
het bepaalde
bepaalde zinsdeel.
zinsdeel. (LET
(LE.T OP
OP:: alleen
onderwerp
onderlijn tweemaal
alleen onderwerp
of lijdend
lijdend voorwerp).
voorwerp).
BE.SLUIT
bijvoeglijke naamwoorden
naamwoorden kunnen
kunnen bepaling
bepaling van
van gesteldheid
gesteldheid
BESLUIT : Ook bijvoeglijke
zijn.
LE.T
OP!!
LET OP
Verwar geen
geen bijwoordelijke
bijwoordelijke bepaling
bepaling van
van wijze
wijze met
meteen
eenbepaling
bepaling van
van gesteldheid.
74
Bijwoorden van
van wijze :
Bijwoorden
:
zichtbare wijze).
De jongen
jongen schrok
schrok zichtbaar (op zichtbare
Jan schreef
langzame wijze).
Jan
schreef langzaam (op langzame
snelle wijze).
Het paard
paard loopt snel (op snelle
Hij maakte keurig zijn huiswerk
huiswerk (op
(op keurige
keurige wijze).
wijze).
mondelinge wijze).
De jongen
jongen antwoordde
antwoordde mondeling (op mondelinge
Hoe kan
kan men
men een
een bijwoord
bijwoord van
van wijze
wijzeherkennen?
herkennen?
c. VOLTOOID DEELWOORD.
c.
DEELWOORD.
Gestompt en
geslagen door
beulen viel hij
hij gekwetst
neder.
en geslagen
door zijn
zijn beulen
gekwetst neder.
Gebroken door
door de
de scheiding
viel hij
Gebroken
scheiding viel
hij op zijn bank.
bank.
Gekweld
door het
het berouw biechtte
man zijn
zijn zonden.
Gekweld door
biechtte de
de man
Ontroerd
traden de
de jubilarissen
jubilarissen binnen.
binnen.
Ontroerd traden
Hij keek ons
verwonderd over
onwetendheid aan.
aan.
ons verwonderd
over zulke onwetendheid
OEFENING:
en onderlijn
onderlijn éérimaal
éénmaal de
bep. v.
v. gest.
gest.
OEFENING : Schrijf
Schrijf deze
deze zinnen
zinnen af
af en
de bep.
(Denk
er aan
aan:
eenzin
zinkan
kanméér
méérdan
danéén
éénbep.
bep.v.v.gest.
gest.staan.)
staan.)
(Denk er
: inineen
Onderlijn tweemaal
Onderlijn
tweemaal het
het bepaalde
bepaalde woord.
woord. (LET OP
OP:: alleen
alleen onderwerp
onderwerp of
lijdend
voorwerp.)
lijdend voorwerp.)
BESLUIT:
volt. deelw.
deelw. kan
kanbepaling
bepaling van
van gesteldheid
gesteldheid zijn.
zijn.
BESLUIT : Ook volt.
LET OP!
OP !
Voltooid
deelw. is
is een
een passieve
passieve vorm!
kan dus
dus een
een meew.
meew. vw.,
vw., een
een
Voltooid deelw.
vorm! Er
Er kan
voorz.
een hand.
hand. vw.
vwo ofofeen
eenbijwd.
bijwd.bep.
bep.bijstaan.
bijstaan.
voorz. vw., een
On
tIe e d vvolledig:
0 II e d i g : beulen; scheiding;
onwetendheid.
scheiding; berouw; onwetendheid.
Ontleed
d. ONVOLTOOID DEELWOORD.
DEELWOORD.
Schreiend
kinderen naar huis.
huis.
Schreiend liepen
liepen de
de kinderen
Kermend
van pijn lag
de soldaat
soldaat op
Kermend van
lag de
op het slagveld.
Men raapte hem
stervend op.
hem stervend
Klagend
hun aangedane
aangedane onrecht
onrecht sputterden
sputterden de
de leerlingen
leerlingen tegen.
tegen.
Klagend over
over het hun
zingend trokken
trokken de
de soldaten
naar het front.
Een marsliedje zingend
soldaten naar
front.
OEFENING:
onderlijn éénmaal
éénmaal de
bep. v.
v. gest.;
gest.;
Schrijf deze
deze zinnen
zinnen af
af en
en onderlijn
de bep.
OEFENING : Schrijf
onderlijn tweemaal het
het bep. woord
woord (alleen
(alleen onderwerp
onderwerp of
of lijdend
lijdend voorwerp).
LET
LET OP!
Het onvoltooid
onvoltooid deelwoord
deelwoord is
Bij dit ww.
ww. kan
kan dus
dus een
een
is een
een aktieve
aktieve vorm.
vorm. Bij
lijd. vw., een
lijd.
een meew.
meew. vw.,
vw., een
een voorz.
voorz. vw.,
vw.,een
eenbijwd.
bijwd.bep.
bep.staan.
staan.
Ontleed
volledig:: pijn;
onrecht; marsliedje.
marsliedje.
pijn; onrecht;
Ontleed volledig
75
e. INFINITIEF.
INFINITIEF.
e.
Leen zat
zat de
Leen
de hele
hele avond
avond over
over haar
haar lotgevallen
lotgevallen tetespreken
spreken (sprekend).
(sprekend).
Piet lag te
Piet
te schreien
schreien (schreiend).
(schreiend).
De jongens
lachen.
jongens hoorden
hoordenhem
hem bulderen
bulderen (bulderend)
(bulderend) van
van het lachen.
Wij hoorden
Wij
hoorden de
de nachtegaal
nachtegaal zijn
zijn hoogste
hoogste lied
lied zingen
zingen (zingend).
(zingend).
De dames
kijken (kijkend)
(kijkend)
dames stonden
stondenheel
heelde
detijd
tijd voor
voor het
het uitstalraam
uitstalraam te kijken
naar de
de nieuwe
nieuwe hoeden.
hoeden.
OEFENING : Schrijf
Schrijf de
de oefening
af en
OEFENING:
oefening af
en onderlijn
onderlijn éénmaal
gest.,
éérimaal de bep.
bep. v.
v. gest.,
Onderlijn tweemaal
Onderlijn
tweemaal het
het bepaalde
bepaalde woord. (LET
(LET OP
OP : alleen
alleen onderwerp
onderwerp of
lijdend voorwerp.)
lijdend
BESLUIT : Ook infinitieven
BESLUIT:
infinitieven kunnen
kunnen bepaling
bepaling van
van gesteldheid
gesteldheid zijn als
als die
die
infinitief =
= onvoltooid
infinitief
onvoltooid deelwoord.
LET OP!
LET
OPl
Bij de
de infinitief kunnen wij dezelfde
Bij
dezelfde bedieningen vinden als
als bij
bij een
een onvoltooid
onvoltooid
deelwoord.
Ontleed
On
tie e d vvoliedig:
olie d i g : avond;
lachen; lied;
hoeden.
avond; lotgevallen;
lotgevallen; lachen;
lied; hoeden.
f. ZINSDELEN.
Sommige zinsdelen
zinsdelen die
die een
een bijwoordelijke bepaling
Sommige
bepaling schijnen,
schijnen, zijn
zijn eigenlijk
eigenlijk
bepaling van
van gesteldheid.
gesteldheid.
bepaling
Op zijn sterfbed
sterfbed verzoende
verzoende hij zich
zich met
metGod
God(stervend).
(stervend).
Met vreugde
vreugde heb
heb ikikhet
hetvernomen
vernomen(vreugdevol).
(vreugdevol).
De rechter
rechter sprak
sprak op
op strenge
toon (streng).
(streng).
strenge toon
In
In mijn
mijn jeugd
jeugd heb
heb ikik mijn
mijnideaal
ideaalverdedigd
verdedigd (als
(alsjongeling).
jongeling).
In
In mijn
mijn oude
oude dag
dag zal
zal ikikzezeniet
nietverloochenen
verloochenen (als ouderling).
g. KUNNEN
KUNNEN OOK
OOK ALS
ALS BEPALING
BEPALING VAN
VANGESTELDHEID
GESTELDHEID ONTLEED
ONTLEED
WORDEN.
kwam Jan
Jan met
met zijn
zijn fiets
fiets aan
aan de
de hand.
Daar kwam
In deze
deze zin
zin zijn
zijn twee
tweemoeilijke
moeilijkebedieningen
bedieningen:: fiets;
hand.
fiets; hand.
Maar
Maar is
is de zin
zin nu
nu nog
nog zo
zo moeilijk?
moeilijk?
Daar kwam
aan de
kwam Jan,
Jan, houdend
houdend zijn
zijn fiets aan
de hand.
hand.
Het woordje « met
» vervangt
met»
vervangt soms
soms het onvolt. dw. : hebbend,
houdend.
hebbend, houdend.
76
2. ONTLEDING
BEPALING VAN
GESTELDHEID.
ONTLEDING VAN
VAN DE
DE BEPALING
VAN GESTELDHEID.
Woordsoort
Woordsoort
Buiging
Buiging
zelfst. nwo
nw. Sn.
Sn.
zelfst.
zelfst. nwo
nw. Sn.
zelfst.
Sn.
bijvg. nw.
bijvg.
nwo
bijvg. nw.
bijvg.
nwo
bijvg. nw.
bijvg.
nwo
gez. ww.
gez.
stompen
stompen
gez. ww.
gez.
ontroeren
ontroeren
gez. ww.
gez.
schreien
schreien
gez. ww.
gez.
sterven
gez. ww.
spreken
gez. ww.
zingen
zelfst. nw.
zelfst.
nwo Sn.
Sn.
gez. ww.
sterven
zelfst. nw.
zelfst.
nwo Sn.
Sn.
bijvg. nw.
bijvg.
nwo
zelfst. nw.
nwo Sn.
zelfst.
Sil.
zelfst. nw.
nwo Sn.
zelfst.
Sn.
m. e.
e.
m.
m. e.
e.
m.
e.
m. e.
m.
m. e.
e.
m.
o. e.
o.
e.
volt. dw.
volt.
dw.
m. e.
m.
e.
volt.
dw.
volt. dw.
mv..
m. mv
m.
onvolt dw
onvolt
O.
mv.
o. mv.
onvolt dw
m. e.
m.
inf.
info
vr. e.
vr.
e.
inf.
info
m. e.
vervangt
onvolt dw
m. e.
m.
e.
vervangt
m. e.
m.
e.
vervangt
m. e.
e.
m.
fiets
voorz.
gez. ww.
houden
zelfst.
nwo Sn.
Sn.
zelfst. nw.
vervangt
onvolt. dw.
m.
m. e.
e.
v. of m. e.
hand
zelfst.
zelfst. nw.
nwo Sn.
Sn.
v.
v. e.
e.
burgemeester
burgemeester
man
man
eenzaam
eenzaam
verlaten
verlaten
schandelijk
gestompt
ontroerd
schreiend
stervend
spreken
zingen
sterfbed
stervend
vreugde
vreugdevol
oude dag
oude
ouderling
met
houdend
bediening
bediening
bij
bij
bep.
bep. gest.
gest.
bep.
bep. gest.
gest.
bep.
bep. gest.
bep.
bep. gest.
gest.
bep.
bep. gest.
gest.
bep.
bep. gest.
gest.
hij
hij
hem
hem
hij
hij
hij
hij
gedrag
ged rag
hij
hij
bep.
gest.
bep. gest.
jubilarissen
bep.
bep. gest.
kinderen
kinderen
bep.
bep. gest.
hem
bep.
bep. gest.
Leen
bep.
bep. gest.
nachtegaal
bep. gest.
hij
bep. gest.
ik
bep. gest.
ik
bep. gest.
Jan
lijd. vw.
vwo
lijd.
met
met =
houdend
met
met =
=
houdend
bijwd. bep.
bep.
bijwd.
mid.
OEFENING
OEFENING: Ontleed
Ontleed zelf
zelf : I. I.dede
andere
bepalingenvan
vangesteldheid.
gesteldheid.
andere
bepalingen
2. Met de
de hoed
hoed in
in de hand
hand komt
komt men
men door
door het
het
ganse
ganse land.
land.
:
HET ZINSDEEL
ZINSDEEL NA
NA ALS
ALS OF DAN.
DAN.
opmerking:
Velespraakkunsten
spraakkunsten ontleden
ontleden dit
ditzinsdeel
zinsdeel
Voorafgaande opmerking
: Vele
als
bijwoordelijke bepaling
bepalingvan
van vergelijking.
vergelijking. liever
Liever hebben
als bijwoordelijke
hebben wij
wij ons
ons laten
laten
leiden
leiden door
door de
de latijnse
latijnse spraakkunst.
spraakkunst. Vandaar
Vandaar deze
deze manier
manier van
van ontleding.
ontleding.
Hij
Hij werkt
werkt als
als een
een paard.
paard.
Jan
Jan is
is zo
zo groot
groot als
als Piet.
Piet.
77
Het meisje
meisje was
was meer
meer lichtzinnig
lichtzinnig dan
dan ondeugend.
Ludo keek
keek nijdig als
Ludo
als een
een spin.
lk geef het
het liever
Ik
liever aan
aan uu dan
dan aan
hem.
aan hem.
lk verlang
verlang eerder
eerder dat
dat het
Ik
het door
door uu gedaan
gedaan wordt
wordt dan
dan door
broer.
door uw broer.
God heeft
heeft aan
God
aan de
de mensen
mensen méér
méér gegeven
gegeven dan
dan aan
dieren.
aan de dieren.
Als gedachtenis
gedachtenisisis dit
dit horloge
Als
horloge mij meer
meer waard
waard dan
dan als geschenk.
Een eerlijk
eerlijk man behartigt
Een
behartigt zijn
zijn eigen
eigen belangen
belangen niet
niet meer
meer dan
dan deze van
anderen.
Dat
waren de
de woorden
woorden van
vader, een
een man,
man, wijzer
wijzer dan
dan welke
welke
Dat waren
van vader,
raadgever ook.
De vetgedrukte zinsdelen
vergelijkingen.
zinsdelen zijn
zijn vergelijkingen.
is uitgedrukt
uitgedrukt door
door::
Deze vergelijking
Deze
vergelijking is
a) een
een stellende
a)
stellende trap (soms verzwegen) -I+ALS
ALS
+ DAN
b) een
een vergrotende
b)
vergrotende trap +
Deze tien
Deze
tien opgegeven
opgegeven zinnen
zinnen zijn
zijn ininschijn
schijn enkelvoudige
enkelvoudige zinnen. Eigenlijk
zijn
het volzinnen, bestaande
twee enkelvoudige
de laatste
bestaande uit twee
enkelvoudige zinnen,
zinnen, waarvan de
zijn het
gedeeltelijk
gedeeltelijk is
is weggelaten.
weggelaten.
Om gemakkelijk
gemakkelijk te ontleden
ontleden moeten
moeten wij
wijde
devolzinnen
volzinnenslechts
slechts volledig
volledig af
af
maken. De twee
maken.
twee enkelvoudige
enkelvoudige zinnen
zinnen worden verbonden daar
daarALS
ALS en
en DAN.
zijn hier
ALS
hier dus
dus voegwoorden.
voegwoorden.
ALS en DAN zijn
En
nu de
de volledige
volledige volzinnen!
volzinnen!
En nu
Hij werkt
werkt zo
zo hard
hard als
als een
een paard
paard (werkt).
(werkt).
Jan is
is zo groot
Jan
groot als
als Piet
Piet (groot
(groot is).
is).
Het meisje
meisje was
was meer
meer lichtzinnig
lichtzinnig dan
dan (zij)
(zij)ondeugend
ondeugend (was).
(was).
Ludo
nijdig als
een spin
spin (nijdig
(nijdig kijkt).
Ludo keek
keek (zo)
(zo) nijdig
als een
Ik
dan (ik het)
het) aan
aan hem
hem (geef).
(geef).
geef het
het liever
liever aan
aan u dan
lk geef
Ik
door u gedaan
gedaan wordt)
wordt)
lk verlang eerder dat het door
gedaan wordt
wordt dan
dan (dat het gedaan
door
uw broer.
broer.
door uw
God heeft
heeft aan
dan (Hij gegeven
God
aan de
de mensen
mensen meer
meer gegeven
gegeven dan
gegeven heeft)
heeft) aan
aan
de dieren.
de
dieren.
Als gedachtenis
gedachtenisisisdit
dit horloge
horlogemij
mij meer
meer waard
waard dan
dan (het
(het mij
Als
mij waard
waard is)
is)
als geschenk.
geschenk.
LET
voorzetsel!!
is hier voorzetsel!!
LET OP
OP :: «als»
« als » is
Een
man behartigt
behartigt zijn eigen
eigen belangen
belangen niet
meer dan
dan (hij)
(hij) deze
deze
Een eerlijk
eerlijk man
niet meer
van
anderen (behartigt).
van anderen
Dat waren
waren de
de woorden
woorden van
een man, wijzer
wijzer dan
dan welke
welke raadgever
raadgever
van vader,
vader, een
ook (wijs
ook
(wijs is).
is).
78
Ontleed
nu zelf
zelf de
de vet
vetgedrukte
gedrukte zinsdelen.
zinsdelen.
Ontleed nu
Niemand dan hij kan
het gedaan
gedaan hebben.
hebben.
kan het
De vader
De
vader ziet niets dan het
kinderen.
het geluk
geluk van
van zijn kinderen.
lk vergeef
Ik
vergeef uu alles,
behalve dat.
alles, behalve
niemand
hij
niets
geluk
alles
al/es
behalve
dat
onb. zelfst.
onb.
zelfst. vnw.
pers. vnw.
pers.
onb. zelfst.
onb.
zelfst. vnw.
zelfst. nw.
zelfst.
nwo Sn.
Sn.
onb. zelfst.
onb.
zelfst. vnw.
voegw.
aanw. zelfst.
aanw.
zelfst. vnw.
m.
m. e.
e.
3e p.
p. e.
3"
o. e.
o.
o. e.
o.
o. e.
e. o.
e.
o.
e.
e. o.
o.
lijd. vwo
vw.
lijd. vwo
vw.
vw.
lijd. vwo
kan
gedaan hebben
kan gedaan
hebben
kan
gedaan hebben
kan gedaan
hebben
ziet
ziet
ziet
ziet
vergeef
o. e.
e.
o.
lijd.
lijd.
vergee
vergee
vwo
vw.
GERAADPLEEGDE WERKEN
Manuel d'Analyse
L. Arnould S.J.
S.J.
Or
C. Oaenen
Praktische Nederlandse
Nederlandse Spraakkunst
Spraakkunst
Praktische
Dr C.
Daenen
C. Oe
Beknopte
De Baere
Beknopte Nederlandse
Nederlandse Spraakkunst
Spraakkunst
Praktische Nederlandse
Praktische
Nederlandse Spraakkunst
Spraakkunst V
Oemanet
Demanet
Heidbuchel
Eenvoudige Nederlandse Spraakkunst
Eenvoudige
Spraakkunst
P. A. Opbrouck
Kleine Nederlandse
Nederlandse Spraakkunst
Spraakkunst
Opbrouck O.F.M.
0.F.M.
Or
Ed. Fraussen
Beknopte Spraakkunst
Spraakkunst
Dr Ed.
Latijnse Spraakkunst
Geerebaert S.J.
Nederlandse Spraakkunst
Spraakkunst
H. Molenaers
Begrippen
Begrippen van
van Ontleding
Ontleding
A. G.
A.
G. Otten
Ontleding
en Samengestelde
Samengestelde
Ontleding van
van de
de Enkelvoudige
Enkelvoudige en
zinzin Dr
Roggen
Or O.
D. Roggen
Nederlandse
Nederlandse Index
Index Spraakkunst
Spraakkunst
Tavernier
Taalvorming
J. Wal/eyn
Walleyn
Taalvorming II - II11 - III
111 - IV
Redekundige
in de
Redekundige woordontleding
woordontleding in
de voorbereidende
voorbereidende
klassen
St.-Edmondusgesticht Antwerpen
Ontleding
Ontleding van
van het
het woord
woord van
van de
de zin
zin
79
INLEIDING
INLEIDING
I. DE
DE ZIN
ZIN
A. Zinsverband
Zinsverband. . .
A.
B. Soorten zinnen
zinnen. .
B.
Enkelvoudige zin
zin .
I.I. Enkelvoudige
2. Samengestelde zin
zin.
2.
33
55
55
55
11. DE
DEENKELVOUDIGE
ENKELVOUDIGE ZIN
ZIN
II.
A. Soorten enkelvoudige
enkelvoudige zinnen
zinnen . . .
A.
B. Delen van
van de
de enkelvoudige
enkelvoudige zin
zin
B.
7
77
DE
DE ONTLEDING
ONTLEDING VAN
VAN DE
DE ENKELVOUDIGE
ENKELVOUDIGE ZIN
ZIN
I. DE
DENOODZAKELIJKE
NOODZAKELIJKEZINSDELEN
ZINSDELEN
Hetonderwerp
onderwerp
...... .
A. Het
I. Hoe
Hoekunnen
kunnenwij
wijhet
hetonderwerp
onderwerpvinden?
vinden?
I.
Soorten onderwerp
onderwerp . . .
2. Soorten
onderwerp (e.
(e.o.)
.
.
Echt onderwerp
. .
o.)
a. Echt
. .
Voorlopig onderwerp
onderwerp (v.o.).
(v o )
b. Voorlopig
(I. 0.).
Loos onderwerp
onderwerp
(I. o.) .. ... . .
c. Loos
Herhaald onderwerp
onderwerp (h.
(h.o.)
o.) . . . . .
d. Herhaald
Welke woordsoorten
woordsoorten kunnen
kunnen onderwerp
onderwerp zijn?
zijn?
3. Welke
Het gezegde
gezegde. . . . . . . . . . . .
B. Het
Soortengezegde
gezegde . . . . . . .
I. Soorten
werkwoordelijk gezegde
gezegde (ww.
(ww.gez
gez.)
) .
a. Het werkwoordelijk
naamwoordelijk gezegde
gezegde (nwd.
(nwd. gez.)
gez.)
. . .
b. Het naamwoordelijk
overeenkomst van
gezegde met
met het
het onderwerp
onderwerp
van het gezegde
2. De overeenkomst
vervoegde werkwoord
werkwoord
. . . . . . . .
a. Het vervoegde
naamwoordelijk deel
deel van
van het
hetgezegde
gezegde . . .
b. Het naamwoordelijk
9
9
III
III
III
2
12
2
12
2
12
133
133
6
16
7
17
9
19
9
19
22
22
11.
DENIET-NOODZAKELIJKE
NIET-NOODZAKELIJKE ZINSDELEN
ZINSDELEN:
DEBEPALINGEN
BEPALINGEN
II. DE
: DE
30
Debijvoeglijke
bijvoeglijkebepalingen
bepalingen . . . . . . . . . . . . . . . .
A. De
31
b bb.).
)
Degewone
gewonebijvoeglijke
bijvoeglijke bepaling
bepaling (g
(g. b.
. . . . . . . . . .
I. De
hetzelfstandig
zelfstandig naamwoord
naamwoord (bijvg.
(bijvg. bep.
bep.zelfst.
zelfst.nw)
nw)
2. De bijvoeglijke
bijvoeglijke bepaling
bepaling bij
bij het
bij het zelfstandig
gebruikt woord (bijvg.
bij
zelfstandig gebruikt
(bijvg. bep.zelfst
bep.zelfst.
33
33
woord)
33
a. Met voorzetsel
voorzetsel
b. Zonder voorzetsel
voorzetsel
34
36
3. De bijstelling
bijstelling . ..
38
B.
Bepalingen bij
bij het
het werkwoord
werkwoord
B. Bepalingen
38
38
I. De
Devoorwerpen
voorwerpen
. . . . . . .
38
a.
lijdend voorwerp
voorwerp (Lijd.
(Lijd. vw.)
vw.) . .
Het lijdend
a. Het
43
meewerkend voorwerp
voorwerp (Meew.
(Meew. vw.)
vw.)
b.
b. Het meewerkend
47
voorzetselvoorwerp (Voorz.
vw.)
c.
(Voorz. vw.)
c. Het voorzetselvoorwerp
51
d. Het handelend
handelend voorwerp
vw.)
voorwerp (Hand.
(Hand. vw.)
54
bijwoordelijke bepalingen
bepalingen (Bijwd.
bep.)
2. De
De bijwoordelijke
(Bijwd. bep.)
56
a.
Ligging.
.
Plaats : Ligging
a. Plaats:
57
57
Richting
Richting- -Ingang
lngang. . ..
58
58
Uitgang
Verwijdering
Uitgang -- Verwijdering
59
59
Doorgang
61
61
b.
Tijdstip. —
- Tijdruimte
Tijdruimte
Tijd : Tijdstip.
b. Tijd:
63
c.
63
c. Middel
63
63
d. Manier
wijze
Manier of wijze
64
e. Begeleiding
64
65
f.f. Reden
...
65
Reden
65
g.
. .
65
g. Oorzaak.
Oorzaak
67
67
h.
h. Doel
Doel . . . .
68
.........
.. .
68
i.i. Maat
Maat .
. .
....
69
j. Stof
Oorsprong .. . ............
. . .
69
Stof en
en Oorsprong
70
bijwoordelijke bepalingen
bepalingen
70
k.
Andere bijwoordelijke
k. Andere
70
70
C.
Bepalingen bij
bij het
het bijvoeglijk
bijvoeglijk naamwoord
naamwoord of
bij het
het bijwoord
bijwoord
C. Bepalingen
of bij
72
D.
. . . . . ..
...
72
. ............
D. Bepaling
Bepaling van
van gesteldheid
I.I. Door
Doorwelke
welkewoordsoorten
woordsoorten kan
kan een
een bepaling
bepaling van
van gesteldheid
gesteldheidworden
......... uit73
gedrukt?
73
gedrukt? . . . . .
77
2.
. . .
77
2. De
De ontleding
77
Zinsdeel
dan. . . .
77
Zinsdeel na
na als
als of dan
177 2 -- 1283
1772
1283