GEOMORFOLOGISCHE KAART voor de kust van IJmuiden

Directie Noordzee
Bibliotheek en Documentatie
Sionatuur: C 4 55_
Ref. nr.:
stamboeknr.:
2>^\
Inleiding
In de Werkgemeenschap Mariene Monitoring is in juni 1984 het
idee ontstaan een atlas van de Noordzee te vervaardigen.
In deze atlas wordt voornamelijk in de vorm van kaarten en diagrammen
informatie over de Noordzee verschaft.
De inhoud en presentatie van de atlas is afgestemd op de resultaten van
een uitgebreide enquete. Het betreft hier een enquete die door de Voorbereidingsgroep Noordzee-atlas, bestaande uit vertegenwoordigers
van verschillende diensten en departementen, medio 1985 is uitgevoerd.
Alvorens met de samenstelling van de definitieve atlas te beginnen, is besloten een proefuitgave te verzorgen. Deze proefuitgave
bestaat uit een aantal geselekteerde kaartbeelden en diagrammen, en
geeft een indruk van de atlas zoals die er uiteindelijk uit zal kunnen gaan
zien.
De proefuitgave, welke thans voor u ligt, is vervaardigd door de
Rijkswaterstaatsdiensten Directie Noordzee, Dienst Getijdewateren en
Meetkundige Dienst.
Rijswijk, april 1987
FYSISCHE ASPECTEN
PHYSICAL ASPECTS
DIEPTELIJNENKAART voor de kust van IJmuiden
Morfologie
De zeebodem bestaat uit oneffenheden zoals ruggen en zandgolven, en loopt van ongeveer -20m NAP in landswaartse richting geleidelijk op. De ligging en het karakter van de zeebodem kunnen op twee
manieren worden weergegeven.
De eerste manier is de weergave in de vorm van dieptelijnen, waarbij
punten met gelijke diepteligging door lijnen met elkaar verbonden worden.
De andere manier is de weergave, waarbij in de dieptelijnenpatronen
morfologische eenheden zoals de onderzeese oever, vlakke zeebodem
en zandgolven worden aangegeven.
Bijgaande kaarten hebben betrekking op de zeebodem ten westen van
IJmuiden.
De kaart hiernaast geeft het dieptelijnenverloop aan in het betrokken gebied. Op de volgende bladzijde is de hieruit afgeleide morfologische kaart afgebeeld. Het betreft hier een fragment van de geomorfologische kaart van Van Alphen en Damoiseaux (1986).
Uit een vergelijking van de twee kaarten kan worden opgemaakt
dat de onderzeese oever het gebied betreft waarin de zeebodem geleidelijk aan dieper wordt.
Op sommige plaatsen blijken de dieptelijnen geisoleerde ellipsen te
beschrijven. Deze ellipsen typeren de ligging en vormgeving van de
boven bepaalde diepteniveaus uitstekende zandgolven en ruggen.
J.S.L.J, van Alphen en M.A. Damoiseaux (1986): Geomorfologische
kaart van de Nederlandse kustwateren, schaal 1:150.000.
Rijkswaterstaat, Directie Noordzee en Meetkundige Dienst, nota
NZ-N-8616/MDLK-R-8621.
GEOMORFOLOGISCHE K A A R T voor de kust van IJmuiden
S C H A A L 1 : 150.000
GEOMORFOLOGIE VAN DE NEDERLANDSE KUSTWATEREN
GEOMORPHOLOGY OF THE DUTCH COASTAL WATERS
Schaal
MACRO
ELEMENTEN
ZEEBODEM
ONDERZEESE
H I
A
C \w
i n
II
'I'IVI
ELEMENTS
1 : 150 000
MESO
slope
helling
helling
1 1 II
B A N11111111
K OF RUG
hoogte
SLOPE
slope
1 : 100 - 1 : 1000
slope
> 1 : 100
BANK
OR
height
4
GEISOLEERDE R U G
hoogte
DIVERSEN
'"in
deepest
is
the large
omitted.
BAR
< 3 m
navigation
steilrand
m
-24
20—
part
* bij b e d e k k i n g w o r d t het m a c r o
raster w e g g e l a t e n .
covered,
ISOLATED
height
VARIOUS
channel
element
m>
****
• 85
escarpment
h o o g punt (m t.o.v.
high
grens o n z e k e r of bedekt met
m e s o element *
boundary
uncertain or covered by
a medium
element
screen
2 - 4 m
height
RIDGE
^,-0.2
* when
ELEMENTS
SANDWAVES
vaargeul
1 - 10 m
diepste deel
MEDIUM
hoogte
< 1 : 1000
COASTAL
OEVER
ELEMENTEN
ZANDGOLVEN
SEABOTTOM
helling
A
B
LARGE
scale
N.A.P.)
point
diep punt (m t . o . v . N . A . P . )
low
point
dieptelijn (m t . o . v . N . A . P . )
depth
contour
duinen
dunes
strandpaal met k m a a n d u i d i n g
beachpost
with km
indication
O p p e r v l a k t e s e d i m e n t e n v a n het N e d e r l a n d s e d e e l v a n het C o n t i n e n t a a l Plat
Surficial
geology
of the Dutch
sector
of the Continental
Shelf
L E G E N D A ( c o n t i n e n t a a l plat J
LEGEND
(continental
shelf)
Grind
/Gravel
Zand.grof - zeer grof (0.5-2mm)
Sand, coarse
very
coarse
Zand.middel (0.25-0.5mm)
Sand, medium
Z a n d . f i j n (6.125 - 0 . 2 5 m m )
Sand, fine
Z a n d . z e e r fijn ( 0 , 0 6 3 - 0 . 1 2 5 m m )
Sand, very fine
55
S l i b h o u d e n d z a n d . s i l t en klei
Si/ty sand, silt and clay
I n s c h a k e l i n g van s l i b h o u d e n d
zand.silt en klei / I n t e r c a l a t i o n s of
si/ty sand, silt and clay
Keileem
IBoulderc/ay
K e i l e e m b i n n e n 0.5 m
Boulder clay within
0 5m
54
6
schaal /scale
O.L.
1 2000000
Oppervlaktesedimenten zeebodem NCP
Het zeebodemoppervlak van het Nederlands deel van het Continentaal Plat bestaat uit grind, zand, slib en keileem. De korrelgrootteverdeling van deze sedimenten vertoont een zekere samenhang met de
waterdiepte en de stroomsnelheid. Deze samenhang wordt veroorzaakt
door het feit, dat naarmate de waterdiepte toeneemt, het vermogen van
golven om de bodem in beweging te brengen afneemt, en derhalve
steeds fijner materiaal tot afzetting kan komen.
Dit is met name het geval in het noordelijk deel van het NCP, ten noorden
van de 54e breedtegraad, waar de waterdiepte over het algemeen groter is dan in het zuidelijk deel van het NCP.
Daarnaast komt op enkele geisoleerde plaatsen grind voor, zoals op de
Klaverbank, ter hoogte van 54° N.B. en 3° O.L.
De sedimentenkaart is aangeleverd door de Rijks Geologische Dienst,
afdeling Mariene Geologie.
Eerder is hierover gepubliceerd door Schuttenhelm (1980).
R.T.E. Schuttenhelm (1980): The superficial geology of the Dutch sector
of the North Sea. Marine Geology 34, M.27-M.37.
W a t e r s t a n d l a n g s d e N e d e r l a n d s e kust
Waterlevel
along
the Dutch
coast
W a t e r s t a n d in m e t e r s t.o.v. N . A . P
Water
level
in metres
rel. to
CD
Waterstand
De waterstand langs de Nederlandse kust varieert door de getijdewerking, waarbij windinvloeden deze variaties nog kunnen versterken
of verzwakken. Op een bepaald punt langs de kust wisselen hoogwater
en laagwater elkaar tweemaal per etmaal af.
De waterstand langs de kust vertoont hierbij het gedrag van een lange
golf die zich in noordelijke richting langs de kust verplaatst. Wanneer het
in Vlissingen hoogwater is, is het in Den Helder laagwater, en omgekeerd.
Het verschil tussen hoogwater en laagwater is het grootst bij Vlissingen
en Delfzijl.
In het diagram is aangegeven, de gemiddelde ligging van de
hoog- en laagwaterlijn, alsmede het golfachtig verloop van de waterstand langs de Nederlandse kust op een willekeurig tijdstip (gestreepte
lijn). Tevens is aangegeven, welke uiterste waterstand ten behoeve van
de veiligheid als Deltanorm wordt gehanteerd.
Het verschil tussen Deltanorm en gemiddeld hoogwater (3 a 4 m) geeft
een indruk van de maximale windopzet en golfoploop.
R i v i e r w a t e r f r a c t i e Rijn e n H u m b e r
Waterfraction
river
WL
0°
Rhine
and river
(%)
Humber
3°
(%)
6°
9° Q L
schaal I scale
WL
0°
3°
6°
1: 5 0 0 0 0 0 0
9° O L .
schaal I scale
1. 5.000.000
Rivierwaterfractie Rijn en Humber
In de Noordzee stromen diverse rivieren uit, waaronder de Rijn en
de Humber. Door de waterbeweging op zee wordt het rivierwater meegevoerd, en treedt onderweg menging op.
Hierdoor neemt de hoeveelheid rivierwater per m zeewater (de rivierwaterfractie) af met de afstand tot het uitstroompunt. De rivierwaterfracties vertonen variaties in de seizoenen, samenhangend met variaties
in rivierafvoer en windrichting. De gemiddelde windrichting is's winters
zuidwestelijk, waardoor het rivierwater snel langs de kust in noordwaartse richting wordt meegevoerd. 's Zomers daarentegen blijft het
rivierwater langer voor de kust hangen en hoopt het zich meer op, waardoor weliswaar lagere rivierafvoeren uiteindelijk toch tot hogere rivierwaterfracties leiden.
De twee rivierwaterfractiekaartjes van Rijn en Humber zijn gebaseerd op berekeningen met een computermodel, en mede vervaardigd
in het kader van de Transportatlas (de Ruyter a s . , 1987). In deze
kaartjes is uitgegaan van een Rijnafvoer van 2578 m /s en een afvoer
van de Humber van 280 m /s.
Door dit verschil in rivierafvoer zijn de rivierwaterfracties van de Humber
aanzienlijk lager dan die van de Rijn.
Tevens blijkt uit beide kaartjes dat het rivierwater van de Rijn langs de
Hollandse kust richting Duitse bocht beweegt, terwijl het rivierwater van
de Humber zich eerst zuidwaarts, en vervolgens in oostelijke richting
beweegt.
3
3
3
W.P.M. de Ruyter, L. Postma en J. de Kock (1987): Transportatlas of
the North Sea. Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren en Waterloopkundig Laboratorium.
CHEMISCH-BIOLOGISCHE ASPECTEN
CHEMICAL-BIOLOGICAL ASPECTS
B o d e m d i e r e n v o o r d e l t a / Benthic
life
voordelta
LEGENDA/LEGEND
Soorten arm
Poor in species
Voornamelijk wormen
Mainly
wurms
Soorten rijk
Rich in species
Ondieper dan 5 m
Waterdepth less than
Ondiep
Intermediate
5m
n
Wormen en kreeftachtigen
Wurms and crustaceae
I
Wormen en weekdieren
Wurms and molluscs
waterdepth
Diep
Deep
10
15
20 km
schaal / scale 1:400.000
Bodemorganismen Voordelta
De Voordelta is een ondiep gebied, dat voor de Zeeuwse en ZuidHollandse kust is gelegen.
Door het gereedkomen van de Deltawerken treden in dit gebied morfologische veranderingen op, die (mogelijk) gevolgen kunnen hebben voor
het ecosysteem.
Uit de kaart waarop het voorkomen van bepaalde groepen
bodemorganismen is aangegeven blijkt ondermeereen duidelijke relatie
met de waterdiepte. Verder blijkt dat de bodem in de monding van de
"open" zeearmen en estuaria van Ooster- en Westerschelde in het
algemeen soortenarmer is dan in andere gebieden.
Dit heeft te maken met het feit, dat het water hier meer in beweging is,
waardoor slechts een beperkt aantal soorten zich in deze gebieden kan
handhaven.
GEBRUIK
HUMAN USE
Indeling Nederlands deel Continentaal Plat
In het kader van de "Mijnwet Continentaal Plat" van 1967, waarin
de opsporing en winning van delfstoffen op het Continentaal Plat is
geregeld, is het Nederlands deel van het Continentaal Plat in een aantal
vakken verdeeld, die met de letters A t/m T zijn aangeduid.
Elk van deze vakken is weer in blokken van circa 400 km verdeeld, die genummerd zijn van 1 t/m 18.
Met uitzondering van West-Duitsland wordt door de andere Noordzeelanden voor hun deel van het Continentaal Plat een afwijkende vakindeling gehanteerd.
2
O l i e - e n g a s v e l d e n en pijpleidingen / Oil and gas fields and
pipelines
Olie- en gasvelden en pijpleidingen
Sinds het begin van de jaren 70 zijn door Noorwegen, Denemarken, W-Duitsland, Nederland en Groot-Brittannie op de Noordzee een
groot aantal olie- en gasvelden in produktie genomen.
De totale hoeveelheid aardolie die uit deze velden gewonnen wordt
bedraagt circa 130 miijoen ton per jaar, terwijl de totale hoeveelheid
aardgas uit deze velden circa 73 miljard m per jaar bedraagt.
De geraamde hoeveelheid winbare aardolie bedraagt voor de gehele
Noordzee circa 3 miljard ton, terwijl de hoeveelheid winbaar aardgas op
ruim 4000 miljard m wordt geschat.
Voor het transport van aardolie en aardgas zijn in de loop der jaren op
de Noordzeebodem een groot aantal pijpleidingen gelegd, met een
gezamenlijke lengte van circa 6000 km.
3
3
Olie en g a s p r o d u k t i e p l a t f o r m s
t a a l P l a t / Oil and gas production
nental
e n p i j p l e i d i n g e n o p het N e d e r l a n d s e d e e l v a n het C o n t i n e n platforms
and pipelines
on the
Dutch
sector
of the
Conti-
Shelf
3°
4°
'
5°
6~
N
55
V
• 54
53
LEGENDA (continentaal plat)
LEGEND Icontinental
shelf )
EB Produktieplatform ( gas )
Production platform I gas I
52
EB Produktieplatform ( olie '
Production platform
I oil I
Pijpleiding / Pipeline
Geplande pijpleiding / Planned
0
1
20
b—
pipeline
40
I
60
I
6°
schaal /scale
8 0 kr
01.
1
2000000
Olie- en gasproduktieplatforms en pijpleidingen
op het Nederlands deel van het Continentaal Plat
(het NCP)
De ontwikkeling van de offshore mijnbouw heeft met name de
laatste jaren tot een sterke toename van het aantal produktieplatforms
op het NCP geleid.
In 1986 waren op het NCP ruim 40 produktieplatforms aanwezig, waarvan de codering is gebaseerd op de vakindeling van het NCP. Het
merendeel van deze platforms produceert aardgas, terwijl een veel
kleiner deel op de produktie van aardolie is ingesteld. Ook het pijpleidingennet, waarmee de platforms onderling en met het vaste land verbonden zijn, heeft een sterke uitbreiding ondergaan. De totale lengte van dit
pijpleidingennet bedraagt momenteel circa 900 km, met voor de
komende jaren de mogelijkheid van een verdergaande uitbreiding tot
ruim 1300 km.
AARDOLIE I OIL
1960 - 1985
4000
l l il—I—r*T**T~T ' T T T " f " f Y *T~*r"*T* T* V I " f ' f ' i '
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 8081 82 83 8485 86
I
V//A
I
Y///A
I Continentaal Plat / Continental
shelf
Nederlands Territoir / Dutch
territory
I Continentaal Plat / Continental
shelf
Nederlands Ter ritoir / Dutch
territory
Produktiecijfers aardolie- en aardgaswinningen in
het Nederlands territoir en op het Nederlands deel
van het Continentaal Plat (het NCP)
In het midden van de jaren 70, toen de aardgaswinning in het
Nederlands teritoir haar hoogtepunt bereikte, is begonnen met de
winning van aardgas op het NCP.
Sinds die tijd is het aandeel van het op het NCP gewonnen aardgas in
de totale Nederlandse aardgasproduktie geleidelijk aan gestegen tot
circa 17%.
De aardoliewinning op het NCP is van veel recentere datum.
Eerst in 1982 is met de winning van aardolie op het NCP begonnen,
waarna in enkele jaren tijds een dusdanig produktieniveau is bereikt, dat
het aandeel van de op het NCP gewonnen aardolie in de totale Nederlandse aardolieproduktie al zo'n 70% bedraagt.
V e r k e e r s r o u t e r i n g s s y s t e m e n 1 9 7 4 / Traffic
routing
systems
1974
schaal /scale
1 : 2000.000
schaal /scale
1 : 2.000.000
Scheepvaart-routeringssystemen in 1974
De Noordzee is een van de drukts bevaren zeegebieden ter
wereld. Met name in het zuidelijk deel van de Noordzee zijn de verkeersintensiteiten relatief hoog.
Voor een vlotte en veilige verwerking van het scheepvaartverkeer in dat
deel van de Noordzee zijn reeds in het begin van de 70-er jaren routeringssystemen in de vorm van verkeersscheidingsstelsels en diepwaterroutes toegepast.
De verkeersscheidingsstelsels worden gekenmerkt door gescheiden vaarbanen, ten einde de kans op aanvaringen in zowel de aanloopgebieden van de grote zeehavens als de belangrijkste doorgaande vaarroutes te verkleinen.
De diepwaterroutes zijn op diepte gecontroleerde vaarroutes ten
behoeve van diepstekende super- en mammoettankers.
Daarnaast kunnen via deze routes ook tankers met een milieugevaarlijke
lading van meer dan 10.000 BRT op ruimere afstand langs de kust worden geleid.
Scheepvaart-routeringssystemen in 1987
In minder dan 15 jaartijd heeft het scheepvaartrouteringssysteem
in het zuidelijk deel van de Noordzee een aantal belangrijke uitbreidingen
ondergaan, in de richting van een meer geintegreerd routeringssysteem. Deze uitbreidingen hangen niet alleen samen met een toegenomen verkeersintensiteit, doch tevens met de noodzaak om tot een zo
goed mogelijke afstemming van het scheepvaartverkeer met andere
gebruiksaktiviteiten, zoals de offshore mijnbouw te komen.
Tot de uitbreidingen behoren de verkeersscheidingsstelsels ter
hoogte van Vlieland, Texel en Hoek van Holland, alsmede de aanlooproute voor IJmuiden.
Daarnaast zijn er nabij de aanlooproute voor Hoek van Holland nog een
aantal ankergebieden aangewezen.
Uitgave:
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Rijkswaterstaat, Directie Noordzee
Dienst Getijdewateren en Meetkundige Dienst
Correspondentie:
Rijkswaterstaat
Directie Noordzee
Koopmansstraat 1
Postbus 5807
2280 HV Rijswijk (ZH)
Telefoon (070) 949500
Tekeningen:
Centrale tekenkamer Directie Noordzee
Kartografie waterstaatskartografie Meetkundige dienst
Vormgeving:
Centrale tekenkamer Directie Noordzee
Grafische verzorging en druk:
Drukkerij Lakerveld b.v., Den Haag
Juni 1987
I