PME als magneet in metaalsector Er gaat geen kwartaal voorbij of PME meldt dat er weer een pensioenfonds is aangehaakt bij het bedrijfstakpensioenfonds. Bekende namen zoals Stork, Siemens, Océ/Canon en Dutch Aerospace brachten de afgelopen jaren hun ondernemingspensioenfonds onder bij PME. PME Actieve deelnemers: 144.000 Slapers: 317.000 Gepensioneerden: 165.000 Aantal werkgevers: 1296 Vermogen: € 31.974 mrd Dekkingsgraad: 105,6% (eind mei) Bijzonder: gemiddeld pensioen is € 700, opbouwpercentage 1,9% Sinds 2007 is het vermogen onder beheer met zo’n €7 mrd toegenomen door de fondsen die aanhaken bij PME (Pensioenfonds van de Metalektro). ‘En dat bedrag is gegroeid’, zegt Hans 1 van der Windt op het kantoor van het bestuursbureau op Schiphol. Ongeveer een kwart van het vermogen van ruim €31 mrd is afkomstig van nieuwe fondsen. Volgens Van der Windt, sinds 1 september 2006 directeur van het bestuursbureau waar 25 mensen werken, is de toestroom van ondernemingspensioenfondsen een beweging die al sinds de oprichting in 1947 van het fonds speelt. ‘Bij de oprichting is nogal genereus omgesprongen met vrijstellingen. Honderden bedrijven met een eigen fonds kregen destijds een vrijstelling. Voorwaarde was wel dat ze een regeling moesten uitvoeren die minimaal gelijk is aan die van PME.’ Op dit moment hebben nog ruim 35 bedrijven een vrijstelling. Aanvankelijk was het niet al te ingewikkeld zelf een gelijke regeling uit te voeren, maar gaandeweg misten ondernemingen de schaalgrootte om dat efficiënt te doen. Die bedrijven zijn stuk voor stuk aangesloten bij PME. Een grote uitbreiding was in 1993 de komst van ruim 250 ondernemingen in de Metalektro die hun pensioenregeling hadden laten uitvoeren door de Verzekeringsgroep Metaalindustrie, de VMGI. Verschil met voorheen is dat de laatste tijd ook grotere ondernemingen die niet onder de verplichtstelling vallen zich hebben aangesloten bij het vierde pensioenfonds van Nederland. Recente voorbeelden zijn Océ/Canon en Dutch Space. Een kwart van de ruim 1200 ondernemingen aangesloten bij PME doet dat op vrijwillige basis. ‘Hoe meer bedrijven aangesloten bij PME hoe beter dat is voor de sector’, zegt Van der Windt. ‘Eén pensioenregeling maakt overstappen naar een andere werkgever makkelijker. Er is minder gedoe met waardeoverdracht. De werknemer hoeft niet na te denken over het wel of niet meenemen van zijn opgebouwde pensioen. We moeten bedenken dat we als pensioenfonds er zijn voor de sector. Het is niet omgekeerd.’ Jager Van der Windt wil niet de indruk wekken dat het pensioenfonds als een jager loert op fondsen die kunnen worden ingelijfd. ‘Uitgangspunt bij toetreding is altijd dat het voor de huidige deelnemers en voor de nieuwe geen nadelen heeft. Dat betekent bijvoorbeeld dat de dekkingsgraad gelijk moet zijn bij overdracht.’ PME wordt daarbij geholpen door het feit dat de dekkingsgraden de afgelopen jaren dicht bij elkaar in de buurt zijn komen te liggen. ‘Het is lastiger samen te gaan met een fonds met een dekkingsgraad verschil van meer dan tien punten. Kleine verschillen kunnen makkelijk worden gladgestreken. Als de dekkingsgraad van het fonds hoger is, worden de rechten van de deelnemers iets verhoogd. Als de dekkingsgraad te laag is, zal het bedrijf het verschil moeten bijpassen. Van der Windt verwacht niet dat de toestroom van fondsen zal opdrogen. ‘Er zullen dit en komend jaar nog een aantal fondsen toetreden tot PME. De trend is al jaren onmiskenbaar naar grotere fondsen. De enige variabele is tijd. ABP is een fonds voor de overheidssector. Waarom zou je op den duur niet een paar grote fondsen hebben voor de marktsector?’ 2 ‘Een eigen ondernemingspensioenfonds in de lucht houden, heeft vaak meer een emotionele dan financiële reden’, stelt Van der Windt. Regelingen gaan door de krappe fiscale begrenzingen bovendien steeds meer op elkaar lijken. ‘Het verschil zit vooral in de kosten. Die zijn een stuk lager binnen een groot fonds.’ Aan administratiekosten is PME jaarlijks €90 per deelnemer (werkenden en gepensioneerden) kwijt. ‘We verwachten dat de kosten bij ons nog verder kunnen dalen door de toetreding van nieuwe fondsen.’ PME heeft een brochure gemaakt om loslopende opf’en uit te leggen wat de voordelen zijn van aansluiting bij het grote bedrijfstakpensioenfonds. Als voorbeelden komen onder meer Siemens, Stork, NXP en Nedcar voorbij. Twijfelende fondsbestuurders die opzien tegen de overgang worden gerustgesteld. ‘Door onze ervaring kunnen we uw fonds begeleiden bij een inzichtelijk transitieproces en u op die manier ontzorgen in een omvangrijk traject’, valt te lezen. De meest voor de hand liggende grote fusie is met PMT, het fonds voor garagebedrijven, installateurs en loodgieters. ‘Op dit moment praten bonden en werkgever uit beide sectoren over harmonisering van de pensioenregelingen. Probleem was dit jaar dat het nieuwe FTK nog steeds niet bekend was. Dat maakte het moeilijk bepaalde zaken zoals de hoogte van de kostendekkende premie te bepalen.’ De twee fondsen doen al veel samen. Zo zijn ze beide zowel aandeelhouders als klant van pensioenuitvoerder MN. Kortingen PME en PMT zijn ook de twee grootste fondsen die de pensioenen fors hebben moeten verlagen. PME heeft de pensioen in 2013 met 5,1% afgestempeld en dit jaar nog eens met 0,5%. Bovendien heeft het fonds sinds 2009 de pensioenen niet meer geïndexeerd. Die kortingen hebben veel kwaad bloed gezet bij de deelnemers. In het jaarverslag schrijft PME dat sommige gepensioneerden, die gemiddeld € 700 bruto per maand van het fonds ontvangen, zich bestolen voelen. Ook hebben deelnemers hierdoor weinig trek in beleggingsrisico’s. Uit onderzoek blijkt dat circa twee derde van de deelnemers een lager pensioen verkiest boven de kans op een hoger pensioen door meer te beleggen in aandelen. Hiermee wijkt de populatie van PME af van veel andere pensioenfondsen. Bij PFZW vindt bijvoorbeeld twee derde het wel een goed idee meer beleggingsrisico te nemen om de kans op een geïndexeerd pensioen te vergroten. Beleggingen De behoefte aan zekerheid van de deelnemers weerspiegelt zich in het beleggingsbeleid van PME. Het fonds heeft 60% procent in vastrentende waarden zitten. Bij veel andere fondsen is dat 40 tot 50%. PME combineert het voorzichtige beleggingsbeleid met een renteafdekking van 50%. De nadelige kant van deze keuzes manifesteerden zich vorig jaar. Het rendement bleef steken op 1%. Dat was deels te wijten aan de renteafdekking. In tegenstelling tot de 3 eerdere crisisjaren profiteerde het fonds vorig jaar niet van een rentestijging, maar moest het juist 2% inleveren als gevolg van de rentehedge. Kosten Zoals veel fondsen is PME naarstig op zoek naar mogelijkheden te snijden in de vermogensbeheerkosten. Dat lukte vorig jaar. De vermogensbeheerkosten inclusief transactiekosten zijn gedaald van 0,53% in 2012 naar 0,4% vorig jaar. Voornaamste reden is dat PME hedgefondsen buiten de deur heeft gezet. Deze fondsen rekenen relatief hoge beheerkosten. Grondstoffen exit Een andere beleggingscategorie die uit de gratie is geraakt, is grondstoffen. Deze categorie valt onder alternatieve beleggingen (bosbouw, levensverzekeringen en microfinancieringen). Dit deel van de portefeuille deed het vorig jaar bijzonder slecht (-4,6%). Grondstoffen moeten het veld ruimen, omdat ze slecht renderen en omdat PME ook twijfels heeft over de ethische kant van deze beleggingen. PME heeft moeite met de speculatieve kant van de grondstoffenmarkt. Die zou bij voedsel bijvoorbeeld nadelig kunnen uitpakken voor de bevolking in arme landen. 4
© Copyright 2024 ExpyDoc