PME als magneet in metaalsector - FDpro 03.07.2014

PME als magneet in metaalsector
Er gaat geen kwartaal voorbij of PME meldt dat er weer een pensioenfonds is
aangehaakt bij het bedrijfstakpensioenfonds. Bekende namen zoals Stork, Siemens,
Océ/Canon en Dutch Aerospace brachten de afgelopen jaren hun
ondernemingspensioenfonds onder bij PME.
PME
Actieve deelnemers: 144.000
Slapers: 317.000
Gepensioneerden: 165.000
Aantal werkgevers: 1296
Vermogen: € 31.974 mrd
Dekkingsgraad: 105,6% (eind mei)
Bijzonder: gemiddeld pensioen is € 700, opbouwpercentage 1,9%
Sinds 2007 is het vermogen onder beheer met zo’n €7 mrd toegenomen door de fondsen die
aanhaken bij PME (Pensioenfonds van de Metalektro). ‘En dat bedrag is gegroeid’, zegt Hans
1 van der Windt op het kantoor van het bestuursbureau op Schiphol. Ongeveer een kwart van het
vermogen van ruim €31 mrd is afkomstig van nieuwe fondsen.
Volgens Van der Windt, sinds 1 september 2006 directeur van het bestuursbureau waar 25
mensen werken, is de toestroom van ondernemingspensioenfondsen een beweging die al sinds
de oprichting in 1947 van het fonds speelt. ‘Bij de oprichting is nogal genereus omgesprongen
met vrijstellingen. Honderden bedrijven met een eigen fonds kregen destijds een vrijstelling.
Voorwaarde was wel dat ze een regeling moesten uitvoeren die minimaal gelijk is aan die van
PME.’ Op dit moment hebben nog ruim 35 bedrijven een vrijstelling.
Aanvankelijk was het niet al te ingewikkeld zelf een gelijke regeling uit te voeren, maar
gaandeweg misten ondernemingen de schaalgrootte om dat efficiënt te doen. Die bedrijven zijn
stuk voor stuk aangesloten bij PME. Een grote uitbreiding was in 1993 de komst van ruim 250
ondernemingen in de Metalektro die hun pensioenregeling hadden laten uitvoeren door de
Verzekeringsgroep Metaalindustrie, de VMGI. Verschil met voorheen is dat de laatste tijd ook
grotere ondernemingen die niet onder de verplichtstelling vallen zich hebben aangesloten bij
het vierde pensioenfonds van Nederland. Recente voorbeelden zijn Océ/Canon en Dutch
Space. Een kwart van de ruim 1200 ondernemingen aangesloten bij PME doet dat op
vrijwillige basis.
‘Hoe meer bedrijven aangesloten bij PME hoe beter dat is voor de sector’, zegt Van der Windt.
‘Eén pensioenregeling maakt overstappen naar een andere werkgever makkelijker. Er is
minder gedoe met waardeoverdracht. De werknemer hoeft niet na te denken over het wel of
niet meenemen van zijn opgebouwde pensioen. We moeten bedenken dat we als pensioenfonds
er zijn voor de sector. Het is niet omgekeerd.’
Jager
Van der Windt wil niet de indruk wekken dat het pensioenfonds als een jager loert op fondsen
die kunnen worden ingelijfd. ‘Uitgangspunt bij toetreding is altijd dat het voor de huidige
deelnemers en voor de nieuwe geen nadelen heeft. Dat betekent bijvoorbeeld dat de
dekkingsgraad gelijk moet zijn bij overdracht.’
PME wordt daarbij geholpen door het feit dat de dekkingsgraden de afgelopen jaren dicht bij
elkaar in de buurt zijn komen te liggen. ‘Het is lastiger samen te gaan met een fonds met een
dekkingsgraad verschil van meer dan tien punten. Kleine verschillen kunnen makkelijk worden
gladgestreken. Als de dekkingsgraad van het fonds hoger is, worden de rechten van de
deelnemers iets verhoogd. Als de dekkingsgraad te laag is, zal het bedrijf het verschil moeten
bijpassen.
Van der Windt verwacht niet dat de toestroom van fondsen zal opdrogen. ‘Er zullen dit en
komend jaar nog een aantal fondsen toetreden tot PME. De trend is al jaren onmiskenbaar naar
grotere fondsen. De enige variabele is tijd. ABP is een fonds voor de overheidssector. Waarom
zou je op den duur niet een paar grote fondsen hebben voor de marktsector?’
2 ‘Een eigen ondernemingspensioenfonds in de lucht houden, heeft vaak meer een emotionele
dan financiële reden’, stelt Van der Windt. Regelingen gaan door de krappe fiscale
begrenzingen bovendien steeds meer op elkaar lijken. ‘Het verschil zit vooral in de kosten. Die
zijn een stuk lager binnen een groot fonds.’ Aan administratiekosten is PME jaarlijks €90 per
deelnemer (werkenden en gepensioneerden) kwijt. ‘We verwachten dat de kosten bij ons nog
verder kunnen dalen door de toetreding van nieuwe fondsen.’
PME heeft een brochure gemaakt om loslopende opf’en uit te leggen wat de voordelen zijn van
aansluiting bij het grote bedrijfstakpensioenfonds. Als voorbeelden komen onder meer
Siemens, Stork, NXP en Nedcar voorbij. Twijfelende fondsbestuurders die opzien tegen de
overgang worden gerustgesteld. ‘Door onze ervaring kunnen we uw fonds begeleiden bij een
inzichtelijk transitieproces en u op die manier ontzorgen in een omvangrijk traject’, valt te
lezen.
De meest voor de hand liggende grote fusie is met PMT, het fonds voor garagebedrijven,
installateurs en loodgieters. ‘Op dit moment praten bonden en werkgever uit beide sectoren
over harmonisering van de pensioenregelingen. Probleem was dit jaar dat het nieuwe FTK nog
steeds niet bekend was. Dat maakte het moeilijk bepaalde zaken zoals de hoogte van de
kostendekkende premie te bepalen.’ De twee fondsen doen al veel samen. Zo zijn ze beide
zowel aandeelhouders als klant van pensioenuitvoerder MN.
Kortingen
PME en PMT zijn ook de twee grootste fondsen die de pensioenen fors hebben moeten
verlagen. PME heeft de pensioen in 2013 met 5,1% afgestempeld en dit jaar nog eens met
0,5%. Bovendien heeft het fonds sinds 2009 de pensioenen niet meer geïndexeerd.
Die kortingen hebben veel kwaad bloed gezet bij de deelnemers. In het jaarverslag schrijft
PME dat sommige gepensioneerden, die gemiddeld € 700 bruto per maand van het fonds
ontvangen, zich bestolen voelen. Ook hebben deelnemers hierdoor weinig trek in
beleggingsrisico’s. Uit onderzoek blijkt dat circa twee derde van de deelnemers een lager
pensioen verkiest boven de kans op een hoger pensioen door meer te beleggen in aandelen.
Hiermee wijkt de populatie van PME af van veel andere pensioenfondsen. Bij PFZW vindt
bijvoorbeeld twee derde het wel een goed idee meer beleggingsrisico te nemen om de kans op
een geïndexeerd pensioen te vergroten.
Beleggingen
De behoefte aan zekerheid van de deelnemers weerspiegelt zich in het beleggingsbeleid van
PME. Het fonds heeft 60% procent in vastrentende waarden zitten. Bij veel andere fondsen is
dat 40 tot 50%. PME combineert het voorzichtige beleggingsbeleid met een renteafdekking
van 50%. De nadelige kant van deze keuzes manifesteerden zich vorig jaar. Het rendement
bleef steken op 1%. Dat was deels te wijten aan de renteafdekking. In tegenstelling tot de
3 eerdere crisisjaren profiteerde het fonds vorig jaar niet van een rentestijging, maar moest het
juist 2% inleveren als gevolg van de rentehedge.
Kosten
Zoals veel fondsen is PME naarstig op zoek naar mogelijkheden te snijden in de
vermogensbeheerkosten. Dat lukte vorig jaar. De vermogensbeheerkosten inclusief
transactiekosten zijn gedaald van 0,53% in 2012 naar 0,4% vorig jaar. Voornaamste reden is
dat PME hedgefondsen buiten de deur heeft gezet. Deze fondsen rekenen relatief hoge
beheerkosten.
Grondstoffen exit
Een andere beleggingscategorie die uit de gratie is geraakt, is grondstoffen. Deze categorie valt
onder alternatieve beleggingen (bosbouw, levensverzekeringen en microfinancieringen). Dit
deel van de portefeuille deed het vorig jaar bijzonder slecht (-4,6%).
Grondstoffen moeten het veld ruimen, omdat ze slecht renderen en omdat PME ook twijfels
heeft over de ethische kant van deze beleggingen. PME heeft moeite met de speculatieve kant
van de grondstoffenmarkt. Die zou bij voedsel bijvoorbeeld nadelig kunnen uitpakken voor de
bevolking in arme landen.
4