Phaxx 2-2014 - Alleen thuis en buiten beeld

foto: corbis
Gezondheid van kinderen uit Midden- en Oost-Europa
alleen thuis en
buiten beeld
k a r l i j n o f f e r g e l t , h e s t e r v a n b o m m e l – Over kinderen uit Midden- en Oost-Europa in Nederland is weinig bekend,
bleek uit eerder onderzoek (Pharos, 2012*) naar deze groep. Wel uitten enkele scholen en ggd’en hun bezorgdheid over de
gezondheidssituatie van deze kinderen. In een vervolgonderzoek richtte Pharos zich speciaal op kinderen van Midden- en OostEuropeanen (moe-landers).
d
e afgelopen jaren is het aantal kinderen dat
met hun ouders uit de moe-landen mee naar
Nederland kwam gestegen (zie kader). Ondanks deze stijging is de aandacht voor deze
groep klein gebleven. Pharos heeft geprobeerd middels
een verkennend onderzoek meer inzicht te krijgen in de
gezondheidssituatie van moe-landerkinderen en sprak
hierover met medewerkers van ggd’en, Centra voor
Jeugd en Gezin (cjg’s), gemeenten, scholen en natuurlijk met moe-landers zelf.
Medewerkers van cjg’s en scholen merken op dat
moe-landerkinderen al vanaf jonge leeftijd (7-8 jaar),
|1 2 | phaxx
nummer 2.14
voor en na schooltijd alleen thuis zijn. Ze moeten zichzelf zien te redden: eten maken, op tijd op school zijn,
huiswerk maken en voor broertjes of zusjes zorgen. De
ouders maken ondertussen lange dagen om genoeg geld
te verdienen (vier op de tien Polen verdient minder dan
het minimumloon). Vanwege de hoge kosten maken zij
meestal geen gebruik van buitenschoolse opvang. Hoewel moe-landerouders het alleen thuis zijn van hun kin-
moe-landerkinderen blijven over het algemeen
een stuk makkelijker thuis van school
䊴 Moelander kinderen
krijgen taalles voor
nieuwkomers. De afgelopen jaren is het aantal
van deze kinderen dat
met hun ouders mee
naar Nederland kwam
gestegen.
deren geen probleem vinden, kijken Nederlandse deskundigen hier anders tegenaan. Zij zien het als een zware belasting voor zulke jonge kinderen. Leraren melden
eveneens dat moe-landerkinderen over het algemeen
makkelijker thuis blijven van school dan Nederlandse
kinderen. Zo vertelt een basisschooldirecteur dat er een
Pools jongetje op zijn school zat dat standaard elke donderdag wegbleef. Wat bleek, zijn moeder had elke
woensdagnacht nachtdienst, en sliep dan nog als het
kind naar school moest. Ook is het niet ongewoon dat
een ouder kind thuis blijft als een jonger broertje of zusje ziek is, zodat de ouders kunnen doorwerken.
te weinig tijd
Als er zich problemen voordoen op scholen, lukt het ouders niet altijd om hierover te komen praten met de leraar. Afspraken maken is lastig, aangezien de ouders
veel moeten werken. Sommige scholen hanteren de afspraak dat ouders verplicht vier keer per jaar naar school
moeten komen, namelijk op het moment dat de rapporten worden uitgereikt. Ook vanuit andere sectoren
wordt gewezen op het tijdgebrek van deze ouders. Een
jeugdarts vertelt: ‘Het probleem is dat ouders wel ondersteuning in de opvoeding willen, maar die niet krijgen,
omdat ze geen tijd hebben aangezien ze zoveel werken
of omdat ze het allemaal niet begrijpen vanwege het gebruik van het Nederlands.’
Extra inspanningen vanuit school om de ouders meer
te betrekken lijken wel effect te hebben. Een voorbeeld
hiervan is een basisschool in Schiedam. Deze school regelt voorlichtingsbijeenkomsten voor moe-landerouders, om hen te informeren over allerlei zaken rondom
het onderwijs.
gezondheid
Aantal moe-landerkinderen in Nederland
van 2011 tot 2013
(cijfers cbs, mei 2014).
䊲
Het Nederlandse gezondheidssysteem is lastig om goed
te begrijpen voor moe-landers. In het land van herkomst
bestaat de mogelijkheid om direct naar een specialist te
gaan zonder eerst de huisarts te bezoeken. Een Poolse
moeder zegt dat er soms gedacht wordt dat een zorgverzekering automatisch het recht geeft om meteen een
specialist te zien. Doordat het systeem voor veel moelanders onduidelijk is (maar ook om kosten te besparen;
volgens geïnterviewden is de zorg elders goedkoper),
komt het nogal eens voor dat men teruggaat naar het
land van herkomst voor bezoek aan een specialist. Ook
zwangere vrouwen reizen dikwijls af naar hun geboorteland. Ze zijn daar uitgebreide maandelijkse echo’s en
aantal moe-landerkinderen in nederland
Bulgarije
Hongarije
Polen
Roemenië
Moldavië
Slowakije
Tsjechië
Totaal
2011
2.186
697
8.827
868
30
393
310
15.322
2012
2.778
888
11.170
1.006
31
427
335
18.647
2013
3.409
1.118
13.414
1.066
40
305
341
21.706
controles gewend, die ze in Nederland niet krijgen. Er
heerst bovendien grote angst voor een bevalling buiten
het ziekenhuis. Wanneer de tijd voor de bevalling aanbreekt, is tijdelijke terugkeer een ‘must’. ‘Stel je voor dat
je thuis moet bevallen...’ Het probleem van teruggaan
naar het eigen land voor medische zorg is de gebrekkige
terugkoppeling. Hierdoor kunnen sommige kwesties
later of niet gezien worden door een Nederlandse arts.
buiten beeld
In tegenstelling tot veel andere nieuwkomers in Nederland, worden moe-landerkinderen niet standaard gezien door de jeugdgezondheidszorg (jgz). Omdat ze uit
een eu-land komen, zijn de grenzen open en hoeven
moe-landers geen inburgeringscursus te volgen. Hoewel de jgz alle kinderen standaard hoort te zien, gebeurt
dit bij lange na niet. Reden hiervoor is dat niet alle kinderen geregistreerd staan in de Gemeentelijke Basis Administratie (gba). Niet-geregistreerde kinderen worden
niet opgeroepen door de jgz en niet gezien na aankomst
in Nederland. Sommige kinderen uit de moe-landen
zijn of helemaal niet in beeld bij de jgz of komen dat pas
bij een van de reguliere contactmomenten. Dat wil zeggen: mits ze ingeschreven staan in de gba. Zo kan het
voorkomen dat een kind van 6 jaar (in groep 3) pas gezien wordt als hij 10 is en in groep 7 zit. Een zorgelijk feit,
gelet op de migratiegeschiedenis die veel van deze kinderen hebben doorgemaakt, met alle bijbehorende risicofactoren. Sommige cjg’s lossen dit op door schoollijsten te gebruiken en de kinderen die niet in de gba staan,
alsnog op te roepen.
risicogroep
Op basis van de signalen uit de interviews kunnen we
niet stellen dat de algehele groep moe-landerkinderen
grote problemen of risico’s kent. Met een groot deel van
deze kinderen gaat het goed. Er lijkt echter wel een risicogroep te bestaan. Het gaat om kinderen met laagopgeleide ouders die veel werken en te maken hebben met
slechte of onzekere woonomstandigheden. Het is belangrijk dat deze ‘risicokinderen’ bijtijds herkend worden en niet buiten beeld blijven door administratieve
omstandigheden. Een goede oplossing daarvoor is het
instellen van een standaard eerstecontactmoment vanuit
de jgz voor alle nieuwkomerskinderen uit moe-landen.
Om moe-landerkinderen niet buiten de boot te laten
vallen, komen we op grond van ons onderzoek uit op
drie essentiële aanbevelingen:
• Een standaard eerste contact met de jeugdgezondheidszorg voor alle kinderen uit de moe-landen.
• De school moet de jgz op de hoogte brengen wanneer
er een nieuw kind op school komt afkomstig uit een
van de moe-landen.
• Voorlichting geven aan moe-landerouders met
(schoolgaande) kinderen over het Nederlandse
school- en zorgsysteem.
Karlijn Offergelt heeft een werkervaringplaats bij Pharos en
Hester van Bommel is projectleider.
* Het rapport De gezondheid en het zorggebruik van Midden-en Oost-europeanen in Nederland , Pharos, 2012 is
gratis te downloaden via www.pharos.nl
nummer 2.14 p h a x x
|1 3 |