COLUMN EEN FISCAAL MULTIVERSUM - Deloitte

COLUMN
216
Weekblad fiscaal recht . 7036 . 13 februari 2014
EEN FISCAAL MULTIVERSUM
M.H.C. RUIJSCHOP1
Het heelal waarin wij leven lijkt best eenvoudig. Er is (voor zover aangetoond) één universum dat bestaat uit zeer
veel sterrenstelsels. Deze sterrenstelsels zijn elementen van dat universum. Tot 1923 dacht men dat het heelal uit
één sterrenstelsel bestond: het Melkwegstelsel. Edwin Hubble bewees dat dit niet het geval is.
Studenten fiscaal recht en fiscale economie leren aan het begin van hun opleiding dat de totale winst van een onderneming in de heffing wordt betrokken en dat goed koopmansgebruik die totale winst in jaarmoten verdeelt. De
jaarwinst is een element van de totale winst. Goed koopmansgebruik bepaalt dus niet de omvang van de winst,
maar slechts in welk jaar de winst wordt belast. Andersom geformuleerd: wanneer de winst wordt genoten kan niet
bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of de winst wordt belast. Deze verhouding tussen totaalwinst en jaarwinst is een belangrijke grondregel van de Nederlandse winstbelasting.
In een volgend college horen de studenten dat er ook zoiets bestaat als ‘objectieve vrijstellingen’: een deel van de
totale winst is vrijgesteld. De deelnemingsvrijstelling is daarvan een schoolvoorbeeld. Het bereik van de deelnemingsvrijstelling is ruim: zowel dividenden als boekwinsten vallen er onder, zo wordt geleerd. Maar nu doemt een
probleem op. Volgens de jaarwinstregels wordt de boekwinst bij verkoop van aandelen (in het algemeen) pas in de
heffing betrokken als deze wordt gerealiseerd, bijvoorbeeld bij verkoop. Het is heel goed mogelijk dat de deelnemingsvrijstelling in het verleden van toepassing was, maar na een wijziging van de feiten in het jaar van verkoop
niet meer, of omgekeerd. De student raakt bekend met de term sfeerovergang: van de vrijgestelde naar de belaste
sfeer of omgekeerd. Hoe moet in dit soort situaties worden omgegaan met de deelnemingsvrijstelling? Stel dat voor
de vaststelling van de (on)belastbaarheid alleen wordt gekeken naar het jaar waarin de boekwinst wordt gerealiseerd. Het bereik van de deelnemingsvrijstelling is dan in die situatie afhankelijk van het regime zoals dat luidt in
het jaar waarin de stille reserves worden gerealiseerd. Met andere woorden: de totale winst is afhankelijk van het
tijdstip waarop het voordeel wordt genoten. Het fiscale universum klopt niet meer. Gelukkig is er feitencompartimentering, de “deus-ex-machina” van de Hoge Raad voor situaties van sfeerovergang in de deelnemingsvrijstelling.
Deze leer houdt in de kern in dat de toepassing van de deelnemingsvrijstelling aansluit bij de periode waarin de
stille reserves zijn aangegroeid. Het fiscale universum klopt weer: de totale winst is niet afhankelijk van goed
koopmansgebruik. De studenten halen opgelucht adem.
In 1929 stelde Hubble aan de hand van door hem waargenomen “roodverschuiving” van verre sterrenstelsels vast,
dat het universum uitdijt en niet statisch is. Daarmee bewees hij de onjuistheid van de opvatting van Albert
Einstein, die geloofde in een statisch en oneindig heelal.
Ook de fiscaliteit is dynamisch (en heeft de neiging om uit te dijen, zoals de rij oude pockets belastingwetten op
mijn werkkamer aantoont). Dingen veranderen. De wetgever kan bijvoorbeeld door een wetswijziging het toepassingsbereik van de deelnemingsvrijstelling wijzigen. In dat geval wordt de omvang van de totale winst opnieuw gedefinieerd. De omvang van de totale winst is dan gewijzigd, ongeacht in welk jaar de winst moet worden verantwoord. De nieuwe deelnemingsvrijstelling geldt in theorie ook voor in het verleden genoten voordelen. In theorie
zouden reeds vaststaande aanslagen waarbij de oude deelnemingsvrijstelling is toegepast, moeten worden opengebroken als de nieuwe deelnemingsvrijstelling tot een andersluidende belastbare winst zou hebben geleid. Dat dit
mogelijk noch wenselijk is, is ‘slechts’ een kwestie van formeelrechtelijke aard, maar heeft niets van doen met de
verhouding tussen totale winst en jaarwinst. De studenten begrijpen dit goed.
1
Mr. M.H.C. Ruijschop is verbonden aan het Wetenschappelijk Bureau van Deloitte Belastingadviseurs BV en de afdeling Belastingrecht van de Universiteit Leiden.
217
COLUMN
Weekblad fiscaal recht . 7036 . 13 februari 2014
In het arrest van 14 juni 2013, nr. 11/04538, besliste de Hoge Raad dat (bij gebrek aan andersluidend overgangsrecht) de gewijzigde deelnemingsvrijstelling moet worden toegepast op de gehele, na de wetswijziging gerealiseerde boekwinst. Dit arrest, inhoudende een “regelcompartimenteringsverbod”, is in lijn met de hiervóór uiteengezette fiscale grondregel. De gewijzigde deelnemingsvrijstelling geldt immers ongeacht het jaar waarin de winst
wordt genoten.
De (oude) staatssecretaris heeft echter geen begrip voor het arrest, en heeft voorgesteld de wet te wijzigen. Ergens
(al dan niet) begrip voor hebben betekent overigens iets anders dan iets (al dan niet) begrijpen. Zelfs de tv-clown
Bassie snapt dat heel goed als hij zegt: “Ik begrijp het wel, maar ik snap het niet”. Het momenteel bij de Tweede
Kamer in behandeling zijnde wetsvoorstel met de titel “Wet compartimenteringsreserve” houdt onder meer in dat
zowel feitencompartimentering als regelcompartimentering verplicht worden gesteld (totaalcompartimentering).
Zonder twijfel het meest opvallende aspect aan de voorgestelde nieuwe regeling is dat er geen enkele vorm van eerbiedigende werking geldt voor bestaande gevallen. Totaalcompartimentering moet in theorie zelfs worden toegepast
op een belang dat sinds de inwerkingtreding van de Wet VPB 1969 in het bezit is van de belastingplichtige. Is er de
afgelopen 45 jaar ooit sprake geweest van een sfeerovergang ongeacht de oorzaak, dan moet er alsnog worden gecompartimenteerd. Er moet dan worden bepaald wat het verschil is geweest tussen de waarde in het economische
verkeer van het belang en de boekwaarde op het tijdstip van sfeerovergang. Hiervoor moet vervolgens een compartimenteringsreserve worden gevormd op het tijdstip waarop een dividend wordt uitgekeerd, dan wel het belang
(deels) wordt vervreemd. Mede omdat toepassing van totaalcompartimentering zeer voordelig kan zijn voor de belastingplichtige, voorzie ik een betekenisvolle prijsstijging van oude edities van de Cursus Belastingrecht op marktplaats.nl van vóór het internettijdperk. Ik heb daarvoor al plaats gemaakt in mijn boekenkast. Door de onbeperkte
materieel terugwerkende kracht herleven immers alle oude versies van de deelnemingsvrijstelling. Mijn studenten
moeten alsnog kennis nemen van de in 1990 afgeschafte annaalbezitseis. Deze hield in dat de deelnemingsvrijstelling slechts gold als de aandelen sinds de aanvang van het (boek)jaar onafgebroken in het bezit zijn geweest van
de belastingplichtige.
Ergens in de jaren vijftig van de vorige eeuw is de theorie ontstaan van het “multiversum”. Deze theorie gaat uit
van het bestaan van meer (parallelle) universums.
Maar wat doet de nieuwe compartimenteringsregeling met de verhouding tussen totaalwinst en jaarwinst? Anders
dan het leerstuk van feitencompartimentering (dat inherent is aan de deelnemingsvrijstelling) is de theorie van regelcompartimentering geen onderdeel van de deelnemingsvrijstelling. De voorgestelde verplichte regelcompartimentering is in wezen een structurele overgangsregeling die inhoudt dat bij elke wijziging van de deelnemingsvrijstelling de (negatieve/positieve) voordelen die onder de oude regeling zijn gerijpt, overeenkomstig het oude recht
moeten worden afgewikkeld. De herleving van alle oude versies van de deelnemingsvrijstelling betekent dat er kennelijk evenzoveel versies van de totale winst zijn (geweest) als er versies van de deelnemingsvrijstelling zijn (geweest). Een jaar kan zomaar zijn eigen totaalwinst hebben. Een fiscaal multiversum… Ik hoor een zucht opkomen
uit de collegezaal.