Verzonken in mijn eigen gedachten

Verzonken in mijn eigen gedachten
Eerste druk, 2014
© 2014 Hetty van Bussel
Corrector: Jolein van der Ven
Ontwerp: Lisette Huinck
Fotograaf: Itte Mae
isbn:
nur:
9789048434565
402
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer
www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en
onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan.
Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen
het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige
digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (I) ten behoeve van een onderneming,
organisatie of instelling of (II) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet
strikt privé van aard is.
Ver zo n k e n
in m i j n e i g e n g ed a ch t en
Hetty van Bussel
Ik lach naar mijn spiegelbeeld,
Maar het doet mijn hart pijn,
Zoekend naar het antwoord,
Waarom ik van mezelf...
... Nooit eens mooi mag zijn
Inhoudsopgave
Biografie9
Datgene waar alles in mijn leven omheen draait 19
1. Ik neem je verder mee op mijn levenspad …
Niet gezien of gehoord worden.
2. “Waarom slikt ze dan zoveel pillen…?”
3. “Met meer afstand achterom kijken…”
4. Een nieuw begin
5. Alsof ik een vreemd wezen ben op deze wereld
6. “Oh my God, the girl in the mirror is me!”
7. Elmo, mijn loyale knuffelbeer
8. Sociale isolatie, wegcijferen en negativisme, ja ik ken
mijn valkuilen…
9. Als ik in de spiegel kijk, zie ik een vreemde
10. “Gadverdamme”
11. Niet zwanger worden en toch een kind verliezen
12. “Hetty, je kunt je niet ineens goed voelen
en veranderd zijn.” De valkuilen…
13. Ze geloven in mij en dat voelt prettig.
14. De dood en ik vormen samen één weg
15. Verboden jezelf te zijn 16. Doodsbang om de verkeerde weg in te slaan
17. Ik neem mezelf overal mee naar toe
18. Mijn nieuwe ‘ik’
19. Hoe heb ik het zover laten komen?
20. “We gaan je helpen” … en wie helpt wie?
21. “Ik ben dun en een superleuke meid”
22. ‘Het komt nooit meer goed met me, nooit’ …
en dan… 23
32
41
56
61
72
93
101
110
120
128
138
144
151
160
170
175
181
187
194
204
212
23. Dromen doet leven, Ghana is mijn voeding, mijn hoop,
mijn passie
24. Ghana, here I come!
25. Hetty ontmoet Ghana en Ghana ontmoet Hetty 26. Met ‘ons pap en mam’ reizen in mijn vreemde wereld
27. Ik ben een mooi mens en mijn opa is mijn held
222
229
235
248
257
Het leven blijft verrassen, is mooi, is duidelijk, geeft en neemt, is
hard, gemeen, verwart, de moeilijkste leerschool…
Biografie
Ik ben Hetty van Bussel, geboren op 8 oktober 1991.
Het is moeilijk om te schrijven wie ik ben omdat ik nog steeds op
zoek ben naar wie ik nou eigenlijk ben. Ik denk dat die zoektocht
voor altijd doorgaat want een persoon kun je niet vangen in enkele
zinnetjes.
Ik ben opgegroeid in een gezin met één oudere broer en twee jongere
broertjes en bij ons in het gezin speelt bij meerdere gezinsleden de
diagnose “Autisme!” Mijn vader en moeder zijn bij elkaar en of zij
een autistische stoornis hebben, of iets anders, weet ik niet en dat
maakt verder ook niet uit want dat verandert niets aan de situatie.
Het heeft me wel gevormd tot de persoon die ik nu ben. Het heeft me
veranderd, oplettender gemaakt en het heeft me geleerd mensen te accepteren zoals ze zijn, met hun beperkingen. Ik heb ervaren dat als ik
respect toon voor de onmogelijkheden en onmacht van een ander, dat
ik meer kan bereiken dan dat ik ze afwijs vanwege alle kleine dingen
die wat minder gaan. Samen kun je ver komen met de juiste hulp en
de juiste benadering.
Het autisme van mijn broertjes is maar een sticker, een label maar dat
verandert het feit niet dat ze voor mij gewoon mijn broertjes zijn met
hun beperkingen, waar ik mee heb leren omgaan.
Dat ze gediagnosticeerd zijn wil niet zeggen dat ik ze beschouw als
anders of als ‘vreemden’ want ik voel me gewoon net als een van hen.
Ik verplaats me in hun wereld, ik maak deel uit van hun beleving en
ik ben trots op het feit dat ik hun zus en zusje ben, net zo goed als ik
trots ben dat ik een dochter van mijn ouders ben!
9
Ik leerde als kind al snel en kwam altijd op voor anderen. Ik kon
er niet tegen als dingen niet eerlijk gingen of als mensen vooroordelen hadden. Ik had een sterk eigen willetje en opa en oma waren
mijn beste maatjes. Dat zijn ze trouwens nog steeds! Papa en mama
werkten allebei en opa en oma zorgden er samen voor dat wij een
leuke kindertijd hebben gehad in samenwerking met mijn ouders.
Opa was te gek op ons om ons naar een kinderdagverblijf te sturen
en oma genoot te veel van ons dat ook zij het niet zag zitten dat wij
opgevangen werden door andere mensen. “Wij waren en zijn hun
trots.” Mooie herinneringen heb ik eraan overgehouden en daar ben
ik trots op. Ook kan ik met trots zeggen dat ik leuke en gezellige
grootouders heb.
Ik deed als kind al datgene waarvan ik dacht dat het goed was en ik
was overal erg snel mee: lopen, praten, leren en ga zo maar door. Ik
had een zorgeloos leventje, ik voelde me goed, ik was een vrolijk kind
en ondanks dat ik op hele jonge leeftijd één van mijn vriendinnetjes
verloor aan kanker leek ik daar niet onder te lijden, het maakte mij zo
jong als ik was wel zorgzamer, en één ding wist ik zeker: later zou ik
voor zieke kindjes gaan zorgen.
Pesten en ruzie hebben altijd veel indruk op me gemaakt, ik kon er
niet tegen als mensen pijn hadden of pijn gedaan werden. Ik was
overgevoelig voor ‘ellende’ om het zo maar even te noemen en als ik
enigszins kon, dan hielp ik de mensen uit mijn omgeving zo veel als
mogelijk was op mijn jonge leeftijd. Ik was een vroege leerling, maar
omdat ik goed kon leren ben ik snel doorgestroomd naar groep 3 in
plaats van groep 2. Ik wilde bij mijn vriendinnetjes blijven. Ik herinner me het nog zo goed. Ik had een leuke klas en wilde samen met hen
naar groep 3 gaan en niet alleen. Daarbij werd me de vraag gesteld,
omdat ik het volgens de leraren op school ook makkelijk aan zou
kunnen, wat ik wilde. Spelen, of toch leren. Ik koos voor leren, dat
was uitdagend voor me. Spelen kon ik thuis met mijn vriendinnetjes
ook wel doen.
10
Ons gezinnetje was wel wat anders, wat afwijkend, maar ik probeerde
me daar gedeeltelijk voor af te sluiten. Als mijn broertje, die anderhalf
jaar jonger is dan ik ‘flipte’ of van streek was dan probeerde ik hem
af te leiden, of ik probeerde gekke dingen te doen, “de clown uit te
hangen”. Ik deed er alles aan om de mensen uit mijn omgeving te
laten lachen. Op school werd ik daarom soms ook gepest. Het maakte
me onzeker als persoon maar dat liet ik nooit zien. Als ik thuis was,
overdacht ik alles wat ik fout gedaan had op school voor mijn gevoel.
Voor zover een kind dingen fout kan doen.
Al snel veranderden er dingen en ik zag hoe mama vocht tegenover de
hulpverlening. Met mijn broertje zou niets aan de hand zijn. Het lag
aan haar dat mijn broertje niet kon leren, mama was de schuld van het
gedrag van mijn broertje, “nee met hem is niks aan de hand”. Ik heb
mama zien vechten voor de juiste hulp en onderzoeken en uiteindelijk
kregen we de bevestiging te horen: hij had inderdaad autisme. Het
deed mij pijn dat ik mijn moeder zo zag vechten met haar omgeving
en dat niemand haar observaties serieus nam. Dat er enkel werd gewezen naar mijn moeder die het fout zou doen in de opvoeding. Ik zag
dat mama met zichzelf worstelde, wat maakte dat ik het gevoel kreeg
haar pijn weg te moeten nemen. Zo jong als ik was, een moeder met
pijn dat wil je niet als kind.
Ik accepteerde dat mijn broertje autistisch is en voor mij veranderde
er niets. Ik was inmiddels 9 jaar oud geworden. Ik bleef voor mijn
broertjes op komen, ik zat op school en kon goed meekomen met de
rest van de klas. Ik ging naar cursussen toe om te leren omgaan met
het autisme van mijn broertje en daar werd mij op het hart gedrukt
dat mijn broer en jongste broertje, net als ik, absoluut geen autisme
zouden hebben! Ik accepteerde dat antwoord en ik voelde me opgelucht. Ik bleef in contact met de hulpverlening maar al snel volgde
de ene klap na de andere omdat ik totaal niet meer begreep wat er in
mijn omgeving gaande was. Ik heb me altijd vastgeklampt aan afspraken en regels omdat mij geleerd is dat het belangrijk is afspraken na
te komen en eerlijk te zijn. Nu merkte ik dat de ‘grote mensen’ niet
11
eerlijk waren tegen mij en mijn ouders en dat maakte me een onrustig
kind. Ik had daarmee mijn eerste kras opgelopen met betrekking tot
het vertrouwen in alle mensen die ouder en verstandiger zouden moeten zijn dan dat ik was.
Het was niet alleen voor mij lastig maar ook voor de rest van het gezin. Er volgden meerdere diagnoses en mijn oudste en jongste broertje
bleken ook autistisch te zijn.
Mijn kijk op de wereld veranderde en ik zag mijn moeder elke dag
worstelen met de gedachte “het is mijn schuld”. Daarnaast zag ik hoe
mama wegzakte in een schuldgevoel want zij had net als de hulpverlening, die beloofde dat ze geen autisme hadden, niet gezien dat er met
de andere 2 jongens ook wat aan de hand was.
Langzaam veranderde er veel in mijn leven maar gevoelsmatig kwam
alles in één keer bij me binnen, alsof ik jaren geleefd had en niets voelde.
Ik ging inmiddels al weer naar de middelbare school, was onzeker,
kwetsbaar en bang en ik werd gepest door klasgenootjes omdat ik snel
moe was, sneller dan normaal. Maar ik had niet door dat de negativiteit in ons gezin en de hoge eisen die ik mezelf stelde me compleet
uitputten. Ik vroeg zoveel van mezelf dat ik geen energie meer over
had om onbezorgd te zijn. Ik wilde overal verklaringen voor hebben
en als ik ook maar één puntje opmerkte dat eventueel niet klopte dan
zorgde ik er voor dat ik het tot op dat ene puntje volledig uitzocht. Ik
wilde niet voor de gek gehouden worden en ik wist dat ik het mezelf
niet zou kunnen vergeven als ik iets over het hoofd gezien had.
Ik hoorde op dat moment nog wel bij een vriendengroepje maar daar
hing ik de clown uit. Ik hield iedereen voor de gek, deed alsof het
goed met me ging maar thuis brak ik elke dag weer op. Mama was in
die tijd depressief, of had een burn out maar dat is geloof ik hetzelfde.
Ik zag haar vechten tegen de wereld en ik wilde haar geen pijn doen
door te laten zien dat ik het ook moeilijk had. Ik sloot me af voor mijn
gevoelens en deed maar alsof alles goed ging. Daardoor ben ik in een
12
fantasiewereld gaan leven, ik vertelde de leukste en gekste verhalen
over mooie dingen in het leven. Mooie dingen waar ik van droomde
maar die onbereikbaar waren voor me.
Ik was kwaad op de hulpverlening en wilde met niemand meer praten. Als ze een poging deden om wel in contact te komen met me
dan hield ik ze straal voor de gek zoals ze mij ook voor de gek hadden
gehouden. Het deed me niets, ze waren niets waard want ze waren
in mijn ogen gewoon een ‘stel onbetrouwbare honden’. Mijn wereld
stortte in en ik raakte verdwaald in mijn eigen wereldje. Niemand
mocht weten hoe ik me voelde want ik wilde sterk zijn voor papa en
voor mama, ik wilde de perfecte dochter zijn en geen enkel steekje
laten vallen. Ik moest van alles van mezelf en ik wilde ook van alles.
Koken om mijn ouders te ontzien, spelletjes spelen met mijn broertjes, mijn broertjes herinneren aan dingen en ga zo maar door. Ik nam
een beetje een zorg-rol aan en dat deed ik niet omdat ik mijn moeder
een waardeloze moeder vond. Ik deed dat omdat ik de tegenslagen in
ons gezin wilde goedmaken door alles van haar over te nemen zonder
dat ze daar om vroeg.
Ik had geen idee hoe ik met de situatie om moest gaan behalve keihard door gaan en lachen tegenover de hele wereld. Niet omdat ik me
zo goed voelde maar juist omdat ik een hoopje ellende geworden was
en niemand dat ooit zou mogen zien! Sterk zijn, ik MOEST sterk zijn
van mezelf. Niet alleen voor mezelf maar ook voor mijn ouders en
mijn familie, die hadden immers al genoeg pijn en verdriet door de
situatie van de jongens!
Het liefste was ik toentertijd afgehaakt en ik begon in die tijd ook
met het verwonden van mezelf en daar schaamde ik me vreselijk voor.
Het leek voor heel even de oplossing om de pijn in mijn hoofd niet
te voelen door lichamelijke pijn. Daarin zat ik fout, want het gaf me
naast lichamelijke pijn nog meer gevoelens van falen. Niemand hoort
naast emotionele pijn ook nog bewust toegebrachte lichamelijke pijn
te voelen. Ook ik niet.
13
Ik mocht me niet slecht voelen van mezelf en ik mocht mezelf geen
pijn doen. Op school werd ik helaas ook uitgescholden: ‘puistenkop’,
‘meisje met twee ruggen’, ‘gek’ en ga zo maar door. Ik was ook anders,
ik was ook afwijkend, vooral gezien het feit dat ik de hele dag door
lachte terwijl er niets te lachen viel. Ik werd gepest, ik werd afgedankt
en ik werd raar aangekeken door leeftijdsgenoten, min of meer omdat
ik me zo opstelde. Ik kwam onzeker over, dus was ik een makkelijke
prooi om te gaan pesten. Toch was ik liever op school dan thuis want
zodra ik thuis kwam had ik het gevoel te moeten presteren, te moeten laten zien dat ik een goede dochter was. Het heeft me uitgeput,
het heeft me pijn gedaan en steeds meer verdronk ik in mijn eigen
leugens. Mijn vriendinnen hadden geen idee van wie ik werkelijk was
en hoe de situatie thuis was. “Met mij gaat alles goed,” was een beetje
mijn standaard antwoord.
“Een negatieve gebeurtenis komt nooit alleen,” is me vaak gezegd.
Dat bleek ook wel toen ik daarna nog meer vrienden en mensen uit
mijn omgeving verloor. Zelfmoord, kanker, ziekte, ongelukken, ik
leek de personen wel aan te trekken, wat ik onbewust ook deed via
mijn internetcontacten.
Ik nam het mezelf kwalijk want ik wilde niet leven en anderen wilden wel leven maar werden weggenomen van het bestaan. Ik was
kwaad op ‘God’ of wie er dan ook boven ons stond en toen ben ik
ook mijn geloof verloren denk ik. Ik kon niet geloven dat iemand
mensen die wilden leven weg nam van het bestaan en dat hij mij zo
vreselijk alleen liet staan terwijl ik niet meer wilde. Een hopeloos
stuk ellende, zo voelde ik me en nog steeds heb ik die gevoelens met
momenten.
Ik wisselde intern ook continu van stemming. Van heel vrolijk naar
heel depressief zonder duidelijke reden. Het ene moment wilde ik
leven, een ander moment wilde ik dood. Maar altijd bleef ik vechten
voor de mensen die ik liefhad, elke dag probeerde ik weer gewoon op
te staan en er het beste van te maken. Mijn lach weer op mijn gezicht,
en kijken naar de dingen die nog wel goed gingen.
14
Ik werd terug naar de hulpverlening gestuurd maar er werd vrij snel al
gesproken over de diagnose borderline. ‘Dit is niet wat ik wil,’ dacht
ik, ik was pas 11. Ik ben boos geworden op die psychiatrisch verpleegkundige en ze was niet gediend van mijn weerstand. “Mevrouw, met
uw dochter is niets aan de hand,” was vervolgens de conclusie van de
psychiatrisch verpleegkundige naar mijn moeder toe en zo werd ik
naar huis gestuurd terwijl het niet goed ging met me en ik niet wist
hoe ik met mezelf om moest gaan of hoe ik wat onbezorgder kon
worden.
Ik had een leuke vriendengroep maar dat veranderde toen er nieuwe
mensen bijkwamen en de groep uiteindelijk uit elkaar viel doordat de
keuze moest worden gemaakt tussen de theoretische leerweg of toch
de kadergerichte. Ik koos voor theorie, en daar kwam ik bij nieuwe
meiden terecht waar ik op het begin veel aansluiting bij kon vinden.
Dat veranderde deels door de puberteit en alle meidenprobleempjes
die daar bij kwamen kijken en aan de andere kant ook vanwege het
feit dat ik in mijn hoofd met andere dingen bezig was dan de meesten.
Ik maakte me druk om de thuissituatie, anderen waren juist enkel
bezig met vriendjes en op stap gaan.
Na een leuke periode werd ik uitgescholden, er is tegen me gezegd
dat ik beter dood kon zijn en dat er niemand op mijn crematie zou
komen. Dat is gekomen vanaf het moment dat de puberteit wat meer
vorderde en ik door mijn jonge leeftijd achter bleef op de rest van
mijn vriendinnen.
Ik was een hoer, een slet, ik spoorde niet, ik was niet goed wijs en
ga zo maar door. Ik dacht dat de meiden waarmee ik omging mijn
vriendinnen waren maar ik was duidelijk een andere kant in gegaan
qua persoonlijkheid en daarmee sloot ik niet meer bij ze aan. Er is een
moment gekomen dat zelfs een vriend van me voor een auto wilde lopen door de dingen die er gezegd werden door één meid uit de groep.
Het was onvoorstelbaar, niet vatbaar maar toch de werkelijkheid op
dat moment. Ik werd uit de groep weggepest, wat ik heel erg vond
15
maar achteraf gezien paste ik ook niet in de groep.
Ik moest tijdens de breuk met mijn vriendengroep mijn examens maken en volhouden. Ik wist waar ik voor vocht want ik wilde graag
verpleegkundige worden dus daar deed ik het voor en daarvoor wilde
ik goede punten halen.
Toen ik weg ben gegaan bij de reguliere hulpverlening ben ik het gaan
zoeken bij de particulieren. Ik heb coaches gehad, ik heb veel gepraat,
veel gelachen en veel geleerd maar het was niet genoeg. Ik raakte verstrikt in mijn eigen wereldje waarin ik dacht dat niemand me nog
helpen kon.
Ik begon te ‘klooien’ met eten, en begon te spugen. Ik wilde afvallen,
ik vond mezelf niet goed genoeg al had ik geen idee wat ik werkelijk
met afvallen wilde bereiken. Of het me werkelijk ging om de kilo’s of
dat ik mijn pijn probeerde te verdringen.
Op het begin had ik vreselijk veel moeite met het eten uitspugen want
eten kostte geld en werd met liefde gemaakt. Vaak door mezelf maar
toch, ik durfde het niet uit te spugen, ik wilde het niet uitspugen maar
op een gegeven moment kon ik niet anders meer. Ik zat klem tussen
gevoelens, gedachten en de werkelijkheid. Ik denk dat ik onbewust
een ander mens wilde worden door wat af te vallen, maar wat nu werkelijk de aanleiding is geweest dat weet ik niet. Ik weet wel dat ik een
relatie heb gehad met een jongen die niet goed voor me was omdat
hij mij gebruikte in plaats van me liefhad. Daardoor is uiteindelijk de
knop omgegaan, maar in werkelijkheid zat de drang er al langer. Veel
langer.
En toen kwam de klap…..
Ik begon te beseffen wat er allemaal met me gebeurd was, en wat er
allemaal op mijn pad was gekomen.
Het ging nog steeds wel goed op school maar dat was eigenlijk nog
het enige waarin ik mijn rust kon vinden. Ik ging door met mijn
16
opleiding, ik genoot van het werken en ging stagelopen op de oncologie-afdeling in het ziekenhuis. Ik richtte me volledig op de stage en
op mijn studie. Ik vond het geweldig en heb daar een enorme groei
doorgemaakt. Het was helemaal mijn ding, ik leefde op tussen de
patiënten, al deed het me wel pijn om te zien dat de meesten graag
wilden leven maar kwamen te overlijden en ik er als ‘zuster happy’
bij stond, ernaar keek en elke keer weer dacht ‘ging ik maar dood’.
Helaas heb ik daar de laatste week niet meer vol kunnen maken. Ik
belandde totaal uitgeleefd en angstig op een crisisafdeling waar ik aan
de antidepressiva werd gezet.
Dat is totaal verkeerd uitgepakt doordat ik er verkeerd op reageerde
en ik na een aantal dagen slechter naar huis ging dan dat ik gekomen
was. Er werd opnieuw van medicatie veranderd en ik kreeg een laatste
zetje de verkeerde kant op. Ik probeerde mijn leven te stoppen, omdat
ik net de periode van verslechteren voordat het beter gaat met antidepressiva niet meer aankon.
Uiteindelijk ging ik van crisisopname naar diagnostische opname, van
diagnostische opname naar dagbehandeling voor borderline en vanuit dagbehandeling ben ik naar een afdeling gegaan voor persoonlijkheidsstoornissen. Als het aan de hulp had gelegen dan was ik vanuit
daar regelrecht naar een eetkliniek gegaan. Waar ik ook heen ging, ik
werd continu van het kastje naar de muur gestuurd en mijn eetstoornis werd steeds meer ‘gevoed’. Ik vroeg daar hulp voor maar er werd
me gezegd: “Je eetstoornis komt door je borderline dus het heeft geen
zin je eetstoornis aan te pakken.” Helaas bleek er toch een eetprobleem te zijn waardoor de hulpverlening het noodzakelijk vond dat ik
toch richting een eetstoorniskliniek zou gaan.
Toch liep het anders omdat ik het nooit afgeleerd heb om voor mezelf
op te komen. Ik trok de stoute schoenen aan, liet een familieopstelling doen, waarbij door middel van het opstellen van je probleem de
patronen zichtbaar worden, en vervolgens heb ik mijn spullen gepakt
op de kliniek en ben ik naar huis gegaan. Ik ben een verzorgend persoon en was tijdens mijn opnames ook meer bezig met de problemen
van anderen dan hetgene waar ik zelf mee worstelde. Een opname17
afdeling was in mijn ogen dus geen goede optie om mezelf weer echt
te leren kennen. Ik wilde er graag weg en kijken hoe ver ik zou komen
zonder opname-instelling.
De hulpverlening was het er niet mee eens dat ik naar huis ging in
plaats van een eetstoorniskliniek maar ik was 18 jaar, ik was klaar om
de wereld terug in te gaan. Ik wist dat de weg nog lang was die ik
moest begaan maar ik besefte ook dat ik te veel tegen de behandelingen aan bleef schoppen, waardoor het mij op dat moment niet meer
vooruit kon helpen.
Ik heb toen besloten alles op papier te gaan zetten, deels uit boosheid,
later om te zien welke weg ik bewandeld heb.
Ik heb me terug aangemeld op school en ben opnieuw begonnen met
de opleiding verpleegkunde. Tot mijn grote vreugde mocht ik starten
in leerjaar 3 en geloofden de leraren nog steeds in me.
Ik geloofde er ook weer helemaal in, en liet iedereen weten: “Ik ga
naar Afrika voor mijn eindstage!” Voor niemand kwam dat echt onverwacht omdat ik dat al riep vanaf mijn middelbare schoolperiode,
maar de meesten deden toch een stap terug en keken vertwijfeld naar
me. Ik wist dat ze bang waren voor mijn gewicht, onstabiliteit en ga
zo maar door maar ik wist dat als ik dichter bij mezelf wilde komen
dat ik mijn leven moest gaan leven aan de hand van mijn dromen in
plaats van mijn leven te wijden aan mijn problemen.
Inmiddels is mijn Afrikaanse droom uitgekomen, ben ik verpleegkundige en begonnen aan een HBO opleiding verpleegkundige op me
nog verder te ontwikkelen.
Ik leef weer, ik leer mezelf elke dag weer beter kennen en als ik kijk
naar de weg die ik bewandeld heb kan ik met trots zeggen dat ik er
nog ben, ik nooit opgegeven heb en ik met een opgeheven hoofd zoek
naar nieuwe dromen en wensen in plaats van dat ik mijn hoofd naar
de grond richt en zoek naar alle gleufjes tussen de stenen waar misschien ook nog wat van mijn verleden tussengeschoven ligt.
18