KRINGLOOPSPEL Afval=Grondstof

KRINGLOOPSPEL
Afval=Grondstof
Colofon:
Het Kringloopspel is ontwikkeld in opdracht van MARN, ARN, Dar, Gemeente Ede en ACV
jan 2014
Het Kringloopspel is ontwikkeld door MEC Nijmegen en Het Dijkmagazijn Beuningen,
Illustraties Dolf Oosterhoff
Het Kringloopspel is voor niet-commerciële doeleinden vrij te downloaden en te gebruiken.
Voor elk ander gebruik is schriftelijke toestemming nodig van de ontwikkelaars.
SAMENVATTING
In het kringloopspel spelen leerlingen de rol van een grondstof. Door enkele leerlingen, die de
rol van Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf spelen, worden de ‘grondstoffen’ gebruikt,
weggegooid, gescheiden of hergebruikt. Welke ‘grondstoffen’ lukt het om met zelfbedachte
spelregels zo lang mogelijk in de kringloop te blijven?
Spelduur:
Niveau:
Aantal leerlingen:
Locatie:
Benodigdheden:
1 tot 1,5 uur
Basisonderwijs groep 7 en 8 en middelbaar onderwijs klas 1
minimaal 10 en maximaal 30 leerlingen
gymzaal of leeggeruimd klaslokaal of schoolplein
drie tafeltjes, 24 pennen of potloden, verzamelde voorbeeldvoorwerpen
(minimaal 40 stuks, zie bestand voorbeeldvoorwerpen) dat bestaat uit
één soort grondstof en meerdere grondstoffen, geprint lesmateriaal voor
de 5 rondes (bestand Instructiekaarten).
Doelen:
- leerlingen leren wat grondstoffen zijn
- leerlingen leren wat een kringloop is en het belang van hergebruik
- leerlingen ervaren dat Fabrikanten, Gebruikers en Afvalbedrijven moeten samenwerken
om grondstoffen in de kringloop te houden
- leerlingen bedenken zelf welke ‘spelregels’ van belang zijn bij het in stand houden van
de kringloop van de grondstoffen
Het kringloopspel bestaat uit vijf rondes:
1 introductie - analyse van voorwerpen op grondstoffen, 10 minuten
2 kringloopspel zonder scheiding, 15 minuten
3 analyse van mogelijkheid van scheiden in grondstoffen, 5 minuten
4 kringloopspel met scheiding, 20 minuten,
5 analyse van herbruikbaarheid voor de kringloop - nabespreking, 10 minuten
TIP: bekijk voor het lezen van deze handleiding de instructiefilm. De film geeft een
beeld met uitleg van het verloop van het spel en maakt snel veel duidelijk.
2
TREFWOORDEN/GEBRUIKTE BEGRIPPEN
Afvalbedrijf: de verzamelaar en verwerker van de weggegooide voorwerpen en grondstoffen.
Fabrikant: de producent van voorwerpen die zijn gemaakt van grondstoffen.
Gebruiker: de koper van voorwerpen die na gebruik worden weggegooid.
Grondstof: het materiaal waarvan een voorwerp is gemaakt. In dit spel zijn dat metaal,
kunststof of een natuurlijke grondstof (zoals hout). Andere soorten grondstoffen blijven
buiten beschouwing.
Kringloop: grondstoffen terugwinnen uit voorwerpen om opnieuw te gebruiken.
Spelregel: een korte beschrijving van hoe een grondstof wel of niet gebruikt wil worden en
waar de Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf zich aan moeten houden.
Voorwerp: een product dat wordt gekocht en dat als afval wordt weggegooid. Het bestaat uit
grondstoffen.
VOORBEREIDING
•
•
•
•
30 tot 40 voorwerpen verzamelen (zie voorbeelden bestand ‘Voorbeeldvoorwerpen’) die
uit elkaar gehaald mogen worden. Als alternatief kunnen de kaartjes van het bestand
‘Voorbeeldvoorwerpen’ worden geprint.
Eventueel gereedschap (tangen, scharen) voor het uit elkaar halen van voorwerpen.
Bestand Instructiekaarten enkelzijdig printen op wit A4 papier (32 pagina’s) en kaarten
voor de grondstoffen metaal, kunststof en natuurlijke grondstof snijden.
Parcours volgens onderstaande opstelling uitzetten. Leerlingen die Fabrikant, Gebruiker
en Afvalbedrijf spelen staan aan de binnenkant van de kringloop achter hun tafeltje,
grondstoffen lopen om de buitenkant.
3
RONDE 1: INTRODUCTIE - ANALYSE VAN VOORWERPEN OP GRONDSTOFFEN
TIJD: 10 MINUTEN .
NODIG: VOORBEELDVOORWERPEN EN INSTRUCTIEKAARTEN RONDE 1
Doel introductie: Leerlingen weten dat ze een spel gaan spelen waarin ze meemaken wat
een kringloop van grondstoffen is en dat ze spelregels gaan bedenken om als grondstof zo
lang mogelijk in de kringloop te blijven.
Activiteit: Laat leerlingen de collectie voorwerpen zien. Geef een korte toelichting. Er gaat
een spel gespeeld worden in vijf rondes, waarbij de meeste leerlingen zelf de rol krijgen
van de grondstoffen waar deze voorwerpen van gemaakt zijn. Let op: Leerlingen worden op
de instructies ook met de term ‘grondstof’ aangesproken! Het doel van het spel is om zo
lang mogelijk in het spel mee te kunnen doen.
Doel analyse: Leerlingen kennen het begrip grondstof, de grondstoffen metaal, kunststof
en natuurlijke grondstof.
Vraag: Wie weet waar de getoonde voorwerpen van gemaakt zijn? Wie kan voorbeelden
van de grondstoffen metaal, kunststof en natuurlijke grondstof noemen?
Kennen leerlingen de trefwoorden fabrikant, gebruiker (consument), afvalbedrijf,
grondstof, metaal, kunststof, natuurlijke kunststof en kringloop en kunnen ze er
voorbeelden van geven? Corrigeer misvattingen. In het spel komen deze trefwoorden weer
terug en worden dan duidelijker.
Activiteit: Vraag leerlingen een deel van de voorwerpen te scheiden (let op: wel veilig
slopen) naar de drie soorten grondstoffen waarvan ze zijn gemaakt. Gebruik voor het
sorteren de Instructiekaarten Ronde 1.
RONDE 2: KRINGLOOPSPEL ZONDER SCHEIDING
TIJD: 15 MINUTEN
NODIG: VOORBEELDVOORWERPEN EN INSTRUCTIEKAARTEN RONDE 2
Doel: Leerlingen spelen de grondstoffen in de kringloop na en ervaren dat de kringloop
stagneert als grondstoffen als zwerfafval of als verbrandingsresten verdwijnen uit de
kringloop.
Vraag: Wat gebeurt er met grondstoffen die door de Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf
gebruikt worden en waar blijven ze? Waardoor stopt het spel op een bepaald moment?
Activiteit: Twee leerlingen spelen de rol van Fabrikant, twee leerlingen zijn Gebruiker en
twee leerlingen zijn Afvalbedrijf. Zij nemen hun plaats in op het parcours achter hun
tafeltje, krijgen vervolgens Instructiekaarten Ronde 2 en lezen hun instructies goed door.
Leg de Instructiekaarten Ronde 2 voor Voorraad, Zwerfval en Verbrandingsresten op hun
plaats.
Alle andere leerlingen spelen een van de drie grondstoffen Kunststof, Metaal en Natuurlijke
grondstof. De leerlingen worden gelijkelijk verdeeld over deze drie grondstoffen. Zij krijgen
de materiaalkaarten in de hand om te laten zien welke grondstof zij spelen. Zij nemen hun
plaats in bij de Voorraad grondstoffen van de Fabrikant. De Fabrikant beslist welke
voorwerpen gemaakt worden aan de hand van verzamelde voorwerpen of geprinte
kaartjes. Ze lopen daarna buiten de tafeltjes om naar de gebruiker. Docent is de spelleider.
4
BELANGRIJK: Oefen eerst met twee voorbeelden zodat leerlingen het spel begrijpen:
• De Fabrikant maakt van één soort grondstof een voorwerp. Bijvoorbeeld van Metaal een
paperclip. Een Metaalleerling loopt naar de Gebruiker met een paperclip in zijn hand als
voorbeeld van wat hij is. De Gebruiker beslist volgens de instructie hoe hij de paperclip
weggooit. Dat kan op twee manieren. 1) Als zwerfafval: dan gaat de leerling met de
paperclip in vak Zwerfafval staan en moet daar ook blijven 2) Als afval: dan gaat de
leerling met de paperclip naar het Afvalbedrijf. Het Afvalbedrijf beslist dan volgens de
instructie waar de grondstof Metaal (leerling) naar toe moet. In dit geval weer naar
grondstoffen van de Fabrikant, die de leerling weer opnieuw kan gebruiken.
Bijvoorbeeld voor een fiets of nietje.
• De Fabrikant maakt nu van twee verschillende grondstoffen een voorwerp. Bijvoorbeeld
een pen van Metaal (de leerling die net nog een paperclip was) en Kunststof. De
leerlingen lopen gearmd naar de Gebruiker en nemen een pen mee als voorbeeld van
wat ze zelf uitbeelden. De Gebruiker´koopt´ het voorwerp en beslist volgens instructie
hoe hij de pen na gebruik weggooit. Dat kan op twee manieren 1) Als zwerfafval: dan
moeten de twee leerlingen met hun voorwerp in het vak Zwerfafval gaan liggen. 2)
Gooit de Gebruiker de pen weg in bak of zak als afval, dan lopen de twee leerlingen
gearmd met hun pen naar het Afvalbedrijf. Het Afvalbedrijf beslist volgens de instructie
wat het moet doen. In dit geval moet de pen worden verbrand. De twee leerlingen gaan
samen in het vak Verbrandingsresten staan en blijven daar.
• Vraag aan iedereen of de instructies duidelijk zijn. Dan kan het spel beginnen. Als er
geen voorwerpen meer zijn als voorbeelden die de grondstoffen kunnen meenemen,
kunnen de kaartjes met Voorbeeldvoorwerpen gebruikt worden.
Verloop van het spel: Het spel stopt als de Fabrikant niets meer kan maken. Het spel kan
ook stoppen na een afgesproken tijd.
Nabespreking: Kunnen leerlingen hun ervaringen navertellen? Wie lag al direct uit het spel?
Waarom? Wie is twee of meerdere keren voor iets gebruikt door de Fabrikant? Hoe kan
dat?
Kunnen leerlingen aangeven waarom de kringloop stopt?
Antwoord: Na verloop van tijd verdwijnen steeds meer grondstoffen uit de kringloop als
zwerfafval of als verbrandingsresten. De Fabrikant kan uiteindelijk weinig of niets meer
produceren als hij geen grondstoffen heeft.
Welke eigenschap van een voorwerp is gunstig om in de kringloop te blijven? Antwoord: als
dit voorwerp van één grondstof is gemaakt.
RONDE 3: ANALYSE OP MOGELIJKHEID VAN SCHEIDEN IN GRONDSTOFFEN
TIJD: 5 MINUTEN
NODIG: VOORBEELDVOORWERPEN EN INSTRUCTIEKAARTEN RONDE 3
Doel: Leerlingen ervaren dat voorwerpen makkelijk, moeilijk of niet te scheiden zijn in
grondstoffen.
Vraag: Sorteer de voorwerpen (of hun grondstoffen) uit de eerste ronde opnieuw in:
makkelijk, moeilijk en niet te scheiden in afzonderlijke grondstoffen. Leg de voorwerpen op
deze instructiekaarten. Waardoor zijn sommige voorwerpen wel makkelijk te scheiden zijn
en andere niet?
5
Activiteit: De al of niet gesplitste voorwerpen uit de eerste ronde worden opnieuw
gesorteerd naar makkelijk, moeilijk of niet te scheiden grondstoffen. Gebruik hiervoor de
Instructiekaarten Ronde 3.
RONDE 4: KRINGLOOPSPEL MET SCHEIDING
TIJD: 20 MINUTEN
NODIG: VOORBEELDVOORWERPEN, PENNEN EN INSTRUCTIEKAARTEN RONDE 4
Doel: Leerlingen die grondstoffen spelen bedenken oplossingen om zo vaak mogelijk in de
kringloop rond te gaan (ofwel: welke grondstof kan zoveel mogelijk voor een nieuw
voorwerp gebruikt worden).
Vraag: Bedenk als grondstof spelregels voor Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf om steeds
weer opnieuw gebruikt te worden voor nieuwe voorwerpen.
Activiteit: Voeg bij Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf eventueel een extra leerling toe.
Geef hen de Instructiekaarten Ronde 4. Leg de Instructiekaarten voor Voorraad, Zwerfval
en Verbrandingsresten op hun plaats (Instructiekaarten Ronde 4).
Geef alle grondstoffen een pen/potlood om spelregels op te schrijven.
Oefen eerst met een voorbeeld zodat leerlingen het spel begrijpen:
De Fabrikant maakt een voorwerp van twee grondstoffen en geeft het voorwerp als
voorbeeld mee. Bedenk met de groep een spelregel. Op de kaart schrijven beide
grondstoffen (leerlingen) de bedachte spelregel. De Fabrikant beslist welke voorwerpen hij
maakt, maar grondstoffen kunnen weigeren (volgens hun spelregels)! De grondstoffen
gaan gearmd naar de Gebruiker. Die beslist volgens zijn instructie en de spelregel wat hij
het met het voorwerp doet. De leerlingen lopen (eventueel apart van elkaar als ze
gescheiden zijn) eventueel naar de Afvalbedrijf. Ook die volgt volgens zijn instructies en de
spelregel hoe hij het voorwerp of de grondstoffen verwerkt.
Grondstoffen die als zwerfafval of verbrandingsresten op een hoop liggen mogen spelregels
bedenken om langer in de kringloop te blijven. Op de Spelregels (ik wil wel….ik wil niet….)
kan de leerling zelf beschrijven hoe een Fabrikant, Gebruiker of Afvalbedrijf hem als
grondstof wel of niet mag gebruiken. De spelleider beoordeelt of de door de leerling
bedachte spelregel voldoende is en geeft aan wanneer grondstoffen weer mee mogen doen
in het spel. Die grondstoffen gaan naar de Voorraad grondstoffen van de Fabrikant. Het
voorbeeldvoorwerp (of kaartje) laten ze achterin het vak Zwerfafval of Verbrandingsresten.
Vraag aan iedereen of de instructies duidelijk zijn. Dan kan het spel beginnen. Als er geen
voorwerpen meer zijn als voorbeelden die de grondstoffen kunnen meenemen, kunnen de
kaartjes met voorwerpen gebruikt worden.
Verloop van het spel: Leerlingen die goede spelregels opstellen kunnen langer in de
kringloop blijven. Het spel stopt na een afgesproken tijd of als de Fabrikant niets meer kan
maken.
6
RONDE 5: ANALYSE OP HERBRUIKBAARHEID VOOR DE KRINGLOOP - NABESPREKING
TIJD: 15 MINUTEN
NODIG: VOORBEELDVOORWERPEN EN INSTRUCTIEKAARTEN RONDE 5
Doel analyse: Leerlingen weten welke voorwerpen geschikt zijn voor de kringloop en welke
niet.
Vraag: Welke voorwerpen zijn wel geschikt voor de kringloop en welke niet?
Activiteit: De voorwerpen worden opnieuw gesorteerd naar geschikt voor de kringloop en
ongeschikt voor de kringloop. Gebruik voor het sorteren de Instructiekaarten Ronde 5.
Nabespreking: Aan de hand van uitgetekende situatie op bord (kringlooproute, met
Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf, Zwerfafval en Verbrandingsresten) geven leerlingen
aan waar de kringloop stil staat, of juist niet.
Vraag eerst wat de ervaringen van de Fabrikant, Gebruiker en Afvalbedrijf zijn?
Wat zijn de ervaringen van de grondstoffen? Wie is het vaakst gebruikt voor nieuwe
voorwerpen? (Metalen: die zijn na verbranding met magneten weer als grondstof terug te
winnen.) Hoe is dat gelukt?
Welke eigenschappen hebben voorwerpen die geschikt zijn om in de kringloop te blijven?
(Ofwel: welke spelregels werken wel om de kringloop in stand te houden en waarom?
Welke werken niet en waarom niet?)
Antwoord: voorwerpen die geschikt zijn voor de kringloop bestaan uit één soort grondstof,
of uit meerdere verschillende grondstoffen die makkelijk uit elkaar te halen zijn.
Te strikte gebruiksregels zetten het productieproces stil. Bijvoorbeeld: “ik wil nooit
gecombineerd worden met een andere grondstof” beperkt de Fabrikant enorm. Bepaalde
voorwerpen zijn dan niet meer te maken. Of het levert voorwerpen op die onhandig te
maken of te gebruiken zijn (bijvoorbeeld een volledig metalen auto is zwaar en duur in
energiegebruik). De spelregel “Ik wil nooit verbrand worden” kan het Afvalbedrijf niet
toepassen als een voorwerp niet te scheiden is in de afzonderlijke grondstoffen.
Op welke manier kunnen de Fabrikant, Gebruiker of het Afvalbedrijf de kringloop
verstoren?
Antwoord: door grondstoffen te combineren die niet meer te scheiden zijn, door zwerfafval
weg te gooien en door voorwerpen te verbranden.
Het Afvalbedrijf wil graag grondstoffen produceren. Waarom?
Antwoord: grondstoffen blijven in de kringloop en kunnen dan weer opnieuw gebruikt
worden, de grondstoffen worden verkocht aan de Fabrikant.
Op welke manier kan het Afvalbedrijf zelf zoveel mogelijk grondstoffen produceren?
Antwoord:
• Het Afvalbedrijf kan technieken toepassen om afval te scheiden in hun grondstoffen
(bijvoorbeeld metalen met magneten terugwinnen.)
• Het Afvalbedrijf kan zwerfafval verzamelen (kost energie) om er grondstoffen uit terug
te winnen
Op welke manieren kunnen Fabrikant en Gebruiker het Afvalbedrijf helpen om de
grondstoffen in de kringloop te houden? Antwoorden:
7
•
•
•
•
•
De Fabrikant maakt voorwerpen die door de Gebruiker of het Afvalbedrijf gemakkelijk
te scheiden zijn in aparte grondstoffen en daardoor herbruikbare grondstoffen kunnen
opleveren.
De Gebruiker kan weigeren om voorwerpen te kopen die de kringloop verstoren,
waardoor de Fabrikant de productie van die voorwerpen zal stoppen.
De Gebruiker gooit geen zwerfafval weg.
De Gebruiker kan zelf afval gescheiden aanbieden (bijvoorbeeld glas, papier, blik) zodat
de Fabrikant er gemakkelijker grondstoffen uit kan terugwinnen
Verder kan de Gebruiker voorwerpen hergebruiken (kringloopwinkel, repairshop). Dit
vergroot het aantal keren dat iets gebruikt wordt (gaat dan niet vaker door de
kringloop, spaart wel energie).
8