TOPP LVS - Eoz Bonaire

TOPP LVS
(Toetsgegevens en OntwikkelingsPersPectief-Leerling Volg Systeem)
Inleiding
TOPP LVS is alleen een leerlingvolgsysteem. Het is uitstekend te gebruiken naast
het administratiesysteem Parnassys. De beide systemen kunnen niet met elkaar
verbonden worden.
In de wet “kwaliteit (V)SO” wordt gesproken over 3 uitstroomprofielen voor leerlingen met
speciale zorg (Zeer moeilijk lerende kinderen), te weten:
-
dagbesteding
werk
diplomering
Het SO en het VSO hebben afzonderlijke uitstroomprofielen, die echter wel op elkaar
aansluiten. De uitstroomprofielen van het SO geven aan, welk vervolg er in het VSO
gegeven gaat worden, waarna het uitstroomprofiel VSO hierop aansluit.
Uitstroomprofielen SO.
In het uitstroomprofiel van het SO wordt aangegeven wat het perspectief van de leerling is
aan het einde van de schoolperiode in het SO.
Er zijn daarom uitstroomprofielen geformuleerd die ouders een leidraad geven waar het
gaat om het vervolg op het SO.
In de zorgstructuur van de school staat beschreven dat het van belang is om er door
middel van een geïndividualiseerd ontwikkelingsperspectief naar te streven dat de leerling
bij het SO-schoolverlaten zo goed presteert als dat je redelijkerwijze mag en kan
verwachten.
Dit betekent in praktijk dat een leerling bij schoolverlaten alle doelstellingen behaald moet
hebben die voor dit kind haalbaar zijn.
Referentiekader
Een belangrijk meetpunt in de bepaling van de kwaliteit van het onderwijs is de vraag of
met een leerling alle doelen zijn bereikt die voor deze leerling haalbaar zijn. Omdat we in
het ZMLK niet kunnen werken met diplomering was dit een lastige vraag.
Om deze reden zijn de ontwikkelingsperspectieven en de systematiek van de TOPP,
(Toetsgegevens en OntwikkelingsPersPectief) ontwikkeld. De TOPP is feitelijk een “externe
meetlat” die langs de leerlingen gelegd wordt. Door de criteria te objectiveren is een
referentiekader ontstaan. Dit referentiekader bevat de doelen waarvan we vinden dat
leerlingen met bepaalde kindeigenschappen ze in ieder geval moeten kunnen behalen.
Deze verzameling minimaal te behalen doelen op de 40 ontwikkelingsgebieden vormen
samen het “ontwikkelingsperspectief”.
1
De orthopedaoog/psycholoog bepaalt bij binnenkomst van een leerling op basis van een
aantal “stabiele kindkenmerken” het ontwikkelingsperspectief (OPP)
Aan de hand van ervarings- en dossiergegevens hebben zijn er verschillende
ontwikkelings-perspectieven (OPP) samengesteld.
Een OPP geeft in de TOPP het te verwachten eindniveau bij het verlaten van de school aan.
Anders gezegd: op basis van de voorliggende gegevens mag je bij deze leerling
verwachten dat deze doelen in ieder geval behaald gaan worden.
Aan het einde van de schoolcarrière van een leerling kan je hierdoor vaststellen of alle
doelen zijn gehaald die voor deze leerling haalbaar zijn.
Naast het ontwikkelingsperspectief aan het einde van de schoolperiode kunnen er ook
andere ontwikkelingsperspectieven worden getoond:
Eigen leeftijd: welke doelen verwachten we dat de leerling op dit moment behaald zou
moeten hebben.
Willekeurige leeftijd: Wat vinden we dat de leerling over 1 of 2 jaar behaald moeten
hebben
13 jaar, overgang SO-VSO: welke doelen moet de leerling hebben behaald bij de overgang
naar het VSO.
Ontwikkelingsperspectief (OPP) en (periodieke) ontwikkelingsperspectief (POP)
De eerder beschreven uitstroomprofielen worden niet bepaald in de allerlaatste fase van
de schoolcarrière van een leerling. Al eerder wordt bepaald, voor welk uitstroomprofiel een
leerling primair in aanmerking komt. De basis hiervoor is het “ontwikkelingsperspectief”.
Dit ontwikkelingsperspectief is de basis voor de planning van het onderwijs en voor de
toekomst van de leerling.
Bij toelating tot de school worden alle bekende gegevens van een leerling verzameld. Een
deel van deze gegevens kunnen we rangschikken onder de noemer “(stabiele)
kindkenmerken”. Hierbij doelen we op kenmerken van een kind die invloed hebben op de
ontwikkeling van een kind. Het gaat hierbij om meetbare en objectiveerbare kenmerken.
De kenmerken die hierbij worden gehanteerd zijn:
-
Intelligentie. Hiervoor wordt het IQ gebruikt dat is vastgesteld door een
psycholoog.
Ontwikkeling van de sociale redzaamheid, gemeten door de SRZ-schaal.
ASS of een andere gediagnosticeerde stoornis die gelijksoortige problemen oplevert
(fragiele X, Cornelia de Lange)
Het gegeven of een kind wel of niet spreekt. Dit is geoperationaliseerd in de vraag
of een kind wel of niet adequaat verbaal communiceert (NAVC)
Op basis van deze gegevens kan worden vastgesteld welk ontwikkelingsperspectief voor
een kind geldt.
Een ontwikkelingsperspectief is een door de school geformuleerd individueel perspectief
wat op basis van aangeleverde- en bekende gegevens en ervaring wordt opgesteld. Er zijn
verschillende ontwikkelingsperspectieven geformuleerd, steeds geldend voor een groep
leerlingen die aan een aantal kenmerken voldoet.
2
NB
Intussen zijn er twee profielen bijgekomen, namelijk5 (4as) en 5(3as) Dit zijn profielen
voor kinderen met een hoog IQ (80) autisme en een hoge redzaamheid)
Het ontwikkelingsperspectief bestaat feitelijk uit een verzameling van doelstellingen
waarvan vastgesteld is dat ze haalbaar zijn voor een leerling met deze kenmerken.
Zo’n ontwikkelingsperspectief is voor de school een handvat, wat gebruikt wordt bij
verdere planning van het onderwijs en voor het bepalen van een uitstroomprofiel en
daarom van het toekomstperspectief van de leerling.
Voor een leerling wordt bij toelating op basis van de eerder genoemde stabiele
kindkenmerken het ontwikkelingsperspectief geformuleerd. Het geformuleerde
ontwikkelingsperspectief heeft consequenties voor het onderwijsaanbod en voor de
planning daarvan.
In het ontwikkelingsperspectief wat wordt gedefinieerd in de termen van de TOPP, is te
zien welke doelstellingen voor deze leerling op basis van de ons ter beschikking staande
gegevens minimaal haalbaar moeten zijn. Dit wordt in alle vier de domeinen van de TOPP
vastgesteld en vastgelegd.
De einddoelen van het onderwijs blijven dus onveranderlijk voor iedereen hetzelfde: door
een ontwikkelingsperspectief te hanteren wordt de ontwikkeling en de vooruitgang van een
leerling afgezet tegen de bij de start van het onderwijs uitgesproken verwachtingen.
Wanneer tijdens de schoolperiode aan de hand van de TOPP blijkt dat een leerling meer of
misschien minder doelen kan behalen dan in het geformuleerde ontwikkelingsperspectief
wordt weergegeven, zullen er in het POP individuele bij de prestaties van het kind
passende doelen worden geformuleerd. Het presteren of de ontwikkeling van een kind kan
ook aanleiding zijn voor de school om het ontwikkelingsperspectief aan te passen.
Het ontwikkelingsperspectief wordt ieder jaar geëvalueerd aan het einde van het
schooljaar. Aan de hand van de TOPP wordt bekeken of de leerling nog de leerroute volgt
die in het OPP staat aangegeven. Gekeken wordt, of alle doelen zijn behaald die voor deze
leerling haalbaar zijn.
Het ontwikkelingsperspectief is ook het instrument om bij het verlaten van de school het
eindniveau af te zetten tegen de, door middel van het ontwikkelingsperspectief
uitgesproken verwachtingen m.b.t. het functioneren van het kind. Als een kind beter of
slechter heeft gepresteerd wordt daar in het eindrapport een verklaring voor gezocht.
Door een streefniveau te formuleren bij de overgang van het SO naar het VSO is daar ook
een moment om te evalueren hoe een leerling er voor staat, met de mogelijkheid om
verklaringen te zoeken als er grote afwijkingen worden geconstateerd tussen het
functioneren van een leerling en het geformuleerde ontwikkelingsperspectief.
3
Kritische succesfactoren.
Binnen de zorgstructuur van de school zijn “kritische succesfactoren” geformuleerd voor de
uitstroom naar de verschillende uitstroomprofielen. Op basis van gesprekken met
bedrijven, ervaring en nazorg van leerlingen die de school hebben verlaten zijn er criteria
geformuleerd van zaken / gedrag / prestaties / doelen waar een leerling die de school aan
moet voldoen om succes te hebben in de verschillende naschoolse situaties. Het gaat
hierbij om de twee uitstroomprofielen waar werk bij is gemoeid.
Zo zijn er kritische succesfactoren geformuleerd voor de uitstroom naar arbeidsmatige
dagbesteding en voor uitstroom naar arbeid. Deze kritische succesfactoren zijn
geoperationaliseerd en geformuleerd in termen van de TOPP.
Het betekent dat we in de TOPP een aantal items hebben vastgesteld die cruciaal en
beslissend zijn voor de leerling om te slagen in de verschillende uitstroommogelijkheden.
Dit betekent dat het TOPP-items zijn waaraan voldaan moet worden als een leerling uit
gaat stromen naar arbeidsmatige dagbesteding of arbeid. Voor het profiel “Uitstroom naar
dagbesteding” worden geen kritische succesfactoren geformuleerd. Het zou namelijk
kunnen voorkomen dat met zelfs bij het ontbreken van maar één kritische succesfactor in
dat profiel leerlingen worden uitgesloten van een vervolgplek terwijl daar bij uitstroom
naar een dagcentrum geen sprake van kan zijn. Iedere leerling kan uiteindelijk naar een
dagvoorziening, als andere plekken niet lukken. Er zijn echter wel “gewenste”
succesfactoren” geformuleerd, eveneens geoperationaliseerd in termen van de TOPP.
Ook bij een van de andere uitstroomprofielen kan het voorkomen dat een leerling een
kritische succesfactor heeft waaraan niet wordt voldaan. Als het bijvoorbeeld gaat om de
factor “de leerling reist zelfstandig naar een willekeurige plaats” dan kan het daadwerkelijk
betekenen dat de leerling in plaats van naar een zelfstandige baan uitstroomt naar een
arbeidsmatig dagcentrum. Het kan voor komen dat bij een individuele leerling een van de
kritische items niet van toepassing hoeft te zijn. Bijvoorbeeld een leerling die bij familie in
een bedrijf terecht kan en iedere dag wordt opgehaald. Hij hoeft dan dus niet met het
openbaar vervoer te kunnen reizen.
De profielen en kritische succesfactoren zijn geen “diploma’s”. Het is altijd zo dat naast het
ontwikkelingsperspectief gekeken wordt naar individuele omstandigheden. In het
transitieplan kunnen deze individuele aanpassingen in de profielen en succesfactoren
worden aangegeven.
De kritische succesfactoren zijn gekoppeld aan de uitstroomprofielen zoals ze in dit stuk
worden omschreven, maar ook aan het ontwikkelingsperspectief wat wordt vastgesteld
aan de hand van de stabiele kindkenmerken.
Er ontstaat zo een systeem waarbij op verschillende manieren naar leerlingen,
competenties en presteren gekeken kan worden.
De TOPP wordt zo gebruikt om leerlingen te volgen, maar ook om het POP te formuleren,
zowel groeps- als individuele plannen. Het is dus een volgsysteem, maar ook een
planningssysteem. Doordat de kritische succesfactoren duidelijk zijn voor de verschillende
uitstroomprofielen is het mogelijk om het accent in het programma en de aanpak voor
individuele leerlingen te verleggen. Er kan gerichter worden gewerkt aan die specifieke
competenties die nodig zijn om te slagen in de voor deze leerling beste
vervolgvoorziening.
4
Kitische succesfactoren profiel “begeleid werk” in de TOPP geplaatst
Kritische succesfactoren “zelfstandig werk” in de TOPP geplaatst
Gewenste succesfactoren
Naast de kritische succesfactoren zijn er ook “gewenste succesfactoren”. Ook deze
succesfactoren zijn tot stand gekomen na gesprekken met dagcentra en “ontvangende”
instanties. Vastgesteld is, van welke doelstellingen uit de TOPP het gewenst is dat ze
absoluut behaald moeten zijn door alle leerlingen die de school verlaten.
Deze inventarisatie brengt de school in een “spagaat” omdat er onderscheid gemaakt moet
gaan worden in de mate van “belangrijkheid” van de verschillende onderwijsdoelen. De
kracht van ons onderwijs is juist dat alle doelen van even groot belang zijn: het leren
lezen in net zo belangrijk als het leren je eigen neus te snuiten of je veters leren strikken.
In TOPP-termen: er wordt geen onderscheid gemaakt in importantie tussen de doelen die
we nastreven in de 4 delen in de 40 lijsten. Dat onderscheid moet hierbij wel worden
gemaakt omdat er van een aantal doelen bepaald moet worden dat ze wat ons betreft
onontbeerlijk zijn bij het plaatsen van een leerling in een vervolgvoorziening. Het valt op
dat het hierbij veelal gaat om zelfredzaamheids- en persoonlijkheidsaspecten. Ook valt het
op dat er in deze factoren geen onderscheid wordt gemaakt tussen de factoren die worden
geformuleerd voor de 3 uitstroommogelijkheden.
Omdat we het ontwikkelingsperspectief formuleren in termen van de TOPP, en dat gebeurt
door aan te geven welke doelen binnen de TOPP haalbaar zijn voor een leerling, zijn er
bijna altijd gewenste- of kritische succesfactoren die buiten het ontwikkelingsperspectief
5
van een leerling vallen. Het is aan de school, en dat gebeurt in de POP’s, om aan te geven
hoe die specifieke doelen toch basis zijn voor het handelen.
Gewenste succesfactoren in de TOPP geplaatst
Het is duidelijk dat dit, gekoppeld aan de door het onderwijspersoneel ingevulde TOPP de
basis is voor de invulling van het transitieplan van de leerling. Er wordt gekeken aan welke
doelstellingen nog specifiek aandacht besteed moet worden om de uitstroom te realiseren
die voor deze leerling op grond van zijn/haar profiel mogelijk en wenselijk is.
Kritische succesfactoren cognitieve ontwikkeling
De TOPP laat ook kritische succesfactoren zien voor de lees- en rekenvoorwaarden. Het
overzicht van deze succesfactoren geeft bij iedere leerling inzicht of het behalen van de
lees- of rekenvoorwaarden binnen het OPP van de leerling valt en welke van de items
behaald zijn. Het gaat om doelen in de TOPP die absoluut behaald moeten worden om aan
het lees- en rekenproces te kunnen beginnen.
De kritische succesfactoren voor het rekenen en lezen doen hetzelfde: het overzicht laat
zien of het lezen en rekenen binnen het OPP van de leerling valt en welke van de items
behaald zijn.
Kritische succesfactoren wonen
De TOPP geeft inzicht in de mogelijkheden van leerlingen om begeleid of zelfstandig te
kunnen gaan wonen. Bij instanties waar leerlingen van onze school zijn gaan wonen is
geïnventariseerd, wat leerlingen bij het verlaten van de school moeten kunnen en kennen ,
wil het wonen een succes worden. Dit is geoperationaliseerd naar de doelen in de TOPP en
geeft een overzicht, welke doelen behaald zouden moeten worden als de leerling
zelfstandig of begeleid zelfstandig wil of moet gaan wonen.
Ook bij deze doelen geldt dat in de eindfase van het onderwijs gekeken wordt, welke
gewenste opbrengsten voor de leerling van belang zijn, en aan welke van de
succesfactoren aandacht besteed moet worden.
6
Koppeling aan opbrengsten
In de eindfase van het onderwijs zijn we op deze manier in staat om zeer specifiek de
gewenste opbrengsten te formuleren die nodig zijn om de leerling te laten slagen in de
vervolgvoorziening, of dat nu werk of dagbesteding is, begeleid of zelfstandig wonen.
Door het gebruik van deze systematiek zijn we in staat om de opbrengsten van ons
onderwijs af te zetten tegen een systeem in plaats van tegen de leerling zelf. We creëren
hiermee een extern referentiekader. Het doel van ons onderwijs is naast allerlei in
persoonlijkheidstermen omschreven doelen als zelfstandigheid, motivatie en
zelfredzaamheid, gewoon om ervoor te zorgen dat iedere leerling zoveel mogelijk
onderwijsdoelen behaalt in zijn of haar schoolcarrière.
Dat realiseren we door steeds de lat hoog te leggen en steeds te kijken of een leerling
naar verwachting presteert. Daarvoor hebben we, uitgaande van de geformuleerde
ontwikkelingsperspectieven en de gegevens die we van de leerlingen hebben, een
koppeling gelegd tussen ieders ontwikkelingsperspectief (feitelijk het voorspelde aantal te
behalen doelen) en het daadwerkelijk aantal behaalde doelen. Om dit te doen hebben we
de uitstroomprofielen feitelijk opgedeeld in profielen per leeftijdsjaar. Ieder
ontwikkelingsperspectief is daarom opgesplitst is 16 stukken, geformuleerd in een jaarlijks
aantal te behalen doelen.
Een TOPP bestaat uit vier delen:
A. persoonlijke redzaamheid,
B. Cognitieve ontwikkeling,
C. Sociaal-emotionele en creatieve ontwikkeling
D. Praktische vorming en maatschappelijke redzaamheid.
Van ieder OPP is in kaart gebracht wat het in ieder der delen te behalen aantal doelen is.
Hieronder het schema waarin te zien is hoe de te behalen items zich ontwikkelen en zich
onderling verhouden.
7
INHOUD TOPP
Zoals eerder aangegeven wordt in de hele school, in SO en VSO, voor alle leerlingen
hetzelfde leerlingvolgsysteem gehanteerd. De TOPP, Toetsgegevens en
OntwikkelingsPersPectief, brengt de totale ontwikkeling van de leerling in kaart. De
ontwikkeling wordt getoetst op 40 verschillende ontwikkelingsgebieden. Deze
ontwikkelingsgebieden vallen onder 4 domeinen:
 Persoonlijke redzaamheid
 Cognitieve ontwikkeling
 Sociale ontwikkeling
 Praktische vorming en maatschappelijke redzaamheid
Voor ieder van deze 4 domeinen zijn 10 lijsten vastgesteld waarop gescoord wordt hoe een
leerling zich ontwikkelt. Hieronder staan de lijsten per ontwikkelingsgebied vermeld:
8
A.
A1.
A2.
A3.
A4.
A5.
A6.
A7.
A8.
A9.
A10.
Persoonlijke zelfredzaamheid
Eten en voeding
Basisontwikkeling
Bevordering gezond gedrag
Verkeer
Lichamelijke opvoeding
Zwemmen
Zorg voor kleding
Veiligheid in huis
Persoonlijke hygiene
Burgerschap
B.
B1.
B2.
B3.
B4.
B5.
B6.
B7.
B8.
B9.
B10.
Cognitieve ontwikkeling
Communicatie
Denkontwikkeling
Lezen / Papiaments
Rekenen
Meten en wegen
Omgaan met geld
Tijd, klok en kalender
Schrijven
Motivatie en werkhouding
Milieu en het weer
C.
C1.
C2.
C3.
C4.
C5.
C6.
C7.
C8.
C9.
C10.
Sociaal emotionele en creatieve ontwikkeling
Sociale redzaamheid, omgaan met gevoelens
Spel & expressie
Omgangsvormen
Levensbeschouwing
Muziek
Tekenen
Handvaardigheid
Vrije tijd en recreatie
Textiele werkvormen
Seksuele vorming
D.
D1.
D2.
D3.
D4.
D5.
D6.
D7.
D8.
D9.
D10.
Praktische vorming en maatschappelijke redzaamheid
Inrichting van een ruimte, kamer of woning
Koken/ Horeca
Computergebruik
Tuinonderhoud en dierverzorging
Huishoudelijke dienstverlening
Houtbewerking en kluskunde
Constructie en fietsonderhoud
Stage
Zelfstandig reizen
Stage buiten school
De SLO (Stichting Leerplan Ontwikkeling) heeft aan de hand van de kerndoelen van het
reguliere basisonderwijs kerndoelen voor het ZMLK-onderwijs vastgesteld.
Alle SLO doelen zijn verwerkt in de TOPP. Het laatste doel in de lijst is gelijk aan het
einddoel van ons onderwijs. Dat doel is ook het SLO-kerndoel.
De scoring gebeurt één keer per jaar. Meestal is dit eind april/begin mei.
Na afname volgt er een rapportageoverzicht van iedere leerling. Hierin zijn de gegevens
van de TOPP in tabellen weergegeven en kan bekeken worden hoe de prestaties van de
leerling zich verhouden tot zijn ontwikkelingsperspectief en uitstroomprofiel.
Leerlijnen
Om het onderwijs goed en verantwoord te kunnen geven zijn leerlijnen onmisbaar. De
leerlijnen zijn kleine stapjes/ doelen die naar het einddoel van de TOPP toewerken.
De leerlijnen zijn geplaatst tussen de TOPP-doelen (in het document Leerlijnen)
De tussendoelen zoals omschreven in de leerlijnen kunnen gebruikt worden bij het
opstellen van het POP wanneer het TOPP-doel een te grote stap is.
N.B. De leerlijndoelen staan niet op volgorde! Het is bedoeld als naslagwerk om een goed
passend tussendoel te vinden.
Hieronder een voorbeeld van leerlijnen die geplaatst zijn voor het TOPP-doel: “De leerling
telt synchroon tot 10”.
7
De leerling doet mee met het tellen en de telrij passief in liedjes en via andere
werkvormen
De leerling doet mee met het tellen en de telrij in relatie tot het lichaamsschema
(tellen op je vingers)
De leerling telt in relatie tot concrete voorwerpen (tellen met blokjes)
De leerling telt in relatie tot symbolen op papier (tellen met plaatjes en vervolgens
turfstreepjes)
De leerling zegt de telrij op met de hele klas tot 5 (meetellen)
De leerling imiteert het synchroon tellen tot 10
De leerling telt synchroon t/m 5 met grote, tastbare voorwerpen
De leerling telt synchroon t/m 5 met getekende voorwerpen
De leerling telt synchroon t/m 10 met grote, tastbare voorwerpen
De leerling telt synchroon t/m 10 met getekende voorwerpen
De leerling telt synchroon t/m 10 met de getallenlijn
7
De leerling telt synchroon tot 10.
9
TOPP-rapportage
Na het invullen van alle TOPP-scores in het systeem komt een aantal rapportages
beschikbaar:
-
Overzicht van alle TOPP-scores
In tabellen: overzicht van behaalde scores afgezet tegen voorspelde scores
Overzicht van gescoorde items per jaar
Ontwikkelingsperspectief bij gekozen leeftijd
Ontwikkelingsperspectief bij 12 jaar
Ontwikkelingsperspectief bij 20 jaar
Gewenste succesfactoren voor uitstroomprofiel 1: dagbesteding
Kritische succesfactoren voor uitstroomprofiel 2: begeleid werk
Kritische succesfactoren voor uitstroomprofiel 3: zelfstandig werk
Kritische succesfactoren voor begeleid wonen
Kritische succesfactoren voor zelfstandig wonen
Kritische succesfactoren voor de leesvoorwaarden
Kritische succesfactoren rond leren lezen
Kritische succesfactoren voor de rekenvoorwaarden
Kritische succesfactoren rond leren rekenen
Deze rapportages geven de leerkracht een compleet overzicht van de vorderingen van
iedere individuele leerling, van de vorderingen afgezet tegen de verwachtingen en de mate
waarin de leerling voldoet aan de kritische succesfactoren voor de diverse
uitstroommogelijkheden.
Beschrijving ontwikkelingsperspectief:
Hieronder 2 voorbeelden van de beschrijving van het OPP, met de gehanteerde criteria,
het OPP bij de overgang van SO naar VSO en het OPP bij 20 jaar.
Ontwikkelingsperspectief
OPP
1AN
IQ < 35
35<IQ>50
50<IQ>70
Autisme
SRZ<6
SRZ>6
IQ 60+
NAVC
Beschrijving:
Leerling met laag niveau, autisme en een lage SRZ-score. Bovendien heeft deze leerling
problemen met de communicatie: hij/zij is niet in staat om verbaal adequaat te
communiceren. Dit heeft grote gevolgen voor de ontwikkeling.
In de persoonlijke redzaamheid zullen wel doelen worden behaald. Het lage niveau en het
autisme beperken echter de mogelijkheden substantieel. De cognitieve ontwikkeling zal
10
door de problemen met de communicatie beperkt blijven; de sociaal-emotionele
ontwikkeling zal ook laag scoren. De praktische vorming zal op een aantal gebieden
mogelijkheden bieden. Een gestructureerde, duidelijke en voorspelbare
onderwijsleeromgeving maken de kans op succes groter. Als uitstroomprofiel ligt voor
deze leerling de uitstroom naar dagbesteding voor de hand.
De kritische succesfactoren voor uitstroom naar een arbeidsmatige vorm van
dagbesteding of zelfstandig werk liggen buiten de mogelijkheden van deze leerling.
Ontwikkelingsperspectief
OPP
3S
IQ < 35
35<IQ>50
50<IQ>70
Autisme
SRZ<8
SRZ>8
IQ 60+
NAVC
Beschrijving:
Leerling met goed niveau. De verwachting is dat in de persoonlijke redzaamheid veel
doelen te behalen zijn. De cognitieve ontwikkeling biedt ook veel mogelijkheden; de
sociaal-emotioneel en de praktische vorming zullen op een aantal gebieden
mogelijkheden bieden voor ontwikkeling. De verwachting is dat een leerling met dit
profiel een evenwichtig profiel zal laten zien, met een ontwikkeling op alle gebieden. De
kritische succesfactoren voor begeleid werk vallen volledig binnen dit profiel. Een
uitstroom naar arbeidsmatige dagbesteding is daarom in ieder geval mogelijk.
Het profiel laat zien dat een enkele kritische succesfactor voor het profiel “uitstroom naar
arbeid” buiten het profiel valt. Het niveau en de sociale redzaamheid geven echter aan
dat als aan deze factoren in de transitieperiode veel aandacht wordt besteed, de kritische
succesfactoren door sommige leerlingen zeker kunnen worden bereikt, waarbij een baan
in het vrije bedrijf gerealiseerd kan worden. Het is voor deze leerling moeilijk om de
kritische doelen rond het adequaat omgaan met tijd, de sociale redzaamheid en rond
stages te bereiken. Ook het zelfstandig reizen met het openbaar vervoer is moeilijk.
11
Overzicht gewenste- en kritische succesfactoren
Gewenste succesfactoren profiel a, b en c
A1
A2
16
20
A3
A3
A4
B1
16
21
20
4
B9
B9
B9
B9
C1
C1
C1
C3
C3
C3
C3
D5
D8
5
7
8
9
5
9
17
1
3
15
19
11
1
De leerling eet het brood met vork en mes.
De leerling houdt zich aan meerdere regels op school en past zich, indien
nodig, aan.
De leerling verzorgt zichzelf adequaat.
De leerling is sociaal en zelfredzaam binnen zijn/ haar eigen mogelijkheden.
De leerling beweegt zich zelfstandig, als voetganger, in het verkeer.
De leerling communiceert met behulp van ondersteunende materialen
(foto’s/picto’s en voorwerpen).
De leerling staat open voor nieuwe activiteiten.
De leerling wacht rustig totdat hij/ zij verder geholpen wordt.
De leerling werkt met begeleiding zorgvuldig.
De leerling vraagt om hulp als hij/ zij niet verder kan.
De leerling accepteert een corrigerende opmerking.
De leerling durft personeelsleden tegemoet te treden.
De leerling is in staat kritiek te incasseren.
De leerling kijkt je aan wanneer hij/zij wordt aangesproken.
De leerling beantwoordt een begroeting/ afscheid
De leerling geeft een hand en stelt zich voor.
De leerling houdt zich aan afspraken.
De leerling ruimt alles in een ruimte op op een vaste plaats.
De leerling is coöperatief.
Kritische succesfactoren uitstroomprofiel B; begeleid werk
12
A2
A3
A8
A9
A9
B2
B9
B9
C1
C1
C3
D8
20
4
14
10
12
1
2
23
10
17
4
1
D8
9
De leerling houdt zich aan meerdere regels op school en past zich, indien
nodig, aan.
De leerling vraagt als hij/ zij iets nodig heeft.
De leerling gaat veilig om met elektriciteit, vuur, gas
De leerling droogt handen af.
De leerling wast, functioneel, de handen.
De leerling voert enkelvoudige opdrachten uit.
De leerling voert na korte instructie de opdrachten zelf uit.
De leerling doet taken gemotiveerd en zelfstandig.
De leerling voert een opdracht in de school uit.
De leerling is in staat kritiek te incasseren.
De leerling accepteert opdrachten.
De leerling is coöperatief.
De leerling toont voldoende plichtsbesef/ houdt zich aan regels en afspraken.
Kritische succesfactoren uitstroomprofiel 3; zelfstandig werk.
A2
14 De leerling toont zelfvertrouwen in bekende situaties.
A2
16 De leerling brengt geduld op.
A2
18 De leerling neemt initiatief.
De leerling houdt zich aan meerdere regels op school en past zich, indien nodig,
A2
20 aan.
A3
2 De leerling gebruikt adequaat “nee”.
A3
3 De leerling gebruikt adequaat “ja”.
A3
4 De leerling vraagt als hij/ zij iets nodig heeft.
A3
7 De leerling past sociale vaardigheden/omgangsregels toe.
A3
9 De leerling verzorgt zijn/ haar kleding op een adequate manier.
A3
15 De leerling gaat adequaat om met frustratie.
A3
16 De leerling verzorgt zichzelf adequaat.
A4
20 De leerling beweegt zich zelfstandig, als voetganger, in het verkeer.
A8
14 De leerling gaat veilig om met elektriciteit, vuur, gas
A9
9 De leerling droogt handen af.
A9
10 De leerling gebruikt toiletpapier.
A9
12 De leerling snuit zelfstandig de neus.
B2
1 De leerling voert enkelvoudige opdrachten uit.
B2
3 De leerling beheerst de begrippen groot- klein.
B2
4 De leerling beheerst de begrippen op-in-onder.
B2
5 De leerling beheerst de begrippen dik- dun.
B2
6 De leerling beheerst de begrippen vooraan- achteraan.
B7
21 De leerling gebruikt de agenda correct.
B7
23 De leerling gebruikt tijdsaanduiding adequaat, rekening houdend met tijdsduur.
B9
B9
B9
B9
B9
B9
B9
B9
B9
C1
C1
C1
C3
C3
D8
D8
D8
D8
D8
D8
D8
D8
D9
13
1
2
3
8
9
14
17
20
23
5
10
17
4
21
2
4
6
8
9
10
11
14
14
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
De
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
leerling
luistert naar gegeven instructies.
voert na korte instructie de opdrachten zelf uit.
zet enkelvoudige instructies om in handelingen.
werkt met begeleiding zorgvuldig.
vraagt om hulp als hij/ zij niet verder kan.
voert zonder prikkels van buitenaf een opdracht uit.
merkt de fouten zelf op en corrigeert ze zelf als hij daartoe in staat is.
is werkzaam, heeft weinig toezicht nodig, zoekt naar werk.
doet taken gemotiveerd en zelfstandig.
accepteert een corrigerende opmerking.
voert een opdracht in de school uit.
is in staat kritiek te incasseren.
accepteert opdrachten.
komt op tijd zonder herinnering/toezicht.
werkt geconcentreerd.
kan het vereiste werktempo aan.
toont inzet/ is gemotiveerd.
blijft aan het werk.
toont voldoende plichtsbesef/ houdt zich aan regels en afspraken.
is stipt.
toont verantwoordelijkheid voor de taak.
gaat adequaat om met meerderen/ aanvaardt gezag.
reist zelfstandig naar een willekeurige plaats.
Bijlagen
Bijlage 1 – TOPP toetsing
Bijlage 2 – beschrijving ontwikkelingsprofielen
Bijlage 3 – De doelen van de TOPP en voorsteltoetsing nieuwe leerling
zonder dat IQ is bepaald.
Bijalge 4 – SRZ-i bepaling sociale redzaamheid
Bijlage 5 – Vertaling kerndoelen ZML naar TOPP-doelen
Bijlage 6 - Kritische succesfactoren in WORD bestand
14