Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/25307 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Elayah, Moosa Abdo Ali Title: Donors-promoted public sector reforms in developing countries and the Local Knowledge Syndrome : the Dutch-Yemen NPT Program for developing the Higher Education Sector in Yemen Issue Date: 2014-04-17 Donors-Promoted Public Sector Reforms in Developing Countries and the Local Knowledge Syndrome The Dutch-Yemen NPT Program for Developing The Higher Education Sector in Yemen Nederlandse Samenvatting By Moosa A. A. ELAYAH, Ph.D. University of Leiden, Campus Den Haag Promoters: Prof. Dr. David Lowery, Prof. Dr. Frist van der Meer, and Prof. Dr. Rene Torenvlied Deze dissertatie bestudeert het Local Knowledge Syndroom (LKS) als één van de mogelijke oorzaken van ineffectieve donorhulp in de publieke sector van ontwikkelingslanden. LKS ontstaat wanneer hulpstrategieën en programma’s niet overeenkomen met de unieke context van het ontvangende land, en wanneer ontwikkelde landen hervormingsveronderstellingen en formele modellen kiezen die niet door de ontwikkelingslanden ondersteund worden. LKS kan ook ontstaan wanneer het ontwikkelings-samenwerkingsbeleid zich alleen maar concentreert op het hervormen van formele organisaties en instituties. De kwaliteit van de kennis en ideeën van buitenlandse donoren, kan de voortgang van het ontwikkelingsprogramma ernstig beïnvloeden en daardoor ook de effectiviteit van die hulp. In veel ontwikkelingslanden of arme bevolkingsgroepen, functioneren in de publieke sector sterke informele instituties en organisaties naast formele structuren. Dit is wat ik noem ‘de regels van het spel’, en deze hebben een ferme grip op alle zaken die verband houden met ontwikkelingshulp. In deze dissertatie staat de Nederlandse hulp in Yemen centraal. Yemen is een ‘fragiele staat’ en het enige lage-inkomensland in het Midden Oosten. Het land kent problemen van armoede, corruptie, sociale en politieke onrust, en recentelijk ook veiligheid. Deze problemen leiden tot geweld en brengen het levensonderhoud van burgers, landen in de regio en de wereld, in gevaar. De overheid van Yemen is niet in staat om haar land degelijk te besturen. Het is daarom een vruchtbare grond voor gevaren op globale schaal, zoals terrorisme, drugssmokkel, milieurampen en ziekte. Het land heeft bijna US$18 miljard ontvangen aan hulpovereenkomsten van verschillende donoren, inclusief Nederland, om de capaciteit van het bestuur en de publieke sector te ontwikkelen. Echter, de inspanningen van de donoren hebben niet kunnen voorkomen dat Yemen veranderd is in een bijna mislukte staat. Yemen moet de zogenaamde dramatische verbeteringen van ontwikkelingssamenwerking nog meemaken. De uitkomsten zouden een waardevolle impact moeten hebben op 512 veiligheid en stabiliteit. Het is duidelijk dat de slechte uitkomst van hulp een belangrijke oorzaak is van de voortgaande revolutie onder de bevolking van Yemen, ondanks het sluiten van een politieke overeenkomst door verschillende politieke en sociale partijen. Ik heb me vooral beperkt tot de onderwijssector, omdat daarin meer dan 40% van de Nederlandse hulp in Yemen wordt besteed. Het ‘Netherlands Programme of Institutional Strengthening of Post-secondary Education and Training Capacity (NPT) omvatte 14 projecten, geïmplementeerd in verschillende hoger onderwijsinstellingen in Yemen. Voor deze studie heb ik 4 projecten geselecteerd (N=4), die qua doelstelling en opzet het meest op elkaar leken. Deze projecten zijn: (1) het opzetten en uitvoeren van een MBA programma voor professionals aan de Universiteit van Sana’a; (2) het opzetten en uitvoeren van een MPA Programma voor professionals aan de Universiteit van Sana’a samen met het National Institute of Administrative Sciences (NIAS) onder het Ministerie van Civiele Zaken; (3) het opzetten en uitvoeren van een Master programma in ‘Integrated Water Resource Management’ binnen het Water en Milieu Centrum van de Universiteit van Sana’a; en 4) het opzetten en uitvoeren van een programma in Gender Studies aan de Women’s Research and Training Centre (WRTC) van de Universiteit van Aden. Deze vier projecten zijn ook min of meer terzelfder tijd uitgevoerd tussen 2004 en 2009. Alle vier projecten hadden het specifieke doel om de institutionele capaciteit en de capaciteit van de gastorganisaties te ondersteunen door de organisatorische en de administratieve structuren op te bouwen en de kwantiteit en kwaliteit van de personeelsleden te verhogen. Het doel was om training te faciliteren om de capaciteitsontwikkeling in de publieke, private en non-gouvernementele sector van Yemen te verhogen, overeenkomstig het algemene doel van het Nederlandse Programma in Yemen. De verklaring voor het syndroom van het Lokale Kennis Syndroom in deze dissertatie laat de blinde vlek zien in de theorieën alsook de beperkingen van een macro-economische analyse van de effectiviteit van buitenlandse hulp. Een belangrijk 513 Samenvatting Deze dissertatie heeft gekeken naar de factoren die van invloed zijn op de verwerking van informatie over lokale kennis tijdens het beleidsontwerpproces. Hiervoor heb ik de volgende theorieën onderzocht: institutionele theorieën, de cultuurtheorie, het actoren-netwerk perspectief en expliciet de 'ontwikkelingsbenadering op basis van verenigbaarheid (associability development approach) en het sociale maakbaarheid (social-engineering) model. Ik heb de methodologie benadering gebruikt om één beleidsgebied dieper te analyseren dat is gebaseerd op theoretische ideeën. deel van deze dissertatie bestrijdt de Publieke Keuze Theorie (PCP) en haar voornaamste voorstanders. Zij veronderstellen dat hulp homogeen is en zelfs schadelijk voor ontvangende landen. De eerste reden voor hun stellingname is dat het eigenbelang van donors vaak tegen de altruïstische doelen van hulp werkt en zelfs kan leiden tot corruptie van de resultaten van de projecten waardoor de effecten van programma’s afgebroken kunnen worden. Donoren in fragiele staten hebben vaak de intentie om lokale overheidssystemen op te bouwen, maar ze missen de lokale kennis om dat in de praktijk voor elkaar te krijgen. Het helpen van dergelijke fragiele staten wordt in toenemende mate noodzakelijk, niet alleen omdat de moraliteit dit vereist, maar om redenen van globale veiligheid. De tweede reden die wordt aangehaald door PCP voorstanders is dat de gebrekkige beleidsomgeving, met zwak en corrupt beleid als gevolg, de belangrijkste oorzaak is voor de tekortkomingen in buitenlandse hulpprogramma’s. Naar mijn mening is het probleem echter niet een gebrekkige beleidsomgeving, maar het feit dat beleid wordt geformuleerd vrijwel zonder synthese, onderzoek en institutionele analyse om de zwakke beleidsomgeving te begrijpen. In het verklaren van het LKS, heb ik ontdekt dat de inhoud van het NPT ontwikkelingsbeleid tussen Yemen en Nederland grotendeels gebaseerd is op dubbelzinnige of onvolledige informatie over informele instituties binnen de ontvangende organisaties. Nederlandse beleidsmakers in het Ministerie van Buitenlandse Zaken passen internationale veronderstellingen, beweringen en westerse theorieën van goed bestuur toe om de problemen te identificeren en een NPT programma te formuleren als een ‘one-size-fits-all’ beleid. De uitvoering van het NPT programma nam zodoende impliciet een top-down benadering over. De middenlaag van het management, vertegenwoordigd door Nuffic, die de verantwoordelijkheid kreeg om het Plan van Implementatie uit te voeren in Yemen, kon haar missie niet effectief uitoefenen. Er was een gebrek aan formele en informele gegevens over de structuur, organisatie, management, en personeel en er was sprake van censuur op verscheidene niveaus. Derhalve was er geen duidelijk beeld van de uiteindelijke organisaties om werkbaar beleid te realiseren. De informatie in het Plan van Implementatie gaf de Nederlandse project uitvoerders niet genoeg informatie om zich voor te bereiden op de problemen die hen te wachten stonden wanneer zij geconfronteerd zouden worden met de lokale situatie tijdens de daadwerkelijke uitvoering. De lokale kennis was een ongeopende ‘black box’. Informatie over lokale kennis, vereiste daarom inspanning van het projectteam om deze te integreren. Het netwerk perspectief en de ontwikkelingsbenadering op basis van verenigbaarheid (‘associability development approach ‘) zijn geschikt voor het beschrijven van de wijze waarop lokale kennis kan worden opgenomen tijdens de 514 werkelijke uitvoering van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Een harmonieus verenigbaarheidsmodel beschrijft succesvolle projecten (zoals MBA, WEC), terwijl een conflictueus verenigbaarheidsmodel falende projecten omschrijft (MPA-NIAS, WRTC). De patronen en thema’s, die onder de vier geselecteerde NPT casussen naar boven schijnen te komen, zijn dat projectuitvoerders de kern vormen van het interventieproces. Dit idee is gerelateerd aan het actor-netwerk perspectief, dat de ‘associability development approach’ en haar centrale idee voorzag van het feit dat LKS (door het openen van de ‘zwarte doos’) het probleem zou kunnen oplossen door directe en indirecte interacties van alle bij de werkelijke uitvoering betrokken actoren in een bepaalde context van plaats en tijd. De ‘associability development approach’ is een alternatief instrument van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, dat een unieke lens biedt voor analyse en een dieper begrip toestaat van de dynamiek van de implementatie van hulpprogramma’s. De ‘associability development approach’ is belangrijk om effectieve hulpprogramma’s te garanderen in een gebrekkige beleidsomgeving en om de noodzaak tot gedeelde verantwoordelijkheid te benadrukken. De resultaten van deze studie hebben significante implicaties voor internationale ontwikkelingshulp, internationale instituties, beleidsmakers, ontvangende landen, alsook voor het begrip van factoren die de uitkomsten van ontwikkelingsprojecten beïnvloeden. 515 Samenvatting Het voordeel van het netwerkperspectief is het beoordelen van een project op succes en falen, dat ons toestaat ruimer te kijken dan alleen maar op geschreven doelen en te kijken naar de lokale kennis van een specifieke context, zoals ideeën, formele en informele instituties, individuen en objecten die allemaal bijdragen aan de ontwikkeling van activiteiten tijdens ‘het vertaalproces’. Om effectieve interacties te hebben moeten er allianties gebouwd worden rondom het project. In plaats van machtsstructuren en machtige actoren uit te dagen, moeten deze boven water komen en besproken worden. Dit vereist van actoren, en vooral van project uitvoerders van de donor kant op middenmanagement als op uitvoeringsniveau, dat ze meer praktisch zijn tijdens interacties met de ontvangende partij, om respect te bereiken en vertrouwen en betrokkenheid te ontwikkelen. Het observeren en onderzoeken van wat onduidelijk is, en het vragen om opheldering over waarom de ontvangende partij zich op een bepaalde manier gedragen, kan een discussie op gang brengen over welke acties wel of niet genomen moeten worden door het programma. De actoren kunnen op deze manier zien wat goed is en wat niet kan slagen. De actoren moeten in gedachten houden dat projecten niet zullen slagen door het accepteren van dominante vooronderstellingen en al klaar liggende middelen die niets zeggen over de lokale context. Een project kan slagen wanneer actoren zich aanpassen aan de lokale context. Ze moeten een coöperatieve en harmonieuze team vormen dat allianties kan smeden met machtige actoren. 516
© Copyright 2024 ExpyDoc