Aan de raadsfracties en raadsleden van de gemeenteraad van Maastricht, Ondergetekenden, PGBM, Kompas Nederland, Maastrichts Minima Overleg en de Raad voor Uitkeringsgerechtigden(RVU) willen uw aandacht vragen voor onze opmerkingen bij het beleidskader Participatiewet van de gemeente Maastricht en de 5 andere heuvelland gemeenten. Afschrift aan adviesraden. Maastricht, 26 januari 2014. Geachte raadsleden. Beleidskader Participatiewet In het voorliggende beleidskader participatiewet van de gemeente Maastricht worden de landelijke politieke visies overgenomen en is niet gekozen voor een locale(regionale) vertaling en interpretatie. De opgave van de gemeente is in het voorliggende beleidskader hetzelfde als de landelijke. Om te komen tot een andere, eigen invulling en interpretatie in het beleidsplan zijn de volgende overwegingen van belang. Voorop moet staan dat de overheid op grond van artikel 20 van onze Grondwet de verplichting heeft te zorgen voor bestaanszekerheid van de burger. Welke boodschap willen we als gemeente Maastricht communiceren? Door de economische crisissen en eenzijdig overheidsbeleid is de welvaartstaat de laatste decennia onder hevige druk komen te staan. In die context zien we een nieuwe logica oprukken: men moet de steun van de samenleving verdienen als individu. Als reden daarvoor geeft men doorgaans de escalerende kosten aan van het sociale vangnet – zeker in tijden van recessie – en hanteert men een volkse moraliserende argumentatie die draait rond ‘wilskracht’, ‘eigen inspanning’ en ‘eigen verantwoordelijkheid’. Ja, je bent je baan kwijt, maar dat betekent niet dat je onbeperkt van bijstand kan genieten. Je moet als individu blijk geven van de wil om weer aan het werk te gaan, de bereidheid om jezelf bij te scholen, je verantwoordelijkheid om in te gaan op baan-kansen die geboden worden. Mankeer je die attitudes en gedragingen, dan riskeer je als ‘werkonwillige’ te worden geklasseerd, en dat heeft allerhande gevolgen op jouw rechten tot bijstand. Voor wat hoort wat: dat is de logica. Het is niet omdat je formeel in aanmerking komt voor steun van de gemeenschap dat je die ook krijgt; je moet die steun als individueel mens verdienen door aanpassingen van je gedrag, je vorming, je gedachten, je attitude. Doe je dat niet, dan heeft de samenleving het volste recht om je die steun te ontzeggen. Je verdient die steun niet, je bent onze steun dan niet waard. Het is deze voor-wat-hoort-wat logica die nu wordt gehanteerd in het zogenaamde ‘activeringsbeleid’. Steunmaatregelen zijn in die logica altijd voorwaardelijk en beperkt: je kan ze even genieten maar enkel indien je die tijd gebruikt om aan jezelf te werken, om jezelf te verbeteren. Voor overheden is dit een interessant uitgangspunt, want het laat naast forse kostenbesparingen ook een heel andere beeldvorming toe: in de plaats van bureaucraten die in een uniforme reeks bewerkingen formele criteria aanvinken zien we mensen die ‘hun verantwoordelijkheid nemen’, ‘maatwerk’ leveren, de kosten ‘beheersen’ en dus ‘goed bestuur’ leveren. Voor de zorg behoevenden is het vaak een ramp. Zij die de steun van de overheid nodig hebben zullen aan strenge controles en arbitrages onderworpen worden, tot in hun keuken, slaapkamer, en gedachten, want de overheid moet zeker zijn dat iedereen die z’n centjes krijgt die ook heeft verdiend. De bedoeling van de decentralisaties is nu juist om op gemeentelijk niveau een eigen invulling te maken van de landelijk vastgestelde kaders. Daarom dient in de lokale vertaling in beleidskaders en plannen juist gekozen te worden voor eigen invalshoeken. Dat is juist de kern van decentralisatie: de gemeente staat dichter bij de mensen en kan op grond daarvan een betere invulling maken. Uitgaan van de specifieke plaatselijke problemen en situaties. De politieke verantwoording en toelichting van de landelijke kaders hoeven niet 1 op1 hetzelfde te zijn als de plaatselijke keuzes. De gemeente zou bijvoorbeeld in haar beleidsplannen afstand moeten nemen van het criminaliseren van mensen met een uitkering. De gemeente zou moeten insteken op het opbouwen van vertrouwen tussen burger en overheid. Bij de te hanteren uitgangspunten hoort tevens voor te komen: respect en het serieus nemen van mensen. De menselijke maat. Investeren in vertrouwen is een van de kernen hoe de overheid met burgers dient om te gaan.Bovendien bestaan er nog altijd rechten waaraan alle burgers ZELF een bijdrage hebben besteed via premies of belastingen . Een burger is zelfredzaam als deze in gelegenheid wordt gesteld zelfredzaam te zijn. De overheid moet dus de gelegenheid bieden dat te zijn of te worden. Werk boven inkomensondersteuning. De discrepantie tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is er altijd geweest. De geglobaliseerde economische orde wordt om de zoveel jaar gekenmerkt door crisissen. En dan leidt dit meestal tot vernietiging van arbeidsplaatsen en oude industrieen of niet competetieve bedrijfstakken. Het koersen op banen binnen groeisectoren en vraagsectoren is -naast nieuwe sollicitanten -ook een voortdurende competitie tussen mensen die al een baan hebben. Meestal zijn het banen voor hoger opgeleiden. Het bezuinigen op kosten van arbeid is voor werkgevers vaak de eerst gekozen mogelijkheid om concurrentie aan te kunnen. In alle gewezen crisissen waren er te weinig banen en nam de werkloosheid toe door massaontslagen. Vraag aan de uitkeringsgerechtigden hoe vaak ze gesolliciteerd hebben.Van de meeste mensen horen we dat ze vaak tientallen keren hebben gesolliciteerd maar dat er gewoonweg geen werk voor iedereen is! Of dat hun kwaliteiten niet aansluiten op de functie, als je al een bericht terug krijgt op de sollicitatie. De overheid dient voor een adequaat arbeidsmarktbeleid te zorgen. Dat blijkt uit een internationaal verdrag dat Nederland ondertekend heeft: Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (in het bijzonder de artikelen 6 en 7). Dit verdrag uit 1966 verplicht de overheid ervoor te zorgen dat mensen (“eenieder”) in hun onderhoud kunnen voorzien door middel van ‘vrijelijk gekozen of aanvaarde werkzaamheden”. Verder wordt van de overheid geëist dat de mensen(werknemers) kunnen zorgen voor “een behoorlijk levenspeil voor henzelf en hun gezin”. De onderkant van de arbeidsmarkt. De overheid zorgt onvoldoende voor bestaanszekerheid. Een en ander wordt ook gedemonstreerd door gepubliceerd onderzoek door de Nationale Ombudsman en SCP. Alle regelingen voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt zijn ingegeven door bezuinigingen en niet door een adequaat inkomensbeleid dat zorgt voor bestaanszekerheid. Het reguliere beleid is bovendien demotiverend in plaats van motiverend en stimulerend. Mensen die te weinig inkomen hebben worden door vele maatregelen nog meer gekort op hun inkomen (effecten van ‘stapeling’). De mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt worden zeer zwaar gestraft als zij onbewust een fout maken of de verkeerde informatie geven. Dat is in geen enkele verhouding tot de benadering van burgers met een inkomen uit arbeid of vermogen. Bovendien krijgen bestuurders en managers in semi-overheidsdienst en in het bedrijfsleven een behoorlijke periode om te teveel loon dat zij zich toegeëigend hebben tot de redelijk geachte beloning terug te brengen. Werkgevers worden nog steeds niet gedwongen maatregelen te nemen om arbeidsgehandicapte in hun bedrijf/organisatie op te nemen. Tot nu wordt alleen gedreigd met een Quotumregeling. Tegelijkertijd worden UWV en gemeenten gekort op budget om deze groep mensen aan werk te helpen. In Maastricht leeft volgend jaar 8,2 procent van de huishoudens onder de armoedegrens. Dat is hoger dan het landelijk gemiddelde van 6,6 procent. 12,4% heeft 110% van het minimumloon.Bijna 17 % van de Maastrichtse bevolking leeft van een of andere uitkering, waarvan 26% eenoudergezinnen en 20% 65 plussers.Als je daar de AOW-ers bijtelt zit je op bijna 40 % van de Maastrichtse samenleving. Gezinnen met kinderen die van de bijstand rond moeten komen, hebben bijna geen geld voor sociale participatie. Een gezin met twee kinderen heeft per maand na aftrek van de vaste lasten en huishoudelijke uitgaven zo’n vijf euro over voor kadootjes, sporten en uitgaan.(berekening NIBUD) Het re-integratiebeleid geldt slechts voor 4 procent van de bevolking. Van de bijstandsgerechtigden vindt uiteindelijk 10 procent werk. Dus 90 procent niet. In een stad als Maastricht zit ruim de helft al meer dan vier jaar in de bijstand.Dat is een gigantische granieten onderlaag die nauwelijks meer in beweging is te krijgen. Daar moet je op een andere manier mee omgaan en andere oplossingen voor zoeken.De mensen die in de bijstand komen maken vaak schulden, komen in de armoede terecht, krijgen gezondheidsproblemen. Mede om deze redenen zou de gemeente in haar beleidsplannen afstand moeten nemen van het criminaliseren van mensen met een uitkering.Er zou eigenlijk verder onderzoek gedaan moeten worden naar het functioneren van de aanscherping van de fraudewet en op basis van de uitkomsten tot concrete maatregelen besluiten.De fraudewet vergroot de kans dat mensen in de schulden raken en brengt mensen ernstig in de problemen. Wie de ingewikkelde regelingen niet begrijpt, wordt behandeld als ernstige fraudeur. Niet-kunners worden over één kam geschoren met niet-willers en frauders. De boetes lopen snel hoog op en mensen kijken aan tegen torenhoge schulden. Schuldhulpverlening is voor hen niet toegankelijk. In de Ab Harrewiin rede heeft de Nationale ombudsman in het voorjaar van 2013 de volgende cijfers openbaar gemaakt: van alle mensen boven de 18 en beneden de 80 – verkeersovertredingen telden ze niet mee, want dat zijn overtredingen – die opjaarbasis in aanraking met politie en justitie kwamen als verdachte of alsveroordeelde, 1,34%. Bij de aangiften inkomstenbelasting hebben ze ontdekt dat 98,6% van alle aangiften klopt.De fraude van oudjes met AOW is niet één procent maar 0,005%. De gemeente zou moeten insteken op het opbouwen van vetrouwen tussen burger en overheid. Niet alleen om bovenstaande redenen maar ook omdat de politiek al jarenlang heel ver weg is komen te staan van burgers. Zij hebben geen vertrouwen meer in de politiek. Zij wijzen daarbij ook op grote financiele blunders van de overheid zelf – ook de gemeente Maastricht kent vele voorbeelden – zonder dat dit altijd consequenties heeft gehad voor falende ambtenaren of bestuurders. Er moet een andere mentaliteit gecommuniceerd worden. Gebaseerd op vertrouwen naar de mensen zonder baan. Wajongers De nieuwe participatiewet heeft grote gevolgen voor de uitkering die de Wajongers nu krijgen. In de gemeente Maastricht gaat het om duizenden Wajongers. (CBS :2150) Door de veranderingen zal de Wajong uitkering alleen nog toegankelijk zijn voor mensen met een beperking die blijvend niet in staat zijn om te werken. Alle Wajongers die nu gebruik maken van deze uitkering zullen herkeurd worden. (hoe, wat, wanneer, allemaal niet bekend maar leidt wel tot grote onrust en onzekerheid) Als blijkt dat ze wel in staat zijn om te werken worden ze verplicht deel te nemen in het reguliere werkveld.Gemakshalve wordt er vanuit gegaan dat men werkt vindt in het reguliere werkveld en dat er daarnaast extra banen (over een periode va 10 jaar) gecreëerd zullen worden. Wij hebben grote twijfels of dit gebeurt en vrezen dat na de medische (her)beoordeling veel Wajongers geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard zullen worden. In plaats van werk (dat overigens in goed aangepaste vorm vele Wajongers best zouden willen ) vrezen wij dat velen richting de Bijstand verdwijnen en onder het strenge regime van de Wet Werk en Bijstand zullen gaan vallen. (De pilots werken naar vermogen bevestigen daarmee het beeld dat ook uit rapportages van SCP en CBS blijkt: arbeidsgehandicapten krijgen verhoudingsgewijs veel minder vaak een baan dan ‘gewone’ werknemers.) Dit zal voor een groot aantal van hen een duidelijke mindering op hun inkomen gaan betekenen. Daarnaast is de groep erg divers en, afhankelijk van welke leefvorm een Wajonger heeft, kunnen de inkomensverschillen nog verder omlaag gaan dan wel eventueel verdwijnen. Terwijl de kosten voor medische en/of therapeutische ondersteuning zullen blijven. Vergoedingen die men kreeg via de WTCG en Belasting teruggave, verminderen of verdwijnen eveneens, waardoor het cumulatie effect in negatieve zin op de inkomenssituatie van mensen met een Wajong uitkering alleen maar zal verslechteren. De herbeoordeling heeft vergaande gevolgen. Een zo ingrijpend besluit kan ertoe leiden dat mensen die nog nooit hebben gewerkt, of waar dat na enkele mislukte pogingen nog steeds niet is gelukt, voortaan gewoon als werkloze worden gezien met een uitkering gebaseerd op het principe dat de werkloosheid tijdelijk is. Elke maatregel moet altijd een element van redelijkheid in zich hebben. Dat ontbreekt als er geen aanvullende maatregelen worden getroffen. Bij eerdere herbeoordelingen van Wajongers en WAO-ers is hier wel oog voor geweest (mensen boven 50 jaar zijn niet herbeoordeeld, mensen die arbeidsgeschikt werden bevonden , kregen een re-integratieaanbod). Ook de beoordeling van de nieuwe toestroom van jonggehandicapten vraagt om een meer redelijke benadering. Mensen die moeten en willen werken maar niet weten hoe en waar ze voor hen passend werk kunnen vinden, op grond van de Participatiewet niet kunnen rekenen op passende ondersteuning van de gemeente. Volgens ons moet er veel nadrukkelijker sprake zijn van een inspanningsverplichting van gemeenten om mensen te ondersteunen bij het vinden van een baan, als zij daartoe zelf niet (voldoende) in staat zijn. Daarnaast dient er een resultaatsverplichting voor gemeenten te komen wanneer iemand(als gevolg van beperkingen), zonder voorzieningen niet kan deelnemen aan een traject naar werk of niet kan functioneren in een baan. Werkvoorziening zoals aanpassingen voor visueel gehandicapten, een jobcoach maar ook bijvoorbeeld kinderopvang zouden een recht van deze werknemers moeten zijn. De gemeente zou voor mensen waarvan niemand gelooft dat zij serieus aan het werk gaan na de herbeoordeling uitzonderingen moeten maken. Mensen die ouder zijn dan 50 jaar worden niet herbeoordeeld en behouden hun Wajong-uitkering. Zowel voor de huidige als de toekomstige groep jonggehandicapten moet het criterium voor de toegang tot de Participatiewet worden gesteld op minimaal een arbeidsvermogen van 30% loonwaarde. Immers mensen met een loonwaarde onder de 30% kunnen het minimum loon niet verdienen omdat de LKS nooit hoger zijn dan 70% van het WML kan zijn(geldt tevens voor Beschut Werken). Voor de mensen die hun Wajong-uitkering verliezen, hoort een recht op een reintegratietraject te zijn. Het standpunt van gemeenten, dat er geen doelgroepenbeleid kan zijn mag niet ten koste van bepaalde groepen die speciale aandacht behoeven. Het is de kop in het zand steken ten kostte van mensen met een beperking dat iedereen het zelfde nodig heeft en doelgroepbeleid ongewenst is (geldt ook voor ex-WSW-wachtlijsters). Terwijl er tevens de vrees bestaat dat er te weinig aanbod is om de aangeboden banen te kunnen invullen. Het ligt daarom voor de hand mensen met forse medische beperkingen, die wel een arbeidsplaatsvoorziening inclusief Persoonlijke ondersteuning (jobcoaching) ) en/of no-riskpolis nodig hebben, maar geen LKS, mee te laten tellen in de baangarantie. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een visuele of auditieve handicap en mensen met een chronische ziekte. Deze mensen hebben door hun beperking een grote achterstandspositie op de arbeidsmarkt en zouden volgens de huidig voorgestelde definitie niet tot de doelgroep van de baangarantie en het quotum behoren. De doelgroep voor de baangaranties : alle mensen met een structurele functionele beperking. Dus Wajongers met werkvermogen, Wsw-uitstroom en Wsw-begeleid werkenden, WIA/WGA-werkzoekenden (dus zonder werkgever) en WIA 35 min en mensen met een structurele functionele beperking, uitkeringsgerechtigden en nuggers in de Wwb. In het wetsvoorstel wordt de inrichting van beschut werk geheel overgelaten aan de gemeente. In de aanbiedingsbrief wordt aangegeven dat UWV een beoordeling doet van wie voor Beschut werk in aanmerking komen. En de gemeente bepaalt vervolgens wie zij daadwerkelijk beschut werk aanbieden. We pleiten er ook voor dat de categorale bijstand niet wordt afgeschaft en gehandhaafd blijft voor ex- Wajongers, mensen met een zorgbehoefte en een bijstandsuitkering ter verzachting van de kostendelersnorm. Tegenprestatie Zo staat bij de tegenprestatie het maatschappelijk nut voorop, terwijl werken met behoud van uitkering de re-integratie van de betrokkene ten goede dient te komen. Werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie mogen bovendien niet tot de reguliere arbeidsmarkt behoren, maar die bij werken met behoud van uitkering mogen dat wel. Voor alle onbeloonde werkzaamheden geldt verder dat zij additioneel van aard dienen te zijn. Bij dit lastig te duiden criterium is het verstandig om voor ogen te houden dat de wetgever hiermee verdringingseffecten wilde voorkomen. Maar er zijn nog twee andere basiskenmerken van de tegenprestaMe; ˜Mjdelijkheid" en ˜beperkte omvang. Deze zorgen er samen al voor dat er bij de tegenprestatie van verdringing nauwelijks sprake zal zijn. Ook het criterium ‘uitzicht op duurzame arbeid’ is van belang. Dwangarbeid is verboden. Bij tegenprestaties gaat het kortom om kortdurende werkzaamheden, waarvoor anders ""als ze al zouden worden uitgevoerd" een groep vrijwilligers zou worden opgetrommeld. Wil een gemeente de tegenprestatie breed en succesvol in kunnen zetten, dan dient de intrinsieke motivatie van de betrokkene medebepalend te zijn. Het is wenselijk dat de gemeente de betrokkene daarbij faciliteert, bijvoorbeeld met een portfolio van mogelijke werkzaamheden. In die context is eigenlijk alles mogelijk. De verplichte tegenprestatie riekt naar dwangarbeid dat heeft ook de Raad van State aangegeven. Het is een juridisch gedrocht en in het licht van de vele re-integratieverplichtingen geheel overbodig De gemeente zou veel meer moeten aansluiten bij “alternatieve”projecten. Lets/Matskringen, ruil projecten, kledingwinkels, was en strijkservice, boodschappendiensten, alternatief vervoer, verhuisdiensten, klussendiensten, buurtbeheer bedrijven, buurtbrokken, initiatieven MeervoorElkaar,etc. Het ontwikkelen van collectieve voorzieningen en het versterken van wijkkracht zijn prima doelen. Maar niet als monopolie om bezuinigingen op te vangen om af te kunnen zien van individuele voorzieningen. De betrokkenheid van burgers en hun persoonlijke ontplooiing is burgerkracht en hoeft niet per definitie te passen in door de overheid gewenst arbeidsmarkt beleid. Werken met behoud van uitkering Het instrument ‘werken met behoud van uitkering’ wordt in de nieuwe aanpak structureel ingezet voor mensen die (nog) niet in aanmerking komen voor regulier werk. Maatschappelijke organisaties en de gemeenten kunnen voor de dienstverlening aan de burgers, (additioneel) gebruik maken van de diensten van mensen die willen participeren in de samenleving. Hierbij moeten we denken aan werkzaamheden als het onderhouden van een krantenwijk, werkzaam zijn in het groenonderhoud, het beheer van de openbare ruimte, de bibliotheek, de bejaardensoos, de kaartmiddag, het buurtcentrum etc. Door deze inzet kunnen het publieke (WMO, beheer openbare ruimte, onderwijs, zorg, etc.) en het sociale domein over en weer elkaar versterken. Zo kan vanuit de Participatiewet menskracht worden geleverd en worden er vanuit het publieke domein werkzaamheden en plekken beschikbaar gesteld waar mensen, die (nog) geen regulier werk kunnen verrichten, ervaring op doen en vaardigheden ontwikkelen. Het kan alleen met instemming van de betrokkene aangezien aan werken loon verbonden moet zijn . Anders betreft het een straf. Alternatief samen met mensen ontwikkelen. Tegenover de vele verplichtingen en een straf van drie maanden geen uitkering voor wie daar niet aan voldoet, staat geen enkel recht op ondersteuning om aan het werk te komen. Een goede zaak is het opstellen van een plan van aanpak voor elke werkzoekende. Daar moet tegenover staan dat geen maatregelen worden opgelegd zolang er geen plan van aanpak is opgesteld dat zowel gemeente als werkzoekende hebben ondertekend. Cliëntondersteuning Cliëntondersteuning betreft de ondersteuning van de verminderd zelfredzame cliënt met informatie en advies teneinde de cliënt zo nodig in staat te stellen tot het verkrijgen van een zo’n integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning (preventieve zorg, zorg, jeugd, onderwijs, welzijn, wonen , werk en inkomen). De gemeente moet zorgen voor een onafhankelijke informatievoorziening voor alle burgers. Dit is nodig omdat: de gemeente directe belangen heeft bij het ‘afhouden’ van vragen en het niet informeren over bepaalde mogelijkheden zodat mensen geen beroep doen op ondersteuning, burgers ook informatie moeten kunnen vragen over werk en inkomensvragen naast de Participatiewet, zoals Wajong 2015, WIA/WGA en WW. Ook vragen over oriëntatie op werkmogelijkheden en over de WLZ behoren tot de informatiebehoefte. Om de zelfredzaamheid serieus tot ontwikkeling te brengen moet er onafhankelijk advies voor alle burgers beschikbaar zijn. Medezeggenschap De medezeggenschap zou uitgewerkt moeten worden op het niveau van brede burgerparticipatie op beleidsniveau en medezeggenschap van clienten op het niveau van de uitvoering.De gemeente wil de verschillende raden (WWB, Wsw en WMO) combineren, waarbij de inbreng van de ervaringsdeskundigheid uit het zicht verdwijnt en anderen zonder ervaring met het leven van een uitkering of de behoefte aan zorg en ondersteuning over cliënten spreken. Het beslechten van geschillen is in de voorstellen een rol van de gemeenteraad is. Het is niet de taak van een gemeenteraad om de rol als scheidsrechter te spelen in geschillen tussen B&W en een cliëntenraad. Dit zou anders vorm gegeven moeten worden. Er zal een sterke verankerde en onafhankelijke positie gegeven moeten worden aan clienten organisaties.In de verordening dient hier een concrete uitwerking te komen, na overleg met betrokkenen. Conclusies Wij hopen dat bovenstaande argumentatie en beleidssuggesties meegenomen worden in het vaststellen van het beleidskader, later in het jaar gevolgd door een nog op te stellen beleidsplan. Verder willen we aandacht vragen voor de voorstellen van de landelijke cliëntenraad (LCR) 1. Garandeer re-integratievoorzieningen Niemand mag vanwege de aard en ernst van de beperking uitgesloten worden van de arbeidsmarkt. Garandeer de beschikbaarheid van noodzakelijke werkvoorzieningen voor alle groepen arbeidsgehandicapten onafhankelijk van de verdiencapaciteit of hoogte van ondersteuningsbehoefte. Ook de Nuggers (niet uitkeringsgerechtigden) moeten hier gebruik vankunnen maken.Het compensatiebeginsel zoals dat nu in de Wmo verankerd is of de Wia voor alle werknemers,biedt de wettelijke basis voor rechtszekerheid en maatwerk in voorzieningen. Ook mag eenmatch tussen werknemer en werkgever, zonder tussenkomst van een gemeente, niet verlorengaan omdat de financiële middelen voor ondersteuning of aanpassing van een werkplek nietmeer beschikbaar zijn. 2. Baangaranties en quotumregeling arbeidsgehandicapten Richt de baangaranties en quotumregeling arbeidsgehandicapten op de groep waarvoor die bedoeld is. Hiervoor is het noodzakelijk dat objectief en transparant wordt vastgesteld of iemand een structurele functionele arbeidsbeperking heeft en welke ondersteuning er nodig is. 3. Maatschappelijk meedoen naar vermogen Stem de Participatiewet, de Wmo en het (passend) onderwijs goed op elkaar af, want dezewetten richten zich alle drie op maatschappelijke participatie. Voorzieningen uit de Wmo en de Participatiewet moeten gelijktijdig ingezet kunnen worden en zijn niet voorliggend aan elkaar.Hierdoor ontstaan nieuwe mogelijkheden om allerlei vormen van ‘maatschappelijk meedoen naar vermogen’ te ontwikkelen. Idealiter is dat betaald werk op de arbeidsmarkt voor iedereen.Zolang dat (nog) niet kan, via (arbeidsmatige) dagbesteding, mantelzorg, vrijwilligerswerk, opleiding, stages tot en met vormen van tijdelijk onbetaald werk. 4. Opbouw inclusieve samenleving Op gemeentelijk niveau moet een brede integrale agenda ‘inclusief beleid’ tot stand komen, in lijn met het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een handicap. De overheveling van taken naar gemeenten moet dan ook gepaard gaan met een opdracht aan gemeenten om het VN-verdrag als leidraad te nemen, ook bij de uitwerking van de Participatiewet. Het is belangrijk vast te leggen op welke punten gemeenten zich moeten verantwoorden, zodat de Nederlandse Staat kan aantonen dat zij daadwerkelijk met het verdrag aan de slag is gegaan. 5. Meedoen naar vermogen moet lonen Maatschappelijk meedoen naar vermogen moet voor iedereen lonen. Werken met behoud van uitkering kan alleen als tijdelijke leeropstap naar een reguliere baan en met een begeleidingsplan. Ook voor mensen met een medische urenbeperking moet meedoen naar vermogen lonen in betaald werk. Als blijkt dat mensen niet tot betaald werken in staat zijn dan horen zij niet thuis in de Participatiewet. 6. Onafhankelijke cliëntondersteuning Iedereen moet zelfstandig beroep kunnen doen op onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit is ondersteuning die los staat van de belangen van gemeenten en aanbieders. 7. Realistische (her)beoordeling en zachte landing ex-Wajongers Het is niet realistisch om 140.000 Wajongers af te schatten omdat zij theoretisch kunnen werken. Meer Wajongers moeten daarom van herbeoordeling uitgesloten worden. Alle herbeoordeelde Wajongers met werkvermogen moeten een reëel en eerlijk perspectief hebben om de inkomensgevolgen op te kunnen vangen (recht op re-integratietraject). Ook moeten zij uitgezonderd worden van de kostendelersnorm, partnertoets en vermogenstoets. 8. Stevige rechtspositie De overheveling van taken naar gemeenten kan alleen als de (rechts)positie van cliënten goed is geregeld. Ook voor de Participatiewet moet gelden dat mensen zelf de regie kunnen voeren en de keuze kunnen maken voor de invulling van hun participatieplan en om hun ondersteuning zelf te kunnen regelen via een PGB. Naast het opnemen van het compensatiebeginsel in de wet en de beschikbaarheid van onafhankelijke cliëntondersteuning moeten ook de transparante indicatiestelling en medezeggenschap zijn gegarandeerd. 9. Eerlijke spelregels Van mensen die een uitkering ontvangen kan worden gevraagd zich in te spannen aan het werk te komen of op andere wijze maatschappelijk mee te doen naar vermogen. Zij hebben hierin altijd zelf de eerste stem. Op basis van eerlijke spelregels en criteria, met respect voor persoonlijke integriteit. 10. Een toereikend vangnet: Rapid Response Team Voorkom dat mensen tussen wal en schip vallen. Stel gedurende vijf jaar een Rapid Response Team in dat op verzoek van burgers, werknemers en werkgevers tijdig ingevlogen wordt als onredelijke en bizarre situaties dreigen te ontstaan. Deze brigades hebben reparatiemacht en bestaan uit deskundigen, voorgedragen door cliëntenorganisaties, werkgevers en gemeenten. Getekend, 26 januari 2014, namens genoemde organisaties, Huup Peters p/a Oranjeplein 44b 6224 KK Maastricht [email protected]
© Copyright 2024 ExpyDoc