Educatief partnerschap realiseren

KO RT L O P E N D O N D E RW I J S O N D E R Z O E K
Onderwijs en
samenleving
106
Educatief partnerschap
realiseren
Opbrengsten van begeleiding door FORUM op drie scholen
van Agora in Zaandam
Yolande Emmelot
Educatief partnerschap
realiseren
Opbrengsten van begeleiding door FORUM op drie scholen van
Agora in Zaandam
Yolande Emmelot
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
Emmelot, Y.
Educatief partnerschap realiseren. Opbrengsten van begeleiding door FORUM op drie scholen
van Agora in Zaandam.
Amsterdam Kohnstamm Instituut.
(Rapport 912, projectnummer 40602)
ISBN 978-90-6813-973-0
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in
een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,
hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige manier, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system,
or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or otherwise,
without the prior written permission of the publisher.
Uitgave:
Kohnstamm Instituut
Plantage Muidergracht 24, Postbus 94208, 1018 TV Amsterdam
Telefoon: 020-5251226
http:/www.kohnstamminstituut.uva.nl
Copyright © Kohnstamm Instituut, 2013
Dit onderzoek is gefinancierd uit het budget dat het ministerie van OCW jaarlijks
beschikbaar stelt aan de LPC ten behoeve van Kortlopend Onderwijsonderzoek dat
uitgevoerd wordt op verzoek van het onderwijsveld.
Inhoud
Woord vooraf
Samenvatting
1 Aanleiding, onderzoeksvragen en uitvoering
1.1 Aanleiding en probleemstelling
1.2 Onderzoeksvragen
1.3 Uitvoering van het onderzoek en rapportage
2 Strategieën voor educatief partnerschap en beperkingen daarvan
2.1 Onderzoek naar ouderbetrokkenheid en educatief partnerschap
2.2 Onderzoek naar (strategieën voor versterking van) de relatie
tussen ouders en school
3 Educatief partnerschap en de trajecten op de drie scholen
3.1 De aanpak rond educatief partnerschap en
onderwijsondersteunend gedrag op de drie scholen
3.2 De dataverzameling
4 De scholen, hun aanpak en de resultaten
4.1 Basisschool Willibrord
4.2 Basisschool Tamarinde
4.3 Basisschool Paus Joannes
5 Educatief partnerschap gerealiseerd?
Literatuur
1
3
5
5
6
7
9
9
11
15
15
17
19
19
31
40
51
57
Woord vooraf
Dit onderzoek naar opbrengsten van een aanpak om educatief partnerschap te realiseren op scholen waar dit niet vanzelfsprekend is, is niet alleen mogelijk geworden
door subsidie vanuit het Ministerie van OCW aan de LPC, maar vooral ook door de
bereidwillige medewerking van scholen en ook ouders. Het was voor de scholen niet
altijd mogelijk om voldoende ouders te werven voor deelname aan interviews ten
behoeve van dit onderzoek, maar dat toont ook meteen het probleem van de scholen.
Sommige ouders komen niet graag naar school en dat is niet alleen vanwege taalproblemen. Het is voor scholen een klus om een goed contact met ouders te ontwikkelen, wanneer de achtergronden zo verschillend zijn en er soms onbegrip over en
weer heerst. Dank aan de scholen voor hun inzet hierbij en hun gastvrijheid.
Dank aan de ouders die tijd namen met ons te praten. Ons, want dit onderzoek deed
ik niet alleen. Ik wil mijn collega Dorothé Elshof danken voor haar hulp bij het
verslaan van de gesprekken. Ook wil ik Annet Hermans danken,die vanuit FORUM
de contactpersoon was en meedacht over de opzet van het onderzoek en de uitvoering daarvan.
1
Samenvatting
Dit rapport is een verslag van een door Agora, Stichting voor Bijzonder Primair
Onderwijs in de Zaanstreek, samen met FORUM aangevraagd kortlopend onderwijsonderzoek naar educatief partnerschap. Het doel van dit onderzoek was om
opbrengsten van een aanpak van het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs
(PAOO) van FORUM, gericht op het bevorderen van onderwijsondersteunend
gedrag bij ouders, in kaart te brengen. De begeleiding van FORUM is complementair aan de aanpak van de school en gericht op analyse van de beginsituatie, visieontwikkeling, deze visie uitwerken in een systematische aanpak gericht op educatief
partnerschap waarbij aandacht is voor training van teamleden en toerusting van
ouders. Agora en ook FORUM wilde graag duidelijkheid over de vormgeving van
de aanpakken, de haalbaarheid van de interventies en de opbrengsten daarvan in
termen van educatief partnerschap, gedragsverandering of competenties bij leerkrachten en ouders en (percipieerde) effecten bij kinderen. Geïnventariseerd is ook
wat knelpunten en verbeterpunten zijn.
Onder educatief partnerschap verstaan we hier dat school en ouders elkaar wederzijds ondersteunen en proberen hun bijdrage op elkaar af te stemmen om het leren,
de motivatie en de ontwikkeling van leerlingen te bevorderen. En dat begint met een
goede communicatie.
De drie scholen van Agora die door FORUM begeleid zijn en hier onderwerp van
onderzoek waren, hebben een vergelijkbare multiculturele ouderpopulatie, bestaande
uit deels laagopgeleide ouders en deels ook onbereikbare ouders. De deelname aan
de begeleiding van FORUM is ingegeven door het niet hebben van (een goed) contact met een deel van de ouders. Een analyse van de situatie was onderdeel van de
begeleiding op twee scholen; visieontwikkeling op ouderbetrokkenheid heeft op alle
drie de scholen plaatsgevonden.
Op drie scholen van Agora zijn gesprekken gevoerd met directie, leerkrachten en
ouders om duidelijkheid te krijgen over de opbrengsten van de activiteiten van de
scholen gericht op ouderbetrokkenheid en de rol van de ondersteuning van FORUM
hierbij. Ook zijn enkele observaties uitgevoerd. Ook is gekeken wat er uit literatuur
bekend is over wat er nodig is om tot educatief partnerschap te komen en in hoeverre dat op de drie Zaanse scholen ook haalbaar is, gelukt is en wat daarbij belemmerende factoren waren.
3
Of de ‘juiste grondhouding’ bij alle leerkrachten gerealiseerd is, is lastig te zeggen.
Of educatief partnerschap gerealiseerd is, is niet met een eenvoudig ‘ja’ of ‘nee’ te
beantwoorden. Het is een proces en het betreft zowel de communicatie tussen leerkrachten en ouders als ‘goed ouderschap’ en ‘een onderwijsondersteunend en
ontwikkelingsstimulerend thuisklimaat’.
Deelname aan activiteiten die gericht zijn op ouderbetrokkenheid en onderwijsondersteunend gedrag is op de scholen bij een deel van de ouders wel gerealiseerd.
Vooral in de onderbouw wordt op de drie scholen ingezet op onderwijsondersteunend gedrag bij ouders. Dit gebeurt door ouders te betrekken bij de thema’s die binnen de VVE worden aangeboden en ze te leren wat ze met hun kinderen
kunnen doen om hen te stimuleren in hun ontwikkeling. Op de scholen wordt het
belang van de rol van ouders bij de ontwikkeling van hun kind benadrukt. Ook
wordt getracht veel ouders te werven. Dankzij de activiteiten die scholen ondernemen om ouders te werven, lijkt er op de scholen een toename in de deelname van
ouders aan deze themabijeenkomsten. De Paus Joannes ziet duidelijke opbrengsten.
De school constateert dat de VVE themabijeenkomsten leiden tot duidelijkheid bij
ouders over hun invloed op de ontwikkeling van hun kind, tot een band tussen ouders en tot een grotere woordenschat. De ondersteuning van FORUM bij de VVE
themabijeenkomsten en bij invoering van een intakegesprek waarbij de samenwerking met ouders wordt benadrukt en wederzijdse verwachtingen besproken heeft
hier een zeker een rol in gespeeld. Ook op de andere scholen worden thema-avonden
tamelijk goed (en beter dan voorheen) bezocht, mede door de inzet van een ouderpanel..
Volgens leerkrachten zijn veel van hun ouders niet goed in staat tot educatief partnerschap. Uit onderzoek komt naar voren dat ouders soms niet de vaardigheden
hebben om thuis een bijdrage te leveren aan de ontwikkelingskansen van hun kinderen. Dat belet de scholen niet om in elk geval te investeren in een goed contact met
ouders en dat lijkt op de scholen in meer of mindere mate ook wel nagestreefd te
worden. Dat vraagt inderdaad om een cultuuromslag bij leerkrachten. Dit is een
proces van langere adem en vraagt meer investeringen in het team. De vraag of dat
in alle gevallen haalbaar is, is moeilijk te beantwoorden. De problemen rond haalbaarheid van educatief partnerschap bestaat mogelijk zowel op het niveau van de
ouders als op dat van de leerkrachten.
4
1
Aanleiding, onderzoeksvragen en
uitvoering
1.1
Aanleiding en probleemstelling
Het schoolbestuur Agora besteedt aandacht aan educatief partnerschap. Om dat op
scholen te realiseren is samenwerking met FORUM gezocht. FORUM ondersteunt
met het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO) basisscholen en VVE
instellingen bij het versterken van de ouderbetrokkenheid. FORUM heeft een
aanpak ontwikkeld voor scholen om met name moeilijk bereikbare ouders bij het
onderwijs te betrekken en ervoor te zorgen dat er meer samenwerking tussen ouders
en leerkrachten ontstaat (educatief partnerschap) om zo uiteindelijk de leeropbrengsten te verhogen. De aanpak is onder meer gericht op meer deelname van ouders aan
activiteiten, bijvoorbeeld aan themabijeenkomsten VVE, die tot doel hebben te
bewerkstelligen dat ouders thuis meer onderwijsondersteunend worden en meer
ontwikkelingsgericht aan de slag gaan met hun kind.
De aanpak van FORUM bestaat doorgaans eerst uit een analyse van de ouderbetrokkenheid op school, waarbij alle relevante personen (directie, teamleden en ouders)
betrokken worden. Hiervoor zijn instrumenten ontwikkeld. Met de directie wordt
vervolgens een aanpak per school uitgewerkt om systematisch aan ouderbetrokkenheid te werken. In principe worden alle schoolteams begeleid om tot een visie op
ouderbetrokkenheid te komen. Die visie is dan leidend bij het uitwerken van een
aanpak ouderbetrokkenheid, die niet op alle scholen hetzelfde is. De aanpak kan uit
verschillende onderdelen bestaan, zoals: een nieuwe intakeprocedure, invoering van
een ouderpanel, invoering of verbetering van themabijeenkomsten om de onderwijsondersteuning thuis te bevorderen, tweezijdige rapportbesprekingen, strategieën om
moeilijk bereikbare ouders toch te bereiken.
Drie scholen van Agora zijn om verschillende redenen ingestapt in het traject van
FORUM. Op een school was er een grote mate van (gevoel van) onveiligheid op de
school, op de tweede school zagen de leerkrachten ouders vooral als tegenstander,
op de derde school was er bij ouders sprake van zich gediscrimineerd voelen, nietrealistische verwachtingen van het onderwijs hebben en mede daardoor veel kritiek
op de school. De scholen kenmerken zich door tamelijk veel allochtone en laagopgeleide ouders, soms ook met problematische thuissituaties. De drie scholen hebben
5
zich ingezet om de relatie met ouders en tussen ouders en leerkrachten te verbeteren
en om stappen te zetten in het realiseren van educatief partnerschap en (meer)
onderwijsondersteunend gedrag bij ouders.
Agora en ook FORUM willen graag duidelijkheid over de vormgeving van de
aanpakken op drie basisscholen, de haalbaarheid van de interventies en de opbrengsten daarvan in termen van educatief partnerschap, gedragsverandering of competenties bij leerkrachten en ouders en (percipieerde) effecten bij kinderen. De vraag van
Agora leidde tot een aanvraag voor Kortlopend Onderzoekonderzoek bij de LPC,
een onderzoek dat door het Kohnstamm Instituut is uitgevoerd.
1.2
Onderzoeksvragen
De centrale onderzoeksvraag was:
Wat zijn de opbrengsten van het aansturen door scholen op onderwijsondersteunend
(of ontwikkelingsgericht) gedrag van laagopgeleide ouders op de ontwikkeling van
het kind en op de onderwijsprestaties?
Hierbij zijn de volgende subvragen geformuleerd:
a) Hoe bevorderen de scholen ouderbetrokkenheid en onderwijsondersteunend
gedrag bij de laagopgeleide ouders? Aan welke competenties wordt gewerkt,
op welke wijze en met welk materiaal?
b) Zijn de bedachte interventies in de praktijk haalbaar voor leerkrachten en
ouders?
c) Welke strategieën lijken effectief om laagopgeleide ouders te helpen betrokkener en ondersteunender te zijn voor hun kinderen?
d) Wat leveren de interventies op voor kinderen (gepercipieerde effecten)?
Gedurende het onderzoek bleek dat aansturen op onderwijsondersteunend gedrag
zich vaak nog in de beginfase bevond en met name de ouders van de leerlingen in de
VVE-leeftijd betrof. De eerste aandacht ging vaak uit naar het verbeteren van het
contact met de ouders en het (meer) de school inhalen van de ouders. Ook bleek dat
sommige beoogde interventies van FORUM nog niet gerealiseerd waren en er daarnaast ook andere acties rondom ouders plaatsvonden of al plaatsgevonden hadden.
Het is dus ook lastig om eventuele opbrengsten alleen aan de begeleiding van
FORUM toe te schrijven.
6
We herformuleren de centrale onderzoeksvraag daarom wat realistischer: Wat is het
rendement van de activiteiten die de afgelopen jaren op drie basisscholen in Zaandam hebben plaatsgevonden om het contact met ouders en de ouderbetrokkenheid te
bevorderen en tot (meer) educatief partnerschap te komen?
We inventariseren welke activiteiten/aanpakken hebben plaatsgevonden (met begeleiding door FORUM), hoe tevreden betrokkenen daarover zijn, wat het rendement
van de activiteiten is (in termen van verbeterd contact, communicatie, ouderbetrokkenheid, educatief partnerschap) en wat knelpunten en verbeterpunten hierbij zijn.
1.3
Uitvoering van het onderzoek en rapportage
De aanpakken en activiteiten op de drie scholen die – veelal met begeleiding van
FORUM - hebben plaatsgevonden zijn niet op alle scholen hetzelfde en bestaan uit
verschillende onderdelen. Om deze aanpakken in kaart te brengen, de tevredenheid
en het rendement te inventariseren alsook de haalbaarheid, knelpunten en verbeterpunten, is gekozen voor een kwalitatief onderzoek in de vorm van interviews met
alle betrokkenen. Er zijn gesprekken gevoerd met:
de begeleider van FORUM; dit om een duidelijk beeld te krijgen van wat er
precies is gedaan op de scholen in termen van ondersteuning, training, analyse,
etc.;
uitvoerders van de aanpakken op de drie scholen (leerkrachten, directeur of
IB-er, etc.)
‘ontvangers’ van de aanpakken, met name ouders, maar ook leerkrachten
(in geval van bijvoorbeeld intakegesprekken door anderen dan zijzelf).
Daarnaast zijn er op twee scholen enkele observaties uitgevoerd, om een beeld te
krijgen van de aanpak en activiteiten voor ouders op de scholen.
Mede als input voor het maken van interviewleidraden op maat is schriftelijke
informatie over de aanpakken en de analyse(s) door de school die daaraan ten grondslag liggen, bestudeerd.
Voorafgaand aan de interviews op de scholen heeft een startinterview met de drie
directeuren en de projectleider van FORUM plaatsgevonden om na te gaan wat er
precies uitgevoerd wordt op de scholen en wat (nog niet), wie betrokken zijn bij de
aanpak en activiteiten voor ouders op school, hoe ouders bevraagd kunnen worden
en wat haalbaar is gezien de wens de dataverzameling per school op één dag te doen
7
plaatsvinden. Ook is in dit startinterview gevraagd naar specifieke vragen van de
scholen zelf.
Daar de situatie op de scholen (met name de aanpakken, de randvoorwaarden en uitgebreidheid en vormen van gegevensverzameling) varieerde, is gekozen voor een
verslaglegging in de vorm van aparte casussen (hoofdstuk 4). De casussen worden
ingeleid door een beschrijving van de trajecten op de scholen (hoofdstuk 3). Om de
bevindingen te kunnen duiden, schetsen we in hoofdstuk 2 eerst wat er uit onderzoek
bekend over ouderbetrokkenheid en educatief partnerschap en over effectieve strategieën voor en beperkingen rondom het realiseren van educatief partnerschap. We
besluiten deze rapportage met een samenvatting en conclusie (hoofdstuk 5).
8
2
Strategieën voor educatief partnerschap en
beperkingen daarvan
De kloof tussen onderwijs en thuismilieu wordt gezien als één van de belangrijkste
oorzaken van onderwijsachterstanden. De wederzijdse betrokkenheid van school en
ouders is één van de manieren om deze kloof zo goed mogelijk te overbruggen. De
leidende gedachte is dat een afstemming tussen de school- en thuiscultuur een gunstige invloed heeft op de schoolloopbaan van het kind. Vooral in het kader van
onderwijsachterstandenbestrijding wordt het belang van een goede relatie tussen
ouders en school voor de verbetering van onderwijsresultaten van kinderen met onderwijsachterstanden benadrukt. Al decennialang is het verbeteren van de relatie
tussen ouders en school, tegenwoordig vaak aangeduid als ‘educatief partnerschap’,
een belangrijk uitgangspunt in het onderwijsachterstandenbeleid.
2.1
Onderzoek naar ouderbetrokkenheid en educatief partnerschap
Op het gebied van ouders en school (en met name ‘ouderbetrokkenheid’, waar soms
ook ‘ouderparticipatie onder verstaan wordt) is veel onderzoek gedaan. Er zijn vooral veel literatuurstudies uitgevoerd, onder andere door Smit & Driessen, 2002;
Menheere & Hooge, 2010; Smit, Sluiter & Driessen, 2006; Van der Schaaf & Van
den Berg, 2009; Van Daalen & Peetsma, 2006; Kalthoff & Pennings, 2007; Smit,
Driessen, Sluiter & Brus, 2007; Van Es, Hubbard, Van Tilborg & Vedder, 2002.
Volgens een internationale literatuurstudie (Smit, Sluiter & Driessen, 2006) heeft
ouderbetrokkenheid (in brede zin, waaronder in deze studie alle zes typen ouderbetrokkenheid van Epstein (1995), zie hieronder, worden verstaan) een positieve
invloed op het sociaal functioneren (gedrag, motivatie, sociale competenties, relaties) van de leerling of hangt daar in elk geval mee samen.
Volgens een meta-analyse van Patall, Cooper & Robinson, 2008 echter leidt het
onderzoek naar de relatie tussen ouderbetrokkenheid en leerprestaties niet tot eenduidige conclusies, vanwege het feit dat ouderbetrokkenheid een complex begrip is.
Epstein onderscheidt zes vormen van ouderbetrokkenheid: ‘parenting’ (ondersteunende thuissituatie), ‘learning at home’ (onderwijsondersteuning thuis’), ‘communicating’ (communicatie tussen ouders en school, ouders als partner van professionals), ‘volunteering, ‘decisionmaking’, collaborating with community’. De laatste
drie vormen betreffen vooral de school en wijk als gemeenschap en gaan over
9
ouderparticipatie en sociale cohesie. De eerste drie vormen vallen onder ‘educatief
partnerschap’ en betreffen het goed communiceren van leerkrachten en ouders en
onderwijsondersteunend en ontwikkelingsstimulerend gedrag van ouders (beter: een
onderwijsondersteunend en ontwikkelingsstimulerend thuisklimaat). Wat dat laatste
betreft: volgens Desforges & Abouchaar (2003) is de belangrijkste factor bij ouderbetrokkenheid ‘goed ouderschap in de thuissituatie’, wat wil zeggen het bieden van
een veilige en stabiele omgeving, het stimuleren van de intellectuele ontwikkeling,
discussies tussen ouder en kind en door ouders die een goed voorbeeld zijn, het
belang van onderwijs uitdragen, hoge verwachtingen koesteren. Desforges & Abouchaar geven aan dat hiervoor tegenwoordig de term ‘educatief partnerschap’ in
zwang is. ‘Educatief partnerschap’ is volgens Smit, Driessen, Sluiter & Brus (2007)
‘een proces waarin de betrokkenen erop uit zijn elkaar wederzijds te ondersteunen
en waarin ze proberen hun bijdrage zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als
doel het leren, de motivatie en de ontwikkeling van leerlingen te bevorderen’ (Smit
et al, 2006, p. 7).
We zien dat begrippen als ‘ouderbetrokkenheid’ en ‘educatief partnerschap’ door
elkaar gebruikt worden en dat ‘educatief partnerschap’ zowel de communicatie tussen leerkrachten en ouders betreft (en veronderstelt) als ‘goed ouderschap’ en ‘een
onderwijsondersteunend en ontwikkelingsstimulerend thuisklimaat’. Educatief partnerschap veronderstelt dat ouders zichzelf ook in staat achten tot het kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun kinderen en aan de dialoog met de leerkracht. Bij
laagopgeleide ouders ligt dit problematischer dan bij hoger opgeleide ouders.
Volgens een reviewstudie van Smit, Driessen, Sluiter & Sleegers (2007) waarin
typen ouders onderscheiden worden, kunnen laagopgeleide ouders ondersteuner
(supporter) zijn of ‘afwezige’ (absentee). Deze laatste groep kenmerkt zich door bijna geen contact met andere ouders hebben, oncommunicatief zijn, worstelen met de
culturele kloof tussen eigen cultuur en die van de school, afhaker zijn. Voor deze
ouders heeft school geen prioriteit, zij zijn onbereikbaar, in zichzelf gekeerd en deze
ouders zien zichzelf niet als geschikt om een bijdrage te leveren aan de onderwijsloopbaan van hun kinderen.
Ook uit een internationale literatuurstudie (Smit, Sluiter & Driessen, 2006) blijkt dat
de positie van ouders uit lagere sociaal-economisch milieus en ook uit etnische minderheidsgroepen ten opzichte van de school relatief zwak is en versterking behoeft
om te kunnen spreken van gelijkwaardige partners in educatie. Voor deze groep
ouders, waarvan de kinderen doorgaans ook slechter presteren en die gebaat zouden
zijn bij goede samenwerking, lijkt de kloof tussen school en gezin groot. Het stimuleren van een grote betrokkenheid van ouders heeft volgens Smit, Sluiter & Driessen
10
(2006) een positief effect op de leerprestaties van leerlingen, maar onduidelijk is
welke activiteiten van ouders precies invloed hebben en welke niet. Ook Menheere
& Hooge (2010) melden dat er weinig bekend is over hoe laagopgeleide ouders
ondersteund kunnen worden. Volgens hen is er ook weinig bekend over de betrokkenheid van deze groep (laaggeletterde) ouders.
We gaan hieronder wat nader in op wat bekend is over de relatie tussen ouders en
school en strategieën om deze relatie te versterken. We concentreren ons hierbij op
laagopgeleide en/of allochtone ouders, omdat dit de ouders zijn waar het in dit
rapport over gaat.
2.2
Onderzoek naar (strategieën voor versterking van) de relatie
tussen ouders en school
Niet alleen uit de praktijk, maar ook uit onderzoek (Smit, Driessen, Sluiter & Sleegers, 2007) blijkt dat laagopgeleide ouders ook vaak ‘afwezige’ en moeilijk bereikbare ouders zijn. Het is voor scholen een uitdaging om van deze ouders ‘supporters’
te maken. Volgens dit onderzoek zijn ouders het best te benaderen door als school
het contact te zoeken, interesse te tonen, empatisch te zijn, vertrouwen te winnen,
hulp te bieden, de discussie over de culturele achtergrond en kinderen aan te gaan.
Daar moeten de ouders dan wel toe bereid zijn of zich geroepen voelen. Uit verschillende studies blijkt dat hier wel wat beren op de weg liggen. Zo blijkt uit een inventarisatie van wensen en verwachtingen van ouders ten aanzien van basisschool en
educatieve activiteiten in Rotterdam bijvoorbeeld dat een deel van de ouders problemen ervaart met school vanwege verschil in opvattingen over opvoeding (Smit,
Driessen & Doesborgh,2005). De opvoedingsdoelen van allochtone ouders zijn
nogal eens anders dan die van Nederlandse gezinnen en die van de school. Dat levert
soms conflicten op. Uit onderzoek (Smit & Driessen, 2002) blijkt ook dat ouders en
leerkrachten niet goed geïnformeerd zijn over elkaars opvoedingsideeën en –
praktijken. Er zijn grote verschillen tussen en binnen groepen allochtone ouders met
betrekking tot ideeën over opvoedingsverantwoordelijkheid van de ouders en de
school. Ook volgens Van Es, Hubbard, Van Tilborg & Vedder (2002) is er sprake
van discrepantie tussen leerkrachten/school en ouders over wat er tot de opvoedende
taak van de school behoort en hoe die taak ingevuld moet worden. Ook volgens hen
zijn er op dit punt verschillen in visie tussen allochtone en autochtone ouders.
11
Om educatief partnerschap met laagopgeleide, moeilijk bereikbare ouders te realiseren en zeker om ontwikkelingsondersteunend gedrag bij deze ouders te versterken, is
dus niet eenvoudig.
Smit, Driessen, Sluiter & Brus (2007) wijzen op het belang van een goede ‘houding’
van de school, vooral om educatief partnerschap met moeilijk bereikbare ouders te
realiseren. Schoolleiders op achterstandsscholen zien ouders juist minder vaak als
partners, omdat er lastig op gelijkwaardig niveau te communiceren is en ouders
soms niet de vaardigheden hebben om thuis een bijdrage te leveren aan de ontwikkelingskansen van hun kinderen, volgens deze studie.
In de relatie ouders-school moet het volgens Van Es, Hubbard, Van Tilborg & Vedder (2002) gaan om afstemming van de waardeoriëntatie van de school met die van
ouders d.w.z. met ouders als partner .
Smit, Driessen & Doesborgh (2002) constateerden problemen in de communicatie
met allochtone ouders: in het accepteren als gesprekspartner, nagaan welk beeld deze ouders van de school hebben. Ze constateren ook weinig maatwerk. Aanbevelingen richtten zich met name op meer explicitering van de visie (zie ook Smit, Driessen, Van Kijk & De Wit, 2008), meer samenwerking met ouders om de doelen te
realiseren, scholing voor leerkrachten. Het schoolmanagement zou de condities
moeten scheppen om de ouderbetrokkenheid van allochtone ouders te vergroten
door leerkrachten te scholen en begeleiden en te zorgen voor uitwisselingen van
kennis en ervaring tussen zowel ouders onderling als leerkrachten onderling. Het
opbouwen van een vertrouwensrelatie bij ouders uit andere culturen is van belang
(zie bijvoorbeeld Tan, Bekkema & Öry, 2008).
Klaassen (2008) deed onderzoek naar hoe scholen educatief partnerschap met ouders
kunnen vormgeven en implementeren, welke factoren bevorderlijk zijn voor een
goede implementatie, wat knelpunten en voorwaarden zijn. Educatief partnerschap is
volgens dit onderzoek niet alleen een kwestie van het toepassen van instrumenten en
activiteiten, maar vooral van een juiste ‘grondhouding’, attitude, waarbij het kind de
spil is. Het gaat ook om afstemming tussen school en thuis met betrekking tot
opvoedingsdoelen. In het ouders-schoolbeleid moet rekening gehouden worden met
verschillen tussen ouders. Belangrijke voorwaarde voor educatief partnerschap is
volgens dit onderzoek dat leerkrachten kunnen communiceren in en over conflictsituaties naar aanleiding van pedagogisch moeilijke situaties.
Ook aanbevelingen in het onderzoek van Smit, Driessen & Doesborgh (2005) betreffen bewustwording van alle partijen en professionalisering van leerkrachten op dit
punt. Communicatie wordt gezien als voorwaarde voor ouderbetrokkenheid. Daarbij
zijn bereidheid, betrokkenheid en bekwaamheid van leidster en leerkrachten van
belang (Smit, Driessen, Van Kijk & De Wit, 2008). Huisbezoeken vormen een goe-
12
de basis voor een goed contact met ouders volgens Veen (2007), Veen, Van Daalen,
Roeleveld & Cats (2009). Het opbouwen van een goede relatie tussen ouders en
school heeft volgens Veen & Van Daalen (2007) tijd nodig.
De eerste stap richting educatief partnerschap met moeilijk bereikbare laagopgeleide
en/of allochtone ouders betreft dus een juiste houding van de school richting ouders,
communicatie, explicitering van visie, uitwisseling en afstemming met ouders over
opvoedingsdoelen en waar nodig professionalisering van leerkrachten op deze punten. Een tweede stap betreft het stimuleren van onderwijsondersteunend of ontwikkelingsstimulerend gedrag bij ouders. Van Es, Hubbard, Van Tilborg & Vedder
(2002) wijzen op gezinsgerichte en centrumgerichte compensatieprogramma’s,
waaronder VVE-programma’s. Van der Schaaf & Van den Berg (2009) deden een
literatuuronderzoek naar effectieve manieren om het ontwikkelingsondersteunend
gedrag van ouders te stimuleren. De resultaten van centrumgerichte programma’s als
Piramide zijn lastig aantoonbaar volgens deze studie. Ook de
effecten van gezinsgerichte programma’s, zoals de Stapprogramma’s, zijn niet
gemakkelijk te
vinden. Wanneer ze echter gezamenlijk ingezet worden, zijn de resultaten volgens
deze studie duidelijker.
Om ouders die dat niet van nature doen te leren hoe ze hun kind ten behoeve van het
schoolsucces kunnen ondersteunen thuis (dus hoe ze ‘onderwijsondersteunend’ kunnen zijn), is het noodzakelijk om de ouders te bereiken en op school te krijgen. Goed
kunnen communiceren met ouders is hiervoor ook noodzakelijk en wordt gezien als
voorwaarde voor ouderbetrokkenheid. En om goed te communiceren, een goed
contact met ouders te krijgen, ‘educatieve partners’ te worden, moeten alle betrokkenen bereid en in staat zijn om dat partnerschap aan te gaan. Van de school
(met name ook de leerkrachten) vraagt dat dus een positieve attitude ten aanzien van
partnerschap met de ouders, pogingen tot een goede communicatie, inspanningen
om ouders de school in krijgen en waar nodig activiteiten om ouders te helpen
onderwijsondersteunend te zijn. Van ouders vraagt educatief partnerschap ook een
positieve attitude en het inzien van het belang van educatief partnerschap, de mogelijkheid om te communiceren, de bereidheid naar school te komen en deel te nemen
aan activiteiten.
Voordat we onderzoeken wat er op de scholen en bij de ouders bereikt is op het
terrein van educatief partnerschap en stappen daartoe, bespreken we hieronder eerst
13
de aanpak van FORUM om tot educatief partnerschap te komen en de gevolgde
trajecten op de drie scholen.
14
3
Educatief partnerschap en de trajecten op
de drie scholen
3.1
De aanpak rond educatief partnerschap en
onderwijsondersteunend gedrag op de drie scholen
Onderstaande informatie over de aanpak op de drie scholen is verzameld in een
startinterview met de drie directeuren van de scholen, waarbij ook de projectleider
van FORUM aanwezig was, en op een interview met de begeleider van FORUM.
De verwachting die ten grondslag ligt aan de begeleiding van scholen door FORUM
is dat educatief partnerschap iets oplevert op zowel sociaal-emotioneel gebied
(ouders en kinderen voelen zich prettig en begrepen, leerkrachten voelen zich veilig
en begrijpen ouders beter), cognitief gebied (ouders praten en lezen meer met hun
kind, omdat ze weten dat dat helpt, dat ze een rol kunnen spelen).
Volgens de begeleider van FORUM was de insteek van de trajecten in de eerste
plaats het creëren van de voorwaarden om tot educatief partnerschap met ouders te
komen. Educatief partnerschap betekent niet alleen duidelijk maken wat je verwachtingen zijn als school, maar ook inzicht krijgen in de kant van de ouders, in waar ze
tegenaan lopen, wat hun verwachtingen zijn.
De begeleider van FORUM heeft zelf de basisscholen Willibrord en Tamarinde
benaderd voor deelname aan het ondersteuningstraject vanuit FORUM. Dit traject
heeft anderhalf jaar geduurd, vanwege bezuinigingen korter dan aanvankelijk de
bedoeling was. Basisschool Paus Joannes verzocht zelf om begeleiding en stapte
later in. De school heeft een kort traject gehad, van een half jaar.
Op alle scholen werden volgens de begeleider van FORUM problemen ervaren in de
communicatie met ouders en/of tussen ouders onderling (allochtoon/autochtoon).
De scholen willen de ouders meer de school binnenkrijgen en een stem en inspraak
geven, ze beter informeren en ook tot meer partnerschap komen.
Communicatie en ouders de school binnenkrijgen zijn als eerste aangepakt, door
visieontwikkeling, het afnemen van een meetlat ouderbetrokkenheid om informatie
van alle partijen te verkrijgen, het analyseren van het probleem van moeilijk bereikbare ouders en het investeren in contact. Op alle drie de scholen heeft een training
‘visieontwikkeling op ouderbetrokkenheid’ plaatsgevonden. Op de Willibrord en de
15
Tamarinde is de meetlat ouderbetrokkenheid ingezet: een analyse van de ouderbetrokkenheid via vragenlijsten bij ouders en leerkrachten en gesprekken met team,
directie en ouders. Dit instrument was bedoeld om een start te maken met een
dialoog tussen school en ouders. Mede door deze activiteiten en de inkorting van het
traject, maar ook vanwege randvoorwaardelijke belemmeringen, was er niet veel
ruimte over voor het vervolgens opzetten van nieuwe aanpakken gericht op onderwijsondersteunend gedrag. Wel heeft begeleiding plaatsgevonden om themabijeenkomsten in de onderbouw, gekoppeld aan VVE-activiteiten meer op onderwijsondersteunend gedrag te richten.
De aanpakken zijn niet specifiek van toepassing op laagopgeleide ouders, hoewel
een groot deel van de moeilijk bereikbare ouders dat mogelijk wel zijn.
Randvoorwaarden om alle activiteiten die onderdeel zijn van de begeleiding van de
grond te krijgen zijn volgens de begeleider: een sterke rol van de directeur (die niet
alleen een plan maakt maar ook zorgt voor uitvoering), de wil van het team om te
investeren, de houding van het team. Dit sluit ook aan bij wat er bekend is uit de
innovatieliteratuur: sterk leiderschap, draagvlak en een positieve attitude vormen
belangrijke voorwaarden voor het welslagen van een innovatie. Als geplande zaken
niet van de grond zijn gekomen, heeft dit volgens de begeleider van FORUM met
niet voldoen aan deze randvoorwaarden te maken en met werkdruk en de ‘waan van
de dag’.
Om vast te kunnen stellen of de aanpak op de drie scholen gewerkt heeft, in de zin
dat de scholen activiteiten ondernemen ter bevordering van ouderbetrokkenheid/educatief partnerschap en onderwijsondersteunend gedrag, deze activiteiten ook
haalbaar zijn en effectief lijken, is het nodig eerst vast te stellen wat er op de drie
scholen precies is gebeurd gedurende of als gevolg van de begeleiding van FORUM.
Dat was ook noodzakelijke informatie voor het maken van interviewleidraden
‘op maat’.
Op de Willibrord heeft – naast de voorbereidende activiteiten die hierboven
genoemd zijn - een training ‘samenwerken en communiceren met ouders’ en ‘oudergesprekken in het kader van educatief partnerschap’ plaatsgevonden. Ook is ingezet
op de ontwikkeling van een format intakegesprekken en een schoolouderovereenkomst. Dit heeft geleid tot een nieuwe intakeprocedure (tweezijdige
gesprekken). Voorts is een ouderpanel ingesteld en worden er thema ouderavonden
georganiseerd.
16
Op de Tamarinde heeft een analyse van kenmerken van moeilijk bereikbare ouders
en strategieontwikkeling hiervoor onder leiding van FORUM plaatsgevonden.
De ontwikkelde strategie lijkt nog niet te zijn gevolgd, volgens de begeleider van
FORUM. Wel worden er informatiebijeenkomsten voor ouders gehouden en is een
ouderpanel ingesteld. Ook heeft een cursus oudergesprekken voor leerkrachten
plaatsgevonden.
De aanpak van FORUM op de Paus Joannes school - niet per se gericht op laagopgeleide ouders – bestond uit begeleiding bij de totstandkoming van tweezijdige
intakegesprekken (en gebruikmaking van een school-ouderovereenkomst bij
inschrijving) en themabijeenkomsten voor de ouders van de groepen 1 en 2 en de
voorschool.
In onderstaand schema is opgenomen welke activiteiten/aanpakken er rond educatief
partnerschap hebben plaatsgevonden of nog plaatsvinden op de drie scholen.
Schema 3.1 Activiteiten met begeleiding van FORUM per school
Activiteit
Visiebijeenkomst en analyse ouderkwesties
Willibrord
Tamarinde
x
x
Paus Joannes
x
(voorafgaande activiteit)
Strategie moeilijk bereikbare ouders
Tweezijdige gesprekken aanmelding/intake
x
Tweezijdige voortgangs- en rapportgesprekken
x
x
Instelling ouderpanel
x
x
x
x
op psz
x
Thema-ouderavonden of -bijeenkomsten
Themabijeenkomsten ouders VVE
3.2
x
x
De dataverzameling
Op alle drie scholen zijn interviews gehouden met de betrokkenen, dat wil zeggen in
elk geval met de directie, enkele leerkrachten en (groepjes) ouders. Ook ouders uit
een ouderpanel en leden van een kwaliteitsteam ouderparticipatie zijn geïnterviewd,
omdat deze leden een speciale rol hebben in het bevorderen van ouderbetrokkenheid. Op de Willibrordschool zijn daarnaast twee gesprekken - één kennismakingsen één intakegesprek – geobserveerd, waarbij tweezijdigheid beoogd is. Op de Paus
Joannes heeft een observatie plaatsgevonden van een themaochtend voor ouders van
17
groep 1/2 en 2/3. Per school zijn ongeveer 15 betrokkenen geïnterviewd, behalve op
de Tamarinde, waar het organiseren van oudergesprekken lastig bleek en sommige
ouders ook niet kwamen opdagen. Hier hebben we bij slechts twee ouders informatie kunnen verzamelen.
Voor de afname van de interviews zijn basisleidraden per onderwerp of activiteit
gemaakt. Daaruit zijn leidraden op maat gemaakt voor verschillende respondentgroepen, verschillende onderwerpen (activiteiten) betreffende. Dat wil zeggen: er is
met name gevraagd naar de activiteiten waarop de scholen door FORUM begeleid of
getraind zijn. Per activiteit is steeds gevraagd naar de relatie met educatief partnerschap en onderwijsondersteuning thuis (wanneer activiteiten daarop gericht waren),
communicatie, het rendement voor zover zichtbaar, tevredenheid, knel- en verbeterpunten. Ook is gevraagd naar hoe men de communicatie tussen ouders en school ziet
(een voorwaarde voor educatief partnerschap). In het eerste gesprek met de drie
directeuren kwam de wens naar voren om ook te vragen naar de aansluiting van de
aanpak op de cultuur van de ouders. Dit aspect is meegenomen in de interviews.
We vatten hier nog even kort samen wie per school op welk onderwerp of welke
activiteit bevraagd is.
Schema 3.2 Onderwerpen per school en respondentgroep
(D=directie, Lkk=leerkrachten, O=ouders, KO=kwaliteitsteam ouderparticipatie)
Onderwerp
Willibrord
Tamarinde
Paus Joannes
Tweezijdige gesprekken aanmelding/intake
D, Lkk. O
D, O
D, Lkk, O
Tweezijdige voortgangs- en rapportgesprekken
D, Lkk, O
D, Lkk, O
D, Lkk, O
Instelling ouderpanel
D, O
D, Lkk, O
nvt
Kwaliteitsteam ouderparticipatie
nvt
nvt
D, KO
Thema-ouderavonden of -bijeenkomsten
D, Lkk, O
D, Lkk, O
nvt
Themabijeenkomsten ouders VVE
D, O
D, Lkk
D, Lkk, O
(op Willibrord alleen op peuterspeelzaal)
18
4
De scholen, hun aanpak en de resultaten
In onderstaande paragrafen geven we per school de resultaten van de interviews en
enkele observaties weer. De beschrijvingen beginnen met een inleiding over de
school, de reden waarom de school gestart is met het begeleidingstraject van
FORUM en wat er gerealiseerd is door de begeleiding. Ook geven we nog even
weer met welke betrokkenen gesprekken hebben plaatsgevonden. Vervolgens
beschrijven we datgene wat er gerealiseerd is uitgebreider (vorm, inhoud, doel.
Daarna bespreken we per school het rendement van de interventies in termen van
attitude (bereidheid), communicatie, betrokkenheid (en bereikbaarheid) en daadwerkelijk educatief partnerschap. Apart gaan we in op door ouders en leerkrachten
ervaren verschillen in verwachtingen en inzet die mogelijke te maken hebben met
andere etnische achtergronden of opleidingsniveau. We sluiten per school af met
knelpunten en verbeterpunten en concluderende opmerkingen.
4.1
Basisschool Willibrord
4.1.1 Inleiding
Basisschool Willibrord te Zaandam heeft 36% gewichtenleerlingen (laagopgeleide
ouders). Van de ouders is 42% autochtoon.
De huidige directrice is in 2010 aangetreden. De beginsituatie kenmerkte zich door
een gevoel van onveiligheid op school: er was geen goed contact met ouders. De
begeleiding door FORUM richtte zich op de ontwikkeling van een visie op ouderbetrokkenheid, een gelijkwaardiger contact met de ouders en het samen werken aan
de ontwikkeling van het kind (educatief partnerschap). Hiervoor heeft ook een
analyse van de ouderbetrokkenheid plaatsgevonden via de afname van vragenlijsten
bij ouders en leerkrachten en gesprekken met team, directie en ouders. Om educatief
partnerschap te realiseren heeft een training ‘samenwerken en communiceren met
ouders’ en ‘oudergesprekken in het kader van educatief partnerschap’ met het hele
team (twee nascholingsmiddagen) plaatsgevonden. Ook is ingezet op meer tweezijdige intakegesprekken door het ontwikkelen van een format intakegesprekken en
een school-ouderovereenkomst (nog niet gerealiseerd). Om het contact met de
ouders te verbeteren en ze de school in te halen, is een ouderpanel opgericht en
worden er thema-avonden voor ouders georganiseerd. Veel kinderen op school
komen van de peuterspeelzaal die in de school huist. Hier worden ook themabijeen-
19
komsten voor ouders gehouden om het onderwijsondersteunend gedrag van ouders
te bevorderen.
Om vast te stellen wat de activiteiten hebben opgeleverd, zijn er gesprekken gevoerd
met de directrice en de onderbouwcoördinator, drie leerkrachten (groep 1/2, 3 en 8),
ouders en een Turkse onderwijsassistent uit het ouderpanel en nog twee groepjes
ouders van in totaal vijf ouders (twee ouders meldden zich af) van kinderen in de
groepen 1, 2 en 5 t/m 8. Ook zijn er observaties gehouden van een intake- en een
kennismakingsgesprek.
We behandelen hieronder het intakegesprek, het kennismakingsgesprek, vormen van
gesprek met de leerkracht (rapport-/voortgangsgesprek, kennismakingsgesprek), het
ouderpanel en thema-avonden. Ook besteden we kort aandacht aan de themabijeenkomsten op de peuterspeelzaal. Deze vallen niet onder de verantwoordelijkheid van
de school. Vervolgens bespreken we (veranderingen in) de communicatie met
ouders, de tweezijdigheid en educatief partnerschap en het eventuele rendement van
de begeleiding (zie ‘Communicatie, betrokkenheid en educatief partnerschap;
rendement van de activiteiten). We bespreken knel- en verbeterpunten en gaan in op
de eventuele rol van culturele verschillen.
4.1.2 Aanpak en activiteiten gericht op educatief partnerschap
Hieronder bespreken we de activiteiten die in meer of mindere mate gericht zijn op
educatief partnerschap.
Het intakegesprek
Het intakegesprek, het gesprek met ouders van potentieel nieuwe kinderen, wordt
gevoerd door de directrice. Ze geeft daarbij ook een rondleiding door de school.
Het intakegesprek gaat over ‘dit is onze school’, dat wil zeggen: ouders maken kennis met de school. Beide partijen beslissen vervolgens over aanname/aanmelding.
De vraag is hierbij ‘kunnen we voldoen aan de onderwijsbehoefte van het kind’.
De volgende onderwerpen komen aan de orde in het intakegesprek:
onderwijs en de school
educatief partnerschap
identiteit
In het geobserveerde gesprek met ouders en hun kind werd veel informatie gegeven
over het onderwijs en de school (leren in veiligheid, met structuur, consequent zijn;
concept/visie: OGO, leren vanuit nieuwsgierigheid, werken in thema’s waarbij kin-
20
deren ook inbreng hebben in de vormgeving. brede ontwikkeling, sturing vanuit
school waar nodig; aanpak: werken met taken, langzame opbouw naar meer thematisch werken, veel spelen; klassensamenstelling; het aanbod voor kleuters). Het
belang van nauwe samenwerking met de ouders werd eveneens benadrukt: ‘dat je op
een lijn staat als school en ouders’. De directrice gaf aan dat de school verwacht dat
ouders ook deelnemen aan die samenwerking, onder meer door deel te nemen aan de
vier formele gespreken per jaar en informele contacten met de leerkracht. Ze gaf aan
belangrijk te vinden dat ouders en leerkracht elkaar op de hoogte stellen als er wat
aan de hand is of als er zorgen om het kind zijn.
Het intakegesprek is mede gericht op bespreken van wederzijdse verwachtingen van
ouders en school, om zo een goed contact met ouders op te bouwen. Dit bleek ook
uit de observatie: de verwachtingen van de school kwamen uitgebreid aan bod, maar
de ouders konden ook verwachtingen uitspreken en deden dat ook (over zorg voor
het welbevinden van het kind, de communicatie met de leerkracht: vooral een goed
contact met de leerkracht wordt belangrijk gevonden). De geobserveerde ouders
gaven ook informatie over de taalvaardigheid van hun kind en het leren op de
peuterspeelzaal en ze kregen de ruimte vragen te stellen.
Ook werd gesproken over praktische zaken als de schoolgids, schooltijden, overblijf,
naschoolse opvang, startdatum, wennen, kennis maken met nieuwe juf.
De geobserveerde ouders en ook andere ouders die geïnterviewd zijn, zijn tevreden
over het intakegesprek (voor zover ze zich dat kunnen herinneren) en de ruimte die
ze kregen om te vragen wat ze wilden.
Het kennismakingsgesprek
Het kennismakingsgesprek – dat gevoerd wordt door de onderbouwcoördinator vindt plaats nadat ouders het kind hebben aangemeld en het kind ook is aangenomen, doorgaans drie maanden voordat kinderen 4 jaar worden. Tijdens dit gesprek
maakt de school kennis met het kind; het kind is dus aanwezig bij dit gesprek.
Tijdens het kennismakingsgesprek wordt informatie uitgewisseld over de ontwikkeling van het kind (bijvoorbeeld: omschrijf je kind in vijf woorden, wat vindt het kind
leuk om mee te spelen, hoe gedraagt het zich, hoe zijn de eerste 4 jaar verlopen).
Voor het kennismakingsgesprek wordt een leidraad gebruikt (zelf samengesteld en
aangepast aan het VVE programma Startblokken). Als een kind van de peuterspeelzaal komt, is er al eerder een gesprek geweest met de coördinator van de peuterspeelzaal.
In het gesprek wordt doorgaans aangegeven wat de school verwacht van de ouders.
Soms lijkt dit niet zinvol, zo zegt de onderbouwcoördinator, omdat ouders dat qua
21
taalvaardigheid of anderszins niet altijd kunnen behappen. Verwachtingen kunnen
eventueel ook in een latere fase aan de orde komen.
Om een beeld te krijgen van het kennismakingsgesprek heeft een observatie plaats
gevonden van een gesprek met een Turkse moeder. De geobserveerde ouder had al
een ander kind op school en kende de school dus. Het gesprek (veelal bestaande uit
een vraag van onderbouwcoördinator en antwoord van moeder) ging over: taalgebruik, taalvaardigheid van het kind, sociaal-emotioneel functioneren (zelfvertrouwen, geduld, sociale vaardigheid, persoonlijkheid kind) van het kind volgens de
ouder, motorische ontwikkeling, problemen/ziektes van het kind, functioneren van
het kind op de peuterspeelzaal, spel en (voor)leesgedrag, gezinssamenstelling,
welbevinden gezin. Ook praktische zaken kwamen aan bod (ouderbijdrage, wennen
in nieuwe klas. welke leerkracht, kennismaking, schooltijden, schoolgids). De ouder
sprak matig Nederlands, maar stelde ook zelf af en toe een vraag en werd daar ook
toe uitgenodigd.
De geïnterviewde ouders hebben niet allemaal een intake- of kennismakingsgesprek
gehad. Bij zij-instroom of instroom vanuit de peuterspeelzaal lijkt dit niet te zijn
gebeurd of de ouders herinneren het zich niet meer. Voor de ouders is het onderscheid niet (meer) zo duidelijk. Ze herinneren zich wel dat kwesties als hoe de
kinderen functioneren, zowel cognitief als sociaal, problemen en ziektes van het
kind en informatie over de school besproken zijn.
Rapport- en andere besprekingen met de leerkrachten
De leerkrachten voeren aan het begin van het schooljaar korte kennismakingsgesprekken met de nieuwe ouders van de klas over hoe het thuis gaat, of het kind
met plezier naar school komt, wat het kind van school vindt volgens de ouders en
hoe het er in de klas aan toegaat. Leerkrachten van groep 1 beschikken over het
inschrijfformulier met bijzonderheden en ze krijgen eventuele aanvullende informatie van de onderbouwcoördinator.
Volgens de directrice en de leerkrachten zijn deze kennismakingsgesprekken de
meest tweezijdige gesprekken. De voortgangs- of rapportgesprekken zijn bedoeld
tweezijdig te zijn, zodat er samen met de ouders gesproken wordt over de ontwikkeling van het kind en ouder zich partner voelen, maar ze zijn daar eigenlijk te kort
voor. De ouders komen wel een kwartier van te voren om het rapport vast in te zien,
maar daarna is ervoor de leerkracht eigenlijk alleen tijd om het rapport in rap tempo
door te nemen. Voor de ouders zijn de scores op de Cito-toetsen het belangrijkste en
dat maakt een gesprek soms moeilijk, aldus de leerkrachten. Focussen op de ontwikkeling in plaats van op de scores is een moeilijk onderwerp voor laag opgeleide
22
ouders, zo zegt de directrice. Zeggen dat een kind zijn best doet, wekt de verwachting van ‘hoge scores’.
Er is een gastvrouw (IB-er of directie) om ouders op te vangen als ze erg zijn
geschrokken van het rapport. Ouders zijn ook volgens de directrice en onderbouwcoördinator teveel alleen maar gefocussed op de Cito-opbrengsten, maar het rapport
is dat ook. Een nieuw soort rapport moet daar in de toekomst verandering in brengen. De ouders van groep 1 en 2 krijgen geen rapport, maar wel cito-resultaten. Het
gesprek is meer open dan in de hogere groepen en minder gericht op de prestaties.
Er zijn rapportgesprekken in het najaar en in juni en indien nodig ook in april, als
het niet goed gaat met een kind of als ouders een extra gesprek willen. Er kan overigens altijd nog een extra gesprek gepland worden, maar daar wordt weinig gebruik
van gemaakt volgens de leerkrachten. De mogelijkheid tot nadere uitwisseling wordt
door de school wel geboden.
Het ouderpanel en de thema-avonden
Het ouderpanel bestaat uit allochtone ouders en is ingesteld omdat de ouderraad
geen afspiegeling was van de populatie (er zaten geen allochtone ouders in) en de
school dat wel wilde. Door het ouderpanel zitten er wel allochtone ouders in de OR
en is er verbinding met (een deel van) de allochtone ouders.
De taak van het ouderpanel is om de directie te informeren over wat er speelt bij de
ouders, vragen van ouders door te spelen aan de directie en mee te praten en te
denken over onderwerpen voor thema-avonden. De ouderpanelleden zelf zien
‘ouders meer betrekken’ door voor de themavond onderwerpen te kiezen die belangrijk zijn voor ouders. Het ouderpanel promoot de school en de leden vinden het
belangrijk dat er veel ouders komen op bijeenkomsten. Volgens de directie zorgen
ze voor een hoge opkomst op ouderbijeenkomsten. De onderwerpen hebben ook
altijd met school te maken: er wordt vooral veel informatie gegeven, ook over wat
ouders thuis kunnen doen.
De leerkrachten zien vooral als doel van het ouderpanel: schakel zijn in informatieverstrekking tussen ouders en school. Voor de directie zijn beide doelen van belang.
In 2012-2013 zijn er twee thema-avonden georganiseerd: over de rapporten en citotoetsen en over de nieuwe rekenmethode. Werving gebeurt door leerkrachten en
ouders, via een folder met strookje. Bij de bijeenkomst over toetsen was de opkomst
groot: circa 70 gezinnen (van de 200) waren vertegenwoordigd. De ouders die naar
deze bijeenkomsten kwamen, vormden een afspiegeling van de ouderpopulatie op de
school. Het ouderpanel heeft daar door onderwerpkeuze en werving naar eigen zeggen veel aan gedaan.
23
Volgens de leerkrachten werden de thema-avonden informatief gevonden: ouders
kregen meer begrip van toetsen en waarderen informatie hoe je als ouder bepaalde
onderwerpen aan de kinderen moet uitleggen, zodat het op dezelfde manier gebeurt
als de school het doet (ook gericht op onderwijsondersteunend gedrag, dus). Je weet
als ouder dan ook beter waar je kind het over heeft. Ook de kennismaking met andere ouders, zeker als het kind in een hogere groep zit (dan zie je andere ouders minder), werd als prettig ervaren.
Themabijeenkomst peuterspeelzalen
De peuterspeelzaal die samenwerkt met de school organiseert themabijeenkomsten,
die volgens de directrice mede tot doel hebben onderwijsondersteunend gedrag bij
ouders te stimuleren. Deze bijeenkomsten hebben volgens de directrice een verplichtend karakter voor de ouders. De bijeenkomsten vinden plaats in samenwerking met
de GG&GD. Per brief wordt om de twee weken informatie verstrekt over waar de
peuterspeelzaal mee bezig is, welke thema’s aan de orde zijn, etc.
De kinderen die van de peuterspeelzaal komen, komen anders de school in dan
kinderen die geen peuterspeelzaal hebben gehad, volgens de directrice: ze zijn gewend aan het werken met thema’s. Dat geldt ook voor de ouders: zij zijn al gewend
en hun betrokkenheid is doorgaans wat groter. Er is ook meer verbinding tussen
deze ouders: ze helpen elkaar. Ouders van jonge kinderen werken ook vaak minder
buitenshuis en kunnen dan ook betrokkener zijn bij hun kind en zijn dat dan ook,
volgens de directrice.
4.1.3 Rendement van de activiteiten, haalbaarheid, knelpunten en
verbeterpunten
Hieronder gaan we nader in op wat het rendement is van de aanpak en activiteiten
die (met begeleiding door FORUM) de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Wat
is er verbeterd?
Gezien de beginsituatie en het onveilige gevoel dat er toen heerste, zowel bij ouders
als bij leerkrachten, lijkt er in het contact met ouders een slag te zijn gemaakt: het
gevoel van veiligheid is vergroot en er is wederzijds vertrouwen volgens de directrice. Goed contact met ouders en een goede communicatie wordt gezien als een
voorwaarde voor educatief partnerschap en daar is door de school ook op ingezet. Of
er iets veranderd is in de intake- en kennismakingsgesprekken (respectievelijk met
de directrice en de onderbouwcoördinator) is niet aan te geven, maar deze gesprekken zijn zeker gericht op het opbouwen van een goed contact met de ouders. Het
educatief partnerschap en de noodzaak samen te werken werd benadrukt in het intakegesprek: de directrice gaf aan dat de school nauwe samenwerking belangrijk vindt
24
en dat je op een lijn moet staan als school en ouders. Ook besprak de directrice hóe
ze dat doen (door formele gesprekken en veel informele contacten). De sfeer tijdens
de geobserveerde gesprekken was goed en open; ouders waren instemmend over de
noodzaak van samenwerking tussen henzelf en de school.
Er wordt veel aandacht aan tweezijdigheid besteed op school. 40 procent van het
werk van de directrice is naar eigen zeggen gericht op de relatie met ouders:
communicatie, relatiebevordering met leerkrachten, etc.
De communicatie met ouders is volgens de directeur en onderbouwcoördinator nu
over het algemeen goed. In geval van taalproblemen wordt liever aan ouders
gevraagd een familielid of vriend(in) mee te nemen naar gesprekken dan een tolk in
te zetten. In de gesprekken wordt gepoogd een relatie op te bouwen en dat wordt
bemoeilijkt met een tolk erbij. Ook de geïnterviewde ouders zijn tevreden over de
communicatie tijdens intake- en/of kennismakingsgesprekken.
De communicatie met leerkrachten betreft verschillende soorten gesprekken en de
leerkrachten hebben nascholing gehad om deze gesprekken tweezijdiger te maken.
De rapport- of voortgangsgesprekken laten weinig ruimte voor tweezijdigheid. Bij
voortgangsgesprekken in groep 1 en 2 is er vanwege het niet maken van een rapport
(wel cito-resultaten) en minder aandacht voor prestaties wat meer tweezijdigheid
dan in hogere groepen, volgens de leerkrachten. Vaak is in de hogere groepen veel
tijd nodig om het rapport uit te leggen. De communicatie is dus tamelijk eenzijdig en
van gezamenlijk praten over de ontwikkeling van het kind, lijkt dus nog niet echt
sprake. Maar de geïnterviewde ouders lijken daar niet veel moeite mee te hebben,
omdat je als ouder altijd een andere afspraak kunt maken als je meer tijd wilt hebben
om onderwerpen te bespreken. Volgens een ouder in het ouderpanel vinden ouders
soms dat ze niet voorbereid zijn over het minder goed functioneren van hun kind.
Volgens deze ouder kan de communicatie op dit punt beter en vooral eerder: niet
wachten tot het rapportgesprek.
Ouders hebben vooral op informele momenten mogelijkheden om vragen te stellen,
te praten, volgens de leerkrachten, maar niet iedereen heeft daar volgens hen behoefte aan: sommige ouders komen nooit met vragen en dan probeer je als leerkracht
toch een gesprek aan te knopen om een band op te bouwen.
Bij het kennismakingsgesprek met de leerkracht is er volgens directrice en leerkrachten meer sprake van tweezijdigheid in de communicatie dan bij de rapportgesprekken en dat heeft te maken met meer ruimte en tijd voor ouderinbreng en
omdat het dan gaat over hoe het kind zich voelt op school, hoe het zich gedraagt,
etc. Daarnaast is ook de inloop (2 keer per week mogelijk) tweezijdig, volgens de
directrice. Deze inloop is vooral bedoeld om de communicatie op een lijn te krijgen
25
en ouders te laten ervaren hoe hun kind zich gedraagt op school en wat het kind
aankan. Dat is nodig om samen te werken aan een oplossing, om tot educatief
partnerschap te komen dus.
De geïnterviewde ouders bleken tevreden over de aanspreekbaarheid van de leerkrachten en de mogelijkheid om een afspraak te maken, over de mogelijkheid tot
communicatie dus. Echter, zo blijkt uit hoofdstuk 2, niet alleen communicatie is
belangrijk, maar ook de attitude, de grondhouding’. De ouders in het ouderpanel
benoemden ook deze attitude als voorwaarde voor educatief partnerschap: ‘een open
houding hebben’, als ouder eerlijk naar je kind kijken, als ouders en leerkracht alles
met elkaar delen en tot oplossingen komen’. Volgens leerkrachten is de openheid bij
ouders die nodig is voor een goede communicatie soms wel en soms niet aanwezig
bij ouders.
Naast een goede communicatie en een positieve attitude is voor educatief partnerschap ook belangrijk dat ouders naar de school komen. Doorgaans komen ouders
naar kennismakings- en rapportbesprekingen, maar ze maken wat minder gebruik
van informele mogelijkheden tot contact en van de inloop, volgens leerkrachten en
ouders uit het ouderpanel. De deelname aan thema-avonden lijkt echter te zijn
toegenomen, mede door de inspanningen van het ouderpanel (onderwerpkeuze en
werving). De thema-avonden, waarbij nagepraat wordt met drankjes en hapjes,
zorgen ook voor meer verbondenheid tussen ouders. De betrokkenheid van ouders is
de laatste tijd wel toegenomen volgens de directrice en de onderbouwcoördinator:
‘je spreekt elkaar makkelijker aan, je bent geen vreemden voor elkaar’, maar de
verschillen in betrokkenheid van ouders zijn groot. De grootste winst van de investeringen is volgens de directrice het vertrouwen en betrokkenheid bij het onderwijsproces van het kind. Ook zijn sommige ouders volgens haar wat meer onderwijsondersteunend gedrag gaan vertonen, wat mede veroorzaakt wordt doordat de school
duidelijker maakt wat er verwacht wordt en ouders door de inloop zien wat hun kind
(niet) kan. Ouders zouden ook vaker vragen naar wat ze thuis kunnen doen met hun
kind. Het is niet meer vanzelfsprekend alleen ‘aan de school’ volgens de directrice.
De leerkrachten bleken wat minder positief over het bereikte educatief partnerschap.
Een leerkracht zag het vooral als ‘een kreet’: ‘ouders komen pas op school als het
hen niet bevalt, verhaal halen; er is geen partnerschap, ouders zijn nauwelijks
betrokken’. Een andere leerkracht vond dat ouders vinden dat de school voor hoge
scores van hun kind moet zorgen, ook als dat niet haalbaar lijkt Hoe je echt educatief
partnerschap voor elkaar krijgt, is voor de leerkrachten een grote vraag: “je wilt het
26
niet afdwingen, maar laten zien dat het beter is voor een kind’’. De leerkrachten
vinden educatief partnerschap wel belangrijk en samenwerken nuttig, maar ze
betwijfelen de mogelijkheden, de capaciteiten van de laagopgeleide ouders.
Educatief partnerschap lijkt wel te lukken met de ouders uit het ouderpanel: zij
hebben als mondige ouders volgens eigen zeggen meer contact met school en de
leerkrachten zijn bereid uit te wisselen met hen. Deze ouders noemden ook het
belang van ‘onderwijsondersteunend gedrag’ - veel met kinderen praten, thuis lezen,
belangstelling tonen en tijd nemen voor je kind – maar volgens hen doen lang niet
alle ouders dat. Ook enkele geïnterviewde ouders noemden vormen van educatie
partnerschap, die zij ook waardeerden: al dan niet zelf gevraagd advies over onder
meer wat te doen met een druk kind, hoe je kunt oefenen met een kind, etc.
Uit het bovenstaande is duidelijk dat er wel een en ander bereikt is: meer vertrouwen
en betrokkenheid bij ouders, meer contact tussen leerkrachten en ouders. In sommige gevallen is er sprake van educatief partnerschap en onderwijsondersteunende
activiteiten door ouders, maar lang niet bij alle ouders en dat lijkt ook lang niet altijd
haalbaar.
De bijdrage van FORUM was volgens de directrice en onderbouwcoördinator dat
het op de agenda is gezet, de vaart erin is gehouden, er begeleiding is geweest bij
problemen en scholing is verzorgd. FORUM is terecht begonnen met visieontwikkeling en de elementen die er op de school al waren rond partnerschap met ouders zijn
door de begeleider verbeterd en de ogen zijn geopend met betrekking tot moeilijk
bereikbare ouders. Ze hebben daar nu meer zicht op: ‘onbereikbare ouders hebben
we eigenlijk niet, alleen ouders die het psychisch moeilijk hebben’. Volgens de
begeleider van FORUM is het volgende bereikt op de Willibrord: betere intakegesprekken en thema-ouderavonden. Op de school is de sfeer ook verbeterd, er is meer
bewustwording en meer begrip voor ouders.
Voordat we de knel- en verbeterpunten op de Willibrordschool bespreken, gaan we
eerst in op geconstateerde verschillen in opvatting en verwachting tussen ouders en
school die te maken hebben met ‘anders zijn’: een andere culturele of sociale achtergrond hebben.
Culturele verschillen
Volgens leerkrachten en ouders uit het ouderpanel is de andere cultuur mede de
oorzaak van niet op een lijn zitten van ouders en school. Alle ouders willen dat hun
kind goed presteert, maar het lijkt soms aan realiteitszin te ontbreken. Turkse ouders
willen bijvoorbeeld eigenlijk minimaal havo voor hun kind. Ouders hebben de
27
neiging te ontkennen dat hun kind bepaalde dingen niet kan. Ouders zien ook vaak
niet dat kinderen niet goed presteren mede door de (zwakke) taalbeheersing van het
Nederlands. Volgens de leerkrachten verwachten anderstalige ouders van de school
dat hun kinderen in twee jaar kleuterklas wel goed Nederlands leren, ook als er thuis
geen Nederlands wordt gesproken.
Volgens een (allochtone) ouder uit het ouderpanel willen ouders de minder leuke of
goede kanten van hun kind niet weten: dat is voor hen moeilijk om te accepteren.
Volgens leerkrachten speelt schaamte een rol: ouders zijn niet open over onwenselijke situaties (een verdwenen vader bijvoorbeeld). Volgens leerkrachten is het voor
ouders ook lastig te begrijpen dat leerkrachten een aanpak hebben die afwijkt van de
hunne of de door hen gewenste.
Met name aan de ouders in het ouderpanel is specifiek naar het omgaan met die
culturele (en opleidings-) verschillen gevraagd. Kennis maken met elkaars culturen
gebeurt wel op school, maar educatief partnerschap realiseren is lastig volgens hen.
Volgens deze ouders is het van belang ouders naar school te krijgen en te blijven
benadrukken hoe belangrijk zij zelf ook zijn voor (de ontwikkeling van) hun kind.
Een goed contact hebben met de juf en eerlijk naar je kind kijken als ouder en samen
tot oplossingen komen, zijn voorwaarden voor educatief partnerschap volgens een
ouder.
Hieronder gaan we in op de knelpunten bij educatief partnerschap en verbeterpunten.
Knelpunten en verbeterpunten
Volgens leerkrachten is een groot knelpunt ten aanzien van educatief partnerschap,
dat dat met sommige ouders niet lukt, niet haalbaar is. Volgens hen ligt dat vooral
aan de ouders of hun situatie: schaamte, taalproblemen, laag opleidingsniveau, eenoudergezin, problematische thuissituaties, andere cultuur (en verwachtingen), niet
goed weten wat de eisen/verwachtingen van school zijn, volhouden dat een kind het
wel kan, terwijl het op school niet blijkt. Ouders vinden het moeilijk te accepteren
als voor hun kind het A-niveau niet haalbaar is of als hun kind een probleem heeft
(ADHD bijvoorbeeld). De school probeert veel hulp te bieden om ouders tegemoet
te komen, bijvoorbeeld de mogelijkheid met een maatschappelijk werkster te spreken. Ouders zijn echter bang voor bureau jeugdzorg, willen niet dat hun kind naar
het speciaal onderwijs gaat en houden daarom vaak de boot af.
Ook de ouders van het ouderpanel vertelden dat veel ouders geen contact hebben
met de school en weinig (willen) weten over hoe het met hun kind gaat: ‘ze vragen
niets en zijn dan pas geschrokken als het rapport komt’. Volgens deze (betrokken)
ouders, is communicatie met de school in het land waar ze vandaan komen minder
28
gebruikelijk of zijn de ouders onvoldoende opgeleid of initiatiefrijk om de dialoog
met school te zoeken. Veel ouders hebben niet het besef dat hun kind qua Nederlandse taalvaardigheid met een achterstand binnenkomt, als het nog geen Nederlands
heeft geleerd. Ouders verwachten dat de kinderen op school wel Nederlands leren.
Veel (Turkse) ouders gaan niet makkelijk naar de juf toe, maar wel naar de Turkse
onderwijsassistent. Sommige ouders begrijpen volgens de ouderpanelleden ook niet
dat het belangrijk is naar de informatie-ouderavond aan het begin van het jaar te
komen.
Ouders kijken vaak anders naar hun kind dan de leerkracht, ook hoogopgeleide
ouders die ook hun eigen visie hebben op wat goed (onderwijs) is voor hun kind.
De leerkrachten gaan uit van hun eigen praktijk en lijken te vinden dat ouders vaak
niet begrijpen wat er van hen verwacht wordt door de school. Er lijkt een verschil
tussen ouders en leerkrachten te zijn in het denken over de wijze waarop kinderen
het best begeleid kunnen worden. De begeleider van FORUM bracht ook de vraag
naar voren in hoeverre de tweezijdigheid waarvan sprake is in de intake- en kennismakingsgesprekken ook door de leerkrachten gerealiseerd wordt.
Wat zijn mogelijkheden om betrokkenheid en educatief partnerschap nog meer te
verbeteren? Volgens een leerkracht zou je in de organisatie meer scholing moeten
hebben op het punt van educatief partnerschap en hoe je dat moet aanpakken.
Een andere leerkracht bracht naar voren dat ook het kind betrokken moet worden.
Naar zijn idee is educatief partnerschap weliswaar belangrijk, maar is het kind te
weinig eigenaar van het leerproces: je moet naar de driehoek leerkracht ouders en
kind. Volgens deze leerkracht wordt er te weinig aan kinderen gevraagd naar wat
eventueel het probleem is.
Leerkrachten vinden dat ouders meer met hun kinderen moeten gaan lezen en zich
moeten verdiepen in wat hun kinderen moeten kunnen. Dit betreft echter precies een
van de aspecten van educatief partnerschap waar de begeleiding zich op richtte: het
bevorderen van ondersteunend gedrag bij ouders.
Hoe je ouders tot educatief partnerschap brengt, is ook een vraag voor het ouderpanel. Zij vervullen daar zelf een rol in (door ouders persoonlijk te benaderen), maar
ook dan lukt het lang niet altijd om ouders bijvoorbeeld naar een thema-avond te
krijgen, ook niet als een avond door een ochtend vervangen wordt. De school is –
samen met ouders, MR, ouderpanel - nog bezig met een school-ouderovereenkomst
om educatief partnerschap wat explicieter te maken.
Veel van de verbetersuggesties van ouders om ouders te school in te krijgen, worden
al door de school toegepast, maar ook dan lukt het bij sommige ouders niet om
betrokkenheid te realiseren.
29
4.1.4 Concluderende opmerkingen
De insteek van de trajecten, ook die op de Willibrordschool, was in de eerste plaats
het creëren van de voorwaarden om tot educatief partnerschap met ouders te komen.
De aanpak richtte zich op een (meer) tweezijdige communicatie met ouders, scholing van het team hierop, het ontwikkelen van een format intakegesprekken en een
school-oudercontract. Daarnaast is een ouderpanel opgericht en worden er themaavonden voor ouders georganiseerd.
Het intakegesprek en ook het kennismakingsgesprek is tweezijdig: educatief partnerschap wordt hierin ook benadrukt, verwachtingen van de school worden genoemd en aan de ouders wordt ook gevraagd wat hun verwachtingen zijn. De communicatie met ouders is op het niveau van de directie en onderbouwcoördinator
goed. De investering door de directie in de relatie met ouders laat ook gunstige attitude voor educatief partnerschap zien. Ook wordt en is er gewerkt aan het bereiken
van ouders.
Duidelijk is, dat er een en ander bereikt is in termen van voorwaarden voor educatief
partnerschap: meer vertrouwen en betrokkenheid bij ouders, een gevoel van veiligheid, meer contact tussen leerkrachten en ouders. In sommige gevallen is er sprake
van educatief partnerschap en onderwijsondersteunende activiteiten door ouders,
maar lang niet bij alle ouders en dat lijkt ook lang niet altijd haalbaar. De culturele
achtergrond (andere verwachtingen, schaamte, andere kijk op de rol van de school)
werkt voor sommige ouders belemmerend voor educatief partnerschap. Allochtone
ouders in het ouderpanel wijzen op het belang van ouders naar school krijgen en te
blijven benadrukken hoe belangrijk zij zelf ook zijn voor de ontwikkeling van hun
kind. Het ouderpanel vervult hier een belangrijke rol in: zij zijn betrokken bij de
thema-avonden, waarvoor onderwerpen gekozen worden die voor ouders belangrijk
zijn. Dat zorgt voor een goede opkomst en voor beter weten wat kinderen doen op
school en hoe je als ouder bepaalde onderwerpen aan de kinderen moet uitleggen.
Het is de vraag in hoeverre (voorwaarden voor) educatief partnerschap feitelijk en in
voldoende mate worden voortgezet na de eerste gesprekken met ouders en in
hoeverre dat ook haalbaar is. De voortgangsgesprekken met leerkrachten zijn
nauwelijks tweezijdig en vooral gericht op het informeren van ouders over hoe het
kind presteert en functioneert. Kennismakingsgesprekken met leerkrachten zijn wel
tweezijdig. Van mogelijkheden tot informele gesprekken, wordt niet veel gebruik
gemaakt door ouders. Leerkrachten zijn niet zo positief over (de mogelijkheid van)
educatief partnerschap. Volgens hen is de openheid bij ouders die nodig is voor een
30
goede communicatie niet altijd aanwezig bij ouders en ze vinden dat ouders vaak
niet begrijpen wat er verwacht wordt door de school.
Aan de andere kant is het ook de vraag of de houding van leerkrachten jegens ouders
open genoeg is. De beoogde tweezijdigheid is bij leerkrachten mogelijk ook nog niet
voldoende gerealiseerd. Hoe je echt educatief partnerschap voor elkaar krijgt is voor
de leerkrachten in elk geval nog een grote vraag.
4.2
Basisschool Tamarinde
4.2.1 Inleiding
Tamarinde is een basisschool in een wijk met veel bewoners met een lage opleiding
en van verschillende etnische achtergronden. De school heeft twee locaties en een
peuterspeelzaal. Ook op school zijn er veel kinderen van laagopgeleide ouders, bij
wie de thuistaal soms een andere is dan Nederlands. Sommige ouders spreken geen
Nederlands. De thuissituaties zijn soms problematisch: veel spanningen, drugsproblematiek, huiselijk geweld. Er is een tamelijk grote Turkse gemeenschap, die
wat wantrouwend tegenover de school leek te staan.
De school is door de begeleider van FORUM benaderd om deel te nemen aan het
traject van FORUM. Begonnen is met een training visieontwikkeling op ouderbetrokkenheid. Ook is de meetlat ouderbetrokkenheid (analyse van ouderkwesties
via vragenlijsten bij ouders en leerkrachten en gesprekken met team, directie en ouders) ingezet. Dit instrument is bedoeld om een start te maken met een dialoog
tussen school en ouders. Ook is er een cursus oudergesprekken voor leerkrachten
georganiseerd, waar een groot deel van de leerkrachten aan heeft deelgenomen. Er is
sinds dit jaar ook een ouderpanel op de school.
Er is met begeleiding van FORUM ook een analyse en strategieontwikkeling van
moeilijk bereikbare ouders ingezet. De school is op zoek naar allerlei wegen om de
ouders te bereiken en bij de school te betrekken. Er worden informatiebijeenkomsten
georganiseerd om ouders meer te betrekken en hun rol meer te verduidelijken.
Ouders bereiken begint in de onderbouw met het VVE-programma Piramide.
De start van elk thema vindt plaats met de ouders, die een ouderblad meekrijgen.
De school werkt ook met verteltassen voor ouders om thuis met de kinderen mee aan
de slag te gaan. Er is een ouderavond georganiseerd om te stimuleren die tas ook
thuis te gebruiken.
Niet alle activiteiten die vanwege de begeleiding door FORUM gepland zijn, zijn
uitgevoerd. Zo is het niet gelukt de strategie voor moeilijk bereikbare ouders te
volgen. Het format voor school-oudercontracten is nog in ontwikkeling.
31
Aan de andere kant zijn er ook activiteiten ondernomen om problemen die op dat
moment speelden, op te lossen. Zo bleek dat een hele groep Turkse ouders niet naar
de ouderavond kwam, uit onzekerheid vanwege gebrekkige beheersing van het
Nederlands. Voor hen is een speciale Turkse ouderavond (in het Turks: er is een
Turkse onderwijsassistent op school) georganiseerd.
Om vast te stellen wat de activiteiten hebben opgeleverd en in hoeverre educatief
partnerschap is gerealiseerd, zijn gesprekken gevoerd met de directie (directeur en
adjunct/IB-er/locatieleider). Ook heeft er een kort interview met enkele leerkrachten
plaatsgevonden (van de groepen 1, 5/6, 7 en kort ook met de leerkracht van groep
4/5). De leerkrachten hadden zeer beperkt tijd vanwege een aansluitende vergadering.
Om ouders te kunnen interviewen heeft de school ervoor gekozen om ouders die
toch al op school zijn - overblijfouders – te benaderen voor een groepsinterviews.
Echter, slechts een deel van de ouders kwam naar de afspraak en niet alle ouders
bleken (nog) kinderen op school te hebben. Het probleem van de school laat zich
ook hier zien: de ouders die je echt wilt bereiken en spreken, komen niet. Uiteindelijk zijn maar twee ouders die kinderen op school hebben, geïnterviewd.
We behandelen hieronder eerst (de verandering in) de voortgangsgesprekken, het
ouderpanel, de themabijeenkomsten en – avonden. Vervolgens gaan we in op
(veranderingen in) communicatie, betrokkenheid en educatief partnerschap, het
rendement van de activiteiten en de rol van culturele verschillen. We bespreken
knelpunten en gesuggereerde verbeterpunten en sluiten af met concluderende
opmerkingen.
4.2.2 Aanpak en activiteiten gericht op educatief partnerschap
Hieronder bespreken we de activiteiten die in meer of mindere mate gericht zijn op
educatief partnerschap.
Voortgangsgesprekken en andere gesprekken met ouders
De begeleiding van FORUM richtte zich op oudergesprekken voor leerkrachten met
als doel om meer tot een dialoog met ouders te komen. Deze nascholing was facultatief: 15 leerkrachten hebben aan de nascholing deelgenomen. Het filmen van
gesprekken was eigenlijk onderdeel van de cursus, maar dat wilden leerkrachten
niet.
Er zijn jaarlijks vier voortgangsgesprekken gepland, twee verplichte en twee facultatieve, op verzoek van de ouders of de leerkracht. Er wordt volgens leerkrachten tijd
ingepland voor de ouders om vragen te stellen. Sommige leerkrachten beginnen zelf
32
met een vraag. Ouders kunnen ook tussentijds nog komen voor een gesprek, aldus
de directeur. Voor ouders van kinderen van 4 jaar is er een gesprek met de leerkracht, waarin informatie wordt gegeven over de school en wat de school verwacht.
Ouders kunnen dan ook vragen stellen.
Niet alle aanwezige leerkrachten hebben de cursus oudergesprekken gedaan. De drie
aanwezige leerkrachten die de cursus gedaan hebben, kunnen zich deze niet goed
herinneren. De cursus was vooral geschikt om te horen waar collega’s tegenaan
lopen tijdens de oudergesprekken en om te leren het proces te bewaken en op een
zelfde manier met de ouders te communiceren. Ook hebben de leerkrachten geleerd
in het gesprek het doel van het gesprek te benoemen en te beginnen met de zorgen
die je als leerkracht hebt en daar niet te lang mee wachten in het gesprek. Volgens
leerkrachten beloven ouders om bijvoorbeeld wat meer op het huiswerk te letten,
maar doen ze dat vaak tijdelijk en wordt dat weer vergeten. Als leerkracht moet je
dus steeds laten weten dat ‘hulp werkt’.
Echter, een probleem in de communicatie tussen ouder en kind is volgens een leerkracht dat er geen uitwisseling is tussen ouder en kind over wat door de leerkracht
wordt geadviseerd. Dat is mede de reden dat vanaf groep 7 kinderen ook mee mogen
naar het voortgangsgesprek. Dat is een experiment, om eigenaarschap bij het kind te
bevorderen en het kind op zaken te kunnen aanspreken, door in het eerste gesprek in
groep 7 aan de kinderen te vragen wat ze zelf van de entreetoets (al afgenomen in
groep 6) vonden en wat ze willen bereiken. Op basis van deze gesprekken wordt een
groepsplan gemaakt.
We gaan hier kort ook even in op de incidentele huisbezoeken van leerkrachten.
Daar waar deze zijn gedaan, leverden ze ook wat op volgens de leerkrachten, met
name informatie over de thuissituatie (bijvoorbeeld dat er geen speelgoed in huis is).
Ouders komen na een huisbezoek ook makkelijker naar de leerkracht toe: ‘omdat je
bij hen thuis bent geweest, geeft dat een soort band’. Aan de ouders is gevraagd naar
de wenselijkheid van huisbezoeken. De geïnterviewde ouders gaven aan niet te
weten wat de bedoeling is van huisbezoeken, maar er ook geen bezwaar tegen te
hebben als er een goed contact is met de leerkracht en het kind het leuk vindt.
Het ouderpanel
Het ouderpanel is dit schooljaar – 2012-2013 – ingesteld. Het doel is om ouders te
binden en te bereiken. De leden (8 ouders) komen om de 6 weken bij elkaar. De
directeur en adjunct zijn daarbij aanwezig. De leden zijn Nederlands en Turks: het is
daarmee nog niet helemaal een afspiegeling van de ouderpopulatie. De directie heeft
er liever ook andere culturen bij, om meer begrip te krijgen.
33
De taak van het ouderpanel is volgens de directie punten inbrengen (bij directeur,
adjunct of leerkrachten) die in de wijk of op school spelen en deelnemen aan het
gesprek daarover. Het ouderpanel helpt ook met flyeren voor ouderavonden, denkt
mee over wat goed is om mensen te binden, te bereiken en te werven voor ouderavonden en over welke thema’s zinvol zijn. Er is met het ouderpanel ook gesproken
over het oudercontract.
De geïnterviewde leerkrachten bleken niet op de hoogte van wat het ouderpanel
doet. De geïnterviewde ouders wisten niet van het bestaan van een ouderpanel.
Ze zouden hier graag over geïnformeerd worden en horen of de ouders in het ouderpanel aangesteld of gekozen zijn. Volgens een ouder zouden de ouders in het panel
gekozen moeten worden.
Thema-avonden voor alle ouders
Thema-avonden zijn bedoeld voor educatief partnerschap volgens de directeur.
Ouders hebben nog wel vaak het idee dat de school er voor het leren is en zij zelf
niet. Ouders weten niet goed welke rol zij kunnen hebben in de ontwikkeling van
hun kind, aldus de directie. Vorig jaar is dit het onderwerp voor een speciale Turkse
ouderavond geweest. Er was een informatieavond over de Cito entreetoets, een
thema-avond over het werken met het spelstimuleringsprogramma ‘Droomvogel’, en
een thema-avond ‘media-wijsheid’. Naar deze laatste avond kwamen 30 mensen,
actieve ouders, maar ook wat moeilijk bereikbare ouders.
In de thema-avonden wordt er verbinding gezocht met wat er in de groepen gebeurt,
ook om de betrokkenheid te vergroten, ouders te informeren (de avond over de Cito
toets) en ouders te stimuleren thuis met hun kind aan de slag te gaan. Zo was
‘mediawijsheid’ een project voor kinderen, waar de ouders via de thema-avond in
meegenomen zijn. Hetzelfde gold voor de avond over Droomvogel, waarin uitleg
gegeven werd over spelletjes die ouders met hun kind kunnen doen om op een speelse manier woorden en begrippen te leren.
Volgens de leerkrachten is het doel van de themabijeenkomsten ook ouders wijzen
op het belang van hun aandeel bij het ondersteunen van kinderen. Dit lijkt volgens
hen niet altijd erg te lukken, maar soms ook wel. De bijeenkomst om ouders te leren
te spelen met hun kinderen en ze te vertellen hoe belangrijk dat is voor de ontwikkeling van hun kinderen (spelstimuleringsprogramma ‘Droomvogel’) werd volgens
een leerkracht door sommige ouders erg enthousiast ontvangen, omdat ze nu iets
hadden wat ze konden doen met hun kind. Helpen met schoolwerk lukt deze ouders
vaak niet, volgens deze leerkracht.
Volgens de leerkrachten zijn het toch altijd de wat meer betrokken ouders, die naar
thema-avonden komen. Wel schijnt er de laatste tijd enige vooruitgang geboekt te
34
zijn in het naar school krijgen van de ouders. Op de informatieavond van een leerkracht aan het begin van het jaar kwamen er vroeger maar twee ouders en de laatste
keer waren dat er 15. Die toename is volgens de leerkrachten te verklaren door het
als school steeds meer doen om ouders naar school te krijgen en door het enthousiasme van ouders.
Eén geïnterviewde ouder was bij de thema-avond. Ze vond het leuk om te leren hoe
je met je kind kunt spelen en ook dingen kunt leren aan je kind (kleuren benoemen
bijvoorbeeld). Deze ouder gaf haar kind vroeger de opdracht om te gaan kleuren
(waar hij dan geen zin in had), maar leert hem de kleuren nu al spelend en dat vond
haar kind wél leuk. ‘Spelen is leren’, zei deze ouder.
De geïnterviewde ouders denken dat een dergelijke thema-avond wel stimulerend
werkt om ouders te helpen meer met hun kinderen te spelen. De ouders lieten weten
geen ervaring met spelen met hun kind te hebben – zij hebben dat niet geleerd,
omdat hun ouders dat vanwege tijdgebrek ook niet met hen deden - en het is dus
goed om dat te leren.
Themabijeenkomsten VVE
Voor de ouders van kleuters zijn er eens in de vier weken themaochtenden over de
thema’s van Piramide. Deze worden goed bezocht, volgens de directie. Deze bijeenkomsten richten zich op onderwijsondersteunend gedrag, met als hulpmiddel het
‘ouderblad’. Uitgelegd wordt eerst wat je als ouder thuis kunt doen; daarna gaan de
ouders met hun kind mee naar de opening van het thema. Ouders van kleuters
worden ook makkelijk bereikt, omdat ze hun kind naar school brengen. Je kunt ze
dan aansporen om aanwezig te zijn bij de themabijeenkomsten. Hierdoor wordt de
betrokkenheid van ouders volgens leerkrachten groter. Of het meegeven van het
onderblad over wat ouders thuis kunnen doen en de uitleg daarbij wat oplevert, is
(nog) niet duidelijk.
Nog niet gerealiseerde activiteiten
Een aantal met de begeleider van FORUM geplande activiteiten is nog niet uitgevoerd. Zo is er een strategie voor moeilijk bereikbare ouders bedacht en een pilot
daarbij. Deze is niet uitgevoerd, omdat de school nu – samen met het team ‘Jong’ uit
de gemeente, een iets andere koers vaart. Deze koers heeft te maken met het wantrouwen bij ouders, dat op allerlei terreinen speelt (het bespreken van een kind in het
zorgteam, een handelingsplan voor een kind hebben, ook de ‘kwestie Yunduz 1’
1
Uithuisplaatsing van islamitisch kind bij lesbisch ouderpaar.
35
speelt mee). Men wil nu vooral ouders inzetten om andere ouders te bereiken, via
olievlekwerking. Daar gaat de school in het schooljaar 2013-2014 mee aan de slag.
Er is een protocol voor huisbezoeken ontwikkeld en een plan voor een pilot, maar
deze is nog niet uitgevoerd. Het onderwerp is in de onderbouw wel besproken, maar
niet opgepakt. Volgens de leerkrachten hangt het onderwerp nog wel in de lucht.
Sommige leerkrachten hebben incidenteel (in de kleutergroepen of als er wat aan de
hand lijkt met een kind) wel huisbezoeken gehouden.
Door tijdgebrek is ook het school-oudercontract nog niet gerealiseerd.
4.2.3 Rendement van de activiteiten, haalbaarheid, knelpunten en
verbeterpunten
Hieronder gaan we nader in op wat het rendement is van de aanpak en activiteiten
die (met begeleiding door FORUM) de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden. Wat
is er verbeterd?
De school is steeds op zoek naar wegen om de ouders te bereiken en bij de school te
betrekken. Communicatie is hiervoor een vereiste, maar ouders van de school spreken vaak niet goed Nederlands. Informatie over bijvoorbeeld thema-avonden via een
nieuwsbrief wordt daarom aangevuld met het persoonlijk uitnodigen van ouders,
wanneer zij op school zijn. Er is alleen een tolk voor de Turkse ouders op school
aanwezig (de Turkse onderwijsassistent). Ook een ouder noemde als algemeen
probleem in de communicatie met ouders, dat sommige ouders geen of nauwelijks
Nederlands spreken, waardoor de school dan niet kan uitleggen hoe de aanpak is en
de ouders niet kunnen niet vertellen wat zij graag willen.
Naast communicatieproblemen die te maken hebben met beheersing van de Nederlandse taal, zijn er communicatieproblemen die te maken hebben met andere
verwachtingen, wat volgens de school te maken heeft met een andere culturele
achtergrond. Volgens de leerkrachten is de school wel duidelijk – ook bij de aanmelding al - over wat ze ouders graag zien doen in de zin van betrokkenheid en
onderwijsondersteunend gedrag. Echter, ouders zijn daar om verschillende redenen
(gebrek aan taalvaardigheid in het Nederlands, avondwerk waardoor ze niet naar
bijeenkomsten op school kunnen komen, drukte door veel kinderen, alleenstaand
zijn, etc.) niet altijd toe in staat.
Volgens een geïnterviewde ouder komen Turkse ouders niet graag naar een Nederlandse avond op school omdat ze zich schamen dat ze geen Nederlands spreken.
De vorig jaar georganiseerde Turkse ouderavond is daarom gewaardeerd door de
ouders. Op de Turkse ouderavond was een tolk aanwezig, maar het was ook vooral
een gezellige avond, waarbij ouders konden vertellen wat ze wel en niet goed vinden
36
aan de school. Volgens de directeur bleek echter ook tijdens deze avond, dat wat
deze ouders verwachten van het onderwijs, niet realistisch is.
Het rendement van de activiteiten voor het bereiken van educatief partnerschap is
(nog) niet goed vast te stellen. Volgens de directeur heeft de nascholing voor leerkrachten wel inzichten opgeleverd en was het nuttig om dingen met elkaar te delen,
maar of de nascholing bij alle leerkrachten betere gespreksvaardigheden heeft opgeleverd, is niet duidelijk. Het besef van het belang van goede gesprekken met meer
educatief partnerschap is wel wat geland aldus de directeur, maar de leerkrachten
lijken er wel moeite mee te hebben. Uit de gesprekken met leerkrachten kwam naar
voren dat ze ook hun twijfels hebben ten aanzien de haalbaarheid van educatief partnerschap.
De geïnterviewde ouders (die goed of redelijk Nederlands praten) bleken wel tevreden over de voortgangsgesprekken, die volgens hen niet alleen over het rapport,
maar soms ook over oorzaken (concentratieproblemen, verantwoordelijkheid van
kind, etc) gaan. Ze bleken ook tevreden met de mogelijkheden tot communicatie
(als er een probleem is met een kind, wordt vaak meer tijd uitgetrokken en men kan
tussendoor altijd bij de leerkracht terecht). Of er iets veranderd is in de gesprekken
ten opzichte van vorige jaren, kunnen de ouders niet zeggen. Elke leerkracht doet het
weer op een wat andere manier, volgens hen. Niet duidelijk is, wat de cursus oudergesprekken heeft bijgedragen aan educatief partnerschap.
De directeur heeft geen zicht op het rendement van de VVE-themabijeenkomsten, in
termen van dat ouders meer met hun kind doen en dus meer onderwijsondersteunend
gedrag laten zien. Het is ook te vroeg om het rendement van het ouderpanel vast te
stellen, maar ouders die deelnemen zijn actief en leveren goede ideeën aan, zegt de
directie. De thema-avonden, waarvan ook het rendement (nog) niet kan worden
vastgesteld, worden in elk gewaardeerd door ouders. En de geïnterviewde ouders
zijn positief over de school, omdat er naar eigen zeggen veel aandacht aan kinderen
besteed en de ouders zich ook serieus genomen voelen. Deze ouders zien de school
als partner: samenwerken met de school vinden ze belangrijk; ouders, kinderen en
school moeten allemaal hun best doen, volgens hen. Wel zijn er andere ideeën bij de
ouders over opvoeding, huiswerk en streng zijn (zie ‘culturele verschillen’ en
‘verbeterpunten’). De geïnterviewde ouders kunnen zich heel goed uitspreken over
wat ze vinden: duidelijk is dat deze ouders niet representatief zijn voor de gehele
ouderpopulatie op school.
37
Culturele verschillen
Volgens de directie zitten sommige ouders erg vast in hun cultuur. Ook voelen ze
zich snel gediscrimineerd, schreeuwen ze snel, etc. Dat maakt de communicatie
volgens hem soms lastig. Ook doen zich communicatieproblemen voor tussen leerkracht en ouders en ouders en kind. Volgens een leerkracht moet je erg oppassen
met woordkeuze bij ouders: als je zegt dat het goed gaat met een kind, hebben
(allochtone) ouders soms onterecht hoge verwachtingen ten aanzien van schooltype
(minstens havo). Een leerkracht probeert erg duidelijk te maken dat een kind het
goed doet als hij vooruit gaat en z’n best doet, maar dat dat dan niet per se betekent
dat hij naar het havo kan. Voor ouders is ‘niet naar de havo kunnen’ vaak hetzelfde
als ‘een kind doet het niet goed’. Volgens een leerkracht denken ouders dat als ze
‘een dubbeltje brengen, dat de school er dan wel een kwartje van maakt’. Het lijkt in
de culturen van de ouders en kinderen volgens leerkrachten ook gebruikelijk om
naar een ander te wijzen als het niet goed gaat.
Ook tussen ouders en kind is de communicatie over school niet optimaal volgens
leerkrachten. Boodschappen zouden over en weer niet doorgegeven worden door
ouders en kinderen en dit zou met cultuur te maken hebben: zaken die je aan ouders
meedeelt worden niet met het kind besproken en omgekeerd.
Ook de (allochtone) ouders zelf brachten verschillen vanwege cultuur naar voren.
Volgens een ouder hebben zij niet geleerd om met hun kinderen te spelen, omdat
hun ouders dat vroeger ook niet met hen deden. Ze hadden daar geen tijd voor en
stuurden de kinderen naar buiten, tot ’s avonds laat. De ouders hebben geen ervaring
met spelen met hun kind en zij vinden het goed om dat te leren.
Knelpunten en verbeterpunten
Knelpunten op de Tamarinde betreffen volgens directie en leerkrachten in eerste
instantie de communicatie. Deze wordt zowel bemoeilijkt door anderstaligheid als
door culturele verschillen en het opleidingsniveau van sommige ouders, volgens de
directie. Het inzetten van een tolk lost de problemen niet op, volgens de directeur,
omdat communicatieproblemen niet alleen met anderstaligheid te maken hebben.
Deelname aan activiteiten is ook een knelpunt volgens de directie. Werving gebeurt
al op allerlei manieren via nieuwsbrief, persoonlijk aanspreken (indien mogelijk),
via mail, etc.
Ondersteunend gedrag bij deze ouders bevorderen, is volgens de leerkrachten erg
moeilijk: ouders vinden het een taak van de school om kinderen te leren. Als de
ontwikkeling of het gedrag niet goed is, ligt het volgens ouders aan de school. Daarbij hebben de ouders volgens leerkrachten ook vaak de capaciteiten niet om datgene
te doen wat de school vraagt, voorlezen bijvoorbeeld. De ouders zijn vaak niet goed
38
in staat tot educatief partnerschap: als logopedie nodig blijkt, weten ze niet hoe ze
dat moeten regelen of ze willen het niet, omdat ze dan het idee hebben dat hun kind
‘minder’ is. Onder de ouders lijkt ook het idee te leven dat je koste wat het kost
moet voorkomen dat een kind in een zorgteam komt, vanwege angst voor uithuisplaatsing. De directeur vraagt zich enerzijds af of de school goed aansluit bij de
verwachtingen van ouders, anderzijds is de school ook professional: ‘je moet ouders
ook duidelijk maken wat ze kunnen doen’. Bij de intake wordt wel gezegd wat de
school van ouders verwacht, maar volgens de directie wordt de boodschap van de
school niet goed opgepakt, wat ook zou blijken uit een gesprek met Bureau Discriminatie.
Aan ouders is gevraagd wat de school moet doen om meer ouders naar school te
krijgen, bijvoorbeeld naar de thema-avonden. Volgens een ouder kunnen leerkrachten hier een rol in spelen door ouders hieraan te herinneren en duidelijk te maken dat
het goed is voor het kind. Door geïnterviewde ouders is benadrukt dat ouders hier
zelf ook hun verantwoordelijkheid in moeten nemen: ouders krijgen volgens hen
genoeg informatie van de school.
De geïnterviewde ouders zijn mondig: ze hebben ook wel kritiek op hoe leerkrachten optreden (een ouder vindt het bijvoorbeeld raar dat een leerkracht in een dossier
moest opzoeken of een kind geconcentreerd werkt). De ouders vinden ook dat naarmate kinderen in hogere groepen zitten, leerkrachten strenger voor de kinderen
moeten zijn en ze willen graag dat kinderen huiswerk krijgen om daar vast aan te
wennen.
4.2.4 Concluderende opmerkingen
Basisschool Tamarinde heeft een ouderpopulatie die veel tijd en aandacht vraagt.
De school is dan ook nog niet toegekomen aan een aantal activiteiten die door
FORUM zijn ingezet. Aan de pilot huisbezoeken, die wel een meerwaarde lijken te
hebben, zo blijkt uit onderzoeksliteratuur, maar ook uit ervaringen van leerkrachten
op de school, is de school nog niet toegekomen. De vraag is volgens leerkrachten:
wanneer doe je deze? Alleen bij nieuwe kinderen, probleemgevallen, bij iedereen?
Vaak is ook wel een tolk nodig en soms wil je als leerkracht liever niet alleen gaan.
De communicatie met ouders lijkt te worden bemoeilijkt door anderstaligheid en het
opleidingsniveau van sommige ouders. Problemen (geen goede communicatie tussen
ouder en kind, schuld bij de ander leggen, school is verantwoordelijk voor het leren)
worden ook aan culturele achtergrond toegeschreven. Er lijken op het terrein van
goed contact en vertrouwen tussen leerkrachten en ouders wat haken en ogen te zitten. De bijdrage van de cursus oudergesprekken op dit punt is niet duidelijk. Er
39
lijken wat verschillen in opvatting en verwachtingen te bestaan tussen ouders en
leerkrachten.
Of de attitude en bereidheid bij beide partijen in alle gevallen gunstig is voor educatief partnerschap, is de vraag.
Betrokkenheid in termen van deelname aan activiteiten is een knelpunt bij de
ouders, ondanks uitvoerige werving. Dit is ook de reden dat er een strategie voor
moeilijk bereikbare ouders is bedacht en een pilot huisbezoeken. De werving van
ouders voor het houden van interviews bleek ook een probleem. Een speciale Turkse
ouderavond (met tolk) bleek een goede manier om (Turkse) ouders naar de school te
krijgen en werd ook gewaardeerd.
Volgens de leerkrachten zijn veel van de ouders niet goed in staat tot educatief partnerschap. Allochtone ouders zelf brachten wel naar voren dat ‘spelen met je kind’
niet gebruikelijk (en geleerd) is bij een deel van hen.
De themaochtenden richten zich op onderwijsondersteunend gedrag. Er lijkt op
school geen zicht op het rendement van de themaochtenden. Het is ook te vroeg om
het rendement van het ouderpanel vast te stellen.
4.3
Basisschool Paus Joannes
4.3.1 Inleiding
RKBS Paus Joannes heeft een leerlingpopulatie van 82% allochtoon, en 18%
autochtoon. Een deel van de ouders is laagopgeleid. De ouderpopulatie is multicultureel van samenstelling. De meeste ouders spreken Nederlands. De directeur is
sinds 2011 op de school. Ouders werden toen vooral als ‘tegenstander’ gezien. De
directeur wilde meer samen met ouders doen, ouders meer de school in halen en de
leerresultaten omhoog krijgen. Om dat te realiseren, richtte de school zich erop
ouders meer mee te laten denken met wat er op school gebeurd en ze te betrekken bij
schoolse zaken. Ook wilde de school bereiken dat ouders op dezelfde manier met de
kinderen werken (bijvoorbeeld prentenboeken voorlezen) als de school doet.
De activiteiten op RKBS Paus Joannes die begeleid zijn door FORUM, betreffen
visieontwikkeling op ouderbetrokkenheid met het team, (een format voor) intakegesprekken en VVE-themabijeenkomsten. De begeleiding heeft geleid tot een visiedocument, een nieuwe intakeprocedure met tweezijdige intakegesprekken door de
directeur en structurele themabijeenkomsten voor de ouders van de groepen 1 en 2
40
en de voorschool. In de intakegesprekken en de themabijeenkomsten is het doel nu
mede het bereiken van educatief partnerschap, waarbij ook de school-ouderovereenkomst een rol speelt. In de themabijeenkomsten, die oorspronkelijk vooral informerend waren, wordt aangestuurd op onderwijsondersteunend gedrag van ouders, door
effectieve instructie (en oefening), het evalueren van hoe dit werkte en het geven
van verbetersuggesties aan elkaar.
Het is de bedoeling dat de kennismakingsgesprekken met de leerkracht en de voortgangsgesprekken dezelfde sfeer van samenwerking uitstralen, maar hier is (nog)
geen begeleiding op geweest.
Daarnaast is er op de school een kwaliteitsteam ouderparticipatie (betrokken bij de
themabijeenkomsten) en een ouderkamer, waarin activiteiten voor ouders plaatsvinden. Zo zijn er inloopochtenden, waarop de spelletjes die in de klas gedaan worden
ook met de ouders gedaan worden. De ‘verteltassen’ (nu officieel: ‘Zaanse taaltas’)
vormen het meest essentiële onderdeel van de activiteiten in de ouderkamer volgens
het kwaliteitsteam. Hoewel het hier niet om een door FORUM in gang gezet en
begeleid traject gaat, vormt dit wel een belangrijk onderdeel van de aanpak voor
ouders, die we hier niet onvermeld laten.
Onderstaande informatie over de aanpak voor ouders is verzameld aan de hand van
interviews met de directeur, het kwaliteitsteam ouderparticipatie, leerkrachten uit de
onderbouw, twee groepen ouders (in totaal 13 ouders) en een observatie van een
themabijeenkomst voor ouders van groepen 1/2 en 2/3 (17 ouders).
We behandelen hieronder eerst de (veranderingen in) het intakegesprek, het kennismakingsgesprek en het voortgangsgesprek, de themabijeenkomst en de verdere aanpak voor ouders met de rol van het Kwaliteitsteam ouderparticipatie, de ouderkamer,
verteltassen. We gaan vervolgens in op het (veranderingen in) communicatie,
betrokkenheid en educatief partnerschap, het rendement van de aanpak, de rol van
culturele verschillen en knel- en verbeterpunten. We sluiten af met enkele conclusies.
4.3.2 Aanpak en activiteiten gericht op educatief partnerschap
Hieronder bespreken we de activiteiten die in meer of mindere mate gericht zijn op
educatief partnerschap.
Intakegesprek
Het intakegesprek op de Paus Joannes is een oriënterend gesprek met potentieel
nieuwe ouders, waarbij ook een rondleiding door de school hoort. Aan de orde komt
41
volgens de directeur wat de identiteit en de kenmerken zijn van de school (katholieke school, vreedzame school) en hoe ouders daar tegenover staan. Communicatie is
doorgaans geen probleem, volgens de directeur: indien nodig wordt een tolk ingezet.
De school verwacht dat de ouders achter de uitgangspunten van de school staan, als
ze voor de school kiezen. Daarvoor is ook de school-ouderovereenkomst, een soort
principeverklaring, ingevoerd. Het intakegesprek gaat ook over de opvang en de
peuterspeelzaal, de manier van werken op school, taalontwikkeling, etc. Aan de orde
komt wat de school van ouders verwacht (bijvoorbeeld deelname aan de themabijeenkomsten) en dat de school graag met de ouders wil samenwerken. Ook wordt
gevraagd naar de verwachtingen van de ouders. De school-ouderovereenkomst
wordt besproken, maar uiteraard nog niet ingevuld.
Van deze gesprekken wordt niets vastgelegd, behalve als ouders van andere scholen
komen. Dan worden wat zakelijke gegevens vastgelegd. Als het kind wordt aangemeld, via een formulier en het ondertekenen van de school-ouderovereenkomst,
vindt een kennismakingsgesprek plaats met de leerkracht bij wie het kind in de
groep komt. De leerkracht ontvangt het inschrijfformulier en krijgt vaak ook informatie van de peuterspeelzaal.
Een tweezijdig gesprek en komen tot educatief partnerschap is mede het doel van het
intakegesprek. De tweezijdigheid hangt sterk af van de persoon die je tegenover je
hebt, volgens de directeur. De ene ouder bereidt zich erg voor met kritische vragen,
de ander kan het weinig schelen, hoort de directeur aan en heeft geen vragen. De directeur probeert wel open vragen te stellen, mensen uit hun tent te lokken, maar
tweezijdigheid lukt niet altijd.
Gevraagd is naar het oordeel van ouders over het intakegesprek. Volgens de geïnterviewden, die allemaal (ook) Nederlands spreken, behandelde de directeur het ‘het
hele boek’. Ouders zijn daar tevreden over. Ouders vonden ook dat ze genoeg aan
bod kwamen en er was genoeg tijd. Er werd voldoende informatie over de school
gegeven en er was voldoende ruimte om vragen te stellen. De communicatie was
goed en de directeur behandelde hen ook als partners, vonden ze. De ouders waren
positief over de school-ouderovereenkomst.
Kennismakingsgesprek
De kennismakingsgesprekken met leerkrachten zouden volgens de directeur het
logisch gevolg moeten zijn op wat hijzelf heeft besproken in het intakegesprek, dus
ook nadruk op educatief partnerschap. Deze gesprekken zijn, zo zegt hij, nog erg
divers. Het kennismakingsgesprek zou meer moeten aansluiten op het intakegesprek
42
Daar zijn vooral afspraken voor nodig. Hier gaat de school volgend jaar mee aan de
slag, waarbij de directeur af en toe zal aanschuiven bij een gesprek, om daarin te
kunnen begeleiden.
De leerkrachten van groep 1/2 zeggen te streven naar een kennismakingsgesprek in
de eerste week of twee weken dat het kind echt naar school gaat. Leerkrachten
verzamelen in dit gesprek informatie over het kind en het gezin in de afgelopen vier
jaar (bijzonderheden van/rondom het kind, ziekte, ontwikkeling van het kind, thuistaal, kijk op het kind door de ouders, etc.). Ouders kunnen dan ook vragen stellen.
Als de ouders geen Nederlands spreken, worden er oplossingen gezocht om toch te
kunnen communiceren (een tolk of Engels spreken). Nadeel van dit vroege moment
is volgens de leerkrachten dat je nog geen band met de ouders hebt en ouders niet
altijd zo open staan om van alles te vertellen.
Er worden geen wederzijdse verwachtingen besproken: die tweezijdigheid vindt
vooral plaats in het intakegesprek en is in de school-ouderovereenkomst vastgelegd,
zo zeggen de leerkrachten. Volgens henzelf zijn ze wel met educatief partnerschap
bezig en met positief stimuleren om ouders met hun kind huis te laten lezen.
Ouders zelf is ook gevraagd naar hun ervaringen met het kennismakingsgesprek,
maar wisten niet goed welk gesprek nu een kennismakingsgesprek was (en welk een
voortgangsgesprek). Het onderwerp ‘verloop van de zwangerschap’ werd door een
als niet zo relevant gezien. Mogelijk is dit onderwerp niet geschikt voor een eerste
gesprek, omdat er, zoals de leerkrachten ook aangeven, nog geen band tussen ouder
en leerkracht is.
Rapportbespreking/voortgangsgesprek
Er is nog geen begeleiding geweest op samenwerking of tweezijdigheid in de voortgangsgesprekken. De gesprekken zijn vooral gericht op hoe het gaat met het kind en
hoe het kind presteert, maar soms wordt in het voortgangsgesprek naar verklaringen
gezocht, eventueel in de thuissituatie, voor minder presteren. Vanaf groep 5 zijn
kinderen bij de gesprekken aanwezig en dat leidt wel automatisch tot een meerzijdig
gesprek, volgens de directeur.
Leerkrachten beginnen het voortgangsgesprek vaak met de vraag wat ouders willen
weten naar aanleiding van het rapport (dat ze dan net gezien hebben). Gezien de
duur van het gesprek, 10 minuten, is er niet veel ruimte voor vragen. Uit een enquête, uitgevoerd door het kwaliteitsteam ouderparticipatie, bleek dat sommige ouders
het gesprek weliswaar informatief vonden, maar niet echt een gesprek. Het is de
43
vraag of dat een bezwaar is, gezien het doel van de rapportgesprekken. Meer interactie zou volgens de directeur gewenst zijn vanuit het oogpunt van samenwerking.
Themabijeenkomsten voor ouders van de groepen 1/2 en 2/3
Themabijeenkomsten vinden plaats bij aanvang van elk thema in het VVEprogramma (6 thema’s per jaar) en worden door verschillende leerkrachten verzorgd. Het doel van de bijeenkomsten is ouderbetrokkenheid vergroten en onderwijsondersteunend gedrag bevorderen door ouders te laten zien wat ze thuis kunnen
doen.
De keuze voor onderwerpen van de themabijeenkomsten voor ouders wordt volgens
de directeur door leerkrachten, IB-er en onderbouwcoördinator vastgesteld. De themabijeenkomsten zijn voor alle ouders van de groepen 1 en 2 bedoeld, maar niet alle
ouders komen. Het gaat dan vaak om zwakke milieus. volgens de directeur. De
school wil meer gaan informeren bij ouders waarom ze eventueel niet zijn geweest.
De geobserveerde bijeenkomst werd gegeven door een leerkracht van groep 1/2, die
door kindertheater Droomvogel wordt opgeleid tot spelspecialist. Ze behandelde het
thema ‘Circus’ (8 onderwerpen). Ze gaf informatie over wat er in het thema gebeurt,
gaf uitleg over materialen die gebruikt worden, over het werken aan woordenschatuitbreiding en het nut van veel interactie. Ze behandelde de onderwerpen/vakonderdelen die aan bod komen bij Droomvogel: woordenschat,
taal/auditieve oefeningen, rekenen, motoriek en creativiteit, liedjes en versjes, spel,
de afsluiting van het thema. Ook legde ze uit wat waarvoor van belang is, bijvoorbeeld dat liedjes en rijmpjes belangrijk zijn voor woordenschat en geheugenuitbreiding, waarom spel zo belangrijk is (voor motorische en sociale ontwikkeling, voor
woordenschat), etc. Ze vertelde ouders ook wat ze thuis kunnen doen (samen een
boekje lezen, voorlezen) en legde uit wat dat concreet oplevert (‘Het vorige thema
leverde veel woorden op door grote inzet ouders’). Om het onderwijsondersteunend
gedrag te stimuleren deed ze met de ouders wat ze ook met de kinderen doet. Ouders
kregen ook de praatplaat die de leerkracht met de kinderen gebruikt, mee. Ze stelde
ook veel vragen. De ouders toonden veel belangstelling, kregen gelegenheid tot
vragen stellen, maar maakten hier niet vaak gebruik van. Volgens een leerkracht van
groep 1/2 durven ouders niet vrijuit te spreken tijdens een themabijeenkomst.
Doel van de themabijeenkomsten is volgens ouders vooral informatie: ‘voorheen
kregen we wel informatie op papier mee, maar met de themabijeenkomsten krijg je
meer informatie over de inhoud en de aanpak’. De ouders vonden de geobserveerde
bijeenkomst heel informatief over hoe het thema in de klas wordt aangepakt, waar-
44
door je er volgens hen ook makkelijker thuis mee aan de slag kunt. De manier waarop het thema wordt aangepakt, werkt ook heel stimulerend voor de kinderen, volgens de ouders.
Kwaliteitsteam ouderparticipatie, ouderkamer, verteltassen
Het kwaliteitsteam is bestond al, maar is wel door FORUM begeleid. Het team
bestaat uit leerkracht(en) en een onderwijsondersteuner en soms worden ouders erbij
betrokken. Taken zijn: ouderbetrokkenheid bevorderen en borgen. Ouders kennen
het kwaliteitsteam en zijn positief over wat ze doen en bereiken, zo blijkt uit een
enquête onder de ouders, uitgevoerd door het kwaliteitsteam.
De ouderkamer bestaat al meer dan 6 jaar, De ‘verteltas’ is het meest essentiële
onderdeel van de activiteiten van de ouderkamer. Een verteltas is een tas met aantrekkelijke materialen die op verschillende manieren thuis gebruikt kunnen worden
door ouders. Een prentenboek vormt de basis van de verteltas. Daarbij wordt spelmateriaal dat de taalontwikkeling en het leesplezier van het kind stimuleert, bedacht
en gemaakt. Een vaste kern van twee ouders geeft de verteltassen inhoud; het bedenken, knutselen en maken van de tassen gebeurt samen met ouders.
De verteltassen zijn bedoeld om het onderwijsondersteunend gedrag thuis en ook het
contact tussen de ouders te bevorderen (onderling vragen ouders elkaar wat ze met
het materiaal uit de tas doen). Ze zijn bedoeld voor alle ouders, maar het gebruik
wordt vooral gestimuleerd bij ouders met kinderen in de peuterspeelzaal t/m groep 2
(VVE) en ook 3. Gekeken wordt welke tas geschikt is voor welk kind/welke ouder.
Er wordt thuis wisselend gebruik van gemaakt. Er wordt op verschillende wijzen
geprobeerd de ouders te enthousiasmeren: leerkrachten wijzen erop en er wordt
geprobeerd ouders te laten zien dat het kind vooruitgaat in woordenschat. Dat
constateren leerkrachten; de vooruitgang is volgens het kwaliteitsteam niet terug te
zien in de Cito-niveauscores.
4.3.3 Rendement van de activiteiten, haalbaarheid, knelpunten en
verbeterpunten
Hieronder gaan we nader in op wat het rendement is van de aanpak en activiteiten
die (met begeleiding door FORUM) hebben plaatsgevonden. Wat is er verbeterd?
De begeleiding was relatief kort: slechts een half jaar. De school is op eigen verzoek
ingestapt en was al bezig met het ‘thema ouders’. De begeleiding heeft geleid tot een
visiedocument, een nieuwe intakeprocedure met tweezijdige intakegesprekken door
de directeur en structurele themabijeenkomsten voor de ouders van de groepen 1 en
2 en de voorschool. In de intakegesprekken en de themabijeenkomsten is het doel nu
mede het bereiken van educatief partnerschap.
45
Het nieuwe intakegesprek draagt volgens de directeur bij aan de opkomst bij de
themabijeenkomsten en de vergroting van de ouderbetrokkenheid.
Ook bij het team is educatief partnerschap bevorderd: ouders worden minder als
‘lastig’ ervaren en meer als onderdeel van het geheel gezien. Ook het kwaliteitsteam
ouderparticipatie signaleerde meer bewustwording bij het team van het belang om
ouders als partners te zien. Een leerkracht gaf aan te merken dat ouders zich steeds
meer welkom voelen, meer durven te vragen en zag ook dat je meer kunt bereiken
met kinderen als je op één lijn zit. Ouders vragen dan zelf ook wat ze thuis kunnen
doen. Ouders zelf wisten niet goed raad met de vraag naar tweezijdigheid, ook niet
als deze vraag anders gesteld werd. Ze vonden dat ze doorgaans wel goed kunnen
communiceren met de leerkracht.
Het rendement van de themabijeenkomsten is volgens de directeur en de leerkrachten meer betrokkenheid, participatie (helpen met versieren bij optredens) en weten
van wat er op school gebeurt. Als ouders op dezelfde manier werken als de school
zal dat ook het leerrendement verhogen, volgens de directeur. Het rendement van de
themabijeenkomsten ligt volgens leerkrachten van groep 1 en 2, die de themabijeenkomsten doen, bij leerlingen op een toename van de woordenschat. Het kwaliteitsteam ouderparticipatie gaf aan te merken dat kinderen vooruitgaan als er thuis veel
geoefend is. Ouders leren volgens hen zelf ook (bijvoorbeeld spelen met hun kind)
en ze zien ook hoe moeilijk het op school kan zijn voor een kind. Het feit dat ouders
soms om extra materiaal vragen, wijst erop te dat ouders leren dat hun inbreng telt.
Ouders zelf vonden dat ze in de themabijeenkomsten goed geïnformeerd worden
over de aanpak op school en ze gaan ook zelf met het materiaal aan de slag en oefenen met hun kind. Een ouder zei: ‘We komen voor onze kinderen, om betrokken te
zijn bij het leerproces, dat ze niet te kort komen in de klas. Bij het doornemen van de
dag met je kind, heb je meer idee wat je kind heeft gedaan op school. Daar kun je
meer op inspelen.’ Ouders vonden ook dat de woordenschat van hun kinderen als
vanzelf groter wordt door de thema’s. Bij de bijeenkomsten komen vaak dezelfde
ouders steeds weer, waardoor je ook een band krijgt met elkaar (positief bij-effect),
zeiden de ouders.
Volgens de leerkrachten dragen de themabijeenkomsten en de verteltassen het meest
van alle activiteiten bij aan onderwijsondersteunend gedrag bij ouders.
Ook de begeleider van FORUM gaf aan positieve effecten te signaleren van de
themabijeenkomsten. Daarnaast constateerde hij ook een toename in begrip voor
ouders.
46
Culturele verschillen
Een vraag van de directeur zelf was in hoeverre culturele verschillen een rol spelen
en of verwachtingen anders zijn bij andere culturen. Volgens het kwaliteitsteam
ouderparticipatie sluit wat de school doet in elk geval aan op de culturen, zeker voor
wat de verteltassen betreft. Marokkaanse en Turkse mensen heel kundig in naaien en
versieren van de tassen: hun talenten worden gebruikt en dat maakt ze trots. Daardoor stellen ouders zich open en durven ze vragen te stellen.
Er lijkt enig verschil in opvatting te zijn tussen (Turkse) ouders en de school ten
aanzien van wie corrigeert in geval van storend gedrag en de zelfstandigheid die je
van kinderen verwacht. Verschillen in opvatting en gebrek aan kennis over wat je als
ouders zelf kunt doen om bij te dragen zou je ook bij Nederlandse ouders zien. In dit
laatste – gebrek aan kennis over hoe je kinderen thuis kunt stimuleren - vervullen
onder meer de verteltassen, de themabijeenkomsten en inloopochtenden een rol. Er
wordt ook uitleg gegeven in de eigen taal voor ouders die geen Nederlands spreken
en ouders worden uitgenodigd bij presentaties van ‘TOLK’, een programma dat in
Zaanstad wordt ingezet voor taalstimulering. Met deze activiteiten wordt dus
getracht het onderwijsondersteunend gedrag bij ouders te bevorderen.
Sommige ouders zien wel dat er een groot verschil in cultuur is tussen school en
thuis, maar dat hoeft in hun ogen geen probleem te zijn. Leerkrachten houden
volgens hen doorgaans ook wel rekening met die verschillen (in eetvoorschriften
bijvoorbeeld of door te zorgen voor een Turkse tolk). De directeur staat volgens de
ouders open voor voorstellen van henzelf (bijvoorbeeld voor Nederlandse les in de
ouderkamer), maar sommige leerkrachten zouden ouders afwimpelen of luisteren
niet naar voorstellen van ouders (bijvoorbeeld voor een schoolreisje). Volgens de
geïnterviewde ouders helpt het als leerkrachten een band hebben met ouders: zij
kunnen de ouders die moeilijker bereikbaar zijn, dan meer betrekken.
Knelpunten en verbeterpunten
Volgens het kwaliteitsteam en de directeur zijn er nog wel wat knelpunten ten
aanzien van het contact met ouders en educatief partnerschap: sommige teamleden
hebben nog niet de juiste – open - houding jegens ouders en zien hen als ‘lastig’.
Leerkrachten zouden zich ook niet altijd aan afspraken houden, terwijl je dat wel
van ouders vraagt. Educatief partnerschap vraagt om een cultuuromslag bij leerkrachten en dat gaat stap voor stap, aldus de directeur.
De ouders bleken over het algemeen tevreden over de communicatie: er is voldoende mogelijkheid om vragen te stellen, maar niet elke leerkracht gaat daar volgens
hen even goed mee om. Een ouder zei: bij sommigen kun je niet goed terecht met
vragen, sommige leerkrachten wimpelen ouders af of luisteren niet naar hun voor-
47
stellen. De lijn van educatief partnerschap zoals ingezet door de directeur in het
intakegesprek lijkt dus nog niet helemaal door te lopen in de school en dat lijkt een
kwestie van het nog niet bij alle teamleden gerealiseerd hebben van de juiste grondhouding, attitude.
De onbereikbaarheid van sommige ouders en de beperkte deelname van ouders aan
de themabijeenkomsten is als knelpunt genoemd door de school. Volgens de ouders
die geïnterviewd zijn, wordt de themabijeenkomst zowel in de nieuwsbrief als in de
klas bij het ophalen aangekondigd, maar sommige ouders lezen de nieuwsbrief niet
of komen niet in de klas. Sommigen willen de themabijeenkomsten niet bijwonen,
moeten werken of hebben te weinig beheersing van de Nederlandse taal. Ook de
gezinssituatie kan belemmerend zijn. Soms weten ouders niet wat een themabijeenkomst inhoudt. Het kan helpen als dit meer gepromoot wordt, bijvoorbeeld
door in de aula uitleg te geven over het belang van deze bijeenkomsten, zo dachten
de ouders.
Volgens leerkrachten helpt persoonlijk aanspreken het beste: je moet als leerkracht
zelf het contact met ouders leggen. Volgens het kwaliteitsteam moet je accepteren
dat je bepaalde ouders niet bereikt: zij hebben extreme thuisproblemen, geen ruimte
in hun hoofd: ‘je moet daar begrip voor hebben en niet oordelen’.
4.3.4 Concluderende opmerkingen
De activiteiten op RKBS Paus Joannes die begeleid zijn door FORUM betroffen
visieontwikkeling op ouderbetrokkenheid, het ontwikkelen van een format voor
intakegesprekken en het meer onderwijsondersteunend maken van de VVEthemabijeenkomsten. Daarnaast wil de school graag dat de lijn die ingezet is in het
intakegesprek, de aandacht voor educatief partnerschap, wordt doorgetrokken in
gesprekken die leerkrachten met ouders voeren.
Wat de school van ouders verwacht (bijvoorbeeld deelname aan de themabijeenkomsten) en dat de school graag met de ouders wil samenwerken wordt benadrukt in het intakegesprek. Anderzijds wordt ook gevraagd naar de verwachtingen
van de ouders. De insteek is dus tweezijdigheid, maar dat lijkt niet met alle ouders
haalbaar. Sommige ouders hebben geen behoefte aan die uitwisseling. De geïnterviewde ouders waren positief over de communicatie met de directeur.
Het intakegesprek draag volgens de directeur wel bij aan de opkomst bij de themabijeenkomsten en de vergroting van de ouderbetrokkenheid.
48
De kennismakingsgesprekken met leerkrachten richten zich volgens de directeur nog
onvoldoende op educatief partnerschap. Maar de leerkrachten zeggen zich wel te
richten op educatief partnerschap. Op de school wordt educatief partnerschap bij het
hele team bevorderd, net als gevolg dat ouders minder als ‘lastig’ worden ervaren en
meer als onderdeel van het geheel worden gezien. Het kwaliteitsteam ouderparticipatie ziet ook meer bewustwording bij het team van het belang om ouders als partners te zien. Het contact met de ouders en de communicatie lijkt dus verbeterd, maar
sommige teamleden hebben volgens de directeur nog niet de juiste houding. Ouders
bevestigen dat sommige leerkrachten hen ‘afwimpelen’, hoewel de communicatie
over het algemeen als goed wordt gezien. De directeur merkt terecht op dat educatief
partnerschap om een cultuuromslag bij leerkrachten vraagt en dat dat stap voor stap
gaat. De benodigde attitude voor educatief partnerschap lijkt dus nog niet bij alle
teamleden voldoende gerealiseerd te zijn. Culturele verschillen in de zin van andere
ideeën over opvoeding bij ouders lijkt vooral een probleem voor leerkrachten en
minder voor ouders. In het geconstateerde gebrek aan kennis bij de ouders over wat
ze zelf kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun kind wordt op de school veel
aandacht besteed op de VVE-themabijeenkomsten en in de ouderkamer (verteltassen), met name bij ouders van jonge kinderen dus. De themabijeenkomsten lijken tot
meer betrokkenheid en participatie bij ouders te leiden en tot meer kennis van wat er
op school gebeurt. Ook lijkt er sprake van rendement op leerlingniveau: een vergroting van de woordenschat, ook door het gebruikmaken door ouders van verteltassen.
Ouders ervaren zelf dat hun inbreng telt.
De onbereikbaarheid van sommige ouders en de beperkte deelname van ouders aan
de themabijeenkomsten is als – mogelijk niet helemaal oplosbaar - knelpunt
genoemd door de school. Volgens de ouders helpt het als leerkrachten een band
hebben met ouders: zij kunnen de ouders die moeilijker bereikbaar zijn dan meer
betrekken. Hier lijkt echter sprake van een vicieuze cirkel.
49
50
5
Educatief partnerschap gerealiseerd?
In dit laatste hoofdstuk bezien we samenvattend de aanpak van de drie scholen om
tot educatief partnerschap te komen en geven we een antwoord op de onderzoeksvraag, die als volgt luidde: ‘Wat is het rendement van de activiteiten die de afgelopen jaren op drie basisscholen in Zaandam hebben plaatsgevonden om het contact
met ouders en de ouderbetrokkenheid te bevorderen en tot (meer) educatief partnerschap te komen?’
De positie van ouders uit lagere sociaal-economisch milieus en ook uit etnische
minderheidsgroepen ten opzichte van de school is relatief zwak en behoeft versterking om te kunnen spreken van gelijkwaardige partners, volgens Smit, Driessen,
Sluiter & Sleegers (2007). Volgens hen zijn laagopgeleide ouders ook vaak ‘afwezige’ en moeilijk bereikbare ouders. Dit blijkt ook duidelijk uit de gesprekken met de
drie Zaanse scholen. Het is voor scholen een uitdaging om van deze ouders ondersteuners (‘supporters’) te maken.
De eerste stap richting educatief partnerschap met moeilijk bereikbare laagopgeleide
en/of allochtone ouders zal door de school gezet moeten worden. In hoofdstuk 2
zagen we dat ouders het best te benaderen zijn door als school het contact te zoeken,
interesse te tonen, empatisch te zijn, vertrouwen te winnen, hulp te bieden en ook de
discussie over de culturele achtergrond en kinderen aan te gaan (Smit, Driessen,
Sluiter & Sleegers, 2007; Tan, Bekkema & Öry, 2008). Opvoedingsdoelen en verwachtingen van ouders en school wijken immers soms sterk af en dat zorgt voor wederzijds onbegrip of een niet positieve houding ten opzichte van elkaar. Een juiste
‘grondhouding’ (en niet zozeer het inzetten van activiteiten en instrumenten) en het
goed kunnen communiceren door leerkrachten is hierbij van belang (Klaassen,
2008). Bereidheid en professionalisering van leerkrachten hierbij wordt door velen
als nodig gezien (zie o.a. Smit, Driessen, Van Kijk & De Wit, 2008; Smit, Driessen
& Doesborgh, 2005). Als de eerste stap gezet is, ouders de school in komen, er een
vertrouwensrelatie met ouders is, kan de volgende stap gezet worden: ouders helpen
om ook thuis te zorgen voor meer ontwikkelingsmogelijkheden voor hun kinderen,
ook een vorm van ‘onderwijsondersteunend gedrag’.
Educatief partnerschap vraagt dus van de school (met name ook van de leerkrachten)
een positieve attitude ten aanzien van partnerschap met de ouders, pogingen tot een
51
goede communicatie, inspanningen om ouders de school in krijgen en waar nodig
ook activiteiten om ouders te helpen onderwijsondersteunend te zijn. Van ouders
vraagt educatief partnerschap ook een positieve attitude en het inzien van het belang
van educatief partnerschap, de mogelijkheid om te communiceren, de bereidheid
naar school te komen en deel te nemen aan activiteiten. Voor beide partijen is dus de
vraag relevant in hoeverre educatief partnerschap haalbaar is (gebleken).
Voordat we onderzoeken wat er op de scholen en bij de ouders bereikt is op het
terrein van educatief partnerschap en stappen daartoe, bespreken we hieronder eerst
kort nog even de aanpak van FORUM om tot educatief partnerschap te komen en de
gevolgde trajecten op de drie scholen. FORUM heeft zelf het initiatief genomen om
de Willibrord en de Tamarinde voor de begeleiding te benaderen. De Paus Joannes
heeft zelf om de begeleiding gevraagd en is ook beduidend later ingestapt. Met name
op deze school en in mindere mate ook op de andere twee scholen, vonden er, voorafgaand aan de begeleiding door FORUM, al allerlei activiteiten voor ouders plaats.
We zagen dat er op alledrie de scholen problemen waren in het contact en de communicatie met ouders: er waren gevoelens van onveiligheid, wantrouwen jegens de
school, ouders werden als tegenstander of als ‘lastig’ gezien, etc. De begeleiding
door FORUM richtte zich daarom ook in eerste instantie op deze basisvoorwaarden
voor educatief partnerschap: communicatie en ouders de school binnenkrijgen zijn
als eerste aangepakt, door visieontwikkeling en het analyseren van het probleem van
moeilijk bereikbare ouders en het investeren in contact. Op de Willibrord en de
Tamarinde heeft een analyse van de ouderbetrokkenheid plaatsgevonden door middel van gesprekken met teamleden en ouders om verbeterpunten vast te stellen en
om een start te kunnen maken met een dialoog tussen school en ouders. Op alle drie
de scholen heeft een training visieontwikkeling op ouderbetrokkenheid plaatsgevonden. De visieontwikkeling is gericht op bewustwording bij leerkrachten van hun rol
in de communicatie met ouders, op de rol die ouders kunnen spelen in de ontwikkeling van het kind en wat ouders nodig hebben om deze rol adequaat op zich te kunnen nemen. Ook hebben er – op de Willibrord en Tamarinde - trainingen van leerkrachten op communicatie met ouders plaatsgevonden. De aanpak van FORUM
richtte zich dus ook op vaardigheid in partnerschap, wat naast ‘partnerschapscultuur’, ‘partnerschapsstructuur' en ‘bereidheid tot partnerschap’ als ‘sleutelbegrip’
wordt gezien (Smit, 2012).
Op basisschool Willibrord is op het terrein van voorwaarden voor educatief partnerschap bereikt dat er volgens de directie meer vertrouwen en betrokkenheid bij
52
ouders is en een gevoel van veiligheid heerst. De communicatie tussen school en
ouders lijkt over het algemeen goed. Niet in alle vormen van contact tussen school
(leerkrachten) en ouders is sprake van tweezijdigheid, maar dat lijkt ook niet overal
per se noodzakelijk. De school heeft voldoende mogelijkheden ingebouwd voor informele gesprekken met ouders, als dat nodig is.
Op de Paus Joannes is het contact met de ouders en de communicatie verbeterd. Ook
bij het team is gewerkt aan educatief partnerschap, waardoor ouders minder als
‘lastig’ worden ervaren, zich meer welkom voelen, meer durven te vragen en meer
als onderdeel van het geheel worden gezien. De opkomst van de ouders bij themabijeenkomsten VVE is toegenomen, wat met name toe te schrijven lijkt aan het
nieuwe intakegesprek, waarin het belang van deelname aan deze bijeenkomsten
wordt benadrukt. Ook de betrokkenheid en participatie van ouders lijkt vergroot.
Ouders lijken zich meer bewust te zijn van hun inbreng in de ontwikkeling van hun
kind. Kinderen lijken meer woorden te leren door wat hun ouders thuis met hen
doen naar aanleiding van de VVE-themabijeenkomsten (meer onderwijsondersteunend gedrag thuis).
Op Basisschool Tamarinde is het rendement van de activiteiten, die deels nog niet
uitgevoerd zijn, nog niet zo duidelijk. Het moeizame contact tussen school en
ouders, deels door anderstaligheid, andere verwachtingen en opvattingen mede door
verschillende culturele achtergronden, vraagt veel aandacht. Een Turkse ouderavond
bood mogelijkheden tot contact en communicatie. De school is nog niet toegekomen
aan de pilot huisbezoeken en de strategie voor moeilijk bereikbare ouders; de cursus
oudergesprekken is wel bij een groot deel van de leerkrachten gerealiseerd. Huisbezoeken vormen een goede basis voor een goed contact met ouders (volgens Veen,
2007; Veen, Van Daalen, Roeleveld & Cats, 2009), maar dan is wel eerst instemming daarmee bij alle betrokkenen nodig en dat lijkt nog een stap te ver. De bijdrage
van de cursus oudergesprekken aan een beter contact met ouders en meer vertrouwen is niet duidelijk. Wel heeft de cursus geleid tot meer inzicht bij leerkrachten van
het nut van communicatie met ouders. Voor vaststelling van het rendement van het
ouderpanel en de VVE themabijeenkomsten lijkt het nog te vroeg.
Basisvoorwaarden voor educatief partnerschap gerealiseerd?
Een juiste attitude of bereidheid tot educatief partnerschap bij zowel ouders als
school is een basisvoorwaarde, maar ook ‘het bereiken’ van ouders, ouders de
school in krijgen. Ook een goed contact en een goede communicatie met ouders is
een basisvoorwaarde. Of de ‘juiste grondhouding’ er bij leerkrachten is of gerealiseerd is, is lastig te zeggen. Op de Paus Joannes is daar wel aandacht voor. Sommige
53
teamleden hebben volgens de directeur nog niet de juiste houding en dat lijkt ook in
de gesprekken naar voren te komen. De directeur is zich dus zeer bewust van het belang van deze houding en de rol van het team daarin: dat educatief partnerschap om
een cultuuromslag bij leerkrachten vraagt en dat dat stap voor stap gaat en nog niet
optimaal is. Bij sommige ouders lijkt educatief partnerschap niet haalbaar. De onbereikbaarheid van ouders lijkt samen te hangen met extreme thuisproblemen.
Op de Willibrord is er meer vertrouwen en een groter gevoel van veiligheid bij
ouders gerealiseerd. Ook lijkt er bij leerkrachten meer begrip voor ouders te zijn.
Aan de andere kant hebben de leerkrachten wel wat vraagtekens bij de haalbaarheid
van educatief partnerschap bij sommige ouders en ze hebben ook moeite met de
(andere) opvattingen van ouders. Ze vinden deze niet realistisch ten aanzien van de
mogelijkheden van het kind en van de school en ze vinden het lastig dat ouders niet
helemaal achter de aanpak van leerkrachten kunnen staan of deze begrijpen. Of de
juiste grondhouding voor educatief partnerschap bij alle bij leerkrachten gerealiseerd
is, is nog een vraag. Dat geldt zeker ook voor de Tamarinde. Leerkrachten lijken
moeite te hebben met een goede communicatie met ouders en hebben zeker ook
twijfels ten aanzien van de haalbaarheid van educatief partnerschap.
Educatief partnerschap gerealiseerd?
Of educatief partnerschap gerealiseerd is (volgens Smit, Driessen, Sluiter & Brus,
2007 ‘een proces waarin de betrokkenen erop uit zijn elkaar wederzijds te ondersteunen en waarin ze proberen hun bijdrage zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, met als doel het leren, de motivatie en de ontwikkeling van leerlingen te
bevorderen’) is niet met een eenvoudig ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden. Het is een
proces en het betreft naast een goed contact en communicatie tussen leerkrachten en
ouders, ‘goed ouderschap’ en ‘een onderwijsondersteunend en ontwikkelingsstimulerend thuisklimaat’.
Verschillende activiteiten op de drie scholen richten zich op dat laatste, met name
themabijeenkomsten: thema-avonden voor alle ouders (bijvoorbeeld op de Willibrord), voor een speciale groep ouders (Turkse ouders, op de Tamarinde) en VVEthemabijeenkomsten voor ouders van jonge kinderen (op alle drie de scholen).
Vooral de themabijeenkomsten VVE (en de ‘verteltassen’ die zowel op de Tamarinde als de Paus Joannes gebruikt worden) zijn gericht op onderwijsondersteunend
gedrag. Werving speel hierbij een belangrijke rol. Werving vindt plaats door in de
intakegesprekken aandacht te besteden aan het belang van educatief partnerschap in
het algemeen en deelname aan activiteiten in het bijzonder, maar ook door de inzet
van mensen op school (kwaliteitsteam ouderparticipatie op de Paus Joannes) of een
vertegenwoordiging van ouders (op de Tamarinde en de Willibrord) die ook een rol
54
hebben in het bedenken van onderwerpen die voor ouders belangrijk zijn en die tot
een goede opkomst op themabijeenkomsten kunnen leiden.
Dankzij de activiteiten die scholen (door middel van het intakegesprek, ouderpanel,
etc.) ondernemen om ouders te werven, lijkt er op de scholen een toename in de
deelname van ouders aan de speciale activiteiten. Het intakegesprek draagt volgens
de directeur van basisschool Paus
Joannes bij aan de opkomst bij de VVEthemabijeenkomsten en de vergroting van de ouderbetrokkenheid Thema-avonden
op de Willibrord worden tamelijk goed (en beter dan voorheen) bezocht, mede door
de inzet van het ouderpanel..
Bijeenkomsten om ouders te informeren over voor hen relevante zaken en ze te helpen zelf ook een rol te vervullen in de ontwikkeling van hun kinderen, lijken effectief. Vooral in de onderbouw wordt in de VVE-themabijeenkomsten op de drie scholen ingezet op onderwijsondersteunend gedrag bij ouders: ouders worden niet alleen
geïnformeerd over de thema’s die binnen de VVE worden aangeboden, maar ze leren ook wat ze met hun kinderen kunnen doen om hen te stimuleren in hun ontwikkeling. Op de Paus Joannes heeft de aansturing op onderwijsondersteunend gedrag
van ouders zichtbare resultaten opgeleverd. Teamleden zien ook daadwerkelijk rendement van de VVE-bijeenkomsten, in termen van een grotere woordenschat, maar
ook van een band tussen ouders en duidelijkheid bij ouders over het belang van hun
inbreng. De begeleiding van FORUM die hierop gericht was op de Paus Joannes
heeft hier in belangrijke mate aan bijgedragen.
Of de aanpak die in de onderbouw is ingezet en de opbrengst daarvan in termen van
onderwijsondersteunend gedrag ook doorloopt in de bovenbouw, is niet duidelijk.
Wel wordt in de bovenbouw op thema-avonden aan educatief partnerschap met ouders gewerkt.
Tot slot
Uit het onderzoek blijkt dat de drie scholen de ondersteuning op verschillende wijze
en met wisselende opbrengst hebben ingezet. Effectieve strategieën om ouders te
helpen betrokkener en ondersteunender te zijn moeten in elk geval voorafgegaan
worden door het opbouwen van een goede relatie met de ouders. Het is de vraag in
hoeverre de voorwaarden voor educatief partnerschap feitelijk en in voldoende mate
worden gerealiseerd.
Volgens leerkrachten is een deel van de ouders niet goed in staat tot educatief partnerschap. Ook uit onderzoek komt naar voren dat ouders soms niet de vaardigheden
55
hebben om thuis een bijdrage te leveren aan de ontwikkelingskansen van hun kinderen (zie Smit, Driessen, Sluiter & Brus, 2007). Dat belet de scholen niet om in elk
geval te investeren in een goed contact met ouders en dat lijkt op de scholen in meer
of mindere mate ook wel nagestreefd te worden. De bereidheid tot educatief partnerschap lijkt er bij ouders wel te zijn. Echter, het daadwerkelijk bereiken van educatief
partnerschap vraagt vooral bij leerkrachten om een cultuuromslag, zoals de directeur
van de Paus Joannes het verwoordde. De vraag of dat in alle gevallen haalbaar is, is
moeilijk te beantwoorden. Problemen met ouders, onder meer in de communicatie,
worden deels aan (een andere) culturele achtergrond en deels aan het (lage) opleidingsniveau toegeschreven en daarmee bij de ouders gelegd. Maar aan de kant van
de leerkrachten lijkt er soms sprake van moeite met de ‘juiste‘ grondhouding, die
nodig is voor gedragsverandering. De attitudeverandering bij leerkrachten, nodig
voor educatief partnerschap, kan mogelijk ontwikkeld worden door positieve ervaringen met een bewuste gedragsverandering en door ‘zien wat het oplevert’. Leerkrachten die al verder zijn in attitude- en gedragsverandering jegens ouders kunnen
mogelijk als voorhoede fungeren en hun positieve ervaringen ‘uitdragen’.
De weg om educatief partnerschap te bereiken gaat via het bewerkstelligen van een
juiste grondhouding bij alle betrokkenen, het over de schooldrempel halen van ouders, een goed contact krijgen met ouders en pas dan om hulp bieden aan ouders hun
kind thuis meer te stimuleren en te ondersteunen.
FORUM is terecht begonnen met voorwaarden voor educatief partnerschap en heeft
scholing verzorgd op het terrein van vaardigheden in het samenwerken en communiceren met ouders. Hiermee heeft FORUM een katalyserende rol gespeeld in het
versterken van de ouderbetrokkenheid op deze scholen en in het borgen van de
nieuwe aanpak in de school. Voorbeelden hiervan zijn de intakegesprekken nieuwe
stijl, de ouderpanels en de VVE themabijeenkomsten. De elementen die er op de
school al waren rond partnerschap met ouders zijn versterkt en de scholen hebben
een beter beeld gekregen van moeilijk bereikbare ouders en van strategieën om toch
met ouders in contact te komen en ze over de drempel van de school te helpen.
56
Literatuur
Daalen, M.M. van, & Peetsma, T.T.D. (2006). Onderwijs op maat en ouderbetrokkenheid. Deelrapport 1. Ouderbetrokkenheid en zorgleerlingen: bevindingen uit
de literatuur. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
Epstein, J.L. (1995). School-Family-Community Partnerships: Caring for the children we share. Phi Delta Kappan, 76 (9), 701-712. ERIC Journal No. EJ502937.
Es, S. van, Hubbard, F., Tilborg, L. van, & Vedder, P. (2002). Schakels tussen
school en thuis. Het bestrijden en voorkomen van onderwijsachterstanden.
Samenwerken met ouders. Den Haag: PMPO.
Klaassen, C. (2008). Scholen op weg naar educatief partnerschap met ouders. Kortlopend onderwijsonderzoek. Pedagogische kwaliteit nr. 71. Nijmegen: Radbout
Universiteit.
Menheere, A., & Hooge, E. (2010). Ouderbetrokkenheid in het onderwijs. Een literatuurstudie naar de betekenis van ouderbetrokkenheid voor de schoolse ontwikkeling van kinderen. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam.
Patall, E. A., Cooper, H., & Robinson, J. C. (2008). Parent involvement in homework: A research synthesis. Review of Educational Research, 78, 1039-1101.
Schaaf, N. van der, & Berg, T. van den (2009). Ouderbetrokkenheid in de brede
school. Een literatuuronderzoek naar effectieve manieren om het ontwikkelingsondersteunend gedrag van ouders te stimuleren. Groningen: Hanzehogeschool
Groningen.
Smit, F. (Ed.) (2012). Brug naar de toekomst. Meesterklasbijdragen 2. Partnerschap
Ouders, school en buurt (pp. 8-9). Nijmegen: ITS, Radboud universiteit Nijmegen.
Smit, F., & Driessen, G. (2002). Allochtone ouders en de pedagogische functie van
de basisschool. Nijmegen: ITS Radboud Universiteit.
Smit, F., Driessen, G., & Doesborgh, J. (2002). Ouders en educatieve voorzieningen.
Nijmegen: ITS Radboud Universiteit.
Smit, F., Driessen, G., & Doesborgh, J. (2005). Opvattingen van allochtone ouders
over onderwijs: tussen wens en realiteit. Een inventarisatie van de verwachtingen en wensen van ouders ten aanzien van de basisschool en educatieve activiteiten in Rotterdam. Nijmegen: ITS Radboud Universiteit.
Smit, F., Driessen, G., Kuijk, J. van, & Wit, C. de (2008). VVE en ouders: Ouderbetrokkenheid en –participatie in de voor- en vroegschoolse educatie. Nijmegen:
ITS Radboud Universiteit.
Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R., & Brus, M. (2007). Ouders, scholen en diversiteit:
Ouderbetrokkenheid en –participatie op scholen met veel en weinig achterstandsleerlingen. Nijmegen: ITS Radboud Universiteit.
Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R., & Sleegers, P. (2007). Types of parents and
school strategies aimed at the creation of effective partnerships. International
Journal about Parents in Education, 0, 45-52.
57
Smit, F., Sluiter, R., & Driessen G. (2006). Literatuurstudie ouderbetrokkenheid in
internationaal perspectief. Nijmegen: ITS Radboud Universiteit.
Tan, N., Bekkema, N., & Őry F. (2008). Toepasbaarheid van opvoedingsondersteuning voor Marokkaanse en Turkse gezinnen in Nederland. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven.
Veen, A. (2007). Pilot huisbezoeken (project Capabel). SCO-rapport 785. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
Veen, A., & Daalen, M.M. van (2007). Ouderbetrokkenheid in Oud-West. Evaluatie
van het project ouderbetrokkenheid op de basisscholen in Amsterdam Oud-West.
SCO-rapport 775. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
Veen, A., Daalen, M.M. van, Roeleveld, J., & Cats, L. (2009). Zo krijgt de school
een gezicht. Huisbezoeken door Amsterdamse scholen. SCO-rapport 828.
Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
58
Educatief partnerschap realiseren
Educatief partnerschap is op veel scholen niet vanzelfsprekend. Tot educatief partnerschap komen is een proces, dat begint bijcontact krijgen met
de ouders en hen leren kennen. Het vereist soms een investering, waarbij
begeleiding van pas kan komen.
Dit rapport is een verslag van een door Agora, Stichting voor Bijzonder
Primair Onderwijs in de Zaanstreek, samen met FORUM gevraagd kortlopend onderwijsonderzoek naar educatief partnerschap. Het doel van dit
onderzoek was om opbrengsten van een aanpak hiervoor van het Platform
Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO) van FORUM op drie basisscholen
in Zaandam in kaart te brengen.
Onderzocht is waaruit de aanpak bestond, in hoeverre interventies haalbaar bleken en wat de opbrengsten daarvan zijn in termen van educatief
partnerschap, dat wil zeggen in hoeverre contact en communicatie tussen
ouders en school verbeterd zijn en onderwijsondersteunend gedrag bij ouders. Ook is een poging gedaan zicht te krijgen op wat er op leerlingniveau
aan opbrengsten te zien is. Geïnventariseerd is ook wat knelpunten en verbeterpunten zijn.
Het onderzoek is uitgevoerd door gesprekken te voeren met directies,
leerkrachten en ouders van de drie scholen.