Jonge Jury 2014 – kopieerblad 3 JONGE JURY-OPDRACHTEN VOOR JE FICTIEDOSSIER Voor deze opdrachten moet je een Jonge Juryboek gelezen hebben. (Een Jonge Juryboek is een jeugdboek dat voor het eerst in het Nederlands is verschenen in 2012.) Kies één van de volgende opdrachten. Opdrachten met een * zijn pittig! 16 Dit vind ik! Zoek! 1. Het boek dat jij gelezen hebt maakt kans op de Prijs van de Jonge Jury 2014. Geef je klasgenoten een stemadvies. Leg uit waarom zij wel of juist niet op dit boek moeten stemmen. Doe dat zo: a. Leg kort uit waar het boek over gaat. b. Geef jouw mening over het boek: heel erg goed (spannend, mooi, grappig), heel erg slecht (saai, flauw) of iets daar tussenin? Leg ook uit waarom je dat vindt. c. Geef een stemadvies: moeten je klasgenoten wel of niet op dit boek stemmen? Probeer je klasgenoten echt te overtuigen: bedenk zoveel mogelijk argumenten! 2. De figuren in boeken reageren soms anders op bepaalde situaties dan jij zou hebben gedaan. Bespreek uitvoerig hoe jij gereageerd zou hebben op één of twee situaties die in het boek beschreven worden. Doe dat zo: a. Kies één of twee situaties die jij opvallend vond. b. Geef een korte samenvatting van die situatie(s). c. Leg uit hoe de figuur in het boek op deze situatie(s) reageert. (Wat doet, zegt, denkt hij/zij?) d. Schrijf op wat jij in die situatie(s) gedaan zou hebben. Leg ook uit waarom. *3.Moeten jongeren dit boek over honderd jaar nog steeds lezen? Is het boek zo goed, spannend, grappig, ontroerend (enzovoorts) dat het over honderd jaar nog steeds interessant is? Of is het zo ontzettend slecht (saai, fantasieloos, onbegrijpelijk) dat het wat jou betreft in de papierversnipperaar kan? Of is het boek misschien de moeite van het bewaren waard, omdat jongeren er over honderd jaar veel van kunnen leren? (Over hoe wij nu leven, welke problemen we hebben, enzovoorts?) Geef jouw mening: Dit boek moet over honderd jaar absoluut niet/wel gelezen worden! Ondersteun jouw mening met zoveel mogelijk argumenten (redenen) en voorbeelden uit het boek. 4. Zoek tenminste vijf plaatjes (foto’s, tekeningen, enzovoorts) die volgens jou goed bij het boek passen. Plak deze plaatjes in je dossier. Schrijf bij ieder plaatje op: a. Waarom je het gekozen hebt. b. B ij welk stuk, welke figuur of welke situatie uit het boek het plaatje het best past. 5.Zoek tenminste twee gedichten of songteksten op die volgens jou goed bij het boek passen. Bijvoorbeeld bij de hoofdfiguur, bij zijn of haar gevoelens, bij de gebeurtenissen of bij het onderwerp van het boek. Schrijf die gedichten of songteksten over in je dossier. Leg ook uit waarom je juist deze twee gedichten of songteksten hebt gekozen! *6.Zoek in de bibliotheek of op internet informatie over de schrijver van het boek. Kijk voor handige tips en links op www.jongejury.nl. Schrijf daarna een kort verslag. In dat verslag staat in ieder geval: a. Informatie over het leven van de schrijver. b. Wat voor soort boeken de schrijver geschreven heeft. c. Of het boek dat jij gelezen hebt goed bij het andere werk van de schrijver past. Geef daarvoor tenminste drie argumenten en voorbeelden uit het boek. Handleiding Jonge Jury Leef je uit! 7. Maak een nieuwe voorkant (omslag) voor het boek. Let daarbij op de volgende punten: a. Vergeet niet de titel van het boek en de naam van de schrijver. b. Het omslag moet er aantrekkelijk uitzien. c. Maak in je ontwerp duidelijk waar het boek over gaat. d. Bedenk een tekst voor de achterkant van het boek (flaptekst): een korte inhoud en een reclameleuze. 8. Maak van een belangrijke gebeurtenis uit het verhaal een kort stripverhaal. Plak dat stripverhaal in je fictiedossier. Schrijf daarbij over welk stuk uit het boek je stripverhaal gaat. 9. Maak een tekening bij een opvallende gebeurtenis uit het boek. Je mag ook een portret tekenen van één van de belangrijkste personages in het boek. Schrijf op bij welke gebeurtenis of persoon je tekening hoort. *10.Maak een plattegrond van de belangrijkste ruimte(s) waarin het boek zich afspeelt. Doe dat zo: a. Denk nog eens na over wat er in het boek allemaal gebeurt. In welke ruimte(s) gebeuren belangrijke dingen? (Bijvoorbeeld: het huis of de kamer van de hoofdpersoon of de plek waarop een misdaad plaatsvindt.) b. Teken van die ruimte(s) een plattegrond. Maak daarbij gebruik van de informatie uit het boek. Je mag er eventueel ook dingen bij verzinnen, als die maar passen bij het verhaal. c. L eg bij je plattegrond kort uit waarom je deze ruimte(s) hebt gekozen. Dus: waarom zijn juist deze ruimte(s) belangrijk voor het verhaal? Ik schrijf ook! 11.Schrijf een ander slot aan het boek. In jouw slot loopt het verhaal natuurlijk anders af! Zorg ervoor dat jouw slot van het verhaal spannend is en dat het leuk is om te lezen. 12.Stel je voor: een van de personen uit het verhaal houdt een dagboek bij. Je mag zelf kiezen of dat de hoofdpersoon is of een van de andere personen uit het boek. Leef je in die persoon in en schrijf een stuk uit zijn of haar dagboek. 13.Maak een abc-tekst bij het verhaal, waarbij je bij elke letter iets belangrijks of opvallends uit het verhaal kiest en dit toelicht. 14.Laat enkele personen uit het verhaal met elkaar corresponderen. Schrijf minstens vijf briefjes of e-mails. DE JONGE JURY DAT... BEN JIJ! Editie 2013 – 2014 *15.Herschrijf een deel van het verhaal vanuit een ander vertelperspectief. Dat wil zeggen: vanuit de ogen van een van de andere personages. Doe dat zo: a. Kies een of meer gebeurtenissen uit het boek die jij interessant of spannend vindt. b. B edenk nog eens goed: door wiens ogen maak je de gebeurtenis(sen) mee? c. B eschrijf nu dezelfde gebeurtenis(sen), maar dan gezien vanuit de ogen van een ander persoon in het boek. Zo zit het! 16. Hoe zit het met de hoofdpersonen van het boek? Geef antwoord op de volgende vragen: a. W ie is de hoofdpersoon van het boek dat jij gelezen hebt? b. M et welke problemen heeft hij of zij te maken in het begin van het boek? c. W elke moeilijkheden moet hij/zij overwinnen? d. W ordt zijn/haar probleem aan het eind van het boek opgelost? Leg uit hoe en waarom wel of niet. e. Is de hoofdpersoon veranderd aan het eind? In welk opzicht? f. W at vind je van de manier waarop de hoofdpersoon het aangepakt heeft? Licht je antwoord toe. 17. Hoe zit het met het einde van het boek? Zijn alle problemen opgelost aan het eind (gesloten einde)? Of blijf je nog met vragen zitten (open einde)? Geef antwoord op de volgende vragen: a. Welke vragen worden beantwoord aan het eind van het boek? b. Welke vragen worden aan het eind niet beantwoord? c. Bedenk zelf antwoorden op de vragen die je bij b) hebt opgeschreven. Dus: hoe loopt het af met bepaalde hoofdpersonen of gebeurtenissen? d. Wat vind je van het einde van het boek? Leg je antwoord uit. *18. Hoe zit het boek in elkaar? Verloopt de tijd op de normale manier? Of worden de gebeurtenissen en de tijd soms door elkaar gegooid? Zijn er terugblikken (stukken waarin de hoofdpersoon terugkijkt in de tijd)? Of juist vooruitblikken? Leg uit hoe het boek dat jij gelezen hebt in elkaar zit. Leg ook uit wat het gevolg is van deze opbouw. Bijvoorbeeld: zorgt de opbouw voor spanning, maakt de opbouw het verhaal warrig of saai? Jij maakt uit welk boek de Prijs van de van Jonge Jury verdient. Doe mee en breng je stem uit via www.jongejury.nl of met een stemformulier. Stem op jouw favoriete boek! 17
© Copyright 2024 ExpyDoc