Dicteewoorden blok 1 groep 8 Les 1 Regelspoor avontuurlijk Les 2 weetspoor dreigen vervelend De oppervlakte De beweging De bestelling De gebeurtenis scheiden (voor)bereiden uitgebreid allerlei De kapitein De steiger Het peil Les 3 werkwoorden Jij wordt/word jij? Ik gebruikte Wij bedoelen ik zweefde Ik vluchtte Ik antwoordde Les 4 weetspoor De stijl Les 5 regelspoor De hoestdrank Het gordijn Het tapijt De azijn Het ontbijt Het bewijs strijden wijzigen De nachttrein opbellen fantastisch De presentatie De vergelijking Les 1: Regel bij woorden met meer klankgroepen Let op de vaste stukjes. Deze vaste stukjes zijn voorbeeld: ge-, be-, ver-, -lijk(e), -ig (e). Die schrijf je altijd hetzelfde. Hoor je aan het eind van een klankgroep een lange klinker? Dan schrijf je één klinker en één medeklinker: betalen. Hoor je een korte klank? Dan schrijf je één klinker en twee dezelfde medeklinkers: vertellen. Hoor je een medeklinker of een tweetekenklank. Dan schrijf je wat je hoort: bezorgen, bedoeling. Hoor je daar een stomme e? Na een stomme e schrijf je geen dubbele medeklinker: wandelen. Les 2: woorden met ei Schrijf je ei of ij? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden! Les 3: Persoonsvormen tegenwoordige tijd (tt) Werkwoorden hebben vijf verschillende persoonsvormen (TT:ik,hij,wij VT: ik wij) De persoonsvorm met jij is de ik-vorm of de hij-vorm. Jij ervoor? Hij-vorm: jij loopt jij erachter? Ik-vorm: loop jij? Twijfel je of er een t bijkomt? Denk dan aan lopen. Jij loopt dus ook: jij vindt Loop jij? Dus ook: vind jij. Regelmatige werkwoorden krijgen in de vt te(n) of de(n) Staat in de woordenboekvorm vóór –en een medeklinker van ’t kofschip? Dan schrijf je te. Anders schrijf je de. Les 4: woorden met ij Schrijf je ij of ei? Dat kun je niet horen. Dat moet je onthouden! Les 5: Regel bij de lange woorden. Een samenstelling bestaat uit woorddelen: twee (of meer) losse woorden. Schrijf die achter elkaar. Let hier ook weer op de vaste stukjes! DE WOORDEN VAN LES 2 EN LES 4 KUN JE UIT HET HOOFD LEREN!! oefen dictee Blok 1: Doelwoorden Jij moet kunnen vertellen en weten wat deze woorden betekenen: de balustrade de edelsteen het gebergte jongleren de koepel de kroeg overdekt de pasta de pilaar het schuimrubber de bijeenkomst de pers het reglement solo spontaan het type verduisteren wuiven wraak nemen ziedend behulpzaam leerzaam het portaal de puinhoop schilderachtig sorteren voedzaam warrig windstil het woonblok
© Copyright 2024 ExpyDoc