28 oktober 2014 Corr.nr. 2014-39.865, LGW Zaaknr. 538826 Nummer 60/2014 Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van Groningen tot aanwijzing van de regionale waterkeringen in de provincie Groningen, tot vaststelling van veiligheidsnormen voor deze regionale waterkeringen en tot aanwijzing van waterbergingsgebieden in het waterschap Noorderzijlvest. 1. Samenvatting In deze voordracht wordt voorgesteld om de regionale waterkeringen in de provincie Groningen aan te wijzen, om voor deze regionale waterkeringen de veiligheidsnormen vast te stellen en om in het waterschap Noorderzijlvest de waterbergingsgebieden Dwarsdiep, De Dijken (Bakkerom) en Driepolders aan te wijzen. Verder wordt voorgesteld het waterbergingsgebied Zuiderwuppen in het waterschap Hunze en Aa's te schrappen. Met de besluitvorming door uw Staten wordt het project Droge Voeten 2050 afgerond. De adviezen op basis van het project Droge Voeten 2050, die in deze voordracht zijn opgenomen, hebben ter inzage gelegen. De hoofdlijnen van de ingediende zienswijzen en het commentaar daarop zijn in deze voordracht opgenomen. 2. Doel en wettelijke grondslag Het project Droge Voeten 2050 (DV2050) is afgerond en leidt tot een aantal voorstellen ter besluitvorming. Het gaat om de aanwijzing van de regionale waterkeringen in de provincie Groningen en de vaststelling van veiligheidsnormen voor deze regionale waterkeringen. Deze voorstellen worden ter besluitvorming aan u voorgelegd op grond van artikel 2.4 van de Waterwet, juncto artikel 3.2 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009. Voorts wordt aan u voorgesteld drie waterbergingsgebieden in het waterschap Noorderzijlvest aan te wijzen en een waterbergingsgebied in het waterschap Hunze en Aa's te schrappen. Tenslotte wordt voorgesteld om uw besluit van 23 maart 2005, nr. A.2., gepubliceerd in Provinciaal Blad nr. 20 van 2005, in te trekken. 3. Procesbeschrijving en planning Wij hebben samen met de provincies Drenthe en Fryslân en de waterschappen Noorderzijlvest, Hunze en Aa's en Wetterskip Fryslân het project Droge Voeten 2050 uitgevoerd. Het doel was om onze inwoners in 2025 voldoende bescherming te bieden tegen wateroverlast vanuit de boezemsystemen van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze & Aa's. In onze brief van 1 februari 2012 (nr. 2011-59.032/4/A.16, LGW) hebben wij u over de start en aanpak van het project geïnformeerd. Op 21 november 2012 en 24 maart 2014 heeft de stuurgroep Droge Voeten 2050 u in bijeenkomsten in respectievelijk Peize en Onnen op de hoogte gesteld van de voortgang van het project. De uitkomsten van het project zijn op 4 juni 2014 in een gezamenlijke bijeenkomst gepresenteerd aan de Statencommissie Omgeving en Milieu van de Provincie Groningen en de Statencommissie Omgevingsbeleid van de Provincie Drenthe. Het project Droge Voeten 2050 wordt voor onze provincie formeel afgesloten door de resultaten ter besluitvorming aan uw staten voor te leggen. Het Groningse deel van het beheergebied van Wetterskip Fryslân is in het project Droge Voeten 2050 buiten beschouwing gebleven. Voor het kleine deel van de Friese boezem, dat in de provincie Groningen ligt, sluiten wij ons aan bij het veiligheidsbeleid voor de langere termijn van de provincie Fryslân. Wij vragen u wel voor het genoemde beheergebied van Wetterskip Fryslân de regionale waterkeringen aan te wijzen en de veiligheidsnormen vast te stellen. Deze besluiten komen nagenoeg overeen met uw genoemd besluit uit 2005. 60-1 4. Begroting Aan de besluitvorming over deze voorstellen zijn voor de provincie Groningen geen kosten verbonden. 5. Inspraak/participatie In de loop van de uitvoering van het project Droge Voeten 2050 hebben beide waterschappen stakeholders geïnformeerd. Waterschap Hunze en Aa's heeft dit gedaan als onderdeel van de voorbereiding van het nieuwe beheerplan. Waterschap Noorderzijlvest heeft meerdere bijeenkomsten voor stakeholders gehouden, waarbij deze hun ideeën konden inbrengen. Het draagvlak voor de ontwikkelde maatregelenpakketten is daarbij getoetst. De belanghebbenden bij de in het waterschap Noorderzijlvest aan te wijzen waterbergingsgebieden zijn geïnformeerd in een bijeenkomst. Bewoners en omwonenden van twee mogelijke waterbergingsgebieden zijn vervolgens op hun verzoek in bijeenkomsten nader over de plannen geïnformeerd. De stuurgroep Droge Voeten 2050 heeft adviezen uitgebracht voor de beheergebieden van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's (bijlage 1). De dagelijkse besturen van beide waterschappen, Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe en wij hebben deze adviezen overgenomen voor zover het ieders bevoegdheden betrof. Vervolgens hebben de ontwerpadviezen, met daarbij een milieueffectrapportage voor het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest, ter inzage gelegen. Alleen over het advies voor het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest zijn zienswijzen ingediend. De zienswijzen en het commentaar daarop van het waterschap Noorderzijlvest en van de provincies Groningen en Drenthe zijn opgenomen in de bijgevoegde Nota Reactie en Commentaar (bijlage 2). Wat betreft het Groningse deel van het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest zijn er zienswijzen ingediend door particulieren, LTO Noord en Staatsbosbeheer. De zienswijze van Staatsbosbeheer is mede ingediend namens Natuur- en Milieufederatie Drenthe, Natuur- en Milieufederatie Groningen, Natuurmonumenten en Het Groninger Landschap. De zienswijzen hebben geen betrekking op de aan te wijzen regionale waterkeringen en de vast te stellen veiligheidsnormen. Hoofdlijnen zienswijzen De zienswijzen ingediend door particulieren gaan vooral over het voornemen om gebieden aan te wijzen voor waterberging in het Westerkwartier. Vaak genoemde bezwaren hebben - in willekeurige volgorde - betrekking op de kosten van waterberging, de hoogte van de beoogde dijken/kaden en de beperking van de aanleg van dijken/kaden op veengrond, beperking en kosten voor de landbouw en negatieve gevolgen voor het landschap. Alternatieven zijn aangedragen als bijvoorbeeld het meer inzetten van het Lauwersmeer t.b.v. het Westerkwartier en het meer gebruikmaken van automatisering en/of digitale aansturing van het watersysteem. Uit het commentaar op deze zienswijzen blijkt, dat vanuit het beschikbare onderzoek en de MERrapportage goed onderbouwd is uit te leggen hoe de keuzes zijn gemaakt en welke gevolgen die hebben voor de geuite bezwaren tegen waterberging. Daarbij is aangegeven, dat in de verdere uitwerking- in combinatie met de realisering van de EHS- ook ontwikkelkansen liggen en ruimte is voor maatwerk om rekening te houden met particuliere belangen, zoals bijvoorbeeld landbouw. Wat betreft de aangedragen alternatieven heeft het Lauwersmeer weinig effect op het watersysteem in het Westerkwartier. De voorgestelde automatisering en/of digitale aansturing van het watersysteem wordt door het waterschap Noorderzijlvest in toenemende mate gepraktiseerd. Hoofdpunten vanuit de ingediende zienswijzen door organisaties gaan over het onvoldoende integraal zijn van de toegepaste aanpak in het project (teveel alleen aandacht voor waterveiligheid) en zorgen over de waterkwaliteit. LTO onderschrijft de hoofdkeuzen en pleit in de uitwerking voor het creëren van perspectief voor de landbouw. Uit het commentaar blijkt, dat integraliteit vooral is gezocht op maatregelniveau, waarbij waterberging bijvoorbeeld heel goed gekoppeld kan worden met natuur en landschap. Er ligt ook een duidelijk positief advies van de commissie MER en verdere uitwerking gebeurt ook nadrukkelijk met de insprekers en belanghebbenden. Verder wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de kansen en het perspectief voor de landbouw, waarbij grondruil en bedrijfsverplaatsing tot de 60-2 mogelijkheden behoren. Ook hier zal in het kader van de inrichting EHS met de betrokken landbouwers samen worden gekeken naar wensen en mogelijkheden. Van belang is verder, dat schade voortvloeiend uit waterberging kan worden vergoed. De zienswijzen hebben niet geleid tot wijziging van het advies voor het waterschap Noorderzijlvest. De adviezen zijn voorgelegd aan de Provinciale Planologische Commissie en de Provinciale Commissie Water en Milieu. Daarop is geen reactie ontvangen. Na aanwijzing van de waterbergingsgebieden wordt de verdere procedure voor de inrichting van deze gebieden gekoppeld aan die voor de realisering van de EHS in het Westerkwartier met als doel integrale planvorming. 6. Nadere toelichting 6.1. Inleiding Door klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling zal de kans op wateroverlast vanuit de boezemsystemen van onze waterschappen de komende jaren steeds verder toenemen. Door nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (zoals uitbreiding van bebouwing) kunnen de gevolgen van wateroverlast bovendien steeds ernstiger worden. Om problemen te voorkomen moet de waterhuishouding op orde gehouden worden. Onze provincie heeft daarom samen met de provincies Drenthe en Fryslân en de waterschappen Noorderzijlvest, Hunze & Aa's en Wetterskip Fryslân in het project Droge Voeten 2050 onderzocht welke maatregelen daarvoor nodig zijn. De stuurgroep Droge Voeten 2050 heeft voor de beheergebieden van de waterschappen Hunze en Aa's en Noorderzijlvest een advies uitgebracht, dat wij hebben overgenomen voor zover het onze bevoegdheden betrof. In de bijgevoegde adviezen is een samenvatting opgenomen, die een goede indruk geeft van de uitgevoerde onderzoeken en het advies van de stuurgroep. Leeswijzer Hierna wordt eerst ingegaan op de inhoud van het project. Vervolgens komen de hoofdlijnen van de adviezen aan de orde, waar nodig toegespitst op de afzonderlijke waterschappen. 6.2. Inhoud project Droge Voeten 2050 Het project was gericht op het tegengaan van wateroverlast vanuit de boezemsystemen van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s. Het Groningse deel van het beheergebied van Wetterskip Fryslân is buiten beschouwing gebleven, zoals eerder is aangegeven. Het project is uitgevoerd onder leiding van de Stuurgroep Droge Voeten 2050. In deze stuurgroep waren de genoemde waterschappen en de provincies Groningen en Drenthe vertegenwoordigd. Daarnaast namen ook Wetterskip Fryslân en de provincie Fryslân deel vanwege de relatie met de Friese Boezem via het Lauwersmeer. Het project bestond uit de volgende onderdelen. Bepalen van de gewenste veiligheidsnormen voor de regionale waterkeringen/boezemkaden. Het gaat om actualisering van de normen, die in 2005 door uw staten zijn vastgesteld. Bepalen welke keringen moeten worden aangewezen als regionale waterkering. Het betreft een actualisering van de regionale waterkeringen, die in 2005 door uw staten zijn aangewezen. Bepalen welke maatregelen tegen wateroverlast moeten worden genomen om in 2025 aan de dan geldende veiligheidsnormen te voldoen. In de adviezen is rekening gehouden met het rapport van het Ministerie van Economische Zaken, dat in januari 2014 is uitgebracht en waarin een globale beoordeling van de gevoeligheid van de Groningse boezemkaden voor aardbeving door gaswinning wordt gegeven. Taak waterschappen en provincies binnen het project De provincies Groningen en Drenthe waren verantwoordelijk voor het actualiseren van de veiligheidsnormen voor de regionale waterkeringen en voor de aanwijzing van deze waterkeringen. U wijst de regionale waterkeringen aan en stelt de veiligheidsnormen vast. De beide waterschappen waren verantwoordelijk voor het bepalen van de maatregelen tegen wateroverlast, die nodig zijn om aan de veiligheidsnormen te voldoen. De Algemene Besturen van de waterschappen stellen deze maatregelen vast. Eén van de maatregelen is de inrichting van waterbergingsgebieden in Noorderzijlvest. U wijst deze gebieden aan. 60-3 6.3. Adviezen voor de beheergebieden van de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest Hierna worden eerst de gemeenschappelijke onderdelen van de adviezen toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op onderdelen, die per waterschap verschillen. 6.3.1. Actualisering veiligheidsnormen Aanleiding Voor de actualisering van de veiligheidsnormen zijn twee redenen. Ten eerste hebben uw staten in 2005 besloten om op 1 januari 2025 voor regionale waterkeringen met een gewenste veiligheidsnorm van 1:300, respectievelijk 1:1000 richtinggevend naar die normen te streven. Rond de stad Groningen is voor bepaalde kadetrajecten een veiligheidsnorm van 1:1000 gewenst en langs grote delen van de boezem van Hunze en Aa's een veiligheidsnorm van 1:300. Ten tweede is de verwachting, dat in de toekomst als gevolg van uitbreiding van bebouwing (b.v. Meerstad) voor meer kadetrajecten een veiligheidsnorm van 1:1000 gewenst is dan in 2005 bekend was. Een veiligheidsnorm van bijvoorbeeld 1:300 betekent, dat een regionale waterkering/boezemkade bestand moet zijn tegen een waterstand, die gemiddeld één keer in de 300 jaar optreedt. De huidige veiligheidsnorm voor de regionale waterkeringen is 1:100. Vanwege genoemd besluit over verhoging van de veiligheidsnormen in 2025 is het jaar 2025 gekozen als zichtjaar voor het project. De te nemen maatregelen om de veiligheidsnormen te realiseren moeten echter ook in de periode vanaf 2025 tot 2050 voldoende effectief zijn. Onderscheid tussen veiligheidsnorm voor de hoogte en voor de stabiliteit van een regionale waterkering/ boezemkade Om te voldoen aan een veiligheidsnorm is naast de kadehoogte ook de stabiliteit van de kade van belang. Naarmate de veiligheidsnorm van een kade toeneemt, worden er hogere eisen gesteld aan de stabiliteit van de kade. In de maatregelenstudie van het waterschap Hunze en Aa's is onderzocht wat de kosten zijn van maatregelen om te voldoen aan de stabiliteitseisen. Bij toepassing van een landelijk gebruikte, conservatieve rekenmethode bedragen deze kosten meer dan € 150 miljoen. Ook bij andere waterschappen worden hoge kosten berekend. Het waterschap heeft in een pilot een geavanceerde rekenmethode toegepast voor de Eemskanaalkade. Dan blijken er geen maatregelen nodig te zijn om deze kade aan de stabiliteitseisen te laten voldoen. Er is op dit moment dus nog te veel onzekerheid over de kosten van maatregelen om te voldoen aan de stabiliteitseisen. Dit is een landelijk probleem. Er is nog nader onderzoek nodig om die kosten te bepalen en vast te stellen of de veiligheidsnormen van 1:300 en 1:1000 wat betreft stabiliteit haalbaar en betaalbaar zijn. Het is daarom gewenst bij het vaststellen van veiligheidsnormen voor de regionale waterkeringen onderscheid te maken tussen de hoogte en de stabiliteit van de regionale waterkeringen. Waterschap Noorderzijlvest heeft zich bij de conclusies uit dit onderzoek aangesloten. Voorgestelde veiligheidsnorm voor de hoogte van de waterkering In 2005 was de provincie van opvatting, dat in principe aan alle inwoners dezelfde minimale veiligheid van 1:100 moet worden geboden tegen wateroverlast. Maatschappelijke effecten en schade door wateroverlast vanuit de boezemsystemen bij overschrijdingsfrequenties, die vaker voorkomen dan gemiddeld één keer in de honderd jaar, werden ongewenst geacht. De minimale norm van 1:100 wordt ook nu gehandhaafd. Voor het merendeel van de regionale waterkeringen wordt wat betreft de hoogte van de keringen een minimale veiligheidsnorm van 1:100 voorgesteld (zie de betreffende kaartbijlagen bij het door uw staten te nemen besluit). Langs de Eemskanaal- en Dollardboezem, de Electraboezem en het Lauwersmeer ligt een aantal kadetrajecten met een gewenste veiligheidsnorm van 1:300 of 1:1000. Voor deze keringen wordt de norm van 1:300 of 1:1000 voorgesteld. Overeenkomstig eerder gemaakte afspraken tussen provincie en waterschappen wordt de veiligheidsnorm wat betreft hoogte vóór 1 januari 2020 gerealiseerd. Voorgestelde veiligheidsnorm voor de stabiliteit van de waterkering Voor de stabiliteit van de regionale waterkeringen wordt een minimale veiligheidsnorm voorgesteld van 1:100. In de periode tot 1-1-2023 onderzoeken de waterschappen welke maatregelen nodig zijn om de regionale waterkeringen aan de stabiliteitseisen, behorende bij de veiligheidsnorm van 60-4 1:100, respectievelijk 1:300 en 1:1000, te laten voldoen en wat daarvan de kosten zijn. Wanneer dat bekend is, stelt de provincie in overleg met het waterschap vast welke kadetrajecten wat betreft stabiliteit een hogere veiligheidsnorm dan 1:100 krijgen. De regionale waterkeringen voldoen vóór 1-1-2029 aan de veiligheidsnorm voor stabiliteit. De jaren 2023 en 2029 zijn opgenomen in de notitie Uitgangspunten Beoordelen Veiligheid Regionale Waterkeringen, die door ons is vastgesteld. Rekening houden met aardbevingsgevoelige waterkeringen Nader onderzoek naar de invloed van aardbevingen op regionale waterkeringen kan gecombineerd worden met nader onderzoek naar de stabiliteit van deze waterkeringen. Bij het onderzoek naar maatregelen om de regionale waterkeringen aan de stabiliteitseisen te laten voldoen zal de hoogste prioriteit worden gegeven aan de boezemkaden, die in het onderzoek "Groningse kades en dijken bij geïnduceerde aardbevingen" van Deltares een hoge prioriteit hebben gekregen voor nader onderzoek en daarop volgende verbetering. Deze regionale waterkeringen moeten uiterlijk op 1 januari 2020 aan de norm voor zowel hoogte als stabiliteit voldoen. Verhoging van de gewenste veiligheidsnorm door de aanwezigheid van installaties voor gas- en elektriciteitsvoorziening De hoogte van de veiligheidsnorm voor de regionale waterkeringen wordt bij een aantal kadetrajecten beïnvloed door de aanwezigheid van installaties voor gas- en elektriciteitsvoorziening, die van landelijk belang zijn. Het gaat daarbij o.a. om objecten van NAM en Gasunie, die relatief veel schade ondervinden bij overstroming als gevolg van het doorbreken van de kade. Vooralsnog wordt de veiligheidsnorm gehanteerd, die rekening houdt met deze objecten. In de periode, waarin onderzoek plaatsvindt naar de maatregelen, die nodig zijn om kadetrajecten te laten voldoen aan de stabiliteitseisen, zullen de provincie en het waterschap Hunze en Aa's met het Rijk en de nutsbedrijven overleggen over het verhalen van de kosten van de realisering van de hogere veiligheidsnorm. Wij zijn met het waterschap Hunze en Aa's van mening, dat deze kosten vanwege het landelijke belang niet voor rekening van de regio behoren te komen. Afhankelijk van het resultaat van dit overleg zal de provincie, in overleg met de waterschappen, besluiten welke veiligheidsnorm wat betreft stabiliteit zal worden vastgesteld. Noorderzijlvest heeft - om moverende reden - besloten niet aan het overleg met het Rijk en de nutsbedrijven deel te nemen. 6.3.2. Aanwijzing regionale waterkeringen U heeft in 2005 de regionale waterkeringen in de waterschappen aangewezen. De provincie merkt waterkeringen aan als regionale waterkering, wanneer deze waterkeringen langs de boezem liggen of een minimale veiligheidsnorm hebben van 1:100. In 2005 heeft u ook waterkeringen bovenstrooms van de boezem aangewezen als regionale waterkering. Voor deze keringen is toen nog geen veiligheidsnorm vastgesteld. Bij de actualisering van de veiligheidsnormen is gebleken, dat voor deze laatstgenoemde keringen een lagere veiligheidsnorm dan 1:100 nodig is. Daarom stellen wij voor, dat de waterkeringen gelegen bovenstrooms van de boezem (bijv. langs het Ruiten Aa kanaal in Hunze en Aa’s en langs de Jonkersvaart in Noorderzijlvest), die in 2005 zijn aangewezen als regionale waterkeringen, deze aanduiding verliezen. De waterschappen moeten de regionale waterkeringen regelmatig toetsen aan de bij de veiligheidsnormen behorende zogenaamde maatgevende hoogwaterstanden. De provincie houdt hier toezicht op en heeft hiervoor uitgangspunten opgesteld, die zijn vastgelegd in de eerder genoemde door ons vastgestelde notitie. In het waterschap Hunze en Aa’s is een aantal waterbergingsgebieden ingericht. Langs deze waterbergingsgebieden liggen kaden, die het achterliggende land beschermen tegen het water in het waterbergingsgebied. Deze kaden worden alleen bij de inzet van een waterbergingsgebied belast. Het is van belang ze regelmatig te controleren. Daarom stellen wij voor de kaden aan te wijzen als regionale waterkeringen. Aan deze kaden kan op dit moment nog geen norm worden toegekend. De eisen aan deze keringen moeten nog op landelijk niveau worden bepaald. 6.3.3. Waterschap Hunze en Aa’s Tot 2025 geen andere maatregelen nodig dan aanpassing van boezemkaden 60-5 Een statistische analyse heeft uitgewezen, dat er tot 2025 geen maatregelen nodig zijn om de afvoer- of bergingscapaciteit van de Eemskanaal- en Dollardboezem te vergroten. Dat is te danken aan het effect van de tot nu toe aangelegde waterbergingsgebieden. Het waterschap zet de komende jaren in op verdere verbetering van de regionale waterkeringen/ boezemkaden. Schrappen noodbergingsgebied Zuiderwuppen In 2005 is het gebied Zuiderwuppen bij Winschoten aangewezen als noodbergingsgebied. Verwacht werd, dat dit gebied op termijn de functie natuur zou krijgen als onderdeel van de EHS. Zuiderwuppen is nu nog een landbouwgebied. Inrichting van het noodbergingsgebied Zuiderwuppen is wat betreft het waterschap alleen mogelijk, wanneer de provincie het gebied de functie natuur geeft in plaats van landbouw. Wij hebben vervolgens in 2011 met het waterschap afgesproken, dat mocht het aangewezen noodbergingsgebied Zuiderwuppen na de herijking van de EHS buiten de EHS vallen, het waterschap dit gebied niet hoeft in te richten. Bij de herijking van de EHS en de besluitvorming hierover heeft het gebied Zuiderwuppen niet de functie natuur gekregen. Verder kan uit de hiervoor genoemde statistische analyse worden geconcludeerd, dat het kleine noodbergingsgebied Zuiderwuppen niet nodig is, omdat er tot 2050 voldoende (nood)bergingsgebieden zijn. Deze twee factoren samen leiden tot de conclusie, dat handhaving van de functie noodberging wateroverlast voor het gebied Zuiderwuppen niet meer nodig is. Wij stellen voor Zuiderwuppen te schrappen als noodbergingsgebied en de Omgevingsvisie en provinciale omgevingsverordening hierop aan te passen. 6.3.4. Waterschap Noorderzijlvest Maatregelen nodig om in 2025 te voldoen aan de veiligheidsnormen In Noorderzijlvest zijn maatregelen nodig in de Fivelingoboezem en in de Electraboezem en het Lauwersmeer. In een maatregelenstudie zijn voor deze boezems enkele pakketten van samenhangende maatregelen ontwikkeld, die, ieder voor zich, ervoor kunnen zorgen, dat het gewenste veiligheidsniveau kan worden gerealiseerd. De maatregelenstudie heeft geen betrekking gehad op de kaden van het waterschap langs de Eemskanaal- en Dollardboezem. Het waterschap Noorderzijlvest sluit zich aan bij de conclusies van de eerder genoemde statistische analyse van Hunze en Aa's voor deze boezem en zal de kaden langs deze boezem, die niet voldoen aan de in 2025 geldende normen, aanpassen. Plan-MER Parallel aan de maatregelenstudie is een Plan-milieueffectrapport (Plan-MER) opgesteld. Omdat al vóór de start van het project Droge Voeten 2050 werd verwacht, dat voor het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest mogelijk maatregelen moeten worden getroffen met een ruimtelijke component (zoals het aanwijzen van waterbergingsgebieden) is een planm.e.r.-procedure uitgevoerd. Er is een milieueffectrapport (MER) opgesteld, waarmee de milieueffecten van de maatregelen in een vroegtijdig stadium zijn onderzocht en het milieubelang een volwaardige plaats krijgt in de besluitvorming. De Commissie voor de m.e.r. heeft in haar toetsingsadvies aangegeven, dat zij van oordeel is, dat het MER de essentiële informatie bevat om het milieubelang volwaardig te kunnen meewegen in de besluitvorming. Advies over uit te voeren maatregelen Wanneer de resultaten van de maatregelenstudie en de uitkomsten van het Plan-MER naast elkaar gelegd worden, blijkt dat het maatregelenpakket met waterberging in de EHS wat betreft kosteninvestering het meest aantrekkelijk is. De maatregelen in dit pakket zijn robuust, ze vormen een stevig fundament voor de toekomst. Het pakket heeft draagvlak bij stakeholders. De milieueffecten zijn relatief beperkt en er zijn mogelijkheden om de beperkt negatieve effecten te verzachten. Het pakket sluit goed aan bij het beleid van onze provincie om bij voorkeur (liefst) natte natuurgebieden aan te wijzen voor waterberging. De combinatie van waterberging en natuur is een goede vorm van meervoudig ruimtegebruik. Het beperkt de claim op ruimte en biedt mogelijkheden om planvorming en procedures voor de inrichting van waterbergingsgebieden en de EHS waar mogelijk te integreren. Dit sluit aan op de wens van Natuur- en Milieufederatie, LTO, terreinbeherende organisaties en het advies van de commissie m.e.r. Er kan werk met werk worden gemaakt, waarbij mogelijk ook andere opgaven en 60-6 wensen (maatschappelijke doelstellingen) in het gebied kunnen worden gehonoreerd. Te denken valt aan maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water en voor recreatie. Aanwijzen drie waterbergingsgebieden In het voorgestelde maatregelenpakket zijn drie waterbergingsgebieden in het Westerkwartier opgenomen, die de provincie moet aanwijzen. Wij stellen voor deze aanwijzing op te nemen in de nieuwe Omgevingsvisie en de provinciale omgevingsverordening. Het gaat om de gebieden Dwarsdiep, De Dijken (Bakkerom) en Driepolders in de omgeving van Boerakker en Enumatil. Deze gebieden behoren tot de EHS. Delen daarvan zijn al aangekocht, het streven is ze geheel te verwerven voor natuur. Lauwersmeer De maatregelenstudie geeft geen definitief antwoord op de noodzakelijke maatregelen (ten behoeve van de waterveiligheid) langs het Lauwersmeer. Puur geredeneerd vanuit het stroomgebied van het waterschap Noorderzijlvest is er tot 2050 geen noodzaak om een gemaal in Lauwersoog te bouwen. Verhoging van te lage kades langs het meer is voldoende. Het Lauwersmeer speelt echter ook een belangrijke rol bij de afvoer van overtollig water uit Fryslân. Een definitief antwoord kan daarom pas gegeven worden als de resultaten van de actualisatie van het veiligheidsplan voor de Friese boezem beschikbaar zijn. 7. Voorstel Wij stellen u voor het in ontwerp bij deze voordracht gevoegde besluit vast te stellen. Groningen, 28 oktober 2014 Gedeputeerde Staten van Groningen: M.J. van den Berg , voorzitter. H.J. Bolding , secretaris. Behandeld door : H.G. Schuurman/ K.R. Klaassens Telefoonnummer : (050) 316 4620/ (050) 316 4622 e-mail : [email protected]/ [email protected] Bijlagen bij de voordracht Nr. 1 2 Titel Adviezen Droge Voeten 2050 voor de beheergebieden van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's Nota Reactie en Commentaar Advies Droge Voeten 2050 voor het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest Soort bijlage Rapport Rapport 60-7 Nr. 60/2014 Provinciale Staten van Groningen: Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 oktober 2014, nr. 2014-39.865, LGW; Gelet op: artikel 2.4 van de Waterwet, juncto artikel 3.2 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009; artikel 4.11 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009; Besluiten: I vast te stellen de bij dit besluit behorende en daarvan deel uitmakende kaart (kaart 1), waarop de regionale waterkeringen in de provincie Groningen zijn aangegeven; II de veiligheidsnormen voor de regionale waterkeringen in de provincie Groningen overeenkomstig de bij dit besluit behorende en daarvan deel uitmakende kaarten van de boezemsystemen van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's als volgt vast te stellen: e waterschap Noorderzijlvest: Fivelingoboezem (kaart 2.1), Electraboezem 1 schil (kaart e e 2.2.1), Electraboezem 2 schil (kaart 2.2.2), Electraboezem 3 schil (kaart 2.2.3), Eemskanaal- en Dollardboezem (kaart 2.3), Lauwersmeer (kaart 2.4) en Friese boezem (kaart 2.5); waterschap Hunze en Aa's: Eemskanaal- en Dollardboezem (kaart 3.1), Duurswoldboezem (kaart 3.2) en Oldambtboezem (kaart 3.3); III voor de regionale waterkeringen in de provincie Groningen die deel uitmaken van de Friese boezem een minimale veiligheidsnorm van 1:100 vast te stellen; IV te bepalen dat de hoogte van de regionale waterkeringen behorende bij de onder II bedoelde veiligheidsnormen uiterlijk vóór 1 januari 2020 gerealiseerd moet zijn; V te bepalen dat de stabiliteit van de regionale waterkeringen behorende bij de onder II bedoelde veiligheidsnormen uiterlijk vóór 1 januari 2029 gerealiseerd moet zijn, e.e.a. op basis van de uitkomsten van tot 1 januari 2023 uit te voeren onderzoek naar maatregelen en kosten om aan de stabiliteitseisen voor deze regionale waterkeringen te voldoen; VI te bepalen dat regionale waterkeringen in de provincie Groningen die deel uitmaken van de Friese boezem uiterlijk op 1 januari 2015 aan de veiligheidsnorm van 1:100 moeten voldoen; VII de gebieden Dwarsdiep, De Dijken (Bakkerom) en Driepolders in het waterschap Noorderzijlvest aan te wijzen als waterbergingsgebied (kaart 4); VIII aan het eerder aangewezen waterbergingsgebied Zuiderwuppen bij Winschoten in het waterschap Hunze en Aa's niet meer de functie noodberging wateroverlast toe te kennen; IX het besluit van 23 maart 2005, nr. A.2., gepubliceerd in Provinciaal Blad nr. 20 van 2005, in te trekken; X dat de Omgevingsverordening provincie Groningen overeenkomstig de besluitvorming in het bepaalde onder I tot en met VIII wordt aangepast en terugwerkende kracht zal hebben tot het moment waarop dit besluit is vastgesteld. 60-8 XI te bepalen dat dit besluit in werking treedt op de eerste dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het is geplaatst. Groningen, Provinciale Staten voornoemd: , voorzitter. , griffier. Bijlagen bij het besluit Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Titel Regionale waterkeringen in de provincie Groningen (kaart 1) Normen regionale waterkeringen Fivelingoboezem (kaart 2.1) e Normen regionale waterkeringen Electraboezem 1 schil (kaart 2.2.1) e Normen regionale waterkeringen Electraboezem 2 schil (kaart 2.2.2) e Normen regionale waterkeringen Electraboezem 3 schil (kaart 2.2.3) Normen regionale waterkeringen Eemskanaal- en Dollardboezem (kaart 2.3) Normen regionale waterkeringen Lauwersmeer (kaart 2.4) Normen regionale waterkeringen Friese boezem (kaart 2.5) Normen regionale waterkeringen Eemskanaal- en Dollardboezem (kaart 3.1) Normen regionale waterkeringen Duurswoldboezem (kaart 3.2) Normen regionale waterkeringen Oldambtboezem (kaart 3.3) Waterbergingsgebieden (kaart 4) Soort bijlage Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart 60-9
© Copyright 2024 ExpyDoc