60-1 28 oktober 2014 Corr.nr. 2014

28 oktober 2014
Corr.nr. 2014-39.865, LGW
Zaaknr. 538826
Nummer 60/2014
Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten van
Groningen tot aanwijzing van de regionale waterkeringen in de provincie
Groningen, tot vaststelling van veiligheidsnormen voor deze regionale
waterkeringen en tot aanwijzing van waterbergingsgebieden in het
waterschap Noorderzijlvest.
1. Samenvatting
In deze voordracht wordt voorgesteld om de regionale waterkeringen in de
provincie Groningen aan te wijzen, om voor deze regionale waterkeringen
de veiligheidsnormen vast te stellen en om in het waterschap Noorderzijlvest
de waterbergingsgebieden Dwarsdiep, De Dijken (Bakkerom) en Driepolders
aan te wijzen. Verder wordt voorgesteld het waterbergingsgebied
Zuiderwuppen in het waterschap Hunze en Aa's te schrappen. Met de
besluitvorming door uw Staten wordt het project Droge Voeten 2050
afgerond. De adviezen op basis van het project Droge Voeten 2050, die in
deze voordracht zijn opgenomen, hebben ter inzage gelegen. De hoofdlijnen
van de ingediende zienswijzen en het commentaar daarop zijn in deze
voordracht opgenomen.
2. Doel en wettelijke grondslag
Het project Droge Voeten 2050 (DV2050) is afgerond en leidt tot een aantal voorstellen ter
besluitvorming. Het gaat om de aanwijzing van de regionale waterkeringen in de provincie
Groningen en de vaststelling van veiligheidsnormen voor deze regionale waterkeringen. Deze
voorstellen worden ter besluitvorming aan u voorgelegd op grond van artikel 2.4 van de Waterwet,
juncto artikel 3.2 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009. Voorts wordt aan u
voorgesteld drie waterbergingsgebieden in het waterschap Noorderzijlvest aan te wijzen en een
waterbergingsgebied in het waterschap Hunze en Aa's te schrappen. Tenslotte wordt voorgesteld
om uw besluit van 23 maart 2005, nr. A.2., gepubliceerd in Provinciaal Blad nr. 20 van 2005, in te
trekken.
3. Procesbeschrijving en planning
Wij hebben samen met de provincies Drenthe en Fryslân en de waterschappen Noorderzijlvest,
Hunze en Aa's en Wetterskip Fryslân het project Droge Voeten 2050 uitgevoerd. Het doel was om
onze inwoners in 2025 voldoende bescherming te bieden tegen wateroverlast vanuit de
boezemsystemen van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze & Aa's. In onze brief van
1 februari 2012 (nr. 2011-59.032/4/A.16, LGW) hebben wij u over de start en aanpak van het
project geïnformeerd. Op 21 november 2012 en 24 maart 2014 heeft de stuurgroep Droge Voeten
2050 u in bijeenkomsten in respectievelijk Peize en Onnen op de hoogte gesteld van de voortgang
van het project. De uitkomsten van het project zijn op 4 juni 2014 in een gezamenlijke bijeenkomst
gepresenteerd aan de Statencommissie Omgeving en Milieu van de Provincie Groningen en de
Statencommissie Omgevingsbeleid van de Provincie Drenthe. Het project Droge Voeten 2050
wordt voor onze provincie formeel afgesloten door de resultaten ter besluitvorming aan uw staten
voor te leggen.
Het Groningse deel van het beheergebied van Wetterskip Fryslân is in het project Droge Voeten
2050 buiten beschouwing gebleven. Voor het kleine deel van de Friese boezem, dat in de provincie
Groningen ligt, sluiten wij ons aan bij het veiligheidsbeleid voor de langere termijn van de provincie
Fryslân. Wij vragen u wel voor het genoemde beheergebied van Wetterskip Fryslân de regionale
waterkeringen aan te wijzen en de veiligheidsnormen vast te stellen. Deze besluiten komen
nagenoeg overeen met uw genoemd besluit uit 2005.
60-1
4. Begroting
Aan de besluitvorming over deze voorstellen zijn voor de provincie Groningen geen kosten
verbonden.
5. Inspraak/participatie
In de loop van de uitvoering van het project Droge Voeten 2050 hebben beide waterschappen
stakeholders geïnformeerd. Waterschap Hunze en Aa's heeft dit gedaan als onderdeel van de
voorbereiding van het nieuwe beheerplan. Waterschap Noorderzijlvest heeft meerdere
bijeenkomsten voor stakeholders gehouden, waarbij deze hun ideeën konden inbrengen. Het
draagvlak voor de ontwikkelde maatregelenpakketten is daarbij getoetst.
De belanghebbenden bij de in het waterschap Noorderzijlvest aan te wijzen waterbergingsgebieden zijn geïnformeerd in een bijeenkomst. Bewoners en omwonenden van twee mogelijke
waterbergingsgebieden zijn vervolgens op hun verzoek in bijeenkomsten nader over de plannen
geïnformeerd.
De stuurgroep Droge Voeten 2050 heeft adviezen uitgebracht voor de beheergebieden van de
waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's (bijlage 1). De dagelijkse besturen van beide
waterschappen, Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe en wij hebben deze adviezen
overgenomen voor zover het ieders bevoegdheden betrof. Vervolgens hebben de ontwerpadviezen, met daarbij een milieueffectrapportage voor het beheergebied van waterschap
Noorderzijlvest, ter inzage gelegen. Alleen over het advies voor het beheergebied van het
waterschap Noorderzijlvest zijn zienswijzen ingediend.
De zienswijzen en het commentaar daarop van het waterschap Noorderzijlvest en van de
provincies Groningen en Drenthe zijn opgenomen in de bijgevoegde Nota Reactie en Commentaar
(bijlage 2). Wat betreft het Groningse deel van het beheergebied van het waterschap
Noorderzijlvest zijn er zienswijzen ingediend door particulieren, LTO Noord en Staatsbosbeheer.
De zienswijze van Staatsbosbeheer is mede ingediend namens Natuur- en Milieufederatie
Drenthe, Natuur- en Milieufederatie Groningen, Natuurmonumenten en Het Groninger Landschap.
De zienswijzen hebben geen betrekking op de aan te wijzen regionale waterkeringen en de vast te
stellen veiligheidsnormen.
Hoofdlijnen zienswijzen
De zienswijzen ingediend door particulieren gaan vooral over het voornemen om gebieden aan te
wijzen voor waterberging in het Westerkwartier. Vaak genoemde bezwaren hebben - in
willekeurige volgorde - betrekking op de kosten van waterberging, de hoogte van de beoogde
dijken/kaden en de beperking van de aanleg van dijken/kaden op veengrond, beperking en kosten
voor de landbouw en negatieve gevolgen voor het landschap. Alternatieven zijn aangedragen als
bijvoorbeeld het meer inzetten van het Lauwersmeer t.b.v. het Westerkwartier en het meer
gebruikmaken van automatisering en/of digitale aansturing van het watersysteem.
Uit het commentaar op deze zienswijzen blijkt, dat vanuit het beschikbare onderzoek en de MERrapportage goed onderbouwd is uit te leggen hoe de keuzes zijn gemaakt en welke gevolgen die
hebben voor de geuite bezwaren tegen waterberging. Daarbij is aangegeven, dat in de verdere
uitwerking- in combinatie met de realisering van de EHS- ook ontwikkelkansen liggen en ruimte is
voor maatwerk om rekening te houden met particuliere belangen, zoals bijvoorbeeld landbouw.
Wat betreft de aangedragen alternatieven heeft het Lauwersmeer weinig effect op het
watersysteem in het Westerkwartier. De voorgestelde automatisering en/of digitale aansturing van
het watersysteem wordt door het waterschap Noorderzijlvest in toenemende mate gepraktiseerd.
Hoofdpunten vanuit de ingediende zienswijzen door organisaties gaan over het onvoldoende
integraal zijn van de toegepaste aanpak in het project (teveel alleen aandacht voor waterveiligheid)
en zorgen over de waterkwaliteit. LTO onderschrijft de hoofdkeuzen en pleit in de uitwerking voor
het creëren van perspectief voor de landbouw.
Uit het commentaar blijkt, dat integraliteit vooral is gezocht op maatregelniveau, waarbij
waterberging bijvoorbeeld heel goed gekoppeld kan worden met natuur en landschap. Er ligt ook
een duidelijk positief advies van de commissie MER en verdere uitwerking gebeurt ook nadrukkelijk
met de insprekers en belanghebbenden. Verder wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de
kansen en het perspectief voor de landbouw, waarbij grondruil en bedrijfsverplaatsing tot de
60-2
mogelijkheden behoren. Ook hier zal in het kader van de inrichting EHS met de betrokken
landbouwers samen worden gekeken naar wensen en mogelijkheden.
Van belang is verder, dat schade voortvloeiend uit waterberging kan worden vergoed.
De zienswijzen hebben niet geleid tot wijziging van het advies voor het waterschap Noorderzijlvest.
De adviezen zijn voorgelegd aan de Provinciale Planologische Commissie en de Provinciale
Commissie Water en Milieu. Daarop is geen reactie ontvangen.
Na aanwijzing van de waterbergingsgebieden wordt de verdere procedure voor de inrichting van
deze gebieden gekoppeld aan die voor de realisering van de EHS in het Westerkwartier met als
doel integrale planvorming.
6. Nadere toelichting
6.1. Inleiding
Door klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling zal de kans op wateroverlast vanuit
de boezemsystemen van onze waterschappen de komende jaren steeds verder toenemen. Door
nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (zoals uitbreiding van bebouwing) kunnen de gevolgen van
wateroverlast bovendien steeds ernstiger worden. Om problemen te voorkomen moet de
waterhuishouding op orde gehouden worden. Onze provincie heeft daarom samen met de
provincies Drenthe en Fryslân en de waterschappen Noorderzijlvest, Hunze & Aa's en Wetterskip
Fryslân in het project Droge Voeten 2050 onderzocht welke maatregelen daarvoor nodig zijn.
De stuurgroep Droge Voeten 2050 heeft voor de beheergebieden van de waterschappen Hunze en
Aa's en Noorderzijlvest een advies uitgebracht, dat wij hebben overgenomen voor zover het onze
bevoegdheden betrof. In de bijgevoegde adviezen is een samenvatting opgenomen, die een goede
indruk geeft van de uitgevoerde onderzoeken en het advies van de stuurgroep.
Leeswijzer
Hierna wordt eerst ingegaan op de inhoud van het project. Vervolgens komen de hoofdlijnen van
de adviezen aan de orde, waar nodig toegespitst op de afzonderlijke waterschappen.
6.2. Inhoud project Droge Voeten 2050
Het project was gericht op het tegengaan van wateroverlast vanuit de boezemsystemen van de
waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s. Het Groningse deel van het beheergebied van
Wetterskip Fryslân is buiten beschouwing gebleven, zoals eerder is aangegeven. Het project is
uitgevoerd onder leiding van de Stuurgroep Droge Voeten 2050. In deze stuurgroep waren de
genoemde waterschappen en de provincies Groningen en Drenthe vertegenwoordigd. Daarnaast
namen ook Wetterskip Fryslân en de provincie Fryslân deel vanwege de relatie met de Friese
Boezem via het Lauwersmeer.
Het project bestond uit de volgende onderdelen.
 Bepalen van de gewenste veiligheidsnormen voor de regionale waterkeringen/boezemkaden.
Het gaat om actualisering van de normen, die in 2005 door uw staten zijn vastgesteld.
 Bepalen welke keringen moeten worden aangewezen als regionale waterkering. Het betreft een
actualisering van de regionale waterkeringen, die in 2005 door uw staten zijn aangewezen.
 Bepalen welke maatregelen tegen wateroverlast moeten worden genomen om in 2025 aan de
dan geldende veiligheidsnormen te voldoen.
In de adviezen is rekening gehouden met het rapport van het Ministerie van Economische Zaken,
dat in januari 2014 is uitgebracht en waarin een globale beoordeling van de gevoeligheid van de
Groningse boezemkaden voor aardbeving door gaswinning wordt gegeven.
Taak waterschappen en provincies binnen het project
De provincies Groningen en Drenthe waren verantwoordelijk voor het actualiseren van de
veiligheidsnormen voor de regionale waterkeringen en voor de aanwijzing van deze waterkeringen.
U wijst de regionale waterkeringen aan en stelt de veiligheidsnormen vast. De beide
waterschappen waren verantwoordelijk voor het bepalen van de maatregelen tegen wateroverlast,
die nodig zijn om aan de veiligheidsnormen te voldoen. De Algemene Besturen van de
waterschappen stellen deze maatregelen vast. Eén van de maatregelen is de inrichting van
waterbergingsgebieden in Noorderzijlvest. U wijst deze gebieden aan.
60-3
6.3. Adviezen voor de beheergebieden van de waterschappen Hunze en Aa’s en
Noorderzijlvest
Hierna worden eerst de gemeenschappelijke onderdelen van de adviezen toegelicht. Vervolgens
wordt ingegaan op onderdelen, die per waterschap verschillen.
6.3.1. Actualisering veiligheidsnormen
Aanleiding
Voor de actualisering van de veiligheidsnormen zijn twee redenen. Ten eerste hebben uw staten
in 2005 besloten om op 1 januari 2025 voor regionale waterkeringen met een gewenste
veiligheidsnorm van 1:300, respectievelijk 1:1000 richtinggevend naar die normen te streven. Rond
de stad Groningen is voor bepaalde kadetrajecten een veiligheidsnorm van 1:1000 gewenst en
langs grote delen van de boezem van Hunze en Aa's een veiligheidsnorm van 1:300. Ten tweede
is de verwachting, dat in de toekomst als gevolg van uitbreiding van bebouwing (b.v. Meerstad)
voor meer kadetrajecten een veiligheidsnorm van 1:1000 gewenst is dan in 2005 bekend was. Een
veiligheidsnorm van bijvoorbeeld 1:300 betekent, dat een regionale waterkering/boezemkade
bestand moet zijn tegen een waterstand, die gemiddeld één keer in de 300 jaar optreedt. De
huidige veiligheidsnorm voor de regionale waterkeringen is 1:100.
Vanwege genoemd besluit over verhoging van de veiligheidsnormen in 2025 is het jaar 2025
gekozen als zichtjaar voor het project. De te nemen maatregelen om de veiligheidsnormen te
realiseren moeten echter ook in de periode vanaf 2025 tot 2050 voldoende effectief zijn.
Onderscheid tussen veiligheidsnorm voor de hoogte en voor de stabiliteit van een regionale
waterkering/ boezemkade
Om te voldoen aan een veiligheidsnorm is naast de kadehoogte ook de stabiliteit van de kade van
belang. Naarmate de veiligheidsnorm van een kade toeneemt, worden er hogere eisen gesteld aan
de stabiliteit van de kade. In de maatregelenstudie van het waterschap Hunze en Aa's is
onderzocht wat de kosten zijn van maatregelen om te voldoen aan de stabiliteitseisen. Bij
toepassing van een landelijk gebruikte, conservatieve rekenmethode bedragen deze kosten meer
dan € 150 miljoen. Ook bij andere waterschappen worden hoge kosten berekend. Het waterschap
heeft in een pilot een geavanceerde rekenmethode toegepast voor de Eemskanaalkade. Dan
blijken er geen maatregelen nodig te zijn om deze kade aan de stabiliteitseisen te laten voldoen. Er
is op dit moment dus nog te veel onzekerheid over de kosten van maatregelen om te voldoen aan
de stabiliteitseisen. Dit is een landelijk probleem. Er is nog nader onderzoek nodig om die kosten te
bepalen en vast te stellen of de veiligheidsnormen van 1:300 en 1:1000 wat betreft stabiliteit
haalbaar en betaalbaar zijn. Het is daarom gewenst bij het vaststellen van veiligheidsnormen voor
de regionale waterkeringen onderscheid te maken tussen de hoogte en de stabiliteit van de
regionale waterkeringen. Waterschap Noorderzijlvest heeft zich bij de conclusies uit dit onderzoek
aangesloten.
Voorgestelde veiligheidsnorm voor de hoogte van de waterkering
In 2005 was de provincie van opvatting, dat in principe aan alle inwoners dezelfde minimale
veiligheid van 1:100 moet worden geboden tegen wateroverlast. Maatschappelijke effecten en
schade door wateroverlast vanuit de boezemsystemen bij overschrijdingsfrequenties, die vaker
voorkomen dan gemiddeld één keer in de honderd jaar, werden ongewenst geacht. De minimale
norm van 1:100 wordt ook nu gehandhaafd.
Voor het merendeel van de regionale waterkeringen wordt wat betreft de hoogte van de keringen
een minimale veiligheidsnorm van 1:100 voorgesteld (zie de betreffende kaartbijlagen bij het door
uw staten te nemen besluit). Langs de Eemskanaal- en Dollardboezem, de Electraboezem en het
Lauwersmeer ligt een aantal kadetrajecten met een gewenste veiligheidsnorm van 1:300 of 1:1000.
Voor deze keringen wordt de norm van 1:300 of 1:1000 voorgesteld. Overeenkomstig eerder
gemaakte afspraken tussen provincie en waterschappen wordt de veiligheidsnorm wat betreft
hoogte vóór 1 januari 2020 gerealiseerd.
Voorgestelde veiligheidsnorm voor de stabiliteit van de waterkering
Voor de stabiliteit van de regionale waterkeringen wordt een minimale veiligheidsnorm voorgesteld
van 1:100. In de periode tot 1-1-2023 onderzoeken de waterschappen welke maatregelen nodig
zijn om de regionale waterkeringen aan de stabiliteitseisen, behorende bij de veiligheidsnorm van
60-4
1:100, respectievelijk 1:300 en 1:1000, te laten voldoen en wat daarvan de kosten zijn. Wanneer
dat bekend is, stelt de provincie in overleg met het waterschap vast welke kadetrajecten wat betreft
stabiliteit een hogere veiligheidsnorm dan 1:100 krijgen. De regionale waterkeringen voldoen vóór
1-1-2029 aan de veiligheidsnorm voor stabiliteit. De jaren 2023 en 2029 zijn opgenomen in de
notitie Uitgangspunten Beoordelen Veiligheid Regionale Waterkeringen, die door ons is
vastgesteld.
Rekening houden met aardbevingsgevoelige waterkeringen
Nader onderzoek naar de invloed van aardbevingen op regionale waterkeringen kan gecombineerd
worden met nader onderzoek naar de stabiliteit van deze waterkeringen.
Bij het onderzoek naar maatregelen om de regionale waterkeringen aan de stabiliteitseisen te laten
voldoen zal de hoogste prioriteit worden gegeven aan de boezemkaden, die in het onderzoek
"Groningse kades en dijken bij geïnduceerde aardbevingen" van Deltares een hoge prioriteit
hebben gekregen voor nader onderzoek en daarop volgende verbetering. Deze regionale
waterkeringen moeten uiterlijk op 1 januari 2020 aan de norm voor zowel hoogte als stabiliteit
voldoen.
Verhoging van de gewenste veiligheidsnorm door de aanwezigheid van installaties voor gas- en
elektriciteitsvoorziening
De hoogte van de veiligheidsnorm voor de regionale waterkeringen wordt bij een aantal
kadetrajecten beïnvloed door de aanwezigheid van installaties voor gas- en
elektriciteitsvoorziening, die van landelijk belang zijn. Het gaat daarbij o.a. om objecten van NAM
en Gasunie, die relatief veel schade ondervinden bij overstroming als gevolg van het doorbreken
van de kade. Vooralsnog wordt de veiligheidsnorm gehanteerd, die rekening houdt met deze
objecten. In de periode, waarin onderzoek plaatsvindt naar de maatregelen, die nodig zijn om
kadetrajecten te laten voldoen aan de stabiliteitseisen, zullen de provincie en het waterschap
Hunze en Aa's met het Rijk en de nutsbedrijven overleggen over het verhalen van de kosten van
de realisering van de hogere veiligheidsnorm. Wij zijn met het waterschap Hunze en Aa's van
mening, dat deze kosten vanwege het landelijke belang niet voor rekening van de regio behoren te
komen. Afhankelijk van het resultaat van dit overleg zal de provincie, in overleg met de
waterschappen, besluiten welke veiligheidsnorm wat betreft stabiliteit zal worden vastgesteld.
Noorderzijlvest heeft - om moverende reden - besloten niet aan het overleg met het Rijk en de
nutsbedrijven deel te nemen.
6.3.2. Aanwijzing regionale waterkeringen
U heeft in 2005 de regionale waterkeringen in de waterschappen aangewezen. De provincie merkt
waterkeringen aan als regionale waterkering, wanneer deze waterkeringen langs de boezem liggen
of een minimale veiligheidsnorm hebben van 1:100. In 2005 heeft u ook waterkeringen
bovenstrooms van de boezem aangewezen als regionale waterkering. Voor deze keringen is toen
nog geen veiligheidsnorm vastgesteld. Bij de actualisering van de veiligheidsnormen is gebleken,
dat voor deze laatstgenoemde keringen een lagere veiligheidsnorm dan 1:100 nodig is. Daarom
stellen wij voor, dat de waterkeringen gelegen bovenstrooms van de boezem (bijv. langs het Ruiten
Aa kanaal in Hunze en Aa’s en langs de Jonkersvaart in Noorderzijlvest), die in 2005 zijn
aangewezen als regionale waterkeringen, deze aanduiding verliezen.
De waterschappen moeten de regionale waterkeringen regelmatig toetsen aan de bij de
veiligheidsnormen behorende zogenaamde maatgevende hoogwaterstanden. De provincie houdt
hier toezicht op en heeft hiervoor uitgangspunten opgesteld, die zijn vastgelegd in de eerder
genoemde door ons vastgestelde notitie.
In het waterschap Hunze en Aa’s is een aantal waterbergingsgebieden ingericht. Langs deze
waterbergingsgebieden liggen kaden, die het achterliggende land beschermen tegen het water in
het waterbergingsgebied. Deze kaden worden alleen bij de inzet van een waterbergingsgebied
belast. Het is van belang ze regelmatig te controleren. Daarom stellen wij voor de kaden aan te
wijzen als regionale waterkeringen. Aan deze kaden kan op dit moment nog geen norm worden
toegekend. De eisen aan deze keringen moeten nog op landelijk niveau worden bepaald.
6.3.3. Waterschap Hunze en Aa’s
Tot 2025 geen andere maatregelen nodig dan aanpassing van boezemkaden
60-5
Een statistische analyse heeft uitgewezen, dat er tot 2025 geen maatregelen nodig zijn om de
afvoer- of bergingscapaciteit van de Eemskanaal- en Dollardboezem te vergroten. Dat is te danken
aan het effect van de tot nu toe aangelegde waterbergingsgebieden. Het waterschap zet de
komende jaren in op verdere verbetering van de regionale waterkeringen/ boezemkaden.
Schrappen noodbergingsgebied Zuiderwuppen
In 2005 is het gebied Zuiderwuppen bij Winschoten aangewezen als noodbergingsgebied.
Verwacht werd, dat dit gebied op termijn de functie natuur zou krijgen als onderdeel van de EHS.
Zuiderwuppen is nu nog een landbouwgebied. Inrichting van het noodbergingsgebied
Zuiderwuppen is wat betreft het waterschap alleen mogelijk, wanneer de provincie het gebied de
functie natuur geeft in plaats van landbouw. Wij hebben vervolgens in 2011 met het waterschap
afgesproken, dat mocht het aangewezen noodbergingsgebied Zuiderwuppen na de herijking van
de EHS buiten de EHS vallen, het waterschap dit gebied niet hoeft in te richten. Bij de herijking van
de EHS en de besluitvorming hierover heeft het gebied Zuiderwuppen niet de functie natuur
gekregen. Verder kan uit de hiervoor genoemde statistische analyse worden geconcludeerd, dat
het kleine noodbergingsgebied Zuiderwuppen niet nodig is, omdat er tot 2050 voldoende
(nood)bergingsgebieden zijn. Deze twee factoren samen leiden tot de conclusie, dat handhaving
van de functie noodberging wateroverlast voor het gebied Zuiderwuppen niet meer nodig is. Wij
stellen voor Zuiderwuppen te schrappen als noodbergingsgebied en de Omgevingsvisie en
provinciale omgevingsverordening hierop aan te passen.
6.3.4. Waterschap Noorderzijlvest
Maatregelen nodig om in 2025 te voldoen aan de veiligheidsnormen
In Noorderzijlvest zijn maatregelen nodig in de Fivelingoboezem en in de Electraboezem en het
Lauwersmeer. In een maatregelenstudie zijn voor deze boezems enkele pakketten van
samenhangende maatregelen ontwikkeld, die, ieder voor zich, ervoor kunnen zorgen, dat het
gewenste veiligheidsniveau kan worden gerealiseerd.
De maatregelenstudie heeft geen betrekking gehad op de kaden van het waterschap langs de
Eemskanaal- en Dollardboezem. Het waterschap Noorderzijlvest sluit zich aan bij de conclusies
van de eerder genoemde statistische analyse van Hunze en Aa's voor deze boezem en zal de
kaden langs deze boezem, die niet voldoen aan de in 2025 geldende normen, aanpassen.
Plan-MER
Parallel aan de maatregelenstudie is een Plan-milieueffectrapport (Plan-MER) opgesteld.
Omdat al vóór de start van het project Droge Voeten 2050 werd verwacht, dat voor het
beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest mogelijk maatregelen moeten worden getroffen
met een ruimtelijke component (zoals het aanwijzen van waterbergingsgebieden) is een planm.e.r.-procedure uitgevoerd. Er is een milieueffectrapport (MER) opgesteld, waarmee de
milieueffecten van de maatregelen in een vroegtijdig stadium zijn onderzocht en het milieubelang
een volwaardige plaats krijgt in de besluitvorming. De Commissie voor de m.e.r. heeft in haar
toetsingsadvies aangegeven, dat zij van oordeel is, dat het MER de essentiële informatie bevat om
het milieubelang volwaardig te kunnen meewegen in de besluitvorming.
Advies over uit te voeren maatregelen
Wanneer de resultaten van de maatregelenstudie en de uitkomsten van het Plan-MER naast elkaar
gelegd worden, blijkt dat het maatregelenpakket met waterberging in de EHS wat betreft
kosteninvestering het meest aantrekkelijk is. De maatregelen in dit pakket zijn robuust, ze vormen
een stevig fundament voor de toekomst. Het pakket heeft draagvlak bij stakeholders. De
milieueffecten zijn relatief beperkt en er zijn mogelijkheden om de beperkt negatieve effecten te
verzachten. Het pakket sluit goed aan bij het beleid van onze provincie om bij voorkeur (liefst) natte
natuurgebieden aan te wijzen voor waterberging.
De combinatie van waterberging en natuur is een goede vorm van meervoudig ruimtegebruik. Het
beperkt de claim op ruimte en biedt mogelijkheden om planvorming en procedures voor de
inrichting van waterbergingsgebieden en de EHS waar mogelijk te integreren. Dit sluit aan op de
wens van Natuur- en Milieufederatie, LTO, terreinbeherende organisaties en het advies van de
commissie m.e.r. Er kan werk met werk worden gemaakt, waarbij mogelijk ook andere opgaven en
60-6
wensen (maatschappelijke doelstellingen) in het gebied kunnen worden gehonoreerd. Te denken
valt aan maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water en voor recreatie.
Aanwijzen drie waterbergingsgebieden
In het voorgestelde maatregelenpakket zijn drie waterbergingsgebieden in het Westerkwartier
opgenomen, die de provincie moet aanwijzen. Wij stellen voor deze aanwijzing op te nemen in de
nieuwe Omgevingsvisie en de provinciale omgevingsverordening. Het gaat om de gebieden
Dwarsdiep, De Dijken (Bakkerom) en Driepolders in de omgeving van Boerakker en Enumatil.
Deze gebieden behoren tot de EHS. Delen daarvan zijn al aangekocht, het streven is ze geheel te
verwerven voor natuur.
Lauwersmeer
De maatregelenstudie geeft geen definitief antwoord op de noodzakelijke maatregelen (ten
behoeve van de waterveiligheid) langs het Lauwersmeer. Puur geredeneerd vanuit het
stroomgebied van het waterschap Noorderzijlvest is er tot 2050 geen noodzaak om een gemaal in
Lauwersoog te bouwen. Verhoging van te lage kades langs het meer is voldoende. Het
Lauwersmeer speelt echter ook een belangrijke rol bij de afvoer van overtollig water uit Fryslân.
Een definitief antwoord kan daarom pas gegeven worden als de resultaten van de actualisatie van
het veiligheidsplan voor de Friese boezem beschikbaar zijn.
7. Voorstel
Wij stellen u voor het in ontwerp bij deze voordracht gevoegde besluit vast te stellen.
Groningen, 28 oktober 2014
Gedeputeerde Staten van Groningen:
M.J. van den Berg
, voorzitter.
H.J. Bolding
, secretaris.
Behandeld door : H.G. Schuurman/ K.R. Klaassens
Telefoonnummer : (050) 316 4620/ (050) 316 4622
e-mail
: [email protected]/ [email protected]
Bijlagen bij de voordracht
Nr.
1
2
Titel
Adviezen Droge Voeten 2050 voor de beheergebieden van de
waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's
Nota Reactie en Commentaar Advies Droge Voeten 2050 voor
het beheergebied van het waterschap Noorderzijlvest
Soort bijlage
Rapport
Rapport
60-7
Nr.
60/2014
Provinciale Staten van Groningen:
Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 28 oktober 2014, nr. 2014-39.865, LGW;
Gelet op:
 artikel 2.4 van de Waterwet, juncto artikel 3.2 van de Omgevingsverordening provincie
Groningen 2009;
 artikel 4.11 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009;
Besluiten:
I
vast te stellen de bij dit besluit behorende en daarvan deel uitmakende kaart (kaart 1),
waarop de regionale waterkeringen in de provincie Groningen zijn aangegeven;
II
de veiligheidsnormen voor de regionale waterkeringen in de provincie Groningen
overeenkomstig de bij dit besluit behorende en daarvan deel uitmakende kaarten van de
boezemsystemen van de waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa's als volgt vast te
stellen:
e
 waterschap Noorderzijlvest: Fivelingoboezem (kaart 2.1), Electraboezem 1 schil (kaart
e
e
2.2.1), Electraboezem 2 schil (kaart 2.2.2), Electraboezem 3 schil (kaart 2.2.3),
Eemskanaal- en Dollardboezem (kaart 2.3), Lauwersmeer (kaart 2.4) en Friese boezem
(kaart 2.5);
 waterschap Hunze en Aa's: Eemskanaal- en Dollardboezem (kaart 3.1),
Duurswoldboezem (kaart 3.2) en Oldambtboezem (kaart 3.3);
III
voor de regionale waterkeringen in de provincie Groningen die deel uitmaken van de Friese
boezem een minimale veiligheidsnorm van 1:100 vast te stellen;
IV
te bepalen dat de hoogte van de regionale waterkeringen behorende bij de onder II
bedoelde veiligheidsnormen uiterlijk vóór 1 januari 2020 gerealiseerd moet zijn;
V
te bepalen dat de stabiliteit van de regionale waterkeringen behorende bij de onder II
bedoelde veiligheidsnormen uiterlijk vóór 1 januari 2029 gerealiseerd moet zijn, e.e.a. op
basis van de uitkomsten van tot 1 januari 2023 uit te voeren onderzoek naar maatregelen en
kosten om aan de stabiliteitseisen voor deze regionale waterkeringen te voldoen;
VI
te bepalen dat regionale waterkeringen in de provincie Groningen die deel uitmaken van de
Friese boezem uiterlijk op 1 januari 2015 aan de veiligheidsnorm van 1:100 moeten voldoen;
VII
de gebieden Dwarsdiep, De Dijken (Bakkerom) en Driepolders in het waterschap
Noorderzijlvest aan te wijzen als waterbergingsgebied (kaart 4);
VIII aan het eerder aangewezen waterbergingsgebied Zuiderwuppen bij Winschoten in het
waterschap Hunze en Aa's niet meer de functie noodberging wateroverlast toe te kennen;
IX
het besluit van 23 maart 2005, nr. A.2., gepubliceerd in Provinciaal Blad nr. 20 van 2005, in
te trekken;
X
dat de Omgevingsverordening provincie Groningen overeenkomstig de besluitvorming in het
bepaalde onder I tot en met VIII wordt aangepast en terugwerkende kracht zal hebben tot
het moment waarop dit besluit is vastgesteld.
60-8
XI
te bepalen dat dit besluit in werking treedt op de eerste dag na de datum van uitgifte van het
provinciaal blad waarin het is geplaatst.
Groningen,
Provinciale Staten voornoemd:
, voorzitter.
, griffier.
Bijlagen bij het besluit
Nr.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Titel
Regionale waterkeringen in de provincie Groningen (kaart 1)
Normen regionale waterkeringen Fivelingoboezem (kaart 2.1)
e
Normen regionale waterkeringen Electraboezem 1 schil (kaart
2.2.1)
e
Normen regionale waterkeringen Electraboezem 2 schil (kaart
2.2.2)
e
Normen regionale waterkeringen Electraboezem 3 schil (kaart
2.2.3)
Normen regionale waterkeringen Eemskanaal- en
Dollardboezem (kaart 2.3)
Normen regionale waterkeringen Lauwersmeer (kaart 2.4)
Normen regionale waterkeringen Friese boezem (kaart 2.5)
Normen regionale waterkeringen Eemskanaal- en
Dollardboezem (kaart 3.1)
Normen regionale waterkeringen Duurswoldboezem (kaart 3.2)
Normen regionale waterkeringen Oldambtboezem (kaart 3.3)
Waterbergingsgebieden (kaart 4)
Soort bijlage
Kaart
Kaart
Kaart
Kaart
Kaart
Kaart
Kaart
Kaart
Kaart
Kaart
Kaart
Kaart
60-9