Feminisme is een mannenzaak

OPINIE
VRIJDAG 7 MAART 2014 • DE MORGEN
VRIJDAGGROEP
Eric Bracke
Leve de autonomie van de kunstenaar!
Feminisme is
een mannenzaak
Als fotografen geen zin hebben in een project is dat hun goed recht
MARIKA ANDERSEN
EN
BRIEUC VAN DAMME
Marika Andersen werkt voor Bellona, een Noorse ngo, Brieuc
Van Damme is adviseur van vicepremier Alexander De Croo en
voorzitter van de Vrijdaggroep. Ze schrijven deze bijdrage in
eigen naam www.vrijdaggroep.be
I
n december publiceerde The New York Times een ophefmakend artikel over vrouwen die op Wall Street miljoenen verdienen terwijl manlief thuis op huishouden en kinderen let.
Hun aantal zou volgens het artikel van bijna 3.000 in 1980
naar 22.000 vandaag zijn geëvolueerd. Hoewel dit zonder
meer een positieve evolutie is, blijkt eveneens uit het artikel
dat de bijhorende huisvaders bijna systematisch moeten liegen
over hun dagelijkse activiteiten. Ze doen zich voor als artiesten
of consultants die thuis kunnen werken, gepensioneerden met
een indrukwekkende staat van dienst. Het artikel illustreert
haarfijn dat het Westen carrièrevrouwen in zijn normatieve
armen heeft gesloten, maar dat huisvaders nog steeds maatschappelijke paria’s zijn die grotendeels ondergedoken leven.
Hoog tijd dus dat mannen de feministische rangen vervoegen.
Morgen op internationale vrouwendag vestigen we de aandacht op nog steeds bestaande struikelblokken voor gendergelijke emancipatiekansen en vieren we de verwezenlijkingen
van de vrouwenbeweging. Dankzij het feminisme werd de
impact van het gezinsleven op de carrièremogelijkheden van
vrouwen aan de kaak gesteld. Het recht om na een geboorte
zijn job te hervatten, het wettelijk verankerd (en verplicht!)
moederschapsverlof, of het verbod naar familieplanning te vissen tijdens een jobinterview moeten vrouwen beschermen van
de eventuele gevolgen van de kinderwens van een koppel op de
loopbaan van de moeder. Het gevolg was dat de werkzaamheidsgraad van vrouwen tussen 2000 en 2012 steeg van 59 naar
67 procent.
Hoewel vrouwen er in geslaagd zijn hun plaats op te eisen in
het publieke leven, blijken ze volgens het wat verouderde tijdsonderzoek van de FOD Economie (2005) in vergelijking met
mannen nog steeds twee keer meer tijd te besteden aan huishoudelijke taken, kinderzorg en opvoeding (15 vs. 25 uur per
Waar blijft de bescherming
van het recht van mannen
op een gezinsleven?
week). Mannen hebben de verhuizing van vrouwen naar de
arbeidsmarkt dus niet kunnen bijpassen met het oppakken van
relatief meer huishoudelijke taken. Dat heeft meer te maken
met het maatschappelijke verwachtingspatroon en onaangepast beleid ten opzichte van mannen in de huiselijke sfeer dan
met misogyne luiheid. Waar blijft met andere woorden de
bescherming van het recht van mannen op een gezinsleven?
Neem het vader- en moederschapsverlof. Dat eerste is vrijblijvend en beperkt tot 10 dagen, dat tweede verplicht voor
minimaal 10 weken. Rutger Bregman van De Correspondent
brak in februari nog een lans voor het vaderschapsverlof. De
jonge Nederlandse schrijver haalt overtuigend onderzoek aan
waaruit blijkt dat vaderschapsverlof ertoe leidt dat vaders de
rest van hun leven meer huishoudelijke taken op zich nemen
en dat vrouwen meer gaan verdienen. Een ‘uitgebalanceerde
opvoeding’, zoals hij dat noemt, leidt tot slimmere en meer
empathische kinderen die zelf betere vaders worden.
De vele papa’s die dit lezen zullen beamen dat een goede
relatie met de kinderen goud waard is. Daarom willen drie op
de vier vaders meer tijd doorbrengen met hun familie blijkt uit
een recente bevraging van de Gezinsbond. Verlofvaders scheiden minder en uit Zweeds onderzoek blijkt dat ze ook nog eens
langer leven. Een betere relatie met de kinderen is onbetaalbaar. Een huwelijk van een verlofpapa eindigt minder vaak in
een echtscheiding. Bregman besluit: “In feite is het vaderschapsverlof een Trojaans Paard dat de emancipatiestrijd voor
eens en altijd op zijn kop zet. Het gaat veel verder dan die paar
weken dat papa de boterhammen smeert en zijn overhemden
strijkt. Het zet het huishouden op zijn kop, een leven lang.”
Als maatschappij moeten we de keuze respecteren voor een
carrière of gezin te gaan, of deze nu door een vrouw of een man
wordt gemaakt. Pas wanneer er gelijkheid is in de verdeling van
de huishoudelijke verantwoordelijkheden en geneugten, en
mannen en vrouwen daardoor ook dezelfde professionele kansen krijgen, zal de keuze voor een job of een gezin voor beide
genders los van vooroordelen worden genomen, en dus echt
een vrije beslissing zijn. Ook ondergetekenden pleitten vorig
jaar in deze krant als eerste stap in dit proces voor een verplicht
vaderschapsverlof van 10 dagen (DM 28/06/13). Het moderne
feminisme strijdt voor gelijke kansen en vrije keuzes. Ongeacht
het geslacht. Ook voor de mannen is nog werk aan de winkel.
Laten we dat op vrouwendag vooral niet vergeten, ten voordele
van alle geslachten.
Eric Bracke is freelance journalist.
Voor De Morgen schrijft hij al meer
dan twintig jaar over beeldende
kunst. Occasioneel neemt hij
de taak van tentoonstellingscurator
op zich.
D
e Dikke van Dale geeft zes verklaringen voor het begrip ‘censuur’, maar geen een komt
overeen met de betekenis die
Herman De Bode en Peter De
Roover eraan geven (‘De
Belgische progressieve censuur’, 5/3). Als ik
het mistige en ronkende opiniestukje van
beide N-VA-kandidaten goed begrijp, viseren
ze de fotografen/kunstenaars die weigerden
mee te werken aan de tentoonstelling
Portrait imaginé de la Flandre in het fotografiemuseum van Charleroi, met Johan
Swinnen als curator.
Een aantal bekende fotografen zag een
samenwerking niet zitten omdat Swinnen
ondertussen secretaris is van de N-VA-fractie
in de Kamer en/of omdat ze het concept te
zwak vonden. Daarop besloot de museumdirecteur de expositie te annuleren, aangezien
de kwaliteit niet langer gegarandeerd was.
Oefenen de fotografen die bedankten voor
de eer censuur uit? Bijlange niet. Als fotografen/kunstenaars geen zin hebben om mee te
werken aan een project is dat hun goed
recht. Of dat nu is omdat het honorarium te
laag is, of omdat ze de curator als criticus
maar een lapzwans vinden of zelfs omdat ze
Het is al een tijdje een populistische
onderstroom: kunstenaars zijn paria’s
die in subsidiepotten graaien,
terwijl ze niets terug doen
voor de gemeenschap of de natie
die hen voedt
vinden dat zijn/haar adem kwalijk ruikt...
maakt niet uit. Als ze zich daarvoor moeten
verantwoorden, draaien we de zaken om.
Het is immers de taak van de curator de kunstenaars te overtuigen wel mee te werken
aan zijn project. Als hij daar niet in slaagt,
moet de curator niet komen janken.
Blijkbaar verwachten De Bode en De
Roover dat kunstenaars zich in alle gevallen
coöperatief opstellen. Wie dat niet doet,
wordt aan de kaak gesteld voor een of andere
vorm van inciviek gedrag. In dit geval worden ze gekapitteld als censors, die ‘organisatoren onder druk zetten’.
Die vijandige attitude ten opzichte van
kunstenaars die autonoom wensen te beslissen in welke omstandigheden ze hun werk
tonen, verbaast niet. Het is al een tijdje een
populistische onderstroom: kunstenaars zijn
paria’s die in subsidiepotten graaien, terwijl
ze niets terug doen voor de gemeenschap of
de natie die hen voedt. Hoeft het gezegd dat
men deze karikatuur niet met cijfers hard
kan maken?
Trouwens, de belangrijkste en wellicht
ook enige opdracht van de kunstenaar is
goed werk te maken. Een artiest als Bob
Dylan, die De Bode en De Roover aan het
einde van het stukje voor hun kar spannen, is
daar het levende bewijs van.
Dit gezegd zijnde, ben ik persoonlijk de
mening toegedaan dat Johan Swinnen een
bekwaam curator is en dat de culturele
samenwerking tussen Vlaanderen en
Wallonië aangemoedigd moet worden.
Gauthier de Beco
Leerlingen met handicap horen thuis
op gewone scholen
Maak scholen inclusief voor álle kinderen
Gauthier de Beco onderzoeker aan
de faculteit rechtsgeleerdheid van
de KU Leuven. Hij is gespecialiseerd in mensenrechten en handicap en verleent hierover
regelmatig advies aan de VN en ngo’s.
S
ofie* is zes jaar en heeft een verstandelijke beperking. Daardoor
heeft zij ondersteuning nodig om
te kunnen functioneren in een
gewone school. Toen de ouders
van Sofie haar wilden inschrijven
in de school in de buurt bleek dat deze school
zelf niet voor de nodige ondersteuning kon zorgen. Daarop zochten en vonden de ouders zelf
extra hulp voor hun dochter. Maar ook met
deze extra ondersteuning wilde de school Sofie
niet opnemen in het eerste leerjaar.
De moeder van Sofie vertelde me haar verhaal tijdens een congres over inclusief onderwijs. Dit druist in tegen alle principes van
inclusief onderwijs. Want je zou het misschien
niet zeggen, maar kinderen met een handicap
hebben in ons land recht op inclusief onderwijs. Op 13 december 2006 keurde de Verenigde Naties het Verdrag inzake de Rechten
van Personen met een Handicap (VRPH) goed.
Een Verdrag dat België drie jaar later zou ratificeren. Artikel 24 van dit verdrag bepaalt dat
kinderen met een handicap recht hebben – ja,
recht hebben – op inclusief onderwijs.
Toch zag ik nog nooit een kind met een handicap op de school van mijn kinderen.
Dergelijke gevallen blijven uitzonderlijk, ook al
betekent inclusief onderwijs een meerwaarde
voor iedereen. Naar aanleiding van een studiedag die ik organiseerde rond het Verdrag,
mailde een andere moeder mij dat een school in
eerste instantie terughoudend was om haar
haar zoon Lieven met downsyndroom op te
nemen. Uiteindelijk kon hij toch naar het eerste
jaar secundair onderwijs, wat een verrijkende
ervaring werd voor zowel haar zoon als zijn
klasgenoten.
Nog niet zo lang geleden was het de normaalste zaak van de wereld dat meisjes, kinderen
met een andere huidskleur of kinderen uit kansarme gezinnen gediscrimineerd werden. Nu is
dit ondenkbaar. Onlangs toonde een onderzoeker (Wim van den Broeck, DM 1/3, red.) inderdaad aan dat Vlaanderen topkampioen was in
het creëren van gelijke kansen in het onderwijs
en dat onderzoeksrapporten die volledig het
tegenovergestelde zeiden verkeerd waren. Wel,
één categorie van kinderen valt nog steeds volledig uit de boot: kinderen met een handicap.
Vlaanderen is zelfs topkampioen voor zijn
meest gesegregeerde onderwijssysteem van
Europa volgens de statistieken. Er zijn dus geen
gelijke kansen voor kinderen met een handicap,
of zij die als dusdanig beschouwd worden, van
wie een groot aantal trouwens uit gezinnen met
een lagere sociaal-economische status komen.
Het is niet te laat om daar verandering in te
brengen. Concreet zijn er de zogenaamde ‘redelijke aanpassingen”‘. Dat zijn aanpassingen spe-
Een VN-verdrag
dat België
ratificeerde
bepaalt dat
kinderen met
een handicap
recht hebben
op inclusief
onderwijs
cifiek op maat van één kind. Het gaat bijvoorbeeld om een doventolk of betere toegankelijkheid van een klaslokaal. Deze ‘redelijke aanpassingen’ bestonden al voor het VRPH. Het
Verdrag voorziet echter ook in algemene maatregelen die nodig zijn om inclusief onderwijs
waar te maken. Het gaat om volledig inschrijvingsrecht, de aanpassing van leerdoelen en alle
ondersteuning die daarvoor noodzakelijk is.
Eerste stap
Vlaanderen wou hier werk van maken met het
zogenaamde ‘M-Decreet’, het decreet voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, dat
onlangs werd goedgekeurd door het Vlaams
Parlement. Het M-Decreet is nagenoeg een flauw
afkooksel van vroegere initiatieven. Het decreet
voorziet in de ‘redelijke aanpassingen’, hoewel
niet voor ieder kind, aangezien kinderen die het
algemeencurriculumnietkunnenvolgen,worden
uitgesloten. De ‘algemene maatregelen’ blijven
helaas achterwege. Er is geen algemene kader
voorzien voor kinderen met een handicap. Het
zijn bijgevolg de ouders die zullen moeten blijven
vechten voor gelijke onderwijskansen voor hun
kind. Maar goed, het is een eerste stap in de juiste
richting.
Veel ouders en kinderen worden geconfronteerd met een, meestal informele, verwijzing
naar buitengewone scholen. Het heeft niet
alleen te maken met middelen maar ook met de
vrees voor verandering. Er is maar één oplossing: maak scholen inclusief voor alle kinderen!
En laat buitengewone scholen alleen bestaan
voor heel uitzonderlijke gevallen. Daarvoor zou
er wel een decreet nodig zijn met een duidelijke
visie die de drempels voor inclusief onderwijs
wegwerkt en de nodige ondersteuning biedt aan
alle kinderen en leerkrachten.
* Om privacyredenen zijn
de namen gewijzigd
OPINIE • 11
DE MORGEN • VRIJDAG 7 MAART 2014
Thomas Friedman
Poetinisme brengt de stabiliteit in de wereld in gevaar
Lage olieprijzen deden ooit de Sovjet-Unie instorten. Pak Poetin aan door veel olie en gas te produceren
Thomas Friedman is columnist van
The New York Times
N
et zoals we verslag doen van
politiek alsof het om sport gaat,
doen we dat nu ook van geopolitiek. Er wordt veel onzin
geschreven over hoe Vladimir
Poetin heeft laten zien dat hij
‘stoerder’ is dan Barack Obama en dat Obama
nu maar eens moet laten zien dat hij ook een
‘vent’ is. Zo raken grootmachten betrokken bij
de politiek van kleine stammen, wat kan leiden
tot grote oorlogen die voor iedereen slecht aflopen. Poetins kracht wordt door ons schromelijk
overschat – net als door hemzelf – terwijl we
onze eigen kracht en ons vermogen om hem
met niet-militaire middelen te verzwakken
schromelijk onderschatten.
Laten we met Poetin beginnen. Iedereen die
net als Poetin werkelijk gelooft dat het uiteenvallen van de Sovjet-Unie ‘de grootste geopolitieke ramp’ van de twintigste eeuw was, leeft in
een gevaarlijke waan die weinig goeds voorspelt
voor hemzelf of zijn volk. De Sovjet-Unie ging
ter ziele omdat het communisme niet in staat
was om de levensstandaard te verhogen en de
ineenstorting ervan heeft in feite in heel OostEuropa en Rusland zelf onmetelijk veel menselijke energie vrijgemaakt.
Als Poetin verstandig was geweest, had hij
Rusland zo heringericht dat het enorme reservoir aan menselijk talent in zijn land baat had
gehad bij al die energie. Dan zou hij er nu voor
strijden om Rusland bij de Europese Unie te
krijgen, in plaats van te proberen Oekraïne eruit
te houden. Maar zo is Poetin niet en zo zal hij
ook nooit worden. Hij is behept met het vooroordeel dat er van zijn volk weinig te verwachten valt en geeft er de voorkeur aan om van
Rusland een door een maffia beheerste oliestaat
te maken – waarvan het goed stelen is.
Nu vecht Poetin dus tegen de menselijke aard
van zijn eigen jongeren en zijn buren, die allebei
meer EU willen en minder Poetinisme. In beurstermen gaat Poetin long op olie en short op de
geschiedschrijving. Hij heeft zichzelf gestaag
verrijkt en Rusland steeds afhankelijker
gemaakt van natuurlijke in plaats van menselijke hulpbronnen. De geschiedenis zal niet mild
over hem oordelen, zeker niet als de energieprijzen ooit kelderen.
Dus bespaar me die ‘Poetin-heeft-Obamagetackeld’-flauwekul. Dit is geen partijtje showworstelen. Dat Poetin de Krim heeft ingenomen
– een Russischsprekend deel van Oekraïne, ooit
deel van Rusland, waar veel inwoners liever bij
Rusland horen en waar Rusland een belangrijke marinebasis heeft – is niet hetzelfde als het
bezetten van Polen.
Ik ben vóór economische en diplomatieke
sancties om Rusland te straffen voor deze
schending van internationale normen en om
duidelijk te maken dat strengere sancties, zelfs
militaire hulp aan Kiev, zullen volgen als Poetin
probeert een nog grotere hap van Oekraïne te
nemen. Laten we echter niet vergeten dat dat
kleine stukje van de wereld altijd meer voor
Poetin zal betekenen dan voor ons. We moeten
dan ook geen dreigementen uiten die we niet
waarmaken.
Antiwesterse stemming
Wat ik verontrustend vind aan de situatie op de
Krim is de bredere trend waarbinnen dit past,
namelijk dat het Poetinisme aanvankelijk alleen
een bedreiging voor Rusland vormde, maar nu
een gevaar begint te worden voor de stabiliteit
van de wereld. Ik was na het einde van de Koude
Oorlog tegen het uitbreiden van de NAVO richting Rusland, toen Rusland nog het meest
democratisch en minst bedreigend was. Dat
was een van onze grootste stommiteiten en het
heeft uiteraard de basis gelegd voor de opkomst
van Poetin.
Poetin heeft heel lang de gevoelens van vernedering en de antiwesterse stemming als
gevolg van de NAVO-uitbreiding uitgebuit om
zijn populariteit te vergroten. Dat lijkt nu zo’n
fundamenteel onderdeel van zijn binnenlandbeleid te zijn geworden dat hij vastzit in een
relatie met het Westen waarin in zijn ogen geen
winst of verlies valt te behalen. Dat maakt het
weer moeilijker om met hem samen te werken
in andere, veel ernstiger probleemgebieden als
Syrië of Iran.
De Syrische president Bashar al-Assad maakt
zich schuldig aan monsterlijke volkerenmoord
die een gevaar vormt voor de stabiliteit van het
hele Midden-Oosten, maar Poetin blijft hem
steunen. Minstens de helft van de bevolking van
Oekraïne wil deel uitmaken van Europa, maar
hij beschouwt dat begrijpelijke verlangen als
een complot van de NAVO en neemt snel zijn
toevlucht tot geweld.
Ik wil geen oorlog met Poetin, maar het
wordt tijd dat we laten zien hoe zwak hij werkelijk is en hoe sterk wij zelf zijn. Dat vergt echter
een langetermijnstrategie en niet alleen maar
wat foeteren op persconferenties. Dan moet je
de twee pijlers onder zijn regime aanpakken:
Ik wil geen
oorlog met
Poetin, maar
het wordt tijd
dat we laten zien
hoe zwak hij
olie en gas. Net zoals het olieoverschot van de
jaren tachtig – deels een opzetje van de Saoedi’s
– de wereldolieprijs zo ver deed dalen dat mede
daardoor het Sovjetcommunisme ineenstortte,
kan Amerika nu hetzelfde doen met het
Poetinisme door het juiste langetermijnbeleid te
voeren.
Dat betekent investeren in het vloeibaar
maken en exporteren van de gasvoorraden
(mits die worden gewonnen onder de strengste
milieu-eisen) zodat Europa, dat nu 30 procent
van zijn gas van Rusland betrekt, eerder afhankelijk wordt van de VS. Ik zou in de VS ook de
brandstofaccijns verhogen, een CO2-belasting
invoeren en een landelijke standaard voor een
mix van duurzame energie opstellen – allemaal
maatregelen die ook de wereldolieprijs zouden
drukken (en Amerika sterker zouden maken,
met schonere lucht, minder afhankelijkheid van
olie en meer innovatie).
Willen we Poetin angst aanjagen? Kondig
dan deze maatregelen aan.
werkelijk is
© THE NEW YORK TIMES
Een arbeider herstelt een gasleiding.
Poetin heeft Rusland steeds afhankelijker
gemaakt van natuurlijke in plaats van
menselijke hulpbronnen. © JAMES HILL
Lezersbrieven
Reageren?
[email protected]
Objectieve
criteria?
Politicologen Walgrave en
Rihoux (DM 06/03) proberen de
argumenten van hen die kritiek
hebben op het niet opnemen van
de PVDA+ in de stemtest, te ontkrachten. Zij beweren objectieve
criteria te hanteren. Toch is er
blijkbaar maar één: al in het parlement zitten. Ze gooien daarbij
de PVDA+ op een hoopje met
LDD en de kleine partijtjes die in
2009 in Antwerpen opkwamen.
Door uit twee objectieve criteria (al in het parlement zitten of
overal opkomen met volledige
lijsten) eentje te kiezen, maken de
politicologen bij de opmaak van
de test in feite een politieke
keuze: voor de grote partijen die
al jaren hetzelfde beleid voeren
en tegen een kleine partij met een
fris en nieuw geluid.
P. Vandebroek, Leuven
BelgiumIvory Coast
Dat is wat er woensdagavond op
het scorebord prijkte in het
Koning Boudewijnstadion, een
stadion vol Belgen die Nederlands-, Frans- of Duitstalig zijn.
Waarvoor was dat Engelse gedoe
dan nodig? Om de Ivorianen te
verwelkomen? Nee want hun officiële taal is het Frans. Ik pleit voor
een drietalig scorebord.
Johan Depoorter, Torhout
Gemeenschapswachten
Ik wil reageren op de commotie
rond het artikel ‘We zijn de ogen en
oren van de stad’ (DM 06/03). Dat
is een reportage naar aanleiding
van het nieuws dat de regering
gemeenschapswachten wil door
laten stromen tot de politie, zonder
een volledige politieopleiding.
‘“Wij zijn heus niet allemaal
idioten”, zeggen gemeenschaps-
wachten in reactie op de woorden van criminoloog en veiligheidsexpert Brice De Ruyver’,
staat er te lezen.
Nooit heb ik gezegd dat
gemeenschapswachten idioten
zijn. Mijn punt is net dat we niet
tegen sociale promotie mogen
zijn. Omdat sommige mensen
niet altijd de kansen hebben
gekregen om een bepaald
diploma te halen. Daardoor hebben ze vandaag moeite om door
te groeien tot de basis van de politie. Dat gaat niet over slim zijn of
niet. Dat gaat over het feit dat
sommigen meer kansen krijgen
dan anderen.
Brice De Ruyver, UGent