Pagina 2 - Van Alabama naar Margraten

DE VOLKSKRANT
WOENSDAG 22 OKTOBER 2014
3
Grafadoptie
Op de begraafplaats Margraten bestaat een mogelijkheid graven of namen op de Muur der
Vermisten te adopteren. De adoptant verplicht zich enkele keren per jaar de plek te bezoeken
en bloemen te leggen bij het graf. In uitzonderlijke gevallen kan er contact worden gelegd
met de nabestaanden. Toen een Amerikaanse officier in 1945 een ambtenaar verzocht om
met enige regelmaat het graf van een gesneuvelde kameraad te mogen bezoeken, werd het
Burger Comité Margraten opgericht. Dat zette een adoptieactie op touw. Al tijdens Memorial
Day in 1946 waren alle graven, toen nog zo’n achttienduizend, al toegekend. Volgend jaar bestaat de Stichting Adoptiegraven Margraten 70 jaar. adoptiegraven-margraten.nl
Jefferson Wiggins tijdens een trainingskamp in 1942, op de voorste rij, derde van rechts.
Foto Stichting Samenwerkende Heemkunde-Organisaties Margraten (SHOM)
r was tot dat moment
één dode die op zijn
netvlies stond. Dat was
zijn zusje. Ze stierf,
11 jaar oud, aan een blindedarmontsteking. De
familie van katoenplukkers uit Houston County, Alabama was
straatarm, maar ze lag netjes opgebaard in een kist, ze droeg een nieuwe
jurk.
Nu is het 17 november 1944, Jefferson
Wiggins is 19 jaar, sergeant in de
960ste Quarter Master Service Compagnie van het Amerikaanse leger, en
hij kijkt uit over de modderige aardappel- en bietenakkers op het plateau van
Margraten in Zuid-Limburg. Daar liggen, nog beschermd onder dekzeilen,
honderden lijken. Het zijn gesneuvelden in de strijd om het Hürtgenwald,
de Roer, de Rijn, de Siegfriedlinie. Wiggins denkt dat er weldra kisten zullen
komen om ze te begraven. Die komen
niet. Er liggen matrasovertrekken.
Daar moeten de dikwijls zwaar verminkte stoffelijke overschotten in,
voordat ze straks in de gaten zakken
die de compagnie, 260 man sterk,
vanaf vandaag in de plakkerige löss
moeten graven: precies 6 foot diep,
6 foot lang, 2.5 foot breed. Schop en houweel liggen gereed.
E
Aan grafdelver Wiggins (1925-2013) is
het boek Van Alabama naar Margraten
gewijd, dat op 5 november in het bijzijn van zijn weduwe wordt gepresenteerd in het provinciehuis van Lim-
burg. Mieke Kirkels, communicatie- en
projectadviseur uit Cadier en Keer, tekende zijn herinneringen op toen ze
hem in 2010 opzocht, thuis in Connecticut. Het is een eerbetoon geworden
aan bevrijders wier aandeel onderbelicht bleef, en die eenmaal terug in
Amerika net zoals vroeger weer achter
in de bus moesten plaatsnemen: vrijwel alle soldaten van Wiggins’ compagnie waren zwart. Alleen de officieren
waren blank. Kirkels: ‘Er waren 1,2 miljoen Afro-Amerikanen in dienst van het
leger. Heb je Saving Private Ryan gezien?
Er komt geen zwarte soldaat in voor.’
Ze had Wiggins eerder ontmoet.
Kirkels werkte in 2008 met de lokale
heemkundekring mee aan het vastleggen van ooggetuigenverklaringen over
de aanleg van de militaire begraafplaats in Margaten, in een boek en een
documentaire. Vrijwel iedereen zei
hetzelfde: ‘Och, die erme zwerte jónges.’
Ze slaagden erin één van hen te achterhalen: Jefferson Wiggins. Hij reageerde
eerst korzelig, hij had de weken van november en december in Margraten uit
zijn geheugen gebannen – de aanblik
van de doden, de stank, de blaren op de
handen van het graven, de niet aflatende regen, de sneeuwbuien, de kuilen die maar bleven vollopen met water en modder.
Hij had zich na de oorlog ingespannen voor stemrecht voor Afro-Amerikanen, hij had Martin Luther King zien
preken in een kerkje in Montgomery,
hij was als leraar en schrijver betrokken bij projecten voor sociale integra-
Foto Familie Wiggins
Een onbekende soldaat.
De begraafplaats in Margraten.
Foto’s National Archives, Washington
tie. Maar over Zuid-Limburg had zelfs
zijn vrouw hem nooit gehoord. Hij
draaide bij, in 2009 kwam hij zelfs naar
Margraten, waar hij te gast was bij de
herdenking van 65 jaar bevrijding in
Limburg. Het was toen dat hij Kirkels
aankeek en zei: ‘We gaan een project
doen, jij en ik.’ Vijf jaar later is er het
boek, waarvan hij alleen de eerste
hoofdstukken had kunnen lezen, voordat hij begin 2013 stierf.
Wiggins trad als 16-jarige in dienst
van het leger, hij had gezegd dat hij
twee jaar ouder was. Hij wilde weg uit
de streek waar hij van de stoep moest
stappen om ruimte te maken voor de
blanken, die hem aanspraken met boy
of nigger, waar leden van de Ku Klux
Klan op een avond voor de deur van
zijn ouderlijk huis een kruis in brand
hadden gestoken.
cafés. De Afro-Amerikanen kregen
meestal geen taken aan het front, maar
werden vooral ingedeeld in ondersteunende diensten, als chauffeur of in de
bevoorrading. Toch wisten enkele gekleurde gevechtseenheden als het
761 ste tankbataljon en de Tuskegee Airmen zich later in Europa te onderscheiden. Wiggins bleef. Het eten was er
goed, hij leerde lezen en schrijven in
een bibliotheek op Staten Island. En in
het leger noemde niemand hem boy.
Kirkels: ‘Net zoals de andere jongens,
wilde hij gewoon een beter leven.’
De compagnie van Wiggins landde
op D-day in Normandië, trok achter het
front aan door Frankrijk en België en
werd in november ingekwartierd in
een school in Gronsveld, de officieren
in een kasteel ernaast. Daar hoorden de
manschappen welke taak ze enkele
kilometers verderop te wachten stond.
De dienst gravenregistratie van het
Amerikaanse leger had het plateau van
Margraten uitgekozen. Er liep al een
rijksweg langs, de bodem was niet te
zanderig en het landschap glooide er
fraai. De komst van de 960ste QMSC
leidde tot enig opzien. Kirkels: ‘De
meeste dorpelingen kenden zwarten
alleen van de missieplaatjes. En nu
werkten die in uniform op hun akkers.’
De aanvoer van de gesneuvelden
kwam snel op gang. De chauffeurs van
de 2,5 tons GMC-trucks met gestapelde
lijken in de bak en de aanhanger jakkerden op hoge snelheid door de dorpen om stankoverlast te voorkomen.
Ze meldden zich bij het nonnenkloos-
ter in Margraten voor een eerste registratie. Als ze wegreden, goot een GI benzine op het asfalt om de plas van bloed
en lijkvocht die zich onder het voertuig
had gevormd, weg te branden. Op de
begraafplaats zelf volgde de identificatie, aan de hand van het gebit, persoonlijke documenten en bezittingen. De
dogtag werd gesplitst: een deel van het
plaatje werd op het houten kruis gespijkerd, het andere verdween in de
mondholte. Wiggins herinnerde zich
nog het eerste lichaam dat hij begroef:
een Duits meisje – er was ook plek voor
de vijand in Margraten. Er waren ook lichamen bij in verregaande staat van
ontbinding: piloten en boordschutters
die jaren eerder boven Duitsland waren neergehaald en in een noodgraf
hadden gelegen.
Ook het leger bestond uit gescheiden werelden. Blanke en zwarte militairen verbleven in aparte vertrekken,
aten nooit samen, gingen uit in andere
‘De meeste dorpelingen
kenden zwarten alleen van
de missieplaatjes. En nu
werkten die in uniform op
hun akkers’
De opdracht was: drie graven per
man per dag. Maar dat werd zelden gehaald. Regen en vrieskou bemoeilijkten beurtelings het werk. Wiggins vertelde Kirkels dat er soldaten bij waren
die niet konden stoppen, zelfs niet om
even te eten. ‘Iemand zei: als ik stop
met graven, lukt het me niet meer om
weer aan de slag te gaan.’ Later kwamen berichten dat de delvers tranquilizers gebruikten om de emoties te
weerstaan. Kirkels heeft Wiggins er
nooit over gehoord. ‘Maar het zou me
niet verbazen.’
Zijn eenheid vertrok op 18 december
1944 naar de Ardennen, de 3136ste
f Lees verder op pagina V4