Pagina 3 - Van Alabama naar Margraten

4
DE VOLKSKRANT
WOENSDAG 22 OKTOBER 2014
f Vervolg van pagina V3
QMSC nam het werk over en kreeg hulp
van vrijwilligers onder de bevolking,
het Duitse offensief in de Ardennen
joeg de aanvoer van de doden op. In
1946 maakte een telling de erfenis van
de erme zwerte jónges zichtbaar: op
Margraten lagen 17.738 Amerikanen begraven, van wie 995 onbekend bleven,
en bijna 5.000 doden met een andere
nationaliteit, onder wie ruim
3.000 Duitsers. Een jaar later werden
ruim 10 duizend doden gerepatrieerd
naar de Verenigde Staten. Er zijn
8.301 graven over, de Muur der Vermisten vermeldt 1.722 namen.
De terugkeer naar Amerika was voor
Wiggins, inmiddels bevorderd tot
tweede luitenant, een frustrerende ervaring. Mieke Kirkels: ‘Al in Margraten
worstelde hij ermee dat hij jongens begroef met wie hij in het leger niet eens
in dezelfde ruimte mocht verblijven. In
Amerika moest hij, die duizenden
blanken had begraven, meteen weer
plaatsnemen voor in de trein, in het
smerigste gedeelte, vol roet. Hij zag in
Alabama dat Duitse krijgsgevangenen
een luxer leventje leidden dan de
zwarte bevolking. Zij mochten wel de
winkeltjes binnen waar whites only op
stond.’ Hij voelde zich weer boy.
Wiggins verliet het leger , studeerde
geschiedenis en politieke wetenschappen en belandde in het onderwijs. Hij
mocht de gruwel van Margraten hebben verdrongen, het vormde volgens
Kirkels wel de voedingsbodem voor
zijn latere engagement.
De begraafplaats, die jaarlijks tot
Jefferson Wiggins zag in
Alabama dat Duitse
krijgsgevangenen een
luxer leventje leidden dan
de zwarte bevolking
Maarten Vossen in Margraten, bij het graf van James Wickline en met diens portret in zijn handen.
TERUG NAAR DE WORTELS VAN JAMES UIT WEST VIRGINIA
James Wickline stierf
in 1944 in Groesbeek.
Maarten Vossen
adopteerde zijn graf.
Door Sander van Walsum
250 duizend bezoekers trekt, ligt er
deze dag smetteloos bij. Marmeren
kruizen staan in het gelid op het
groene gazon, de zon schildert lichtvlekken op de Muur der Vermisten.
Niets herinnert aan de zwerte jongens.
Volgens beheerder Keith Stadler van de
American Battle Monument Commission is er in de huidige opzet ook geen
plek voor. ‘We maken hier geen onderscheid, alleen degenen die de Medal of
Honor ontvingen, de hoogste Amerikaanse legeronderscheiding, hebben
een opschrift in gouden letters. Vergeet
niet: dit is geen historische trekpleister,
dit is een begraafplaats.’ Mogelijk dat
er in een nieuw bezoekerscentrum,
waarvan al decennia sprake is, aandacht voor het ontstaan komt. Sinds
enige tijd is wel bekend hoeveel zwarte
soldaten hier liggen: 155. In de aktes
van toen werd gevraagd naar ras: de
Afro-Amerikanen kregen race code 2.
In november is de presentatie van
haar boek, maar haar mooiste moment in het project heeft Mieke Kirkels
al gehad. Bij het bezoek aan Nederland
in 2009, schudde Jefferson Wiggins de
hand van Friedrich Laab, een voormalige krijsgevangene uit Duitsland die
als 18-jarige had meegebouwd aan een
noodkapel op de begraafplaats.
Van Alabama naar Margraten,
door Mieke Kirkels.
bestellen via de site:
vanalabamanaarmargraten.nl.
Foto’s Els Zweerink
Het was een schoolreisje met een
grote impact en een lange nasleep.
Veertien jaar geleden bezocht Maarten Vossen, nu 26 jaar oud, met zijn
klasgenoten van groep 8 van de basisschool de erebegraafplaats
Margraten - enkele kilometers verwijderd van zijn woonplaats Heerlen.
De aanblik van ruim achtduizend
kruisen maakte iets bij hem los. Wat
de begeleidende docent bij die gelegenheid precies vertelde, weet Vossen niet meer. Evenmin hoe zijn klasgenoten op al die graven reageerden. Maar op hem maakte ‘de massaliteit van alles’ een verpletterende
indruk.
Op slag raakte hij gefascineerd door
het levensverhaal van de mensen
achter de namen en de regimentsnummers. Hij had Saving Private
Ryan gezien, de speelfilm van Steven
Spielberg over de zoektocht in het
frontgebied van 1944 naar een Amerikaanse soldaat wiens drie broers
waren gesneuveld. En hij had met
belangstelling geluisterd naar de
verhalen over de oorlog van zijn oma
en van zijn oudste tantes. Maar in
Margraten hield de oorlog op iets
van vroeger te zijn. Daar kroop de
oorlog onder zijn huid.
Kort na zijn eerste bezoek aan het
ereveld adopteerde hij een graf. ‘Uit
eerbied voor de Amerikaanse soldaten die vielen in een strijd die hun
niet rechtstreeks aanging.’ De adoptie van een graf brengt geen financiele verplichtingen met zich mee,
en ook geen zorgplicht. De adoptant
wordt slechts geacht het aan
hem/haar toegewezen graf af en toe
te bezoeken. In de wetenschap dat
de Amerikaanse familieleden van de
gevallene daar hoogst zelden – of
helemaal niet meer – toe in staat zijn.
Voor dit eerbetoon bestaat veel
animo, ook van Duitse zijde. Er is in
Margraten al enige tijd een wachtlijst
voor grafadoptie.
Vossen ging eerst maandelijks naar
‘zijn’ graf, plot 1, rij 17, nummer 21.
Momenteel iets minder vaak: zo’n
zes maal per jaar. Als hij in Heerlen
de naburige bloemist bezoekt, weet
die dat het boeket is bestemd voor
een kruis in Margraten. ‘Ze rekent
een vriendenprijs: hooguit 5 euro
voor een boeket dat eigenlijk 15 euro
kost. Heel vriendelijk is dat.’
Van de soldaat wiens graf Vossen
onder zijn hoede nam, was aanvankelijk weinig meer bekend dan dat
hij James Wickline heette, dat hij afkomstig was uit het gehucht Osage
in West Virginia, dat hij diende bij
het 508ste parachute infanterie-regiment en dat hij op 17 september
1944 bij de bevrijding van ZuidNederland op 21-jarige leeftijd in de
omgeving van Groesbeek is gesneuveld. Wickline nam deel aan een landing die, aldus Vossen, ‘op zich rustig verliep’. Maar zijn parachute ging,
naar alle waarschijnlijkheid, niet
open. Bij de vrije val werd zijn rechter lichaamshelft verbrijzeld. Hij
moet ter plekke zijn gestorven. Eerst
werd hij in Groesbeek begraven, in
februari 1945 is zijn stoffelijk overschot overgebracht naar Margraten.
Wickline was enig kind. Zijn moeder
heeft zijn graf eenmaal bezocht, vermoedelijk in 1949. Lange tijd was dit
alles wat Vossen van James Wickline
wist. Maar toen Vossen – inmiddels
fysiotherapeut – de leeftijd bereikte
waarop Wickline stierf, wilde hij hem
toch wat beter leren kennen. Op zijn
minst wilde hij weten hoe Wickline
er had uitgezien. En wat hij in zijn
korte leven had gedaan.
In 2012 bezocht Vossen Wickline’s
geboortestreek, die een mijnverleden gemeen had met Zuid-Limburg,
Vossens eigen geboortestreek. Hij
heeft er wat rondgereden, hij liep op
goed geluk een begraafplaats op, hij
heeft in een antiekwinkel door een
telefoonboek gebladerd – op zoek
naar mensen die Wickline heten. Die
mensen waren er – in overvloed.
Want Wickline is in dit deel van West
Virginia een gangbare naam. Maar
verder was zijn bezoek vruchteloos.
Wel lichtte hij een plaatselijke krant
in over wat hem naar deze uithoek
van West-Virginia had gevoerd. Met
het artikel dat hieruit resulteerde,
werd het pad geëffend naar een
vruchtbaarder bezoek, in september
jongstleden. Hij sprak met Jeanne
Williams, een buurvrouw van James’
ouders die Vossen een foto van
James en zijn moeder liet zien. ‘Een
ontroerend moment’, zegt hij.
‘James, die Jimmy werd genoemd,
lachend naast zijn kleine moeder,
twee jaar voor zijn vroege dood.’ Hij
sprak twee familieleden die hem
overigens niet hebben gekend. Op
Jimmy’s oude school bladerde hij
door jaarboeken, waaruit hij kon opmaken dat de jongen een actieve
leerling was geweest. Hij staat centraal op de foto van zijn basketbalteam, hij zat bij de schoolkrant en hij
speelde toneel. Vossen ontmoette
Louis Birurakis, die in 1942 met
Jimmy in het basketbalteam, The
Hilltoppers, zat. En hij sprak uitvoerig met Marie Comley, een vroegere
vriendin van Jimmy. Zij was de eerste aan wie Jimmy’s moeder op een
mooie herfstdag in 1944 vertelde dat
Jimmy was vermist (zijn dood kon
pas later worden bevestigd). Over
de aard van haar relatie met Jimmy
was Marie tegenover Vossen niet erg
mededeelzaam. Ze vertelde slechts
dat zij brieven van Jimmy had en dat
Vossen die na haar dood mag inzien.
Op 17 september was Vossen, die op
zijn tweede reis naar de geboortestreek van James Wickline door zijn
moeder werd vergezeld, in Morgantown, de gemeente waarvan Osage
deel uitmaakt. Hij was getuige van
het besluit van de gemeenteraad om
een brug naar James te vernoemen.
‘Er zaten veertig mensen in een
zaaltje dat daar veel te klein voor
was. De hele gemeenschap van
Osage was er voor overgekomen. En
er was een veteraan die betrokken
was bij de bevrijding van Heerlen. En
er werden mooie woorden gesproken, ook naar mij toe. Dat voelde
verkeerd. Ik werd bedankt terwijl ik
James wilde bedanken.’
Met Jeanne Williams bezocht hij de
begraafplaats van Dailey om gedroogde rozen op het graf van
James’ ouders te leggen die eerder
bij het kruis van hun zoon in Margraten hadden gelegen. ‘Sinds ik het
graf van Jimmy heb geadopteerd,
voelde 17 september, zijn sterfdag,
altijd als een treurige dag. Nu niet.
Nu heb ik zijn leven gevierd.’
Volgend jaar zal hij in hetzelfde jaargetijde opnieuw in Morgantown zijn.
Om de onthulling van de plaquette
van de James Wickline Brug bij te
wonen.