Europees recht Europees recht Europa Instituut Leiden Algemeen Per 1 januari van dit jaar is de EG uitgebreid met 3 leden: Oostenrijk, Finland en Zweden. Wegens het uiteindelijk niet lid worden van Noorwegen wordt nu onderhandeld over het aanpassen van 2576 KATERN 54 Europees recht het 'Ioannina compromis', over de stemverhoudingen in de Raad. Een voetnoot in de Bosnische tragedie: de Europese Unie oefent het beheer uit over de stad Mostar. Inmiddels heeft de Raad een Ombudsman aangesteld tot wie burgers en bedrijven (mits 'rechtstreeks en individueel geraakt') zich kunnen wenden als zij menen dat hun rechten zijn geschonden door de vertegenwoordiger (in het Engels 'Administrator') van de Europese Unie. Overigens moeten eerst alle juridische procedures zijn doorlopen (zie Pb. L 312 van 6 december 1994, p. 34). (Ontwerp-)regelgeving en beleid Het EVA-Hof Eerder werd aandacht besteed aan het Hof van de Europese Vrijhandelsassociatie EVA (zie Katern 53, p. 2522). Inmiddels is het Reglement voor de Procesvoering van dit Hof gepubliceerd (Pb. L 278 van 27 oktober 1994). Jurisprudentie Rechtsbescherming Zaak C-404/92 P, X - Commissie, arrest van 5 oktober 1994 In het kader van een selectie-procedure voor een vacature bij de Commissie wordt sollicitant X onderworpen aan een medische keuring. De keuringsarts vermoedt dat X lijdt aan AIDS. Een AIDS-test wordt door X geweigerd, maar nadat de arts 'stiekem' een andere, min of meer vergelijkbare test heeft afgenomen wordt X op medische gronden afgewezen. X meent dat de diagnose onjuist is en protesteert er voorts tegen dat hij tijdens de keuring tegen zijn wil aan een de facto AIDS-test is onderworpen. Het beroep, onder meer op artikel 8 ECRM, werd door het Gerecht van Eerste Aanleg verworpen (gev. zaken T-121/89 en T-13/90, arrest van 18 september 1992). In hoger beroep wint X de zaak: het Hof oordeelt dat het recht op privacy met zich meebrengt dat de weigering een test te ondergaan volledig moet worden gerespecteerd. In zo'n situatie kan de Commissie echter niet verplicht worden de sollicitant aan te nemen. Zie uitgebreider A. Hendriks in NJCM-Bulletin 20-2 (1995). Sociaal Beleid Gevoegde zaken C-399/92, C-402/92, C-425/92, C-34/93, C-50/93 en C-78/93, Helmig, arrest van 15 december 1994 In deze zaak werd door een aantal Duitse hoven uitleg gevraagd omtrent de betekenis van artikel 119 EG voor het betalen van toeslagen voor gewerkte overuren. In casu ging het om een aantal regelingen op grond waarvan overurentoeslagen alleen werden uitbetaald indien de betreffende werknemer meer uren gewerkt had dan wat als de 'normale' werkweek in het bedrijf gold. Dus in een bedrijf waar normaal 40 uur per week werd gewerkt zou een deeltijdwerknemer die 20 uur per week werkt pas in aanmerking komen voor de overurentoeslag indien hij of zij meer dan 20 uren extra zou hebben gewerkt. Het Hof van Justitie werd gevraagd of een dergelijke regeling in strijd zou komen met artikel 119 EG (indirecte discriminatie tegen vrouwen, aangezien het vooral vrouwen zijn die in deeltijd werken). Het Hof beantwoordde deze vraag ontkennend. Externe Betrekkingen Zaak C-280/93, Duitsland/Raad, arrest van 5 oktober 1994 In dit arrest verwerpt het Hof een klacht van Duitsland tegen de door de Raad aangenomen verordening houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen. Duitsland meende onder andere dat deze verordening in strijd was met diverse GATT-bepalingen. Het Hof herhaalde zijn vaste 'GATT-jurisprudentie' en concludeerde dat strijdigheid met GATT-bepalingen in beginsel geen grond kan zijn om een verordening te vernietigen naar aanleiding van een beroep van een Lid-Staat ex artikel 173 (1) EG. Daarnaast concludeerde het Hof onder meer dat geen sprake was van een schending van fundamentele rechten en algemene rechtsbeginselen. Advies 1/94, WTO, advies van 15 november 1994 In deze zaak doet het Hof uitspraak over de vraag of de EG de exclusieve bevoegdheid heeft tot het sluiten van het verdrag over de World Trade Organisation. Deze nieuwe 'GATT' is nu ook uitgebreid met het dienstenverkeer, en met regelgeving over intellectuele eigendom (TRIPs). De Commissie had haar stelling dat de EG ook met betrekking tot deze nieuwe sectoren exclusief bevoegd is, gebaseerd op de reikwijdte van artikel 113 EG, en op het 'AETR-effect'. KATERN 54 2577 Strafrecht Wat betreft artikel 113, hieronder vallen niet de TRIPs, en evenmin het dienstenverkeer dat gepaard gaat met personenverkeer. Onder dit laatste wordt ook begrepen de vrijheid van vestiging. In het WTO-recht wordt geen onderscheid gemaakt tussen vestiging en dienstverrichting, zoals in het EG-verdrag. Opmerkelijk is dat de absolute diensten, waarbij geen personenverkeer plaatsvindt, wel onder artikel 113 gebracht worden. Zij worden min of meer beschouwd als ('onzichtbare') goederen. Of dit onderscheid ook intern rechtsgevolgen zal hebben moet worden afgewacht. Een aanzet daartoe zou echter al in de zaak Sager gezien kunnen worden. Wat betreft het AETR-effect, dit treedt slechts op voorzover er interne regelgeving is. Het feit dat er enige regelgeving bestaat op het terrein van het dienstenverkeer en met betrekking tot de intellectuele eigendom is derhalve niet genoeg om dit gehele terrein binnen de exclusieve externe bevoegdheid van de EG te brengen. Het Hof verduidelijkt voorts nog het begrip 'noodzaak' uit de adviezen 1/75 en 1/76, als voorwaarde voor het bestaan van een zogenoemde 'afgeleide' externe bevoegdheid. Deze noodzaak is een absolute noodzaak, wat inhoudt dat er een onlosmakelijk verband moet zijn tussen het gebruik van een externe bevoegdheid en de intern te bereiken doelstelling. De onbetwiste 'noodzaak' voor de EG om het WTO-akkoord te 'moeten' sluiten valt hier niet onder. De conclusie van het Hof is dat de bevoegdheid met betrekking tot de WTO gedeeld wordt, en dat een gemengd akkoord moet worden gesloten. 2578 KATERN 54
© Copyright 2024 ExpyDoc