Prof. Mr. J.W.M. Engels

Prof. Mr. J.W.M. Engels Eelderwolde, 31 maart 2014 VERSLAG VAN WERKZAAMHEDEN ALS INFORMATEUR GEMEENTE ARNHEM Opdracht Op 21 maart heeft de fractievoorzitter van D66 mij, met instemming van de overige fractievoorzitters, gevraagd als informateur een onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor het vormen van een college. De opdracht is als volgt geformuleerd: “De informateur heeft de opdracht met alle fracties in de raad een of meerdere gesprekken te voeren. Het doel van deze gesprekken is het onderzoeken van de mogelijkheden tot samenwerking om te komen tot een college dat op een werkzame meerderheid en voldoende draagvlak kan rekenen. De informateur doet in een openbare rapportage verslag van zijn bevindingen.” Deze opdracht richt zich daarmee op het verkennen van de richting waarin in de hierna volgende formatiefase het best naar een werkbare coalitie kan worden gezocht. De opdracht bevat twee essentialia. De eerste is ‘een werkbare meerderheid’. Dit element interpreteer ik als de wens om tot een college te komen dat stoelt op een meerderheid in de raad die breed genoeg is om de coalitie vruchtbaar te laten functioneren. Het tweede element ‘voldoende draagvlak’ vat ik op als de wens dat de samenstelling van de coalitie zo veel mogelijk recht doet aan hetgeen er aan voorkeuren leeft in de raad. Dit betekent dat ik aan het eind van mijn verslag een beargumenteerd advies uitbreng over de vraag welke fracties het best met de eigenlijke collegevorming op basis van inhoudelijke besprekingen kunnen starten. Voor de goede orde wil ik benadrukken dat ik mij in dit proces volstrekt onafhankelijk heb opgesteld en mijn bevindingen op basis van een zorgvuldig proces zo objectief en rationeel mogelijk heb onderbouwd. In het informatieproces ben ik op voortreffelijke wijze bijgestaan door de raadsgriffier, de heer mr. J. Kersten, alsmede zijn staf. Verslag werkzaamheden informateur gemeente Arnhem, 31 maart 2014 Pagina 1 Procedure Ik heb alle nieuwgekozen fractievoorzitters en hun secondanten eenmalig ontvangen op dinsdag 25 maart en vrijdag 28 maart. De keuze om met alle fracties te spreken vloeit voort uit de aard van mijn positie als informateur en uit de inhoud van de opdracht. In de gesprekken heb ik allereerst het proces uiteengezet en aangegeven welke werkwijze ik volg. Vervolgens heb ik op basis van vijf tevoren toegezonden vragen met hen van gedachten gewisseld over de route naar een nieuw college en de positie en rol van de eigen fractie daarin. Deze vragen luidden: 1. Welke coalitie, gegeven de verkiezingsuitslag, is de meest voor de hand liggende combinatie? 2. Is uw fractie bereid deel te nemen aan het college en onder welke voorwaarden? 3. Met welke fractie(s) wilt u geen zitting nemen in het college? 4. Hoe zou het college er kwantitatief uit kunnen zien (aantal wethouders, full‐ of parttime)? 5. Wilt u een lijst aanleveren met maximaal 5 punten die u van belang acht voor opname in het coalitieakkoord? 6. Welke punten zijn voor u niet onderhandelbaar en welke punten worden ter bespreking aangedragen? Van deze gesprekken zijn korte verslagen gemaakt die als vertrouwelijke bijlagen bij de griffie zijn gearchiveerd. Graag wil ik benadrukken dat de gesprekken in een plezierige en constructieve sfeer zijn verlopen. Algemeen In de gevoerde gesprekken heb ik kunnen vaststellen dat alle fracties zich in meer of mindere mate bewust zijn van de grote en complexe opgaven waar het gemeentebestuur van Arnhem zich in de komende jaren voor geplaatst ziet. Dit betreft ten eerste de dit jaar te decentraliseren taken op het gebied van jeugdbeleid, ouderenzorg en arbeidsparticipatie. Er is voor de gemeentebesturen op dit moment nog geen duidelijkheid over de precieze aard en de omvang van de zorg die zij moeten gaan verlenen. Dat geldt ook voor de vraag hoeveel en welke inwoners gebruik gaan maken van de over te dragen regelingen. Dat maakt het moeilijk in de collegevorming goed te anticiperen op de risico's van de nieuwe opgaven. De toegenomen complexiteit houdt ten tweede verband met het krimpende financiële perspectief. De al enige jaren bestaande druk op de gemeentebegroting zal stijgen als gevolg van de te verwachten, maar thans nog niet bekende financiële effecten van de drie transities. Verslag werkzaamheden informateur gemeente Arnhem, 31 maart 2014 Pagina 2 De fracties realiseren zich terdege dat dit alles een grote verantwoordelijkheid meebrengt voor alle geledingen binnen het gemeentebestuur, in het bijzonder voor hen zelf. In die context kan de overwegend constructieve en realistische opstelling richting de collegevorming van de fracties worden verstaan. De fracties zijn zich overwegend voorts bewust van de noodzaak in de komende raadsperiode verdere stappen te zetten in het proces naar een moderne bestuurscultuur. Daarin zal meer geïnvesteerd moeten worden in een serieuze en wederkerige relatie met burgers, bedrijven en instellingen. Ook op dit punt kan een positieve grondhouding voor een meer gearticuleerd pro‐actief en in samenspraak (co‐making) te ontwikkelen beleid worden bespeurd. Er is een overwegende ambitie om in de komende jaren meer mét dan vóór de stad te willen besturen. De voorkeurscoalitie In de gesprekken zijn de volgende, al dan niet op basis van de verkiezingsuitslag gemotiveerde mogelijkheden voor het vormen van een coalitie aangedragen: 1. D66, SP, Groen Links en CDA 2. D66, SP, Groen Links en PvdA 3. D66, SP, Groen Links en CU 4. D66, SP, PvdA 5. D66, SP, PvdA, CU 6. D66, PvdA, VVD, Groen Links 7. D66, SP, VVD en Groen Links 8. D66, SP, Groen Links, cluster ZuidCentraal/AOP/ PvdD/Verenigd Arnhem 9. Alle fracties. Eenmaal genoemd zijn de varianten 9 (ZC) en 8 (VA). Deze opties zijn voornamelijk ingegeven door motieven van een zo breed mogelijke afspiegeling van de raad en een zo groot mogelijke vertegenwoordiging en inbreng van de kiezers. Door de VVD zijn, voornamelijk om redenen van continuïteit en stabiliteit, de varianten 6 en 7 (bestaande coalitie) ingebracht. Geen van beide mogelijkheden wordt echter ondersteund door de andere fracties. Naast de politieke betekenis van een electorale teruggang beluister ik bij meerdere fracties ten aanzien van de huidige positie van de VVD brede twijfel aan de huidige interne stabiliteit. Dit gevoelen houdt blijkbaar mede verband met de onduidelijkheid over de beschikbare kandidaten voor het wethouderschap. Vanwege deze veronderstelde kwetsbaarheid bestaat bij meerdere fracties onvoldoende vertrouwen in de stabiliteit van een coalitie met de VVD. Verslag werkzaamheden informateur gemeente Arnhem, 31 maart 2014 Pagina 3 Variant 2 is tweemaal ingebracht (GL, CU). Deze optie heeft een zeker paradoxaal karakter. Enerzijds vanwege gevoelens van politieke c.q. inhoudelijke verwantschap die GL en CU koesteren richting PvdA, anderzijds aangezien de PvdA deze combinatie niet heeft ingebracht vanwege de opstelling van GL in het dossier‐Arta. Eveneens tweemaal genoemd (PvdA, SP) is optie 4. De PvdA heeft een lichte voorkeur voor deze combinatie, zulks gelet op de in de ogen van deze fractie bestaande programmatische overeenkomsten met de beoogde partners. De SP heeft deze variant overigens slechts als tweede voorkeur aangemerkt, mede in de context van het dossier‐Arta. In de gesprekken met D66 en SP heb ik echter moeten vaststellen dat bij deze fracties minder animo bestaat om met de PvdA in zee te gaan. Afgezien van de politieke betekenis van het electorale verlies bestaan aarzelingen over de duurzaamheids‐ en onderwijsagenda, en ‐ mede door kennelijke onduidelijkheid inzake de kandidaat voor het wethouderschap – over de nodige stabiliteit en collegialiteit binnen de coalitie. Drie maal genoemd is variant 3 (GL, PvdD, AOP). Mogelijk zouden GL en de CU in deze variant geïnteresseerd kunnen zijn. GL ziet zowel in de PvdA (politieke verwantschap) als in de CU (stabiele politieke factor) een potentiële vierde partner naast D66 en de SP, en sluit – hoewel zulks niet expliciet is uitgesproken ‐ ook het CDA in die setting niet uit. De CU heeft op basis van de politieke logica van de verkiezingsuitslag in eerste instantie geen voorkeur voor deelname aan het college. Men wil echter zo nodig toetreden tot een coalitie/college indien dit om bijzondere redenen gewenst zou zijn, maar nadrukkelijk niet om redenen van stabiliteit en betrouwbaarheid. In een dergelijke situatie hanteert de CU een specifieke programmatische invalshoek. Variant 5 is eveneens driemaal als mogelijkheid genoemd (PvdA, PvdD, AOP). Voor de PvdA is deze variant een bredere uitvoering van de eerste voorkeur (optie 4), ingegeven door motieven van stabiliteit en betrouwbaarheid en vanwege het dossier‐Arta. Bij deze variant moet worden opgemerkt dat de CU – die zoals gezegd überhaupt niet op voorhand deel wenst uit te maken van een coalitie ‐ zelf deze variant niet heeft aangedragen, maar overigens wel zekere inhoudelijke overeenkomsten ziet in het sociale profiel en het standpunt over het dossier‐Arta. Variant 1 tot slot is driemaal als eerste voorkeur ingebracht (D66, SP, CDA), en daarnaast tweemaal als werkbare optie (GL, AOP). Deze optie berust bij de drie eerstgenoemde fracties op een combinatie van verschillende, maar met niettemin elkaar samenhangende motieven. Als eerste het belang van continuïteit op grond van het feit dat de fracties van D66, SP en GL in de afgelopen jaren in een coalitie en in het college hebben samengewerkt. Verslag werkzaamheden informateur gemeente Arnhem, 31 maart 2014 Pagina 4 Om vergelijkbare redenen speelt het motief van stabiliteit, waarbij ten eerste wordt gewezen op de ‘factor‐Kok’ (d.w.z. het grote belang dat door deze – maar overigens ook door vele andere – fracties wordt gehecht aan de uitstekende en gewaardeerde performance van GL‐wethouder Kok op het sociale domein), en ten tweede op het betrouwbare bestuurlijke imago van het CDA. Wel wordt hierbij aangetekend dat de opvattingen over het dossier‐Arta uiteenlopen. Bereidheid tot deelname aan het college Met de nodige nuances in de benadering, en geabstraheerd van de vraag naar programmatische overeenstemming, zijn alle fracties, met uitzondering van de CU, in beginsel bereid verantwoordelijkheid te dragen in een college. De CU acht toetreding tot het college op grond van de verkiezingsuitslag geen logische stap. Men heeft om die reden geen voorkeur voor collegedeelname. Wel wil de CU zoals hiervoor al opgemerkt constructief meepraten en meedenken in de collegevorming. Mocht de CU om bijzondere redenen niettemin geroepen worden tot deelname, dan zal het eigen programma nadrukkelijk in beeld worden gebracht. De CU wil m.a.w. geen collegeverantwoordelijkheid dragen wanneer dit uitsluitend wordt gewenst om tot een stabiele en betrouwbare meerderheid te komen. D66 en SP realiseren zich dat voor hen deelname aan het college gezien de verkiezingsuitslag voor de hand ligt. Zij hebben geen voorwaarden vooraf geformuleerd. Ook CDA en VVD hebben zich nadrukkelijk beschikbaar gesteld voor collegedeelname, ook zonder enige voorwaarde vooraf. De PvdA heeft zich eveneens nadrukkelijk gemeld, maar heeft bij wijze van voorwaarde vooraf aangegeven niet tot elke prijs toe te zullen treden tot een coalitie. GL heeft aangegeven zich vanwege het verlies van één zetel bescheiden te willen opstellen. De fractie is bereid opnieuw collegeverantwoordelijkheid te dragen, maar stelt als voorwaarde vooraf dat het collegeprogramma een herkenbaar Groen Links signatuur moet dragen. Geen enkele fractie heeft een andere fractie op voorhand uitgesloten voor coalitievorming, m.u.v. AOP. Deze fractie wenst niet in een coalitie samen te werken met de ‘landelijke regeringspartijen’ VVD en PvdA, en evenmin met ZC. Kwantitatieve samenstelling college Ten aanzien van de omvang van het college bestaat een zeer grote consensus om de bestaande invulling met part‐time wethouders niet te continueren. Gebleken is dat een 0,8 aanstelling feitelijk niet reëel is en dat deze keuze neerkomt op salarisverlaging. Voor de komende periode wordt vanwege de in aard, omvang en complexiteit toenemende taken een college met overwegend full‐time wethouders noodzakelijk geacht. Verslag werkzaamheden informateur gemeente Arnhem, 31 maart 2014 Pagina 5 De gedachten over het aantal wethouders lopen enigszins uiteen, maar concentreren zich, mede afhankelijk van de omvang van het aantal en de grootte van de fracties in de coalitie rond 5 à 6. Programmatische hoofdpunten Ik heb alle fracties gevraagd maximaal vijf hoofdpunten aan te dragen die naar hun oordeel een plaats zouden moeten krijgen in het coalitieakkoord c.q. collegeprogramma. Deze vraag had niet tot doel een voorzet te ontwikkelen voor de inhoud van dit akkoord, maar om af te tasten welke programmatische kwesties de keuze voor een coalitievariant zouden kunnen versterken c.q. bemoeilijken. Nadrukkelijk reken ik het niet tot mijn opdracht een inhoudelijk programma op hoofdpunten aan te reiken. De programmatische besprekingen als zodanig zullen moeten plaatsvinden in de hierna volgende formatiefase. Hieronder verder niet aangehaalde of besproken programmapunten kunnen alsdan opnieuw worden ingebracht tijdens die besprekingen. Op basis van de aangeleverde punten kan op de hoofdthema’s een aantal lijnen worden getrokken. Een belangrijke vaststelling daarbij is dat geen van de fracties een niet onderhandelbaar punt heeft ingebracht. Niettemin zijn voor de SP en de PvdA het (ongewijzigd) uitvoeren van het Arta‐dossier en voor GL het niet verdere verduurzamen van de energievoorziening op voorhand breekpunten. Hier zal nader in de formatie moeten worden bezien wat de precieze betekenis is van de termen ononderhandelbaar, breekpunt en blokkade. In de eerste plaats kan worden geconstateerd dat de drie dit jaar te decentraliseren taken van jeugdbeleid, zorg en arbeidsparticipatie een substantiële plaats in het collegeprogramma zullen moeten krijgen. Alle fracties zijn zich bewust van de bijzondere verantwoordelijkheid die het gemeentebestuur hiervoor in de komende raadsperiode draagt. Er is in deze context een vrij brede overeenstemming over het beleidsmatig aanhaken bij en voortzetten van het bestaande sociale‐ en zorgbeleid. In de tweede plaats bestaat een breed gevoelde noodzaak om verdere stappen te zetten in de ingezette verbetering van de bestuurscultuur. Op dit punt worden termen gehanteerd als meer ruimte bieden aan de stad, een betrouwbaar en toegankelijk gemeentebestuur, de bevolking actief bij beleid betrekken en de burgers gefaciliteerd c.q. in co‐creatie meer eigen verantwoordelijkheid geven voor de eigen leefomgeving. Ten derde moet worden geconstateerd dat aan de noodzaak voor een verantwoord financieel kader, met een solide begroting en strakke financiële spelregels met name door D66, CDA en VVD het nodige belang wordt gehecht. Een belangrijk element daarbij is de wens afspraken te maken over een beheerste lastenstijging. Verslag werkzaamheden informateur gemeente Arnhem, 31 maart 2014 Pagina 6 Voor de SP is een stijgende lastendruk op voorhand niet uitgesloten. Aangenomen mag worden dat dit verband houdt met de opvatting van deze fractie dat ingeval van teruglopende rijksmiddelen voor de drie transities ‐ en mogelijk ook overigens in het sociale domein ‐ binnen het financieel kader ruimte moet zijn voor een herschikking van middelen. Een verlaging van de thans beschikbare gelden als gevolg van rijkskortingen moet binnen de gemeentelijke begroting worden gecompenseerd. Mede op basis van het bestrijden van de ‘maatschappelijke tweedeling’ wil ook de PvdA wil geen budgetplafonds voor deze taken en pleit deze fractie voor een bijzondere reservering voor zorg. GL hanteert op dit punt de term sociaal vangnet. Een vierde hoofdlijn betreft de werkgelegenheid. Het stimuleren daarvan binnen de gemeentelijke context wordt o.m. gezocht in investeringen in het onderwijs (D66 en PvdA). Voor wat het onderwijs betreft bestaat een brede behoefte zwaar in te zetten op schooluitval. Ook de voorschoolse educatie is een issue. In het kader van de werkgelegenheid wordt verder gedacht aan investeringen in duurzame, culturele en creatieve projecten (GL), het inzetten op regionaal arbeidsmarktbeleid (PvdA), aan arbeidsparticipatie als instrument voor armoedebestrijding (SP) en aan stimulering van lokaal en regionaal ondernemerschap (CDA en D66). Hoewel niet veelvuldig ingebracht als hoofdpunten van beleid ten behoeve van het collegeprogramma mag worden aangenomen dat duurzaamheid (milieu, groen, [zon]energie) en veiligheid (leefbaarheid) daarin een herkenbare plaats zullen krijgen. Bespreekpunten Op de vraag over welke punten de fracties in de onderhandelingen naast de hiervoor genoemde eigen (hoofd)punten in ieder geval en nadrukkelijk met mogelijke coalitiepartners willen spreken zijn niet veel, maar wel enkele indringende kwesties ingebracht. D66 wil de beleidsvelden (ruimtelijke) economie, onderwijs en cultuur financieel beschermen. De SP wil de rijksdecentralisaties financieel niet één op één overnemen. De PvdA wil de zorgtaken niet persé binnen de bestaande budgetten uitvoeren. GL wil zoveel mogelijk bestendiging van het bestaande beleid en stelt een (onder)grens bij een zichtbare toename van de verduurzaming van energie. Last but not least het Arta‐dossier. Het behoeft geen betoog dat deze kwestie een dominante rol heeft gespeeld in de verkiezingscampagne. In de gesprekken is mij gebleken dat dit punt de fracties (en daarmee de lokale samenleving) ook thans nog zeer verdeeld houdt. Een aantal van de voor‐ en tegenstanders lijkt er nog geharnast in te zitten (SP, PvdA en CDA), hetgeen de samenstelling van een coalitie problematiseert. Verslag werkzaamheden informateur gemeente Arnhem, 31 maart 2014 Pagina 7 Maar er kunnen ook enkele voorzichtige bewegingen worden waargenomen die op een begin van enige flexibiliteit ten aanzien van dit dossier zouden kunnen wijzen (GL, VVD). Waar het op aan komt is het antwoord op de vraag hoe bepalend deze kwestie voor de collegevorming, en daarmee voor de toekomst van de stad in de komende vier jaar behoort te zijn. Bevindingen Alles overziende kom ik tot de volgende bevindingen. Op grond van de verkiezingsuitslag en uit een oogpunt van continuïteit en stabiliteit bestaat een groot politiek draagvlak bij de fracties voor een college waarvan D66 en de SP de ruggengraat vormen. Op grond van de hierboven geanalyseerde varianten moet voor de aanvulling van het college primair gekeken worden naar GL, CDA en PvdA. Andere richtingen lijken in het licht van de in de opdracht genoemde breedheid, stabiliteit en draagvlak niet voor de hand te liggen c.q. aan te sluiten bij de politieke realiteit. Vervolgens moet ten aanzien van deze drie fracties nader worden gespecificeerd . Ten aanzien van de factor electoraal resultaat (draagvlak in samenleving): het CDA heeft 3 zetels behouden, GL heeft een zetel verloren en de PvdA is twee zetels kwijtgeraakt. Ten aanzien van de factoren stabiliteit en continuïteit kan het volgende worden opgemerkt. GL maakte in de afgelopen periode deel uit van het college en heeft daar met de zittende wethouder een bovengemiddeld en breed gewaardeerd profiel opgebouwd in het zorgdomein (‘de factor‐Kok’). Wel is de nieuwe fractie behoorlijk vernieuwd. Het CDA wordt ‐ ook buiten deze partij – gezien als een stabiele en consistente fractie. Naar de PvdA wordt op dit punt wat meer gedifferentieerd gekeken. Ten eerste omdat ook deze fractie een behoorlijke doorstroming kent en niet duidelijk is met welke wethouder deze fractie zal komen en ten tweede omdat de algemene politiek‐inhoudelijke verwantschap vooral bij SP en GL wordt gevoeld. Ten aanzien van de factor ‘werkbare meerderheid’ (vruchtbare samenwerking in coalitie/college) kan ten eerste worden geconstateerd dat de hiervoor genoemde variant met GL en het CDA getalsmatig een bredere steun in de raad is te verkrijgen dan de variant met de PvdA sec. Ten tweede kan hier de waarneming worden teruggehaald dat D66 en de SP op dit moment inhoudelijk minder aanknopingspunten zien voor politieke samenwerking met de PvdA en dat de PvdA inhoudelijk een probleem ziet richting GL vanwege het Arta‐
dossier. Verslag werkzaamheden informateur gemeente Arnhem, 31 maart 2014 Pagina 8 Ten aanzien van de factor ‘draagvlak’ (recht doen aan de voorkeuren in de raad) stel ik het volgende vast. Op zichzelf genomen kan met de PvdA alleen een meerderheid worden gevonden, maar gelet op de hiervoor aangehaalde inbreng van D66 en SP kan deze optie niet, althans niet zonder meer als vruchtbaar kan worden aangemerkt. De gesuggereerde uitbreiding met de CU stuit voorshands af op de geringe ambitie van deze fractie om in een coalitie te stappen. Een significant draagvlak bestaat wel voor een coalitie van D66‐SP‐GL‐
CDA. Het is de eerste voorkeur van drie van de vier genoemde fracties. GL heeft op zichzelf genomen weliswaar een zekere voorkeur voor de PvdA als vierde partner, maar heeft tegen toetreding van het CDA uit eigen beweging noch desgevraagd op voorhand bedenkingen ingebracht. Op basis van de deze factoren lijken GL en het CDA ten aanzien van deelname aan de coalitie over een beter bij D66 en de SP passend profiel c.q. politieke uitgangspositie te beschikken dan de PvdA. Een coalitie met D66‐SP‐GL‐CDA beantwoordt in dat licht het meest aan de factoren draagvlak, werkbare meerderheid, stabiliteit en continuïteit. Daarbij moet echter nadrukkelijk worden gewezen op het feit dat er programmatisch twee kwesties op tafel liggen die het vervolgproces substantieel onder druk kunnen zetten. Dat betreft het financieel kader en het dossier‐Arta. Het grote discussiepunt inzake het financiële kader is de vraag hoe wordt omgegaan met de naar verwachting krimpende rijksmiddelen voor de uitvoering van de drie transities. Op dit punt heeft de SP zich stevig gepositioneerd met de opvatting dat de gedecentraliseerde taken niet één op één moeten worden overgenomen. Het tweede grote hangijzer is het Arta‐dossier. Op dit punt hebben SP en CDA aangegeven vast te willen houden aan hun eerder ingenomen ‐ maar tegenovergestelde ‐ standpunten. GL is bereid, mits alle betrokken partners eenzelfde attitude aannemen, met een nieuwe blik naar het achterliggende vraagstuk te kijken. D66 heeft zich niet expliciet over dit punt uitgesproken, maar heeft voorstellen ontwikkeld voor de inrichting van de binnenstad. Op deze twee punten (financiën en Arta) zal moeten blijken in hoeverre tot dusver ingenomen stevige posities uiteindelijk ook breekpunten zouden kunnen blijken. Advies Op grond van de verstrekte opdracht en vorenstaande bevindingen adviseer ik in het vervolgproces onder leiding van de fractie van D66 formatiebesprekingen te starten met als richtpunt een coalitie van D66‐SP‐GL‐CDA. Deze combinatie lijkt uit een oogpunt van werkbaarheid, draagvlak, stabiliteit en continuïteit het meeste kansrijk. Het college rust dan op 23 van de 39 raadszetels. Voor de samenstelling van het college zou vervolgens op basis van een formule 2‐2‐1‐1 gedacht moeten worden aan 6 full‐time wethouders. Wel zal bijzondere aandacht moeten worden besteed aan het financieel kader en het Arta‐dossier. Dat geldt overigens voor alle coalitievarianten. Verslag werkzaamheden informateur gemeente Arnhem, 31 maart 2014 Pagina 9 Wat betreft het financiële beleid en beheer moet men zich realiseren dat ingeval er in het licht van te maken afspraken over bijvoorbeeld lastendruk, reserves, budgetplafonds, bezuinigingen en risico´s uitzonderingen worden gemaakt voor een bepaald domein, daarmee politiek‐bestuurlijk de deur naar meer uitzonderingen wordt open gezet. Gelet op het sombere financiële perspectief voor de gemeenten in de komende jaren moet worden afgewogen of de gemeente Arnhem een dergelijke ontwikkeling financieel kan dragen. Niet realiseerbare ambities kunnen tot interne spanningen binnen het college, in de coalitie en uiteindelijk in de raad leiden. Een dergelijk afbreukrisico is bedreigend voor een goed gemeentebestuur. Wat betreft het Arta‐dossier kan men zich afvragen in hoeverre het verantwoord is deze kwestie in de context van de andere grote opgaven voor de komende jaren bepalend te maken voor een coalitieakkoord. Waar bij enkele fracties een neiging bestaat met een nieuwe blik naar dit punt te kijken, zou het mogelijk moeten zijn het dossier in de huidige vorm te depolitiseren en te pogen in het collegeprogramma nieuwe afspraken te maken over een ruimtelijk‐economische impuls voor de binnenstad. Dan zijn er niet op voorhand winnaars en verliezers. Het vooruitschuiven van een vastgelopen dossier legt blijvend druk op het beleid en op de samenwerking. Het lijkt in dat licht verstandig om te bezien of aan het begin van de periode nieuwe afspraken kunnen worden gemaakt. ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Verslag werkzaamheden informateur gemeente Arnhem, 31 maart 2014 Pagina 10