Download (88 kB) pdf - Oegstgeest

Oegstgeest, 28 maart 2014 Aan het bestuur en de fractie van D66 Oegstgeest Verslag en advies informateur Geacht bestuur, geachte fractie, Inleiding Op donderdag 20 maart jl. heeft het bestuur van D66 Oegstgeest mij verzocht de rol van informateur op mij te nemen. De opdracht was te bezien welke partijen in de Oegstgeester raad naar mijn mening een goede kans hebben tot coalitievorming te komen en daarover te adviseren. Op 23 maart heb ik gesprekken gevoerd met een afvaardiging van de fractie van D66 en de griffier, die als mijn ondersteuner heeft gefungeerd. Op 24 en 25 maart zijn, in willekeurige volgorde, de gesprekken met de diverse fracties gevoerd. Verslagen van die gesprekken zijn bij dit advies gevoegd, evenals de door de fracties/partijen aangeleverde speerpuntenmemo’s. De verslagen zijn voorgelegd aan de vertegenwoordigers van de fracties/partijen en zijn in de huidige vorm door hen geaccordeerd. Voorts heb ik telefonisch een gesprek gevoerd met de heer Waaijer, die vanaf 1 april a.s. waarnemend burgemeester van Oegstgeest zal zijn. In dit gesprek heeft de heer Waaijer aangegeven in dit stadium graag geïnformeerd te blijven en pas in het vervolgtraject nauwer bij het proces betrokken te willen worden. Ik dank de vertegenwoordigers met wie ik gesproken heb van harte voor de goede sfeer waarin de gesprekken zijn gevoerd en speciaal voor hun openhartigheid. Dat laatste is voor mij zeer belangrijk geweest om tot dit advies te kunnen komen. Met alle vertegenwoordigers is afgesproken dat dit advies, de speerpuntenmemo’s en de gespreksverslagen openbaar zijn. Alle zaken die in de gesprekken over personen zijn uitgesproken zijn verwijderd uit de verslagen. Dit advies wordt door mij uitgebracht aan u, bestuur en fractie van D66. Het is in die zin aan u te bepalen of het advies en de bijlagen verder worden verspreid. De gesprekken De gesprekken zijn gevoerd op basis van een vast stramien ten einde de gesprekken onderling goed te kunnen vergelijken. De volgende vragen zijn aan alle vertegenwoordigers gesteld. Hoe duidt u de verkiezingsuitslag en welk signaal heeft de kiezer hiermee volgens u afgegeven? Moet er wezenlijk een andere politiek gevoerd worden als tot nu toe gebruikelijk was? Is uw partij beschikbaar voor deelname aan een coalitie en zo ja, welke coalitie heeft uw voorkeur? Zijn er blokkades naar partijen en/of personen? Moet er een integriteitstoets worden uitgevoerd naar de toekomstige wethouders? Hoe kijkt u naar het collegeprogramma, moet dat dichtgetimmerd zijn of volstaat een document op hoofdlijnen? Wat moet er in het collegeprogramma komen te staan met betrekking tot de volgende zaken: de bestuurlijke toekomst in relatie tot de drie decentralisaties, het ambtelijk apparaat, het gemeentehuis, de financiële situatie van de gemeente, ASC, de tweede ontsluiting Poelgeest en de Holle Mare‐route. De laatste vraag die steeds is gesteld was: heeft u nog wensen ten aanzien van het verdere verloop van het proces? Ik zal onderstaand beschrijven wat mijn conclusies zijn. Conclusies Alle partijen hebben aangegeven te streven naar een ‘andere’ politiek, beter gezegd een andere manier van politiek bedrijven. Het is gewenst dat er meer interactie komt met de inwoners van Oegstgeest en ook meer interactie tussen de voltallige raad en het college. Beide zaken zijn in het verleden node gemist. De nieuwe raad en college zullen op veel verschillende manieren en voortdurend de 'andere politiek' moeten uitstralen en toepassen. Dat is wat de kiezer in Oegstgeest heeft geuit met deze (forse) verschuivingen in de zetel verdeling van de raad. Het is aanbevelenswaardig dat een bestuurder politiek verantwoordelijk wordt voor de portefeuille 'bestuurlijke vernieuwing' en een beleidsnotitie hierover door de raad laat vaststellen als gedragslijn voor deze periode. Op basis van de gesprekken kom ik tot de conclusie dat er draagvlak is voor een zo breed mogelijke coalitie en een college bestaande uit drie wethouders. Dat college zal aan de slag gaan op basis van een collegeprogramma dat beperkt van opzet is en ruimte biedt aan discussie tussen raad en bevolking, waardoor beleid gezamenlijk wordt ingevuld en bepaald en draagvlak ontstaat voor de moeilijke besluiten die voorliggen. Tevens komt er op die manier ruimte voor afwijkende standpunten en discussie, zonder dat de continuïteit van het bestuur in gevaar komt. De interactie tussen raad en bevolking kan hierdoor ook beter verlopen. Inspraak vanuit de bevolking kan bij een elf‐acht verhouding in de raad gemakkelijker leiden tot aanpassing van voorstellen dan bij een tien‐
negen verhouding, zoals het verleden heeft uitgewezen. Mijn advies is daarom in eerste instantie de vorming te onderzoeken van een college bestaande uit drie partijen, met drie voltijdswethouders, rustend op elf van de negentien zetels in de raad, waarbij de mogelijkheid wordt geboden aan andere partijen een ondersteuningsverklaring te geven aan het collegeprogramma. Gebleken is dat er een zekere mate van overeenstemming is tussen bepaalde partijen over de onderwerpen zoals bovenstaand omschreven, maar dat er ook wel afwijkingen zijn, met name wat betreft de bestuurlijke toekomst en het voorzieningenniveau in relatie tot de financiën. De meeste overeenstemming heb ik aangetroffen in de combinatie D66, VVD en CDA, al zijn er ook bij deze combinatie zoals gezegd nog discussiepunten. Op basis van de overeenstemming tussen deze partijen in relatie tot het eerste criterium van een ruime meerderheid, adviseer ik om in eerste instantie deze combinatie verder te onderzoeken. Mocht blijken dat de verschillen toch onoverbrugbaar zijn dan is een nieuwe informatieronde gewenst. Naar mijn mening zijn de geconstateerde verschillen echter niet onoverbrugbaar. Om die beweging in te zetten zou het raadzaam zijn niet de fractievoorzitters de onderhandelingen te laten voeren, maar per partij een nieuwe vertegenwoordiger naar voren te schuiven, ook weer in het kader van een ‘andere’ politiek. De lijsttrekkers hebben in de aanloop naar de verkiezingen immers herhaaldelijk een (partij‐)standpunt ingenomen en dat kan het lastiger maken nu een flexibeler houding aan te nemen. Concessies, die in dit soort gevallen vrijwel altijd gedaan moeten worden, worden gemakkelijker gemaakt indien niet de ‘kopstukken’ aan tafel zitten. Binnen enkele weken zou naar mijn mening duidelijk moeten zijn of de ingeslagen weg een vruchtbare is. Zowel voor de onderhandelingen als voor het nieuwe college is het van belang dat op korte termijn een overdrachtsdocument wordt gemaakt, waarin ook aandacht is voor nog lopende ‘lastige kwesties’. Voor de raad in nieuwe samenstelling, met liefst acht nieuwe leden, acht ik het aanbevelenswaardig zo spoedig mogelijk een teambuildingssessie te houden, nog los van het inwerkprogramma. Het college zou daar ook bij betrokken moeten worden. Rest mij uw bestuur en fractie te bedanken voor het in mij gestelde vertrouwen, de griffier te danken voor zijn ondersteuning en de hoop uit te spreken dat het de raad gaat lukken vorm te geven aan de gewenste ‘andere’ politiek. Met vriendelijke groeten, Frank Dales