De Nederlandse leraar valt positief op

De Nederlandse leraar valt positief op
M/V in het nieuws
De Nederlandse leraar
Leraren in de onderbouw van het voortgezet onderwijs
Naar geslacht
Ze zijn tevreden met hun werk, een
groot deel voelt zich gewaardeerd door
de maatschappij en ze werken het liefst
alleen. De Nederlandse leraar is
eigenlijk best tevreden.
7,4%
>60 jaar
54,6%
Vrouw
45,4%
Man
29,4%
50-59
AMSTERDAM. Ze hebben een klas van 25 leer-
12,7%
25-29
Gemiddeld
43,2 jaar
Door onze redacteur
Michiel Dekker
lingen, geven het liefst in hun eentje les en vinden dat ze vaak lang moeten wachten voor ze
kunnen beginnen. Van inhoudelijke kritiek
groeit hun werkplezier en ze laten zich bijna allemaal bijscholen – als het maar niet te lang
duurt. En meer dan hun buitenlandse collega’s
hebben ze te maken met laatkomers en spiekers. Dat is de Nederlandse leraar.
Het zijn uitkomsten van de vandaag verschenen Teaching and Learning International Survey (TALIS), een rapport van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Die ondervroeg ruim 100.000 leraren en 10.000 schoolleiders uit de onderbouw
van het voorgezet onderwijs in 33 landen over
hun vak: wie zijn ze, wat vinden ze, wat doen ze
en hoe?
In Nederland deden zo’n 2.000 leraren van
130 scholen mee. Zij zijn tevreden met hun
werk, of in elk geval meer tevreden dan hun
meeste buitenlandse collega’s. Slechts 5 procent
heeft spijt voor het vak te hebben gekozen. Dat
is internationaal het dubbele. Van de Nederlandse docenten voelt 40 procent zich gewaardeerd door de maatschappij; minder dan de
helft, maar internationaal meer dan gemiddeld.
Het OESO-rapport geeft een gedetailleerd
beeld van leraren. Van wekelijkse uren aan lesvoorbereiding (vijf in Nederland, zeven gemiddeld) tot het aanbieden van apart werk aan
scholieren met leerproblemen (20 procent hier,
44 procent gemiddeld) en fulltime werken (43
procent hier, 82 procent gemiddeld).
Het onderwijs feminiseert bijna overal. Cijfers
laten zien dat in elk land meer vrouwen voor de
klas staan (gemiddeld 68 procent), met uitzondering van Japan (39 procent). In Nederland zijn
vrouwen net in de meerderheid (55 procent).
Wel is de schoolleider vaker een man (69 procent). Alleen Japan en Zuid-Korea hebben meer
mannen op die positie.
De Nederlandse schoolleider is kampioen leidinggeven. In geen ander land besteedt die
meer tijd aan ‘administratieve- en leiderschapstaken en -bijeenkomsten’ dan hier: ruim
de helft van de werktijd. De Nederlander bemoeit zich dan weer minder met het oplossen
4,4%
<25 jaar
Leeijd
22,6%
40-49
5%
23,4%
30-39
40%
heeft spijt voor het
lerarenvak te
hebben gekozen
voelt zich gewaardeerd
door de maatschappij
Dienstverband
9,5%
parttime <50%
43,4%
fulltime >90%
18,5%
50-70%
58%
van de schoolleiders zeggen
dat leerlingen wel eens spieken
28,6%
parttime 71-90%
Oeso-gemiddelde: 82,4% fulltime
NRC 250614 / RL, FG / Bron: TALIS 2013 Results
van disciplineproblemen in de klas dan de
meeste internationale collega’s.
Zegt het wat over Nederlandse scholieren – en
hun ouders? In ieder geval zegt ruim driekwart
van de schoolleiders dat op hun school wekelijks leerlingen te laat komen. Het wereldwijde
gemiddelde is iets meer dan de helft. Ook zouden Nederlandse kinderen meer spieken dan
hun buitenlandse leeftijdgenoten (58 procent
van de schoolleiders zegt het regelmatig voorkomt, het gemiddelde is 13 procent).
De Nederlandse leraren voldoen, is uit het
rapport op te maken. Ze vallen eerder in positieve dan in negatieve zin op. Maar de aanbevelingen slaan zeker ook op het onderwijs hier.
Zo noemt de OESO begeleiding en professionalisering als belangrijke voorwaarden voor beter onderwijs. Daarin scoort Nederland gemiddeld. Zo heeft 46 procent een formeel begeleidingsprogramma gevolgd. 93 procent deed
‘iets’ aan professionele ontwikkeling, maar
vooral bij korte seminars en workshops. Langer
durende kwalificatieprogramma’s of deelname
aan docentennetwerken zijn minder populair.
Leraren vinden dat deelname aan professionalisering niet goed past in het rooster (38 procent) of dat het opleidingsaanbod tekortschiet
(39 procent). Maar misschien heeft dat wel te
maken met kennis. Want waar het mentorprogramma’s betreft, zegt 71 procent van de schoolleiders dat aan te bieden, maar slechts 17 procent van de docenten maakt er gebruik van.
Naast beoordelingen van een leidinggevende
krijgen leraren in Nederland vaker dan internationaal feedback van een gelijke, en weer minder vaak van ouders. Nederlandse leraren voelen ook minder samenwerking tussen school en
lokale gemeenschap: 21 procent, net als Scandinavische collega’s, tegenover zo’n driekwart internationaal.
De OESO benadrukt het belang van samen lesgeven en van elkaar leren. Dat doet in Nederland slechts een derde van de leraren, internationaal is dat bijna het dubbele. Ook wordt succes
hier minder vaak gedeeld dan gemiddeld.
De zorgen over het Nederlandse onderwijs
komen vooral van schoolleiders: bijna driekwart vindt dat goed onderwijs wordt belemmerd door een tekort aan gekwalificeerde of
goed presterende leraren. Het rapport toont het
Nederlandse dilemma van onbevoegde leraren:
een op de vijf docenten geeft aan niet voldoende
gekwalificeerd te zijn voor het werk dat hij of zij
doet. Het terugdringen – en dus bijscholen – van
onbevoegde leraren is een van de speerpunten
in het Onderwijsakkoord van vorig jaar.
Staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs,
VVD) noemt in een eerste reactie het rapport
het startpunt van een discussie. „We zien dat Nederlandse leraren op sommige onderdelen met
kop en schouders boven buitenlandse collega’s
uitsteken, maar ook dat er op een aantal punten
het nodige te verbeteren valt.”