VAN EESTEREN LEERSTOEL onderzoeksprogramma 2014-2016 TU Delft - Van Eesteren-leerstoel - mei 2014 ONDERZOEKSPROGRAMMA 2014-2016 Van Eesteren Leerstoel 08 mei 2014 ONDERZOEKSPROGRAMMA VAN EESTEREN LEERSTOEL 2014‐2016 08‐05‐2014 INHOUD 1. Inleiding 2. Onderzoek naar vragen in het veld 3. 3 onderzoeksporen 4. Onderzoekspoor 1: de “Atlas” 5. Onderzoekspoor 2: de toekomst van het ‘systeem’ 6. Onderzoekspoor 3: meerwaarde voor de Delta‐metropool Bijlage 1: Mission statement van de leerstoel : uit “Advies ontwerpend onderzoek Markermeer” t.b.v. Atelier Making Projects, blz. 12, 13 Bijlage 2: Notitie vanuit DPIJ over de van Eesteren leerstoel Bijlage 3: HUB IJsselmeer/polders Bijlage 4: Gesprekspartners Bijlage 5: Literatuurlijst 1. INLEIDING Toen in 1928 de Afsluitdijk gereed kwam, transformeerde de Zuiderzee van een open zeearm in een afgesloten binnenmeer; het IJsselmeer. Nederland zag in ultieme vorm bevestigd dat de mens zijn omgeving naar zijn hand kan zetten en de natuur de baas kan zijn. Al eeuwen werd de landschappelijke ondergrond bewerkt; veenkussen werden afgegraven, rivierdijken werden aangelegd, waardoor de loop van rivieren werd gefixeerd, en polders werden gerealiseerd waar eerst water was. Het zogenaamde ‘maakbaarheidsdenken’ dat hieraan ten grondslag lag, vond ‐ mede door de Industriële Revolutie – haar hoogtepunt eind 19e eeuw, om vervolgens nog tot ver in de 20e eeuw de toon te zetten. In de vorming van de nationale identiteit vanaf het begin van de 19e eeuw spelen Grote Werken een belangrijke rol. Deze heroïek zet zich in de 20e eeuw door als de Afsluitdijk een feit is en de Wieringermeerpolder, de Noordoostpolder en de Flevopolders worden drooggemalen. In de tweede helft van de 20e eeuw treedt er een kentering op. Onder andere het Rapport van de Club van Rome laat zien dat er ‘grenzen aan de groei’ zijn; de maakbaarheidsgedachte wordt op de proef gesteld. De eerste drie Nota’s Ruimtelijke Ordening (1960‐1966‐1974) gaan nog volledig uit van een ‘functionele toedelingsplanologie’. Met de Vierde Nota (1988), wordt deels afscheid genomen van het gelijkheidsdenken, ten gunste van het credo ‘regio’s op eigen kracht’, waarbij regio’s in concurrentie met elkaar de eigen broek moeten ophouden. De in 2006 vastgestelde Nota Ruimte vormt een radicalere breuk met het verleden. Onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’ delegeert de overheid een groot pakket verantwoordelijkheden richting provincies en gemeenten. De regulerende invloed van de Rijksoverheid beperkt zich tot de voor Nederland belangrijke ‘main‐, brain‐ en greenports’. Ook het hoofdwatersysteem valt als ‘structurerend principe’ onder de verantwoordelijkheid van het Rijk. De Rijksoverheid startte vanuit die verantwoordelijkheid het Deltaprogramma, waarin ‐ naast de Rijksoverheid zelf ‐ provincies, waterschappen en gemeenten, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten samenwerken. In het Deltaprogramma IJsselmeergebied staan waterveiligheid en zoetwatervoorziening centraal. In de uitvoering, die voor een groot deel bij lagere overheden berust, is de uitdaging deze doelen te koppelen aan doelstellingen voor economie, natuur, landschap, wonen en recreatie. Het IJsselmeer vormt één van de negen deelprogramma’s van het Deltaprogramma (1). Voor het IJsselmeer zijn er in de afgelopen decennia letterlijk honderden studies verricht zijn en heeft een indrukwekkende reeks beleidsnota’s het licht gezien. De laatste jaren tekent zich voor de middellange termijn (tot 2050) een zekere consensus af. De meest ingrijpende voornemens (dubbelstad Amsterdam‐Almere (RRAAM), 1,5 meter peilverhoging in het IJsselmeer (commissie Veerman)) zijn genuanceerd, getemporiseerd en minder van elkaar afhankelijk gemaakt. De grootse urbanisatie‐opgaven zijn naar achteren geschoven, de noodzaak van ecologisch herstel (m.n. in het Markermeer) is naar voren geschoven. Het Deltaprogramma IJsselmeergebied mondt uit in een subtieler en flexibeler peilbeheer, in combinatie met “spuien zolang het kan, pompen als het moet” bij de Afsluitdijk. Een adaptieve benadering krijgt zo voorrang op de blauwdrukplanning, deze late echo van het 20ste eeuwse maakbaarheidsdenken. Maar ook adaptieve maatregelen hebben vaak een grote ruimtelijke impact en vragen om een vooruitziende en ‘ontwerpende’ blik! 2. ONDERZOEK NAAR VRAGEN IN HET VELD In het najaar van 2013, direct na de complete bemensing van de leerstoel, deden we een uitgebreide interviewronde langs talloze actoren in het Marker/IJsselmeergebied (in opdracht van Atelier Making Projects), en namen we deel aan de “Workshop DPIJ” op 8 oktober 2013. Hiervan is verslag gedaan in het “Advies Ontwerpend Onderzoek Markermeer; vooronderzoek ten behoeve van Atelier Making Projects” (november 2013). Uit de interviewronde kwamen drie zaken naar voren, die het denken over het eigen onderzoeksprogramma hebben gevoed. ‘Bij de uitvoering dreigt het uit elkaar te vallen’ Bij de adaptieve benadering hoort dat er op onderdelen tijdig tot actie wordt overgegaan. Actie levert nieuwe kennis op, die in vervolgstappen kan worden verwerkt. Op het moment dat onderdelen echter als project worden benoemd en een vast budget aan geld en tijd meekrijgen, ontstaat de sterke neiging de blik naar binnen te richten en de wisselwerking met de omgeving tot een minimum te beperken. Daardoor dreigt de beoogde samenhang tussen schaalniveaus en de verschillende beleidskaders weer teloor te gaan. Dit euvel werd door vele gesprekspartners benoemd. Het is nodig om het verhaal over de onderlinge samenhang te blijven vertellen, het te visualiseren en door nieuwe ideeen te blijven voeden. ‘Er is continu behoefte aan visualiseren en verbeelding van kwaliteiten en potenties’ In vele gesprekken werd geconstateerd dat een groot aantal kwesties een zware technische dimensie heeft. De ontwerpen voor alle grote werken die nu in voorbereiding zijn ogen nog technocratisch en functioneel, of het nu projecten voor de waterveiligheid of voor natuurbouw betreft. Er is nog weinig aandacht voor de beleving, de esthetische aspecten en het medegebruik door de mens. In de gesprekken bleek ook dat voor de appreciatie en het maatschappelijk draagvlak uiteindelijk de landschappelijke dimensie juist doorslaggevend is. Wat is de ruimtelijke impact van de maatregelen die worden voorgesteld? Hoe verhouden ze zich tot de ervaring van openheid en eindeloosheid? Wat is de betekenis daarvan voor burgers en gebruikers in de aangrenzende Deltametropool? Hoe kan de waarde van natuurbeleving voor de stedeling zichtbaar worden gemaakt? Hoe kunnen aanknopingspunten geboden worden voor initiatieven van burgers en ondernemers? ‘we moeten vooruit blijven denken over de lange termijn / fundamentele kwesties’ Op de lange termijn blijven een aantal fundamentele discussies aan de orde. In het DPIJ betreffen die met name de kwestie van spuien of pompen, het peilbeheer en de zoetwatervoorziening. De achterliggende vraag is de positie van het IJsselmeer/ Markermeer, als onderdeel van het rivierenstelsel van de delta, in een oorspronkelijk estuariene situatie. Het is een systeem in transitie. Wat is hierin de meest duurzame strategie, mede tegen de achtergrond van de mogelijke klimaatveranderingen? Hoe verhoudt zich dat tot de gegeven kaders van het DPIJ? Uit de gesprekken kwam als een te onderzoeken ideaalbeeld naar voren een IJssel‐ meer/Markermeer met een echt natuurlijk peilbeheer (meebewegend met de seizoenen), en een zoetwaterbeleid gericht op bovenstroomse en/of binnendijkse berging. Het IJsselmeer zou hiermee een fundamenteel andere functie krijgen (niet meer één gecentraliseerd zoetwaterbassin). Ook het toelaten van een meer estuariene dynamiek zou hierbij onderzocht kunnen worden. “HUB IJsselmeer/polders” Naast het vooronderzoek in opdracht van Atelier Making Projects, is ook overleg gevoerd met het ‘Polderlab’ en met het INTI (International New Town Institute). Het Polderlab is een samenwerking tussen de Han Lammersleerstoel van de UvA (Arnold Reijndorp), Reitsma Stedebouw en Kars Advies. Zij richten zich in het IJsselmeergebied op revitalisering van de dorpen, herstructurering in Almere en Lelystad en op nieuwe vormen van omgaan met land en water, met name in het binnendijkse gebied. Het stimuleren en ondersteunen van bottom‐up initiatieven speelt daarin een belangrijke rol. Er wordt een onderzoeksprogramma voor de komende 3 jaar voorbereid. Het INTI bestudeert de ontwikkeling van oude en nieuwe New Towns in de hele wereld in vergelijking met die in Flevoland en ontwikkelt op deze wijze interessant internationaal vergelijkingsmateriaal. Het INTI ontwikkelt een meerjarenprogramma voor internationale kennisuitwisseling, door middel van excursies naar internationale projecten waar New Town ontwikkelingen en deltaproblematiek elkaar raken; gekoppeld aan workshops waarin zowel nederlandse als plaatselijke experts uit onderwijs en adviessector, en zowel studenten als profesiionals worden betrokken. De activiteiten van Polderlab, INTI en van Eesterenleerstoel hebben ieder hun eigen dynamiek, maar kunnen elkaar wederzijds inspireren en stimuleren. We hebben de wil uitgesproken elkaar te ondersteunen, gegevens en resultaten uit te wisselen en het debat in brede zin te bevorderen. Hiervoor moet een trefpunt of forum worden opgericht, onder de werknaam “HUB IJsselmeer/polders”. Voor de diverse onderdelen zijn subsidieaanvragen gaande of in voorbereiding. 3. DRIE ONDERZOEKSPOREN Tegen deze achtergrond komen we tot 3 onderzoeksporen. 1. het verder in kaart brengen van de ruimtelijke kwaliteiten van het IJsselmeergebied; werkvorm: een “Atlas” 2. het doordenken over de optimalisering en de verre toekomst van het systeem: strategieën voor een meer natuurlijke dynamiek; werkvorm: denktank en kennisconferenties 3. het onderzoek naar de meerwaarde hiervan voor de stedelijke samenleving in/rondom het gebied; werkvorm: n.t.b. Onderzoekspoor 1 is een eigenstandige productie van de leerstoel, op basis van de eigen kern‐competentie, het tekenend onderzoeken van ruimtelijke verbanden. Dit onderzoekspoor is het meest uitgewerkt. Het moet in 2016 tot een eindproduct leiden. Onderzoekspoor 2 draait om het bij elkaar brengen van kennis uit verschillende hoeken en disciplines; de leerstoel richt zich daarbij op het identificeren/agenderen van de ruimtelijke ontwerpopgaven die daar uit voort komen. Dit onderzoekspoor is meer intentioneel omschreven. “Werkende weg” zal het meer inhoud moeten krijgen, en zich hopelijk vertakken in verschillende instellingen, programma’s en tijdspaden. Onderzoekspoor 3 ligt in het verlengde van de voorgangers van de leerstoel, de (in 2011? opgeheven) leerstoel “Ontwerp van Stad en Regio”. Het beoogt iets van de traditie daarvan – het strategisch denken, de scenario benadering, de “what‐if” verkenningen – levend te houden. Het dient vooral om het denken binnen de leerstoel zelf zo scherp mogelijk te houden. Periodiek nemen we ‘de temperatuur op’, en in 2016 doen we tenminste een terugblik op verworven inzichten. Hieronder worden de onderzoekssporen afzonderlijk behandeld. 4. ONDERZOEKSPOOR 1: DE “ATLAS” Voor veel Nederlanders is het IJsselmeer nog steeds – want zo is het op school geleerd ‐ de voormalige Zuiderzee. Het krioelt er van de pleziervaartuigen, er liggen een aantal leuke historische stadjes aan het meer en de eerste rit over de Afsluitdijk is een belevenis die ieder kind zijn leven lang niet vergeet. Voor de professional is het IJsselmeergebied een belangrijk vogelgebied, een ‘regionale regenton’, een deels door algengroei en verslibbing verpest ecosysteem, een door klimaatverandering groter wordende bedreiging, een hydrologisch systeem, een kostenpost wat betreft dijkonderhoud et cetera. Wat ontbreekt is de verbinding tussen de professionele en de populaire blik; het “bezielende” Verhaal van het IJsselmeer als een duiding van de betekenis van het IJsselmeergebied voor Nederland als geheel en de Randstad in het bijzonder, met aandacht voor de unieke wordingsgeschiedenis, de huidige situatie en mogelijke toekomstige scenario’s. De Van Eesterenleerstoel heeft het voornemen een Atlas van het IJsselmeergebied op te stellen die op beeldende wijze het verhaal van het IJsselmeergebied vertelt. Niet een losse optelsom van kaarten, maar een integraal samenspel van kaartbeelden, foto’s, diagrammen en tekst die de betekenis van het IJsselmeergebied voor Nederland duiden; vanuit het verleden als zoute zeearm naar het heden als gecompartimenteerde zoetwater‐binnenzee, en de toekomst als Blauw Hart. Naast de brede inventarisaties op onderdelen die reeds gedaan zijn in het verleden, vormt de Atlas van het IJsselmeergebied een document waarin de dynamiek van de delta als geheel – the Delta Feeling ‐ gekoppeld wordt aan de perceptie van de ruimte op het laagste schaalniveau: vanaf de dijk, de kade en het water, als toerist, bewoner of argeloze voorbijganger. Daarbij stuiten we op het probleem van de grafische representatie van grootschalige gebieden. Buurten, wijken en zelfs steden zijn nog redelijk makkelijk ruimtelijk te representeren op het platte vlak. Een regio, laat staan een binnenzee ter grootte van een provincie, is veel moeilijker te vatten in drie dimensies. Een getekende representatie zal enige ‘dichterlijke vrijheid’ moeten kennen om effectief te communiceren. De Atlas is expliciet dus ook een vorm van onderzoek naar de tekentechnieken – digitaal én analoog – die nodig zijn om het verhaal van de ruimtelijkheid van het IJsselmeergebied te vertellen; perspectivische manipulaties, combinaties van vogelvluchttekeningen, doorsnedes en ooghoogteperspectieven en ‘cartoons’ worden als middel verkend om vat te krijgen op ruimtelijkheid, schaal en complexiteit. De opzet van de Atlas van het IJsselmeergebied valt uiteen in vier delen of hoofdstukken: A. Dynamisch Landschap: het verhaal B. ‘Patchwork’‐Compositie: de morfologie C. Toolbox voor de Toekomst: mogelijke interventies D. Houtribdijk als Case‐Study Ad A. Dynamisch landschap: het verhaal Deel A toont een aantal episodes: 1. water en ijs: laaglanddelta in stuwwallenlandschap 2. vorming van het IJsselmeer in het Holoceen (zoetwatermeer) 3. afbakening van de Zuiderzee als zoute zeearm door dijkenbouw en droogmalingen 4. de Zuiderzeewerken: zoete binnenzee en nieuw landbouwareaal > suburbane uitgroei; het ‘onvoltooide project’ 5. het Deltaprogramma en verder Ad B. Patchwork‐compositie: de morfologie Het IJsselmeergebied is geen eenduidig geheel; het water is omgeven door een grote hoeveelheid ruimtelijke fragmenten die onderling sterk verschillen. De ‘eenheid in verscheidenheid’ van de patchwork region is één van de belangrijkste troeven voor de toekomst van het gebied. Centrale vraag is de verhouding tussen de grote en de kleine schaal. Staand op de dijk komen land en water bij je voeten bijeen, maar het begrip van de totale regionale ruimte is veelomvattender: bewegend door het landschap vormt zich een beeld in je hoofd van het totaal, en van de eigenheid van de verschillende fragmenten. Deel B visualiseert de karakteristiek van de landschapsfragmenten, voortbouwend op de onderverdeling uit het Kwaliteitskader IJsselmeergebied dat door Bureau Strootman in opdracht van het DPIJ is opgesteld. Het richt zich op een aantal cruciale plekken of details, die als iconen van het IJsselmeergebied kunnen worden gezien: ‐ de dwarsprofielen van oevers, kades en dijken; ‐ de schakelpunten van sluizen, gemalen en havenmonden ‐ de stelsels van kanalen, boezems, rivieren, sloten en meren die daar weer aanhangen ‐ de wijze waarop steden en landschappen zich in en aan deze structuren hechten, binnendijks en buitendijks. Telkens staat het raakvlak van land en water centraal; hier zullen veranderende strategieën t.a.v. het waterbeheer zich immers doen gelden en ruimtelijke interventies met zich mee (kunnen) brengen. Het zijn de testsituaties voor de toekomst. Ad C. Toolbox voor de toekomst: interventies In deel C wordt inzicht gegeven in de mogelijke interventies, die voort kunnen komen uit het Deltaprogramma of mogelijke voortzettingen daarvan. Ook het Onderzoekspoor 2, naar de verdere toekomst en een eventueel meer natuurlijke en estuariene dynamiek in het gebied, kan hiervoor voeding geven. Het leidt tot een ‘toolbox’ van mogelijke interventies. De mogelijke gevolgen worden aan de hand van de eerder genoemde testsituaties getoond. We vermoeden dat het toekomstig veiligheidsbeleid en het peilbeheer zich steeds meer zullen afspelen in een zone (vooroevers, overgangszones) in plaats van op een lijn (het primaire dijktracee). Welke mogelijkheden en moeilijkheden brengt dat met zich mee? Hoe beïnvloedt het de ervaring van de openheid c.q. kaalheid van het IJsselmeer? Ook hier is de intentie zoveel mogelijk voort te bouwen op het Kwaliteitskader van het DPIJ. Ad D. Houtribdijk als case Wij zien de Houtribdijk als een ‘overkoepelende’ case voor het ruimtelijk onderzoek. Hier tonen de Zuiderzeewerken zich het meest als ‘onvoltooid project’. De dijk was bedoeld als raaklijn van land en water, een kustlijn met bogen en baaien, maar ligt nu als een verweesd element, als een vreemd getraceerde verbindingslijn aan twee kanten in het water. Hoe kan deze lijn ‘met terugwerkende kracht’ een eigen logica krijgen? Het vraagt om een herinterpretatie van het werk dat van Eesteren hier destijds aan verrichtte, en om de nieuwe context die rondom de Houtribdijk ontstaat daarbij te betrekken: de noodzaak de dijkveiligheid te verbeteren, de aanleg van de Markerwadden, plannen bij Enkhuizen en Lelystad. De Houtribdijk is ook in het Kwaliteitskader van het DPIJ als ‘regionale projectenvelop’ aangeduid. Deel D van de “atlas” zou het werk hieraan (indirect) kunnen steunen en inspireren. 5. ONDERZOEKSSPOOR 2: OPTIMALISERING EN DE VERRE TOEKOMST VAN HET SYSTEEM? Het Deltaprogramma voor het IJsselmeer heeft vrijwel vaste vorm gekregen. In de Voorkeursstrategie Deltaprogramma IJsselmeer is beschreven hoe in de periode tot 2050 de waterveiligheid in het IJsselmeergebied kan worden gegarandeerd met een flexibeler peilbeheer. Investeringen in waterveiligheid door dijkversterkingen worden de komende tijd uitgewerkt. Kern van de strategie is het terugbrengen van de dynamiek in het IJsselmeergebied. De huidige situatie is vormgegeven binnen een zeer rigide peilbeheer. De leerstoel stelt zich ten doel de gevolgen van die omslag in denken en doen te laten zien, en de daaraan verbonden kennisontwikkeling en discussie levend te houden (noot: bijlage 2). Het onderzoek maakt een onderscheid naar de middellange termijn (tot 2050) en de lange termijn (na 2050), maar introduceert voor beide termijnen eenzelfde centrale case: de Houtribdijk en omgeving. Het onderzoek wordt gevoed door kennisconferenties waarin bestaande en nieuwe denkbeelden boven tafel worden gebracht en worden verkend op mogelijkheden, maatregelen en voorwaarden, en door een denktank van experts. Tot 2050/Middellange termijn Het onderzoek richt zich op de vraag hoe tijdens de uitvoeringstermijn van het DPIJ de samenhang van de projecten te verstevigen/ondersteunen, de maatschappelijke en ecologische meerwaarde te optimaliseren/vergroten, met respect en ondersteuning van de ecologisch‐hydrologische systeemkenmerken. Welke vrijheden bestaan er binnen de kaders van het DPIJ, welke verborgen kansen liggen er voor het oprapen, hoe kunnen die in beeld gebracht worden, hoe kunnen andere actoren daar op inspringen? Ontwerpend onderzoek kan daar bij helpen (zie als voorbeeld het lopend onderzoek Markerwadden i.o.v. AMP) Na 2050 /Lange termijn Bij het nadenken over de (zeer) lange termijn nemen de onzekerheden toe. Het blijft noodzakelijk, het bewustzijn van een aantal fundamentele kwesties levend te houden en met kennisontwikkeling te ondersteunen. Deze betreffen met name de kwestie van spuien of pompen, het peilbeheer en de zoetwatervoorziening. Is de situatie met spuien als het kan en pompen als het moet houdbaar op de langere termijn, in het perspectief van een verdergaande bodemdaling en een stijgende zeespiegel? Met een autonome neerwaartse trend en een sterke achteruitgang van de visstand in zowel het IJsselmeer als de Waddenzee? Wat betekenen het peilbeheer en de compartimentering voor de veerkracht van het ecologische systeem? Dit alles in de oorspronkelijke estuariene context van het Markermeer en het IJsselmeer in de Nederlandse laaglanddelta? Dit onderzoeksspoor van de leerstoel richt zich op de vraag naar [ontwikkelings]strategieën op de lange termijn met een natuurlijker peilbeheer in Markermeer/IJsselmeer, een bijbehorend zoetwaterbeheer (voornamelijk ‘binnendijks’) en het toestaan van meer (wellicht ook estuariene) dynamiek. ‐ Welke relaties heeft dit met waterveiligheid, zoetwaterbeleid, natuurambities op lange termijn? ‐ Welke meerwaarde zou dit hebben in ecologisch, ruimtelijk en maatschappelijk opzicht? ‐ Welke watertechnische maatregelen zou dit met zich meebrengen? ‐ Welke ruimtelijke mogelijkheden en ontwerpopgaven vloeien daaruit voort? Voor het perspectief op de periode na 2050, als de onzekerheden toenemen en wellicht nieuwe basisbeslissingen nodig zijn, lijkt het ons verstandig dit scenario op zijn mogelijkheden en beperkingen te onderzoeken. Wederom gaat het dan mede om de meerwaarde van een dergelijk IJsselmeer‐ en Markermeergebied voor een sterk verstedelijkte samenleving, in een brede Europese context. In een aantal recente rapporten wordt op zo’n scenario gepreludeerd: ‐ ‘Veerkracht waar mogelijk. Ontwerpend onderzoek voor klimaatbestendig Nederland’, PBL (sep. 2012) ‐ ‘Wereldnatuur in Nederland’, WNF, presentatie Directie Natuur EZ (dec. 2013) en Visie NL 2014 (maart 2014) ‐ ‘Een ecologisch perspectief voor het IJsselmeergebied’, RWS/RIZA (Deltares)(feb. 2007) Vanuit Deltares (gesprekken met Gerda Lenselink en Gerda Roeleveld) wordt de relevantie van zo’n onderzoek sterk ondersteund. Houtribdijk als case Wij stellen voor ook in dit onderzoeksspoor de zone rondom de Houtribdijk als case te nemen. ‐ Welke maatregelen zijn bij de verschillende ontwikkelingsstrategieën denkbaar/wenselijk in deze zone? ‐ Kan daarmee de harde scheiding tussen Markermeer en IJsselmeer – die ook de slibproblematiek in het Markermeer verergerd heeft – worden verzacht? ‐ Kan het nieuwe dynamiek in het Markermeer introduceren, en ook in de Markerwadden? ‐ Kan de ambitie uit het recente Toekomstbeeld Markermeer – IJmeer, dat meerdere relaties dwars op de Houtribdijk suggereerde (inclusief de Markerwadden zelf) meer inhoud krijgen? Nader onderzoek naar dit scenario kan wellicht aanknopingspunten opleveren voor opgaves op de kortere c.q. middellange termijn: zijn er anticiperende of adaptieve ‘no regret’ maatregelen te verwerken in de projecten voor de Houtribdijk, voor de Markerwadden, voor de Noord Hollandse kust? Kan de NAGW op deze wijze meer handen en voeten krijgen? Andere cases Naast de Houtribdijk e.o. zijn er nog een paar gebieden waar ontwerpopgaven spelen vanuit het Deltaprogramma IJsselmeergebied. Het onderzoek naar ontwikkelingsstrategieën voor het ecologisch/hydrologisch systeem kan ook op deze opgaven een nieuw licht werpen. Het betreft: ‐ de Friese kusten ‐ IJssel‐Vechtdelta ‐ ‐ Marken Markermeerdijken Organiseren kennisconferenties Kennisconferenties georganiseerd door Van Eesterenleerstoel in samenwerking met Deltares en anderen, leggen het fundament voor vervolgonderzoek. In de periode najaar 2014 – voorjaar 2016 organiseren we drie kennisconferenties. Deze kennisconferenties kennen de volgende opbouw. In de eerste conferentie nemen we stelling met de hypothese: meer dynamiek als noodzaak voor een veerkrachtig systeem. Met presentaties van ‐ natuurambities voor een robuust en veerkrachtig Markermeer/IJsselmeer, ‐ ideeën over het gebruik van natuurlijke dynamiek in de kustverdediging en ‐ de dijk als zone in plaats van lijn. In een tweede conferentie wordt de stelling doordacht vanuit techniek van waterbeheer en vanuit de waterveiligheidsopgave. ‐ Wat zijn de consequenties? ‐ Wat zou de te varen koers kunnen zijn? ‐ Welke maatregelen zijn denkbaar? ‐ Welke ontwerpopgaves vloeien daar uit voort? In de derde kennisconferentie moet “werkende weg” meer inhoud krijgen. We overwegen om vooral het maatschappelijk veld aan het woord te laten. Met journalisten, schrijvers of filosofen, maatschappelijke organisaties als Stichting het Blauwe Hart, Natuurmonumenten en het WNF zoomen we in op ‐ de mogelijke meerwaarde voor de stedelijke samenleving, ‐ op realiseringsstrategieën (verhouding top‐down en bottom‐up), ‐ rol van verschillende actoren, ‐ en de achterliggende paradigma verandering t.a.v. planning en omgaan met onzekerheid in Nederland. Denktank Naast het organiseren van kennisconferenties zijn we bezig met het samenstellen van een kleine groep van experts die de inzichten uit de kennisconferenties zal vertalen naar verschillende scenario’s. De denktank zal bestaan uit mensen van ‐ DPIJ, ‐ Deltares, ‐ de faculteiten Bouwkunde en Civiele Techniek van de TU Delft ‐ RWS ‐ WUR? Deze denktank scant de scenario’s op ontwerpopgaves en formuleert onderzoeksvragen voor de afstudeerstudio Delta Interventions bij Urbanism, en mogelijk voor afstudeerders en PhD studenten landschapsarchitectuur en civiele techniek. Eindresultaat Onderzoekspoor 2 is een open proces, gericht op het levend houden van de discussie over de fundamentele, lange termijn visie op het IJsselmeer/Markermeer. De inzet is dat het onderzoek zich verbreedt en vertakt, en door andere instellingen en werkverbanden wordt verder gebracht. We zullen in 2016, in het kader van de afronding van (deze periode van) de leerstoel, een afsluitende conferentie organiseren waar de resultaten samengevat en geëvalueerd worden, en een verslag hiervan publiceren. Ons streven is er op gericht om op basis van de ontwikkelde kennis, onderzoeken, discussies en visies dan ook ruimtelijke ontwerpvisie ter tafel te leggen, die de meerwaarde in beeld brengt en die het onderzoek en de discussie in de periode daarna kan voeden. 6. ONDERZOEKSSPOOR 3: MEERWAARDE VOOR DE METROPOOL Dit is het minst uitgewerkte onderzoekspoor. Centrale vraag is hoe het IJsselmeergebied van een grotere betekenis kan zijn voor Nederland. Van een grotere ecologische waarde (als een belangrijke kraamkamer van Europese natuur, door het terugbrengen van estuariene dynamiek?: spoor 2). En van een grotere betekenis voor de Nederlandse maatschappij. In hoeverre kan het IJsselmeergebied bijdragen aan hedendaagse vraagstukken als: ‐ energievoorziening (transitie naar renewables), ‐ meer duurzame, verantwoorde voedselproductie, ‐ het opheffen van de barrièrewerking tussen verschillende landsdelen van het IJsselmeergebied in de mobiliteitsnetwerken ‐ het meer en beter toegankelijk maken van het watergebied (oevers & diversiteit van de wateren) ‐ het ontwikkelen van heel diverse leefmilieus aan, langs en in het IJsselmeergebied ‐ In algemene zin richten we ons op de verrijking en het vergroten van contrasten als bijdrage aan het Nederlandse metropolitane landschap. Ruimtelijke analyses van opgaven en gebieden, ontwerpoefeningen door de leerstoel en van anderen dienen als basis om uit te destilleren: ‐ afbakenen van het speelveld: wat zijn relevante denkbare toekomsten (voor 2100 en verder)??? ‐ mogelijke ontwerpprincipes ‐ definitie van typische opgaven en duiding van knelpunten Dit derde onderzoekspoor ligt in het verlengde van de voorgangers van de leerstoel, de (in 2011? opgeheven) leerstoel “Ontwerp van Stad en Regio”. Het beoogt iets van de traditie daarvan – het strategisch denken, de scenario benadering, de “what‐if” verkenningen – levend te houden. Het dient vooral om het denken binnen de leerstoel zelf zo scherp mogelijk te houden. Periodiek nemen we ‘de temperatuur op’, en in 2016 doen we tenminste een terugblik op verworven inzichten. Daarnaast wordt vanuit dit 3e onderzoeksspoor de link gelegd met de “HUB IJsselmeer/polders”. Zowel het Polderlab als het INTI (zie hoofdstuk 2) richten zich op de eigentijdse verankering van het Ijsselmeergebied in de metropolitane praktijk van alledag. Deze betreft veel initiatieven die niet uit de (hogere) overheid voortkomen. De relatie tussen top‐down planning en bottom‐up benaderingen speelt een grote rol. De HUB biedt een dankbaar aanknopingspunt om ook dit in het onderzoek van de leerstoel te betrekken. BIJLAGE 1: MISSION STATEMENT VAN EESTERENLEERSTOEL Uit: “Advies Ontwerpend Onderzoek Markermeer”, i.o.v. Atelier Making Projects November 2013 DebasisconditievanhetNederlandselandschapiseenineenstuwwallenland‐schapuitgesletenstelselvan rivieren,gelegenineenlaaglanddelta.Dezerivierenvertakkenzich,waaierenuit,mengenzichmetkreken enlossenopinzeearmenenbinnenzeeën.Dedeltaiseenvervloeiendlandschapmeteengeleidelijk verloopvanlandnaarzee. Dedeltaisdedragervaneenrijkecosysteemmetdynamiekengradiënten,metgoedevestigingscondities voordemens‐metveeluitwisselingencontactviawaterenvialand‐maaraandeanderekantookmet veelrisicoenonzekerheden.DoortoedoenvandemensishetNederlandselandschapingrijpend veranderd.DitheefteenopEuropeseschaaluniekcultuurlandschapopgeleverd. Hetwapenentegendeonzekerheidenderisico’svandeliggingindedeltaheeftgeresulteerdin landschap‐architectonischbouwwerkvanpolders,dijken,sluizen,boezemsetcetera.Totnutoeisbij iederetoenamevandedreigingvanhetwaterdeoplossinggeweestditbouwwerkteverstevigendoor dijkverhogingenencompartimenteringen.Pasvrijrecentisduidelijkgewordendatditopgespannenvoet staatmetdeecologischedynamiekdieeigenisaanhetvervloeiendedeltalandschap. HetonderwerpvandeVanEesteren‐leerstoelaandeTUDelftisdewisselwerkingtussendestedenbouw endefysiekeconditiesvanhet(Nederlandse)deltalandschap,metnameophetwaterhuishoudkundige vlak.DeVanEesteren‐leerstoelrichtzichdaarbijspecifiekopderuimtelijkeproblematiekverbondenmet hetIJsselmeergebied,datwordtopgevatalseen‘blauwhart’inhetverstedelijkt,dynamischlandschapvan deNederlandselaaglanddelta.Interessantdaarbijisdebalanstussendegroeiendeverstedelijkingvande AmsterdamsemetropoolrondomhetMarkermeerenhetIJmeeren,alstegenhangerdaarvan,dekrimpen luwteindegebiedenrondomhetIJsselmeer. VanuitdezeblikconstaterenwerondomhetIJsselmeergebiedde“Deltaparadox”.Debestaandeopdeling encompartimenteringvandevoormaligebinnenzeeendefunctiescheidingdiedaarmeestalmeegepaard gaatdragenbijaandeveiligheidindeverstedelijktedelta,maarvanuitecologieenecologischeveerkracht vanhetsysteemisjuistmeerdynamiekenuitwisselingwenselijk.Wezoekennaareenveerkrachtig systeemopbasisvan‘loslatenwaarkanenaan/bijsturenwaarnodig’.Eenflexibelenadaptiefsysteem waarbijnietlangerwordtuitgegaanvandeabsolutebeheersingvanhetwater(hetuitsluitenvanrisico’s), maarruimtewordtgegevenaanhetonvoorspelbarekaraktervanhetwater(hetomgaanmetrisico’s). Uitganspunthierbijisdeecologischegrondslagvanhetsysteem. Eennieuwebalanstussenaansturenenloslatengeldtnietalleenvoorhetwatersysteemendeecologie, maarheeftinwezenbetrekkingopdeheleruimtelijkeenmaatschappelijkeordening.Eenantwoordophet modernistischeconceptvanmaakbaarheid(waardeZuiderzeewerkenhethoogtepuntvanvormen)door hetzoekennaareennieuwebalansvantop‐downenbottom‐up.DuidelijkisdathetIJsselmeergebiedeen (inter)nationaalbelangheeft,bijvoorbeeldalshetgaatomveiligheidenzoetwatervoorziening,hetgeen vraagtomeenaanpak‘vanbovenaf’.Maarvoordetoekomstgaathetookomhetvindenvan aanknopingspuntenvoorburgersenbedrijvenomhier‘vanonderaf’opaantesluitenmeteigen initiatieven. Ditnodigtuitnatedenkenoverinnovatieveoplossingenwaarbijveiligheidenmeerdynamieken functiemengingwordengecombineerd.DaarbijbenaderenwijhetMarkermeer/IJsselmeer: ‐alseengeheel (hetonderzoekenvandesynergietussenIJsselmeerenMarkermeer) ‐alsecologischegrondslag ‐alsidentiteitsdrager ‐alseconomischemotor ‐alseenaantrekkelijkinternationaalvestigingsklimaat BIJLAGE 2: NOTITIE DPIJ OVER VAN EESTEREN LEERSTOEL April/mei 2014 1. Kader van de leerstoel De bedoeling was dat de Van Eesteren leerstoel zou bijdragen aan de strategie voor het IJsselmeergebied. Omdat het enige tijd heeft geduurd voordat de leerstoel was ingevuld kan daar nu geen sprake meer van zijn. Dit betekent voor ons dat de leerstoel bijdraagt aan de uitvoering van de strategie voor het IJsselmeergebied. Dit betekent ook dat de bijdrage van de leerstoel wordt gemaakt voor de rechtsopvolger van het DPIJ. Aan de relatie met die rechtsopvolger zal dus op enige wijze invulling aan gegeven moeten worden. Inhoudelijk moet door de leerstoel aangesloten worden bij het uitvoeringsprogramma. Het Kwaliteitskader kan/zal als onderlegger dienen voor de werkzaamheden. 2. Inhoud Er zijn een aantal potentiële gebieden en opgaven waar de leerstoel kan bijdragen aan de vormgeving van de uiteindelijke oplossing. 2.1.Algemeen Kern van de strategie is het terugbrengen van de dynamiek in het IJsselmeergebied. De huidige situatie is vormgegeven binnen een zeer rigide peilbeheer. De opgave voor het ontwerpend team/leerstoel is de gevolgen van die omslag in denken en doen te laten zien. Het oppakken van mogelijkheden binnen de kaders van veiligheid en zoetwatervoorziening. Dit geldt voor het hele gebied waarbij de periode voor en na 2050 verschillend ingevuld (kan) wordt (worden). Spannend hierbij is een balans te vinden tussen vaststaande kaders en vrijheid van ontwikkelen. De dynamiek heeft ook binnen de kaders mogelijkheden voor de natuur in dit gebied: wat betekent dit voor randen van het IJsselmeergebied en de meren zelf? Hoe kan het verschil in opgaven die er is worden vormgegeven binnen een voor de natuur samenhangend beeld? 2.2.Specifieke gebieden ‐ Gebieden waar nu al een opgave is die inhoudelijk wel duidelijk is maar qua vormgeving nog niet: dit geldt vooral voor de Friese kusten (zandsuppletie) waar ook de voorgestelde extra opzet van 10 cm. al problemen gaat geven voor de natuur bij deze kusten. ‐ IJssel-Vechtdelta: dit is (nu) een van de weinige gebieden waar MLV daadwerkelijk ingevuld kan/gaat worden. Dit leidt tot andere oplossingen dan alleen de toepassing van de eerste laag. Welke ruimtelijke gevolgen heeft deze strategie? Kan aangesloten worden bij een al georganiseerd atelier van TU afstudeerders in dit gebied? ‐ Marken: hoewel de nadruk hier ligt op de bestuurlijk/organisatorische aspecten van MLV zal ook de vormgeving van mogelijk verschillende oplossingen ingevuld moeten worden. Ontwerpend onderzoek kan daarbij een rol vervullen. ‐ Markermeerdijken: de opgave is om samenhang aan te brengen in het ontwerp voor dijkversterking Amsterdam – Hoorn (met vooroevers) ‐ Meest acute probleem is wellicht de aanpak van de Houtribdijk waar de Markerwadden al tegen uitvoering aanzitten terwijl er geen tot weinig relatie in de planvorming zit met de omgeving, m.n. de Houtribdijk (zie ook Kwaliteitskader). 2.3.Werkwijze Als we tussen de oogharen door kijken naar de locaties dan is de grote opgave om op zich technisch juiste maatregelen in te passen / aan te passen / te verdiepen in een groter geheel zodat de kwaliteit van het totaal vooruit gaat i.p.v. een specifiek probleem wordt opgelost. Basis hiervoor is het positief ontvangen Kwaliteitskader En dan niet zozeer om aan te geven hoe het er uit moet gaan zien in het IJsselmeergebied, dat is als het goed is zorgvuldig vermeden in het Kwaliteitskader, maar hoe je dat aanpakt en aan welke ruimtelijke verbanden (denk aan de enveloppen) je dan kunt denken. 3. Bemensing IenM is en blijft betrokken bij dit gebied, bijvoorbeeld via Atelier Making Projects. Het zou te overwegen zijn om (een deel van) de begeleiding van de leerstoel over te dragen aan DGRW. Hierover volgt nog nader contact. BIJLAGE 3: “HUB IJsselmeer/polders” n.a.v. overleg Polderlab, INTI, van Eesterenleerstoel 2013/2014 BIJLAGE 4: GESPREKSPARTNERS DeltaprogrammaIJsselmeer dhr.HerbertBos Deltares mevr.GerdaLenselink mevr.GerdaRoeleveld INTImevr.MichelleProvoost MinisterieEconomischeZaken/NatuurvisieenNatuurambitieGroteWateren dhr.BasRoels(seniorpolicyadvisor) dhr.RijkvanOostenbrugge(seniorbeleidsmedewerkerNatuurvisie) MinisterieInfrastructuurenMilieu/AtelierMakingProjects mevr.ElienWierenga dhr.PaulGerretsen MinisterieInfrastructuurenMilieu/ProgrammamanagerIJsselmeergebied dhr.PieterdenBesten MinisterieInfrastructuurenMilieu/RRAAM dhr.MichielRuis(projectdirecteur) mevr.MariekeHofstra(projectleidernatuurprojecten) dhr.BartWitmond(partnerECORYS) MinisterieOnderwijs,CultuurenWetenschap/RijksdienstvoorCultureelErfgoed mevr.EllenVreenegoor(EigenheidenVeiligheidVisieErfgoed&Ruimte) mevr.AndreaOtte(seniorpolicyadvisorMaritimeHeritage) Natuurmonumenten dhr.RoelPosthoorn(projectdirecteurMarkerWadden) mevr.MadeleineMaaskant(HeadofBuildingDepartment) dhr.JanWouterBruggenkamp(adviseur) mevr.HesperSchutte(milieukundige) Polderlab mevr.MirandaReitsma(ReitsmaStedebouw) dhr.HansKars(KarsAdvies) SjefJansenPlanecologie dhr.SjefJansen(ecoloog) StichtingARKNatuurontwikkeling dhr.WouterHelmer(ecoloog) StichtingHetBlauweHart mevr.FlosFleischer RRAAMwerk dhr.PaulLangeweg mevr.MartinedeJong WMIJ(WerkmaatschappijMarkermeer‐IJmeer) mevr.AnjaOoms(ProvincieNoord‐Holland,adviseurwaterenmilieu) dhr.WouterIedema(Rijkswaterstaat‐senioradviseurwatermanagement) mevr.SandravandeVegt(ProvincieFlevoland–adviseur/projectleider) dhr.AdriaanVanDoorn(MinisterieInfrastructuur&Milieu,projectleider) dhr.IJsbrandZwart(ProvincieFlevoland–ecoloog) BIJLAGE 5: LITERATUURLIJST Bij het opstellen van dit advies voor Atelier Making Projects heeft de Van Eesteren‐leerstoel onder andere gebruik gemaakt van de volgende bronnen: ‘24InrichtingsvoorstellenvoorMarkermeerenIJmeer’ SAMMSamenwerkingMarkermeer–maart2009 ‘AtlasvanhetIJsselmeergebied’ DeltaprogrammaIJsselmeergebied–november2010 ‘DeltaprogrammaIJsselmeergebied,bijlageA3Deltaprogramma2014’ MinisterieI&M/EZ–september2013 ‘EenToekomstbestendigMarkermeer‐IJmeer,eindrapport’ RRAAM/WMIJWerkmaatschappijMarkermeer‐IJmeer–september2012 ‘HetNieuwePeil;resultatenfase3’ DeltaprogrammaIJsselmeergebied–juni2013 ‘KiezenvoorKarakter,VisieErfgoedenRuimte’ MinisterieOCW/RijksdienstvoorCultureelErfgoed–juni2011 ‘KenniskaartenIJsselmeergebied’ Rijkswaterstaat/Deltares–mei2008 ‘MaatregelenboekIJsselmeergebied’ DeltaprogrammaIJsselmeergebied/BVR–november2011 ‘Markerwadden;droomvaneenvogelparadijs’ Natuurmonumenten–september2011 ‘NaareenToekomstbestendigEcologischSysteem;optimalisatierapport’ RRAAM/WMIJWerkmaatschappijMarkermeer‐IJmeer–november2011 ‘NatuurambitieGroteWateren2050‐2100’– MinisterieEZ/Directoraat‐GeneraalNatuurenRegio–oktober2013 ‘Overdijken;kansvoorVeiligheidenNatuur’ BureauStroming–september2012 ‘OntwerpRijksstructuurvisieAmsterdam‐Almere‐Markermeer’ RRAAM‐april2013 ‘StructuurvisieInfrastructuur&Ruimte’ MinisterieI&M–maart2012 ‘ResultatenOntwerpstudieOeverdijkHoorn‐Amsterdam’ ProvincieNoord‐Holland/Vista–juni2013 ‘RuimtelijkeKwaliteitIJsselmeergebied’ Bosch&Slabbers–april2008 ‘RuimtelijkeKwaliteitMarkermeer‐IJmeer’ Bosch&Slabbers–april2008 ‘ToekomstbeeldMarkermeer‐IJmeer’ TMIJToekomstagendaMarkermeer‐IJmeer–2009 ‘IJmeerMetropolitaanLandschap’ MinisterieI&M/West8–november2010 ‘WatermanagementintheNetherlands’ MinisterieI&M/Rijkswaterstaat–februari2011 ‘WerkaandeDelta;kansrijkeoplossingenvooropgavenenambities’ MinisterieI&M/EZ–september2013 VAN EESTEREN LEERSTOEL onderzoeksopzet 2014-2016 Dit onderzoeksprogramma werd opgesteld door de Technische Universiteit Delft - Van Eesteren-leerstoel, bestaande uit: Prof. Frits Palmboom Ir. Saline Verhoeven Ir. Paul Broekhuisen Ir. Daan Zandbelt Delft, mei 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc