Reflectie_S.Rieuwerts_4004213 - TU Delft Institutional Repository

Aanbevelingen en reflectie
Een eigen huis
Of een fijnTHUIS?
Over mentaal eigenaarschap van de woning bij huurders van
woningcorporaties in Nederland
Sara Rieuwerts
You got a face to call home,
Maybe I could stay a while.
John Mayer
You may say I am a dreamer, but I am not the only one
John Lennon
Sara Rieuwerts | 4004213
Linnaeusstraat 297 | 2522GP ’s Gravenhage
0628906531 | [email protected]
TU Delft | Faculteit Bouwkunde: Real Estate and Housing
Eerste mentor: Sake Zijlstra [Volkhuisvesting, Housing management, Move]
Tweede mentor: Henny Coolen [Onderzoeksmethoden en technieken, Woonvoorkeuren]
Gecommitteerde: Dirk Dubbeling [OTB]
Labcoördinatoren: Vincent Gruis en Kees van der Flier
Pagina | 1
1.1
Aanbevelingen
De aanbevelingen in dit onderzoek sluiten aan op de inzichten uit conclusie: hoe
kan het onderzoek worden toegepast in de praktijk, wat is er verder nog mogelijk
wat betreft data analyses met het opgebouwde databestand en wat kan er worden
gedaan met vervolgonderzoek? De beantwoording op deze vragen staat centraal in
dit onderzoek.
1.1.1 Voor toepassing van het onderzoek
Om [de vergrotende trap van] het thuisgevoel, het gevoel van mentaal
eigenaarschap over de woning bij huurders van corporaties te stimuleren, zal er
ingespeeld moeten worden op de sub-mechanismen welke hun invloed uitoefenen
op het gevoel van eigenaarschap. Met andere woorden:
 Speel in op de psychische nabijheid die mensen hebben met de woning: het feit
dat mensen voorkeur geven aan de eigen woning. Zorg voor situaties en
mogelijkheden waarin de huurder zich trots op de woning kan voelen en zijn of
haar eigen woning als de nummer één ziet en blijft zien: dit is belangrijk voor het
gevoel van eigenaarschap. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat dit
voornamelijk voortkomt uit de identiteit van de huurders: het is lastig om in
iemands identiteit iets te veranderen, maar het is wel mogelijk om te
ondersteunen en flexibel te zijn in het bereiken van deze identiteit ten aanzien
van de woning [bijvoorbeeld door meer vrijheden te bieden in het kunnen of
mogen aanpassen van de woning];
 Houd rekening met de herkende identiteit van de huurders in de woning:
mensen die de woning meer als onderdeel van zichzelf of van hun leven zien,
zijn ook eerder geneigd zich mentaal eigenaar te voelen. Met andere woorden,
speel in op de woonwensen welke er voor zorgen dat mensen zich thuis voelen
in de woning. Neem bijvoorbeeld geen beslissingen zonder in samenspraak te
gaan met de huurders en geef hen ook het gevoel dat er geen mogelijkheid is
om de woning kwijt te raken [i.e. verzeker de huurder ervan dat zij in de woning
kunnen blijven wonen]. Dit blijken aspecten welke van invloed zijn op het gevoel
van eigenaarschap over de woning;
 Probeer zo min mogelijk controlerend en zo veel mogelijk faciliterend op te
treden. Het blijkt immers dat huurders die het gevoel hebben dat zij zelf de
controle in handen heeft, of op zijn minst goed op de hoogte is van de genomen
beslissingen, zich meer/sterker mentaal eigenaar over de woning voelen, dan
mensen die het gevoel hebben dat zij gecontroleerd worden door de corporatie.
Hierbij vooral ook de ondersteunende rol: zorg voor een flexibele en corporatie
en straal dit uit naar de huurders [bijv. verleen diensten aan huurders ten
aanzien van de woning waarin zij om advies vragen in plaats van gebonden zijn
aan regelgeving].
 Probeer te stimuleren dat mensen een financiële investering doen in de woning,
wat overigens geen gemakkelijke opgave lijkt, zonder dat het dwingend of
Conclusies en aanbevelingen
geforceerd overkomt. Probeer de omstandigheden voor huurders zo gunstig
mogelijk te maken dat zij zich gestimuleerd voelen om te investeren [wellicht dat
een eventuele incentive hierin een rol kan spelen]. Het blijkt echter wel dat
huurders, welke financieel investeren in de woning, zich meer mentaal eigenaar
voelen over de woning, dan hen die dat niet doen;
 Wees faciliterend in de mogelijkheden voor het doen van aanpassingen aan de
woning, want huurders welke vrijheid ervaren in de mogelijkheid tot het
bewerken van de woning, blijken zich meer mentaal eigenaar te voelen, dan hen
die dat gevoel minder ervaren. Een voorbeeld van een faciliterende opstelling is
het Zelf Aangebrachte Voorzieningen-beleid [afgekort: ZAV-beleid] (Portaal et
al., 2014): hierin speelt de corporatie de adviseur in de situatie wanneer de
huurder de woning wil aanpassen aan zijn of haar identiteit of woonwensen
[bijvoorbeeld de bouwadviseur in het geval van het aanpassen van de woning];
 Wees open en transparant wat betreft informatievoorzieningen: huurders welke
ervaren dat zij goed en snel de informatie krijgen of hebben die zij over de
woning willen weten, voelen zich meer mentaal eigenaar over de woning. Een
voorbeeld hiervan kan zijn een Mijn Corporatie op de website van de verhuurder
of zo veel mogelijk informatie [digitaal en analoog] over besluitvorming en
dergelijke beschikbaar maken voor huurders.
Als laatste moet opgemerkt worden dat de meting van mentaal eigenaarschap, zoals
is uitgevoerd in dit onderzoek, zich niet laat lenen om door het stimuleren van
mentaal eigenaarschap ook participatie te stimuleren. Investeren lijkt niet, of weinig
gerelateerd met investeren/participeren met de woning, waarbij moet worden
opgemerkt dat ongeveer 70% van de huurders sowieso investeert in de woning op
veel uiteenlopende manieren. Een voorbeeld kan zijn het plaatsen van een nieuwe
douche of keuken, maar ook het leggen van een nieuwe vloer of het geschikt maken
van de woning voor minder validen valt hieronder. Corporaties die het begrip
mentaal eigenaarschap omarmen moeten zich realiseren dat zij dit niet doen om
investeringen of zelfbestuur in de woning te stimuleren, maar om de huurder een
sterker thuisgevoel te geven en/of zich meer op zijn plek te laten voelen in de
woning, wat eventueel kan leiden tot een sterker gevoel van loyalty ten aanzien van
de corporatie.
1.1.2 Voor verdere data-analyses
Ten aanzien van de opgestelde database, waarin de respons van 989 huurders is
opgenomen, kunnen er meer data-analyses worden uitgevoerd dan in dit onderzoek
het geval is geweest ten behoeve van het beantwoorden van de hoofdvraag. De
analyses welke nog uitgevoerd kunnen worden in een vervolgonderzoek zijn:
 Een verder onderzoek naar de verschillende sub-mechanismen, en hun invloed,
ten aanzien van de verschillende persoonskenmerken. In hoofdstuk 7.4.8 en
bijlage 8 en bijlage 9 is hiervoor reeds een aanzet gedaan. Hieruit is gekomen
dat verschillende persoonskenmerken verschillende verklarende subMentaal eigenaarschap bij huurders
Pagina | 2
mechanismen hebben voor het gevoel van eigenaarschap. Aan de hand van
andere gestelde vragen [bijvoorbeeld: Wat is er voor u het meest van belang
wanneer het om het gevoel van eigenaarschap over uw woning gaat?], wellicht
in combinatie met een extra verdiepend onderzoek naar de achterliggende
motieven, kan er worden bepaald waarom de verschillende huurders
verschillende motieven als basis hebben voor het gevoel van eigenaarschap.
Immers, de huidige sub-mechanismen zijn bepaald aan de hand van een [korte]
voor- en achterwaartse regressieanalyse.
 Het onderzoek naar de motivatie van het doen van investeringen in de woning.
In het onderzoek is de gesloten vraag gesteld: Waarom heeft u de investeringen
in uw woning wel of niet zelf gedaan?. Hierin zijn antwoordmogelijkheden
gegeven als Omdat ik het gevoel heb dat deze woning wel/niet van mij is, of
Omdat ik vind dat ik daar de juiste persoon voor ben. Wanneer de motivatie voor
het laten doen van een investering duidelijk is, kan er wellicht ook worden
ondervonden waarom er bij de respondenten niet het Ikea-effect [i.e. je meer
eigenaar voelen over een object waarin je jezelf inhebt geïnvesteerd (Norton et
al., 2011)] optreedt. Ook kunnen de motieven van de investering door de
huurder of door een ander worden gereflecteerd aan het gevoel van
eigenaarschap en controle: hoe relateren de motieven voor het type investering
[i.e. zelf uitvoeren of laten uitvoeren] aan de mate van controle of
eigenaarschap;
 Ondervinden waar huurders meer invloed op willen hebben. In het onderzoek is
de gesloten vraag gesteld Wanneer het over mijn huis gaat, zou ik meer invloed
willen hebben op. Bij deze vraag zijn opties gegeven als Wat ik MET mijn huis
mag doen, Wat ik IN mijn huis mag doen of Wat er in opdracht van anderen met
mijn huis gebeurt. Aan de hand van deze antwoorden kan wellicht worden
ondervonden waar woningcorporaties op kunnen inspelen om zo het gevoel van
controle onder huurders te versterken, of waarop op zijn minst op ingespeeld
kan worden om de huurder meer het gevoel te geven dat zij meer in controle
zijn.
 Aan de hand van persoonlijkheidskenmerken, welke zich enigszins laten
ondervangen door de vraag Waarom zou u wel of niet ingaan tegen een
beslissing van de corporatie, controleren of er een significant verschil is tussen
de verschillende type personen of kenmerken;
 Bepalen of de invloeden op eigenaarschap, bijvoorbeeld: omdat ik in een
huurwoning woon vind ik het moeilijk om me eigenaar te voelen of ik zou me
meer eigenaar voelen wanneer ik het huis zou kopen, ook daadwerkelijk een
significante relatie hebben met een meer of minder gevoel van eigenaarschap.
Daarnaast is het interessant te onderzoeken welke invloeden de mechanismen niet
alleen op het gevoel van eigenaarschap hebben, maar ook onderling op elkaar. Een
mechanisme dat namelijk niet alleen het gevoel van eigenaarschap beïnvloed, maar
ook één van de andere mechanismen kan hierdoor veel sterker aanwezig zijn dat in
Conclusies en aanbevelingen
dit onderzoek is verondersteld. Daarnaast is het interessant om een
‘wegingenanalyse’ uit te voeren: welk aspect krijg welke weging ten aanzien van het
gevoel van eigenaarschap. In dit onderzoek zijn geen wegingen toegepast [i.e. elk
sub-aspect en elk mechanisme heeft dezelfde wegingen gekregen], maar, mede op
basis van het voorgaande, is het goed mogelijk dat de items [i.e. vragen] niet
allemaal dezelfde weging op de mechanismen hebben.
1.1.3 Voor vervolgonderzoek
In dit onderzoek zijn alleen de mechanismen van mentaal eigenaarschap bij
huurders van woningcorporaties onderzocht. Voor vervolgonderzoek kan het
interessant zijn om:
 Dezelfde toets, met dezelfde [gefilterde] items op een ander moment uit te
voeren, ofwel een longitudinaal onderzoek. Hierdoor kan duidelijk worden of
deze meting bijvoorbeeld afhankelijk is geweest van het tijdstip in het jaar, de
nieuwsberichten over woningcorporaties, etc. Dit zou nog het meest
interessante resultaat opleveren wanneer de toets bij exact dezelfde mensen
uitgezet wordt: zo kunnen de resultaten écht met elkaar worden vergeleken;
 Dezelfde toets/vragenlijst ook bij woning-eigenaars uit te zetten, dit om erachter
te komen of bij hen dezelfde onderliggende mechanismen een rol spelen als bij
huurders;
 De toets uit te voeren met een meer uitgebreide vragenlijst, om de toets van de
vragenlijst meer valide te maken. In dit onderzoek bestaan de schalen uit een
sterk wisselend aantal items: daar waar de ene schaal uit vier items bestaat,
bestaat een ander weer uit een tiental vragen. Om meer valide schalen te
realiseren en deze vergelijkbaar te maken, is het interessant om even lange [of
op zijn minst schalen met een hogere waarde voor Cronbach’s Alpha] schalen
te realiseren;
Figuur 52: Conceptueel model mentaal eigenaarschap
Mentaal eigenaarschap bij huurders


1.2
De motieven van mentaal eigenaarschap te toetsen [zie Figuur 52]: waarom wil
iemand zich mentaal eigenaar voelen? Dit is vanuit dit onderzoek gezien, een
sprong in het diepe, omdat dit onderzoek daar niet toeleverend aan is. Er kan
echter wel, door een dusdanig onderzoek uit te voeren gekeken worden welke
mechanismen correleren met welke motieven: welke van de ‘basisbehoeften’
om eigenaarschap te voelen, beïnvloeden welke mechanismen?
De effecten van mentaal eigenaarschap te toetsen [weergegeven in Figuur 52]:
wat doet iemand nou écht die zich eigenaar voelt? Deze toetsing kan interessant
zijn voor woningcorporaties welke willen weten dat, indien zij mentaal
eigenaarschap bij huurders stimuleren, de huurders die zich hierdoor eigenaar
voelen ook daadwerkelijk iets doen met of aan de woning. In dit onderzoek is
daar, vanuit de mechanismen, wel een voorzet voor gegeven, maar er zijn hierin
geen vragen gesteld als: omdat ik mij eigenaar van de woning voel, doe ik dit.
Pagina | 3

Limitaties
Dit onderzoek kent, door de beperkt beschikbare tijd en relatieve onbekendheid van
het onderwerp, ook een aantal beperkingen, welke voornamelijk voortkomen uit de
gekozen onderzoeksmethodiek:
 In het onderzoek naar mentaal eigenaarschap zullen actieve huurders sneller
geneigd zijn om op deze enquête te reageren. Daarnaast is er gebruik gemaakt
van klantpanels van woningcorporaties, welke de respons en de spreiding van
de respons ten goede is gekomen, maar in klantpanels zitten tevens veelal
actieve bewoners (Caniels, 2014; de Heer, 2014). Dit heeft eigenlijk gezorgd
voor een voorselectie van huurders: de niet actieve, niet mondige huurder is
door de onderzoeksmethodiek mogelijk niet bereikt. Het risico huist hier in het
feit dat hiermee wellicht de minder tevreden huurder niet ondervraagd is: minder
tevreden huurders lijken, zo blijkt uit de gesprekken met de corporaties, weinig
of niet deel te nemen aan de panels. Omdat de woontevredenheid en/of het
thuisgevoel sterk relateren aan het gevoel van eigenaarschap over de woning,
kan het tot oorzaak hebben dat er meer mentaal eigenaars uit de hogere maten
aan dit onderzoek hebben deelgenomen. Uit de gemiddelde waarde van
mentaal eigenaarschap, 2,65 op een schaal van 4,00, lijkt dit overigens mee te
vallen, maar de vertegenwoordiging van de minst sterke mentaal eigenaars
[6,6%] is wel lager dan de overige categorieën;
 In het onderzoek is een relatief lange vragenlijst gebruikt: 84 vragen in 10-15
minuten. Na overleg met begeleiders van klantpanels van Ymere en Portaal
(Caniels, 2014; de Heer, 2014), blijkt dat dit voor huurders een relatief lange
vragenlijst is ten opzichte van wat zij normaal te verwerken krijgen. Door de
lengte van de vragenlijst zou irritatie opgewekt kunnen worden bij respondenten,
waardoor zij het invullen verder staken (Bryman, 2008, p. 235);
 In het onderzoek zijn een aantal vragen, ten behoeve van de schaal van
investeren, gesteld welke op voorhand de respondent richting een keuze heeft
Conclusies en aanbevelingen
1.3
gedwongen [bijvoorbeeld: Hoeveel heeft u geïnvesteerd, verdeel 100%.
Wanneer de huurder echter het gevoel heeft gehad overal veel in te hebben
geïnvesteerd, werd hij of zij nu genoodzaakt overal 25% in te vullen, wat geen
representatief beeld achterlaat]. Achteraf is het nodig geweest deze vragen, ten
behoeve van de validiteit van de analyses, te verwijderen;
Externe factoren worden in een vragenlijst niet meegenomen, daar waar er
[bijvoorbeeld] een interview over doorgevraagd kan worden. Een voorbeeld
hiervan kan een probleem met de corporatie zijn. Gedurende het onderzoek zijn
er een aantal e-mailberichten binnengekomen van mensen die graag hun
verhaal over de situatie met de corporatie of de buren kwijt wilden. Dit is geen
aspect geweest in de vragenlijst, maar is wel iets wat in acht moet worden
genomen dat een rol kan spelen bij het invullen van de vragenlijst. Immers,
klant-/woontevredenheid lijkt een invloed te hebben op het gevoel van
eigenaarschap van de huurders. Wanneer de huurder zich thuis voelt in de
woning, maar hij of zij toch een probleem heeft met de corporatie, zal hij of zij
zijn vragen wellicht meer negatief invullen dan wanneer hij of zij dit probleem
niet gehad zou hebben.
Reflectie
Als afsluiting van dit onderzoek, wordt in dit hoofdstuk de reflectie gegeven ten
aanzien van het afstudeerproject: het is een proces geweest met zowel hoogte- als
dieptepunten, maar voornamelijk met een uitdagend onderwerp. Om de reflectie
overzichtelijk te houden is er onderscheid gemaakt tussen een reflectie op het
onderwerp en een reflectie op het doorlopen proces. Centraal hierbij staan de
doelstellingen als gesteld in hoofdstuk 4.5.
1.3.1 Reflectie onderwerp
In dit onderzoek naar mentaal eigenaarschap hebben, wanneer er wordt gekeken
naar het onderzoeksonderwerp, er drie leerdoelen centraal gestaan: [1] kennis
verkrijgen over de huidige praktijk bij woningcorporaties in samenspel met de
participatiesamenleving, [2] kennis verkrijgen over gevoelens en gedragingen van
huurders bij woningcorporaties en [3] kennis verkrijgen over mentaal eigenaarschap
en de mogelijke praktisering hiervan. Voorafgaand leek leerdoel 3 het belangrijkste
en meest interessante: mentaal eigenaarschap kent/kende immers nog geen rol in
de woonomgeving en ook praktisering hiervan was slechts in beperkte mate
onderzocht. Echter, gedurende het onderzoek bleek dat juist het samenspel van de
leerdoelen zorgde voor interessante inzichten.
Dankzij het verkrijgen van de kennis over de huidige praktijk bij woningcorporaties,
werd duidelijk dat dit onderzoek een vernieuwende blik bood op de huidige
omstandigheden. Veel corporaties zijn op zoek om zelfstandigheid en eigenbeheer
te stimuleren bij haar huurders zonder het verlies van de focus op deze huurders,
maar hebben hier nog niet dé oplossing voor gevonden. Tijdens het realiseren van
Mentaal eigenaarschap bij huurders
Pagina | 4
het draagvlak werd duidelijk dat mentaal eigenaarschap in deze zoektocht een
vernieuwende blik, maar ook andere aanknopingspunten kan bieden. Het lijkt zelfs
dusdanig relevant, dat [een collectief van] woningcorporaties bezig zijn met een
verkenning naar [de bruikbaarheid van] het begrip.
Het onderzoek heeft een nieuw licht geboden, mede dankzij het feit dat gevoelens
van huurders in de afgelopen decennia niet of nauwelijks een rol hebben gespeeld
en hierdoor ook slechts in marginale onderzocht zijn gebleken. Dit, terwijl gedurende
het onderzoek duidelijk is geworden dat huurders zich graag laten horen wat betreft
hun gevoelens over de woonomgeving [te weten: 26% [64,1% van de respondenten
die de vraag daadwerkelijk hebben gekregen] van de respondenten gaf aan, naast
het invullen van de enquête tevens mee te willen werken aan een meer diepgaand
onderzoek]. Ook [b]lijkt de woningcorporatie, zoals eerder vermeld, geïnteresseerd
in deze gevoelens. Daar waar het onderwerp met psychologische invalshoek bij
aanvang van dit onderzoek nog nauwelijks enige relevantie leek te hebben, blijkt het
bij afrond wellicht meer aanknopingspunten te hebben [en te bieden] dan vooraf
mogelijk leek.
Daarnaast is het een interessant gegeven dat dit onderzoek een beperkt [gezien de
omvang en mogelijkheden door beschikbare tijd en middelen] maar belangrijke rol
kan spelen in het spel en de zoektocht rond de posities van de huurder bij
woningcorporaties. Hierbij moet echter wel realistisch worden gebleven: een aantal
jaren geleden, ruwweg 2010-2011, leek empowerment de oplossing voor het
stimuleren van participatie bij huurders. Deze term heeft destijds zeker een rol
gespeeld bij woningcorporaties, maar is nu, slechts vier jaar later, bijna nergens in
de corporatiestukken meer terug te vinden. Hieruit kan worden verondersteld dat
onderzoek, en dan voornamelijk de implementatie hiervan, over gevoelens van
huurders [misschien zelfs mensen in het algemeen] lastig is. Hierbij is de
veranderlijkheid van de gevoelens van de huurders nog buiten beschouwing is
gelaten. Het lijkt of er wederom sprake is van een [management] hype: het
aangrijpen van een term welke de huurder in zijn of haar gevoel aanspreekt, maar
daarmee eigenlijk probeert op een eenvoudige manier de huurder meer taken van
de corporatie over te laten nemen. Corporaties moeten hierin voorzichtig zijn: zij
moeten duidelijk weten dat, wanneer zij mentaal eigenaarschap adopteren in de
corporatie, zij dit voornamelijk zullen doen om de huurders zich meer thuis proberen
te laten voelen en niet om taken ‘af te schuiven’ op de huurders.
Al met al neemt dit het feit niet weg dat dit onderzoek kan dienen als kleine schakel
onderzoek naar huurders en haar woonvoorkeuren/woonemoties. Het opgebouwde
databestand, met hierin de gevoelens van huurders van verschillende corporaties
op verschillende plekken in Nederland, biedt, zoals aangegeven in hoofdstuk 8.2,
meer analyse-mogelijkheden dan dat er, door de tijdsdruk, in dit onderzoek mee is
gedaan. Er is hierin een uitsluiting uitgevoerd van aspecten welke vanuit de theorie
verondersteld leken te zijn invloed te hebben, maar dat [significant] niet bleken te
Conclusies en aanbevelingen
hebben, maar, wellicht interessanter, is hierin een aanzet gedaan tot waardering en
rangschikking van de beïnvloedende aspecten en items. Daarnaast kan dit
onderzoek, de gebruikte methodiek en de ontwikkeling van het meetinstrument als
referentie of aanknopingspunt dienen voor andere onderzoeken, waarin het reeds
lopende afstudeeronderzoek onder de paraplu mental ownership een goed
voorbeeld van is.
1.3.2 Reflectie proces
Ook voor het proces hebben in dit onderzoek een drietal leerdoelen centraal
gestaan: [1] het vaardig en kundig worden in wetenschappelijk onderzoek, [2]
vaardig en kundig worden in het uitdragen van kennis, op zowel wetenschappelijk
als praktisch niveau en [3] het combineren van een bottom-up en top-down
benadering om een breed draagvlak en kennisgebied te realiseren. Ook deze
doelen bleken gedurende het onderzoek gelijktijdig en toeleverend aan elkaar op te
treden. Het uitvoeren van dit onderzoek bracht het inzicht teweeg dat de praktijk niet
kan zonder het [wetenschappelijk] onderzoek, maar dat het wetenschappelijk
onderzoek ook niet zonder de praktijk kan. Maar meer nog dan een [afgezaagd]
inzicht leerde ik gedurende het onderzoek veel over mezelf en over het ontwikkelen
van mezelf.
Een afstudeeronderzoek lijkt niet te kunnen worden volbracht zonder hoogte- en
dieptepunten, waarvan ik er ook gedurende mijn onderzoek een aantal van heb
mogen meemaken. Dat ik het grootste dieptepunt van mijn onderzoek, het
wegvallen van mijn respondentenbron, in korte tijd heb om weten te zetten in een
nog breder gedragen onderzoek en bijna vijf keer zoveel respondenten als waarop
ik had ingezet, is één van mijn grootste ontwikkelingsmomenten geweest. Het bood
me niet alleen de eerste en belangrijkste aanbeveling voor toekomstige studenten
[Tip 1: Wed nooit op één paard: wees niet afhankelijk van één partij voor de
belangrijkste resultaten van je onderzoek], maar vooral een inzicht over mijzelf dat
ik over een groot probleemoplossend vermogen blijk te beschikken.
Daarnaast heb ik mijzelf leren ontwikkelen in het doen van wetenschappelijk
onderzoek, waar ik, met behulp van mijn schema’s en krabbels, een duidelijke lijn
heb weten te ontdekken tussen twee verschillende theorieën. Belangrijker nog heb
ik in datzelfde onderzoek mijzelf leren uitdrukken en anderen enthousiast of
geïnteresseerd weten te maken voor het onderzoek en het onderwerp. Waar ik in
de beginfase [bij de verkennende interviews] vaak wat onzeker kon vasthouden aan
het opgestelde literatuurmodel, leerde ik dat juist uitvoering van het onderzoek er
voor zorgt dat uitleg cruciaal is en dat je deze alleen leert ontwikkelen door het te
doen, wat ik eveneens aanbeveel aan [toekomstige] afstudeerders [Tip 2: Ga de
wereld in: ga langs bedrijven en mensen die geïnteresseerd zijn in jouw onderzoek.
Alleen dan leer je erachter komen wat je écht [niet] wilt doen in jouw onderzoek.]
Mentaal eigenaarschap bij huurders
Natuurlijk heb ik in dit onderzoek veel over mijzelf geleerd, over de
perfectionistische, nieuwsgierige onderzoeker in mij. Over het feit dat slecht, goed
en perfect in balans moeten zijn en dat doordraven er af en toe bij hoort, maar niet
de orde van de dag moet zijn. Ik kan soms nog steeds alleen tevreden zijn met een
perfect resultaat, maar heb hierbij geleerd om realistisch te zijn en te kijken naar wat
mijn oorspronkelijke doelen zijn geweest in het onderzoek. Het heeft mij geleerd dat
perfectionisme geen obstakel hoeft te zijn, maar ook kan worden omgezet in iets
bruikbaars, in een middel om het gestelde resultaat te bereiken. Dit proces is hierin
een goede leerschool geweest en zou ik dan ook elke [perfectionistische]
afstudeerder kunnen aanbevelen [Tip 3: Leer jezelf kennen, maak gebruik van jouw
kwaliteiten en probeer van jouw zwakkere punten iets positiefs te maken. En vergeet
niet: ups-and-downs horen er bij.]
Al met al heb ik heel veel plezier beleefd in mijn onderzoek, in het zelfgekozen
onderwerp en de zelf ontwikkelde onderzoeksopzet. Ik zou het zo weer over doen
en waarschijnlijk op dezelfde manier met hetzelfde onderwerp, omdat dat is wat bij
mij past en omdat dat mijn nieuwsgierigheid heeft aangewakkerd. Dit heeft tevens
gemaakt dat het jaar sneller voorbij is gegaan dan ik had gewild. [Tip 4: Kies een
onderwerp dat bij jou past, wat jou nieuwsgierig maakt en waar je een jaar mee
bezig kunt zijn. Kies daarnaast ook mentoren die bij jouw onderwerp passen, maar
belangrijker nog: die bij jou passen en je wat kunnen leren].
Ondanks dat ik een jaar lang bezig ben geweest met het onderwerp en ik het weer
zou kiezen, ben ik in de loop van het proces wel meer sceptisch geworden. In het
begin van mijn onderzoek heb ik vaak gezegd: Ik wil niet een onderzoek doen
gebaseerd op zogenaamde experts. Met dit onderzoek is dat gelukt en het blijkt ook
dat iets als mentaal eigenaarschap lijkt te bestaan. Echter, naarmate mijn onderzoek
is gevorderd ben ik ook meer tot de conclusie gekomen dat het begrip min of meer
een 2.0 versie lijkt van het thuisgevoel. 2.0 omdat er wel sub-mechanismen zijn
gevonden die daadwerkelijk significant van invloed lijken te zijn, maar diegenen die
het meest van invloed zijn gaan over de identiteit en het thuisgevoel van de huurder:
mechanismen die niet of moeilijk te beïnvloeden lijken te zijn. [Tip 5: Wees ten allen
tijde kritisch op jouw onderwerp en durf ook van standpunt te veranderen. Je bent
bezig met een iteratief onderzoek, waarin je tot inzichten komt waardoor je je eigen
mening kunt bijschaven, waardoor jouw, en wellicht vervolg-, onderzoeken sterker
onderbouwd kunnen worden.]
Conclusies en aanbevelingen
Pagina | 5
Mentaal eigenaarschap bij huurders
How am I going to get myself back home?
Bastille