De preek van 8 juni 2014 Pinksteren

Pinksterpreek 2014
Lezing Handelingen 2: 1-13 en 2 Kor. 3:17, ‘Waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid’.
Gemeente van Christus,
Pinksteren, het woord ‘Pinksteren’, is niet meer dan een simpel rangtelwoord. In z’n
oorspronkelijke taal betekent het gewoon de ‘vijftigste’, het is de vijftigste dag na Pasen.
Het is het Joodse feest van de wetgeving op de Sinaï, dat samenvalt met het oogstfeest.
Voor christenen is het de dag waarop de Geest van God ons leven binnendringen kan, de
oogst, het geschenk van God om als geloofsgemeenschap in de wereld actief te zijn. Hoe plat
de benaming van Pinksteren ook is, er zit in dat woord een twinkeling. Pinksteren rinkelt en
twinkelt – lichtjes als sterren tegen een donkere hemel. Hoe nuchter het woord Pinksteren
ook is, het woord is zwanger van een verwachting. Er gaat iets pinkelen, glinsteren, tintelen.
De gave van de Geest. En bij die heilige Geest hoeven we niet te denken aan een
spookachtige gestalte, aan een mistige verschijning. De gave van de Geest is niet anders dan
God in actie, Zijn dynamische aanwezigheid in deze wereld, in ons, als het goed is tenminste,
als wij willen leven in de Geest van God en van Jezus Christus. Een gevoel van vrijheid
ervaren. Vrijheid, een vrij mens kunnen zijn, van binnenuit vrij. ‘Want waar de Geest is, daar
is vrijheid’.
Zijn we dat ook? Voelen we ons vrije mensen? Bevrijde mensen? Hoe zit het met onze
vrijheid?
Afgelopen vrijdag was er de herdenking van D-day, 70 jaar geleden. We leven gelukkig niet
meer onder de knoet van de bezetter. En ik geloof dat we niet dankbaar genoeg kunnen zijn
voor wie hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid, daar op de stranden van Normandië.
En ik geloof dat het ook een krachtige opdracht aan ons allemaal is, om die vrijheid te
bewaken, te bewaren, door te geven. Waakzaam te blijven op uitingen van antisemitisme,
haatzaaierij, discriminatie. Waken dat de democratie, de overlegstructuren, met de grootst
mogelijke zorg worden gerespecteerd, nagekomen.
Maar vrij? Zijn wij een vrij land, een vrije samenleving?
Wij weten dat we nog heel wat te stellen hebben met onze vrijheid. Hoe vrij zijn we
eigenlijk? Hoe vrij maakt ons de vrije markteconomie, nu is vastgesteld dat het de rijker
rijker en de armen armer maakt? Hoe vrij zijn we als we weten dat we gemanipuleerd
worden door de reclame, bijvoorbeeld. Zonder dat we het in de gaten hebben, zijn we aan
het Hup Holland Hamsteren.
En ik, ben ik een vrij mens? Als ik mezelf op de geestelijke snijtafel leg, dan zie ik best wel dat
ik nog lang niet helemaal vrij ben van binnen. En misschien herkent u dat ook van uzelf?
Ik kan meegaand zijn, maar ook een dwarsligger. Vrolijk, maar ook nukkig. Wilskrachtig,
maar ook wispelturig, bedachtzaam en bedillerig. Ik heb mijn temperament lang niet altijd in
de hand. Dominee en dominant. Ik vind van alles, stellig, en ik waai ook met winden mee.
Evenwichtig soms en dan weer uit balans. Ik geniet van dingen die lukken en ik kan me
ergeren aan dingen die niet gaan zoals ik zou willen.
Voelt u wat ik bedoel als ik zeg: ik ben nog lang geen vrij man? Van binnenuit. Het is bij mij –
en misschien ook wel bij u- : Ik geloof en mijn ongeloof is niet ver weg. En ik hoop dat ik hier
niet alleen in sta. Dat we elkaar de hand kunnen geven.
Al zie ik mensen die het wel hebben, die meer innerlijke vrijheid hebben, meer geloof, hoop
en liefde. En dat is jaloersmakend, of minstens de uitdaging om zelf geestelijk te blijven
groeien.
Vrijheid, innerlijke vrijheid, beschikken over een geestelijke ruimte waar anderen mogen zijn
zoals ze zijn. ‘Waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid!’
Ik ben nog onderweg en ik hoop dat er meer mensen zijn die mij vergezellen. Mensen die
zich minder laten bepalen door allerlei omstandigheden, en meer door die stille kracht van
binnen, die verzoenen wil, die verdragen kan.
Hoe vrij zijn wij?
Ik probeer me voor te stellen hoe dat woord van Paulus in deze Tweede Korinthebrief in die
wervelende havenstad destijds geklonken heeft.
Tweederde van de honderdduizenden inwoners van Korinthe was slaaf, eigendom van een
ander, onvrije mensen, gebonden, geknecht door een baas. En dan zegt Paulus: Waar de
Heer is, de Kyrios, Christus Zelf, of althans waar de Geest van deze Heer is, daar is vrijheid.
Dat moet heel bijzonder geklonken hebben, als een verlangen, als een droom misschien wel
en wie weet tegelijk ook wel als iets aanstootgevends, iets onwaarschijnlijks.
‘Ja, zeg, tja, waar de Geest van de Heer, daar is vrijheid, maar zie maar ‘es hoe je zover kunt
komen!’
Of zullen sommigen ’t begrepen hebben? Dat er ook zoiets kan zijn als innerlijke vrijheid.
Vrijheid, Eleuteria op z’n Grieks, de taal van het NT, wil zeggen: onafhankelijk zijn, geen slaaf
meer zijn; geen slaaf van de machten van de tijd, van de zonde, van de tijdgeest, van je eigen
remmingen en valkuilen.
Deze vrijheid wil niet zeggen dat je maar doen kunt wat er in je opkomt los van alles en
iedereen. Het is de vrijheid van wie zich oriënteert op God, op Jezus Christus. Dat je in
geestelijke zin boven de machten staat, die jou aan banden willen leggen, die over jou willen
beschikken, die jou klein willen krijgen, klein willen houden.
Het is dat gevoel van vrijheid, dat vuur dat van binnen in je branden kan, dat niemand kan
doven. Die krachtbron waar je uit put.
Het is dat gevoel van vrijheid, die twinkel van de Geest, die in onze ogen te zien kan zijn, als
we ervaren dat er iemand is die om je geeft. Dat je voelt dat je gezien wordt. Dat jij je sterk
kunt voelen, ook al zijn de omstandigheden tegen je. De bezieling die je voelt, dat je hebt
gezegd wat echt gezegd moest worden, toen iedereen z’n mond hield.
Het is dát gevoel als je iets ziet of meemaakt, waar je blij van wordt, waar je bloed van gaat
bruisen. Dat ene gedicht, dat unieke schilderij, dat adembenemende boek, dat lied waar je
helemaal in mee kunt gaan, dat oorstrelende stuk muziek. Dat je tranen van geluk voelt bij
dat meesterwerk, dat beeld, dat gebouw. Die trilling die door je ziel gaat, bij die ene kus.
En je zegt: God dank U wel!
Waar die Geest van de Heer is, daar is vrijheid.
Daar ben je mens,
daar vind je vrede,
daar voel je vertrouwen,
daar gloeit de hoop,
daar huist de liefde.
Hoe vrij zijn wij? Hoe vrij zijn wij in ons oordeel, in ons geweten? De groep waartoe wij
behoren, onze familie, onze vriendenkring, onze partij, vraagt soms een visie, een houding,
die haaks kan staan op wat wij misschien werkelijk van belang achten.
Er zijn machten en krachten die sterker kunnen zijn dan onze wil, slimmer dan ons verstand.
Gemeente, dit is Pinksteren voor mij. Dat we dat verlangen levend houden om te groeien in
de Geest waarin Jezus leefde. Hij die zo thuis was bij God, dat Hij het voor mensen opnam
tegenover alles wat mensen kapot kan maken.
Dat wij dat voelen, samen beleven, bezingen, dat de Geest ons diep van binnen aanspreken
wil, een appèl op ons doet, ons enthousiast maakt voor vrede en gerechtigdheid, voor groei
in medemenselijkheid, zonder krampachtigheid leven, vrijuit, licht en mild.
Hoe was ’t ook weer?
Vorig jaar maakten de mensen van de Kindernevendienst die prachtige kleurrijke figuur –
naar de gaven van de Geest, opnieuw afgedrukt op de voorkant van de liturgie.
We zien een hart:
dat staat voor de gave van de liefde.
En onder het kruis is een lach getekend,
een smile, die staat voor de gave van de vreugde.
Alle kleuren van de regenboog zijn verwerkt in de rand, symbool voor de vrede.
Het hele symbool wil rust uitstralen, die staat voor de gave van het geduld.
De lach samen met de zachte tinten staan voor de gave van de vriendelijkheid.
De hele uitstraling staat voor de goedheid.
We zien een kruis in het centrum van het hart dat staat voor het Geloof, symbool van het
lijden en sterven en de opstanding van Jezus.
De zachte tinten staan ook voor de gave van zachtmoedigheid en zelfbeheersing.
Genoeg om naar te verlangen,
genoeg om aan te werken.
Zover zien te komen, maakt mijn manier van geloven de moeite waard.
U ook?
Amen.