© Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Elobase Detailhandel Ondernemingsbeleid Rekenwerkboek Antwoorden rekenopgaven voor het theorie-examen kerntaak 1 Financieel 3 Ondernemer Dit antwoordboek is van de docent: ____________________________ Telefoonnummer: _______________________________ 1 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Examen – Financiering, Financiële kengetallen, Eigen vermogen __________________________________________________ Kerntaak 1 Financieel 3 Antwoorden opgaven: Financiering, investeringsbegroting en balans Opgave 1 Opgave 2 a. Als € 21.000 overeenkomt met 6%, dan is de rentabiliteitswaarde: 21.000/6 x 100 = € 350.000. b. Rentabiliteitswaarde € 350.000, Eigen Vermogen € 300.000. De goodwill bedraagt dus € 50.000. Opgave 3 Op rekening: 25% x € 504.000 = € 126.000. Termijn 40 dagen: € 126.000 x 40/360 = € 14.000. Het gemiddelde debiteurensaldo is dus € 14.000. 2 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Opgave 4 a. Inventaris Kassa € 1.500 Keuken € 55.000 Beelden om de inrichting gezelliger te maken € 5.000 Tafels en stoelen Totaal € 12.000 € 81.500 b. Vaste Activa Eethuis Inventaris Totaal € 142.500 € 81.500 € 224.000 c. Vlottende Activa Voorraad voedsel Debiteuren Totaal € 2.000 € 6.000 € 8.000 d. Liquide Middelen Kasgeld Bankgeld Totaal € 500 € 1.500 € 2.000 3 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Opgave 5 a. x = Vlottende Activa. b. Eethuis € 142.500 x 6% overdrachtsbelasting = € 8.550. Inventaris € 81.500 x 21 % BTW = € 17.115 Voorraad voedsel € 2.000 x 6% = € 120 Totaal voor te schieten belasting € 25.785 c. Vaste Activa: Eethuis Inventaris € 142.500 € 81.500 € 224.000 In totaal Vlottende Activa: Voorraad voedsel € 2.000 Belastingen € 25.785 Debiteuren € 6.000 € 33.785 In totaal Liquide Middelen: Kasgeld Bankgeld € 500 € 1.500 In totaal Totale financiering € 2.000 € 258.155 Opgave 6 Het gemiddelde debiteurensaldo over het eerste kwartaal bedraagt: Het gemiddelde debiteurensaldo over het tweede kwartaal bedraagt: Het gemiddelde debiteurensaldo over het derde kwartaal bedraagt: Het gemiddelde debiteurensaldo over het vierde kwartaal bedraagt: Per jaar: 4 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Gemiddelde heeft de ondernemer onder debiteuren het volgende bedrag uitstaan: Opgave 7 a. De omzet op rekening bedraagt b. Gemiddeld debiteurensaldo is dan: Opgave 8 a. Als € 25.000 overeenkomt met 8%, dan is de rentabiliteitswaarde: b. Rentabiliteitswaarde € 312.500. De balanswaarde bedraagt € 280.000. De goodwill bedraagt dus € 32.500. Opgave 9 Uitwerkingen Balans opstellen a. Eigen Vermogen = bezit – schuld b. € 39.000 – € 5.500 = € 33.500 c. Balans per 1 januari Debet Credit Inventaris € 23.000 Eigen Vermogen Auto € 14.500 Crediteuren Bank € 1.000 € 500 € 39.000 Kas € 33.500 € 5.500 € 39.000 Opgave 10 a. Bezit € 154.000 — Schuld € 124.000 = Eigen Vermogen € 30.000 5 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) b. Balans per 1 januari Debet Credit Gebouw € 120.000 8 % Hyp. lening o/g € 113.000 Bestelauto's € 14.000 Crediteuren € 31.000 Inventaris € 15.000 Lening Pa o/g € 10.000 Voorraad € 2.000 € 30.000 Bank € 2.000 € 1.000 € 154.000 € 154.000 Kas Eigen vermogen Opgave 11 a. De balans moet links en rechts gelijk zijn in bedrag (441.000,-). Bezit € 441.000 — Schuld € 364.000 (= 313.000 + 31.000 + 20.000) = Eigen Vermogen € 77.000 b. Balans J. de Haan te Maassluis per 1 januari Balans per 1 januari Debet Credit Gebouw € 338.000 8 % Hyp. lening o/g € 313.000 Bestelauto's € 34.000 Lening Pa o/g € 20.000 Inventaris € 45.000 Crediteuren € 31.000 Voorraad € 12.000 Eigen vermogen € 77.000 Bank € 8.000 € 4.000 € € 441.000 € € 441.000 Kas 6 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Opgave 12 a. Gebouw (inclusief verbouwing) Bestelauto (tweedehands) Inventaris Voorraad Bank Kas 8 % hypothecaire lening o/g Lening Pa b. c. d. € 275.000 — € 245.000 = € 30.000 (= Eigen Vermogen) e. Balans per 1 januari Debet Credit Vaste Activa Vlottende Activa € 263.000 € 12.000 Vreemd Vermogen Lang € 243.000 Vreemd vermogen Kort € 2.000 € 30.000 € 275.000 Eigen Vermogen € 275.000 Opgave 13 a. € 185.000 — € 145.000 = € 40.000 b. De schulden bedragen € 22.000 en de vlottende activa bedraagt € 12.000. Er is een tekort van € 10.000. c. Minstens € 10.000 bij lenen. Opgave 14 Balans per 1 juli Debet Credit Inventaris € 40.000 Eigen vermogen Bestelauto € 25.000 Banklening Bank € 9.000 € 1.000 € 75.000 Kas € 50.000 € 25.000 € 75.000 7 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Opgave 15 a. Balans per 1 juli Debet Vaste activa Vlottende activa Credit € 65.000 € 10.000 € 75.000 Eigen vermogen Vreemd vermogen lang € 50.000 € 25.000 € 75.000 b. ING-bank en Kas. Opgave 16 Balans per 1 september Debet Credit Winkelpand € 135.000 Inventaris € 15.000 Voorraad goederen € 20.000 ABN-Amrobank € € Eigen vermogen 52.000 7% Hypothecaire lening 125.000 7.000 € 177.000 177.000 Opgave 17 Balans per 1 maart Debet Credit Inventaris € 21.000 Eigen vermogen Voorraad goederen € 16.300 Crediteuren Debiteuren € 2.100 ING-bank € 4.000 € 600 € 44.000 Kas € 42.600 € 1.400 € 44.000 8 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Opgave 18 Het winkelpand van € 238.000 is voor 25% gefinancierd met vreemd vermogen lang = 25 x € 2.380 = € 59.500. Het eigen vermogen hierbij is € 238.000 - € 59.500 = € 178.500. De inventaris van € 30.000 is voor 70 % gefinancierd met vreemd vermogen lang = 70 x € 30.000 = € 21.000 Het eigen vermogen hierbij is € 30.000 - € 21.000 = € 9.000. De voorraad goederen ter waarde van € 26.000 is gefinancierd met 55% vreemd vermogen lang = 55 x € 260 = € 14.300 en 45% vreemd vermogen kort = 45 x € 260 = € 11.700 a. Gefinancierd met: Bezittingen Eigen vermogen Vreemd Vermogen Lang Winkelpand € € 59.500 € 21.000 Inventaris 78.500 € 9.000 Voorraad goederen Totaal: Vreemd Vermogen Kort € 14.300 € 87.500 € 94.800 € 11.700 € 11.700 b. Balans per 1 januari Debet Credit Winkelpand € 238.000 Eigen Vermogen € 187.500 Inventaris € 30.000 Vreemd vermogen lang € 94.800 Voorraad Goederen € 26.000 Vreemd vermogen kort € 11.700 € € 294.000 € € 294.000 Opgave 19 Het winkelpand van € 184.000 is voor 75% gefinancierd met vreemd vermogen lang = 75 x € 184.000 = € 138.000. Het eigen vermogen hierbij is € 184.000 - € 138.000 = € 46.000. De inventaris van € 20.000 is voor 70 % gefinancierd met vreemd vermogen lang = 70 x € 20.000 = € 14.000 Het eigen vermogen hierbij is € 20.000 - € 14.000 = € 6.000. De voorraad goederen ter waarde van € 35.000 is gefinancierd met 38% vreemd vermogen kort = 38 x € 350 = € 13.300 en het eigen vermogen hierbij is € 35.000 - € 13.300 = € 21.700 9 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) a. Gefinancierd met: Bezittingen Eigen vermogen Vreemd Vermogen Lang Winkelpand € 46.000 € 138.000 Inventaris € 6.000 Voorraad goederen Vreemd Vermogen Kort € 14.000 € 21.700 € 73.700 € 13.300 € 152.000 € 13.300 b. Balans per 1 januari Debet Credit Winkelpand € 184.000 Eigen vermogen € 73.500 Inventaris € 20.000 Vreemd Vermogen Lang € 152.000 Voorraad Goederen € 35.000 Vreemd Vermogen Kort € 13.500 € 239.000 € 239.000 Opgave 20 Een groot eigen vermogen ten opzichte van het vreemd vermogen is gunstig voor een onderneming. Een zeer groot vreemd vermogen ten opzichte van het eigen vermogen betekent dat er in verhouding veel geleend geld in zit. Dat is niet gunstig, de onderneming zal dan niet voldoende geld hebben om de schuldeisers op tijd te betalen. Opgave 21 a. Vlottende activa = € 15.000 + € 3.000 + € 750 = € 18.750. Schulden op korte termijn (crediteuren) = € 6.000. De vlottende activa zijn groter dan de schulden op korte termijn. De onderneming kan dus op korte termijn aan de verplichtingen voldoen. b. Het eigen vermogen is groter dan het vreemd vermogen. Het eigen vermogen is dus voldoende om de schuldeisers te betalen. 10 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Uitwerkingen Financieringsplan Opgave 22 De totalen van de investeringsbegroting en het financieringsplan zijn aan elkaar gelijk. Opgave 23 Egbert zal om een pand aan te kopen een hypotheek moeten afsluiten. Dit verhoogt dus zijn totale vermogensbehoefte. Uitwerkingen De openingsbalans Opgave 24 Kas verplaatsen naar Liquide middelen Verpakkingsmateriaal koppelen aan voorraad (vlottend) Aanloop/opening = kasreservering Tienjarig is lang (LVV) Opgave 25 a. Een dergelijke lening heet lang vreemd vermogen of een lening op lange termijn. b. Verder wil Clara graag een lening die ze in ongeveer acht jaar aan de bank kan terugbetalen. c. Clara heeft al een winkel die als extra dekking kan dienen voor de bank. Verder heeft ze als ondernemer al ervaring en de bank zal haar als zodanig ook al kennen. 11 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Uitwerkingen Vermogen ondernemingen Opgave 26 Opgave 27 a. € 340.000 – € 120.000 (80 x € 1.500) = € 220.000 – € 88.000 (40% nog te storten) = € 132.000 b. Winstreserve ontstaat doordat een deel van de winst in de bv blijft. Herwaarderingsreserve ontstaat doordat activa een hogere waarde krijgen, bijvoorbeeld een voorraad die meer waard wordt of een pand dat stijgt in waarde. Agioreserve ontstaat doordat aandelen worden uitgegeven boven pari (de oorspronkelijke of nominale waarde). c. Aandelen mogen niet onder de nominale waarde worden uitgegeven. Aangezien de nominale waarde hier € 1.500 is, mogen de aandelen niet voor € 1.400 worden verkocht. 12 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Opgave 28 Vullen we het overzicht om het eigen vermogen aan het eind van het jaar te berekenen in, dan levert dit op: Eigen vermogen 1/1 € 125.000 Winst € 50.000 -------------- + € 175.000 Privéopnamen € 40.000 -------------- € 135.000 Privéstortingen € 12.000 -------------- + Eigen vermogen 31/12 € 147.000 Opgave 29 Om de winst te kunnen bepalen kunnen we het overzicht invullen waarmee het eigen vermogen aan het eind van een jaar bepaald kan worden: Eigen vermogen 1/1 € 150.000 Winst € ??.??? -------------- + € ???.??? Privéopnamen € 50.000 -------------- € ???.??? Privéstortingen € 40.000 -------------- + Eigen vermogen 31/12 € 200.000 De vraagtekens in het overzicht kunnen nu worden berekend door terug te rekenen vanaf het eind. Het eigen vermogen minus de privéstortingen is € 200.000 - € 40.000 = € 160.000. € 160.000 plus de privéopnamen is € 160.000 + € 50.000 = € 210.000. De winst is € 210.000 minus het eigen vermogen op 1/1, is € 210.000 - € 150.000 = € 60.000. 13 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) In het overzicht: Eigen vermogen 1/1 € 150.000 Winst € 60.000 -------------- + € 210.000 Privéopnamen € 50.000 -------------- € 160.000 Privéstortingen € 40.000 -------------- + Eigen vermogen 31/12 € 200.000 De winst bedraagt dus € 60.000 Opgave 30 Wanneer we de bekende gegevens invullen In het overzicht, dan levert dit op: Eigen vermogen 1/1 € 250.000 Winst € 75.000 -------------- + € 325.000 Privéopnamen € 55.000 -------------- € 270.000 Privéstortingen € ??.??? -------------- + Eigen vermogen 31/12 € 277.000 De stortingen in de ondernemingen kunnen nu bepaald worden door het eigen vermogen op 31 december te verminderen met € 270.000. € 277.000 - € 270.000 = € 7.000. De privéstortingen in de onderneming zijn dus € 7.000 geweest. Opgave 31 Het vermogen dat de firmanten in de firma hebben gestort wordt berekend door het vermogen aan de creditzijde te verminderen de nog te storten bedragen. Firmant A heeft dus € 15.000 - € 3.000 in de firma gestopt, een bedrag van € 12.000. Firmant B heeft € 20.000 - € 8.000 in de firma gestopt, ook een bedrag van € 12.000. Samen hebben de firmanten € 12.000 + € 12.000 = € 24.000 in de firma gestopt. 14 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Opgave 32 Het totale vermogen dat nog te storten is, is gelijk aan het totaalbedrag van de balans, minus het bedrag aan activa, dus € 60.000 - € 24.000 = € 36.000. Omdat beide firmanten nog hetzelfde bedrag moeten storten betekent dit voor beide firmanten de helft van € 36.000. Beide firmanten moeten nog € 18.000 storten. Opgave 33 De taxatie van de gebouwen leidt tot een verhoging van het bedrag dat op de balans bij gebouwen opgenomen staat (+ € 120.000), credit zal op de balans de post herwaarderingsreserve voor € 120.000 opgenomen moeten gaan worden. De post Aandelen nog te storten verdwijnt van de balans, het aandelen vermogen is volledig gestort. De post overige activa neemt hierdoor toe met € 100.000. De 100 nieuwe aandelen leiden tot een vermindering van de aandelen in portefeuille met € 100.000 en een toename van de overige activa met € 100.000. De uitgifte boven pari leidt tot het ontstaan van een agioreserve van € 20.000 en een toename van de overige activa met € 20.000. Door het reserveren van de winst ontstaat een winstreserve op de creditzijde van de balans, voor een bedrag van € 10.000. Debet nemen hierdoor de overige activa toe met € 10.000. De balans komt er als volgt uit te zien: Debet Credit Aandelen in portefeuille € 100.000 Maatschappelijk aandelenvermogen € 500.000 Aandelen nog te storten Vreemd vermogen € 300.000 Gebouwen € 360.000 Herwaarderingsreserve € 120.000 Overige activa € 490.000 Agioreserve € 20.000 Winstreserve € 10.000 --------- --------- Totaal € 950.000 Totaal € 950.000 15 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Uitwerkingen Winstverdeling Opgave 34 a. Myriam Samira € 10.000 € 15.000 ?? De winstverdelingsafspraak is niet toereikend. De zussen zullen het onderling moeten oplossen. b. Myriam Samira € 10.000 € 20.000 25% van € 34.000 - € 30.000 € 1.000 € 1.000 € 11.000 € 21.000 Resteert € 2.000 voor de reserve van de onderneming Totaal Opgave 35 Peter Bart Eerste € 20.000 € 10.000 € 10.000 Rest: € 8.000, waarvan 40/72 (55,5%) voor Peter en 32/72 (44,4%) voor Bart € 4.444 € 3.556 Totaal € 14.444 € 13.556 Opgave 36 Bedrijfsresultaat (nettowinst) Tantième 10% van € 120.000 € 120.000 € 12.000 – € 108.000 Niet-fiscale kosten Fiscale winst € 4.000 + € 112.000 16 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Bedrijfsresultaat (nettowinst) Vennootschapsbelasting: Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) € 120.000 € 38.400 – 32% over € 120.000 = Winst na belasting € 81.600 Tantième -/-€ 12.000 Dividend 75% van 16% van € 280.000 = -/-€ 33.600 Dividendbelasting 25% van 16% van € 280.000 = Te reserveren winst -/-€ 11.200 € 24.800 Uitwerkingen Betalingskorting en kredietbeperkingstoeslag Opgave 37 Om het kortingsbedrag van de betalingskorting te kunnen bepalen, moet eerst het totaalbedrag exclusief btw uitgerekend worden. Dit bedrag is € 19.040 / 121 x 100 = € 15.736. Het btw-bedrag is dus € 19.040 - € 15.736 = € 3.304. De korting die wordt ontvangen, is 10% van € 15.736, een bedrag van € 1.574. Het bedrag dat voor de inrichting betaald zal moeten worden, is: € 15.736 - € 1.574 + € 3.304 = € 17.466. Opgave 38 We kunnen het factuurbedrag vaststellen door het volgende overzicht in te vullen: Aankoopprijs exclusief btw € 880 Kredietbeperkingstoeslag 4% van € 880 -/- 35,20 -------------- Totaal exclusief btw € 915,20 btw 221% -/-192,19 -------------- Factuurbedrag € 1.107,39 17 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Opgave 39 De gameshop betaalt binnen een week en mag dus de betalingskorting in mindering brengen op het factuurbedrag. De betalingskorting wordt berekend over het factuurbedrag exclusief btw en is: 1% van € 2.468 = € 24,68 Het bedrag dat de gameshop moet voldoen is: Factuurbedrag € 2.468,40 Betalingskorting 2% -/- 49,36 ------------- Te voldoen € 2.419,04 Opgave 40 De korting die de gameshop had kunnen ontvangen bij betaling binnen 8 dagen, kan nu worden beschouwd als de te betalen rente voor een periode van 22 dagen. Het rentepercentage wordt vastgesteld op basis van het factuurbedrag waarop de korting in mindering is gebracht, dus over een bedrag van € 2. 040 - € 49,36 = € 1.990,64 Het rentepercentage over de periode van 22 dagen is 49,36/ 1990,64 x 100% = 2,48. Op jaarbasis is het rentepercentage 2,48% / 22 x 365 = 41,14% Opgave 41 Wanneer Bloemenshop Fleur de factuur binnen een week voldoet kunnen zowel de betalingskorting als de kredietbeperkingstoeslag op het factuurbedrag in mindering gebracht worden. Het te betalen bedrag wordt dan: Factuurbedrag € 373,89 Kredietbeperkingstoeslag 3% -/- 9 ----------- - Subtotaal € 364,89 Betalingskorting 1,5% van € 300 -/- 4,50 ----------- - Te betalen bedrag € 360,39 18 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Uitwerkingen Financiële kengetallen Opgave 42 a. Invullen levert: b. Invullen levert: c. Het werkkapitaal bepalen we uit: Werkkapitaal = vlottende activa + liquide middelen - kort Vreemd Vermogen = 1.100.000 + 117.500 – 617.500 = 600.000. Opgave 43 a. Invullen levert: b. Invullen levert: c. Invullen levert: Opgave 44 a. De formule die je hier moet toepassen is die van de BV, dus niet die van de natuurlijke ondernemingsvorm. Deze formule luidt: Eerst berekenen we het gemiddeld geïnvesteerde Eigen Vermogen. Dit is: (€ 82.500 + € 82.500 + € 42.500) / 2 = € 103.750. Vervolgens vullen we de formule in: De REV is dus 40,96%. b. De formule voor de rentabiliteit van het Vreemd Vermogen (RVV) is: Eerst bepalen we het gemiddeld geïnvesteerde Vreemd Vermogen. Dit is in de loop van het jaar het jaar niet veranderd en dus gelijk aan het begin van het jaar. Dit is dus: € 210.000 + € 40.000 + € 57.500 = € 307.500. 19 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) We vullen nu de formule voor de RVV in. De RVV is dus 3,4%. c. De formule voor de rentabiliteit van het Totaal Vermogen (RTV) is: Ook hier moet je de formule toepassen van de rechtspersoon (hier een BV). Het gemiddeld Totaal Vermogen is toegenomen met de winst die aan het Eigen Vermogen is toegevoegd. Het gemiddeld Totaal Vermogen is dus: (€ 390.000 + € 390.000 + € 42.500) / 2 = € 411.250. Invullen levert: De RTV is dus 12,89%. Opgave 45 a. De formule die je hier gebruikt is die van de natuurlijke ondernemingsvorm. Het gemiddeld Eigen Vermogen over het jaar is: (€ 155.000 + € 186.000) / 2 = € 170.500 Invullen levert: b. De formule die je hier gebruikt is: Het Vreemd Vermogen begin jaar is: Hypothecaire lening € 210.000 + Banklening € 40.000 + Leverancierskrediet € 50.000 = € 300.000. Het Vreemd Vermogen eind jaar is: Hypothecaire lening € 210.000 + Banklening € 21.000 + Leverancierskrediet € 27.831 = € 258.831. Het gemiddeld Vreemd Vermogen over het jaar is dus: (€300.000 + € 258.831) / 2 = € 279.415,50. Invullen levert: 20 © Noordhoff Uitgevers c. Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) De formule die je hier gebruikt is: Het Totaal Vermogen is de som van Eigen Vermogen en Vreemd Vermogen. Het gemiddeld Totaal Vermogen is daarom: (€ 155.000 + € 300.000 + € 186.000+ € 258.831) / 2 = € 449.915,50 Invullen levert: De RTV is dus 12,57%. Opgave 46 a. b. c. d. Lening familie en vrienden. Lening familie en vrienden € 8.000. Aan leverancier te betalen en de bank (= r/c). Aan leverancier te betalen € 4.000 + rekening courant bank € 21.000 = € 25.000. Opgave 47 a. Inventaris Kassa € 1.500 Keuken € 55.000 Beelden om de inrichting gezelliger te maken € 5.000 Tafels en stoelen € 12.000 Serviesgoed Totaal € 8.000 + € 81.500 b. Vaste Activa Bedrijfspand Inventaris Totaal € 142.500 € 81.500 + € 224.000 21 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) c. Vlottende Activa € 2.000 Voorraad voedsel en dranken Debiteuren € 6.000 € 8.000 Totaal d. Liquide Middelen € 500 Kasgeld Bankgeld € 1.500 € 2.000 Totaal Opgave 48 Debet Credit Eigen Vermogen Vaste activa € 54.100 VVL Gebouw € 205.000 8 % Hyp. lening o/g € 220.000 Auto's € 15.000 Lening Pa o/g € 15.000 Inventaris € 235.000 € 32.500 € 252.500 Vlottende activa VVK Debiteuren € 4.000 Voorraad € 3.500 Voorraad grond Crediteuren € 4.000 € 1.000 € 8.500 Liquide middelen Bank Kas € 19.534 € 12.566 € 32.100 € 293.100 € 293.100 22 © Noordhoff Uitgevers Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Opgave 49 a. Het werkkapitaal is dat deel van de vlottende activa dat gefinancierd is met lang vermogen. b. De liquide middelen € 18.000 c. Liquide middelen € 18.000 Vlottende activa € 27.000 Totaal € 45.000 d. De heer Van der Gaag kan binnen een jaar beschikken over € 45.000 De schulden op korte termijn bedragen € 15.000 Het werkkapitaal bedraagt € 30.000 e. Ja, de onderneming is liquide want het werkkapitaal is positief (anders gezegd: er is werkkapitaal, kapitaal dat vrij besteed kan worden). Opgave 50 a. b. Goed. De current ratio geeft dus het aantal malen weer dat de schulden op korte termijn voldaan kunnen worden. Als de schulden precies betaald kunnen worden, bedraagt de current ratio 1 (reken maar na). De vuistregel is dat de current ratio groter dan 2 moet zijn. Met 5,77 voldoet de heer Staalduinen ruimschoots aan de norm. c. d. Goed. De quick ratio geeft dus het aantal malen weer dat de schulden op korte termijn voldaan kunnen worden waarbij men ervan uitgaat dat de voorraad niet meer verkocht kan worden. Als de schulden precies betaald kunnen worden, bedraagt de quick ratio 1 (reken maar na). Met 4,64 voldoet de heer Staalduinen ruimschoots aan de norm. e. Quick ratio. De voorraad brengt bij een gedwongen verkoop meestal weinig tot niets op. De quick ratio laat de voorraad buiten beschouwing. Het geeft een beter beeld van de te verwachte inkomsten bij gedwongen verkoop. Opgave 51 a. Solvabiliteit: Voor Toos Duinhoven geldt: b. Debt ratio = 23 © Noordhoff Uitgevers c. Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager Kerntaak 1 Antwoorden Theorie- en rekenboek (Financieel3) Voor Toos Duinhoven geldt: Opgave 52 De REV voor de heer Van Staalduinen is: Opgave 53 Het juiste antwoord is C: ondernemer A heeft per geïnvesteerde euro meer verdiend dan ondernemer C. Opgave 54 € 320.000 × € 0,18 = € 57.600 Opgave 55 De RVV van de heer Van Staalduinen is: Uitwerkingen Kengetallen interpreteren Opgave 56 Het werkkapitaal is voldoende, gezien de omvang van de onderneming. Je kunt ermee investeren in de zaak. Opgave 57 a. De RTV is goed als het hoger ligt dan de normale spaarrente. b. De RVV is goed als het hoger is dan zowel de korte als de lange hypotheekrente. Gegevens over de tarieven waartegen men als bedrijf kan lenen, zijn vooralsnog niet openbaar op het internet. Daarom gebruiken we als richtlijn de lange en de korte hypotheekrente. c. De REV is goed als het boven de korte en de lange spaarrente ligt. d. Gedurende het jaar lagen deze getallen ver boven de marktrentes. De ondernemer kon dus gerust doorgaan. e. Deze cijfers houden geen rekening met de aan de ondernemer uitgekeerde winst. Opgave 58 a. De REV is erg goed en de RTV is ook erg goed. De RVV is laag en dat is gunstig voor de ondernemer. Als de resultaten zo blijven is het zeker aantrekkelijk om Vreemd Vermogen aan te trekken. b. Het hefboomeffect bereken je als volgt: REV = RTV + hefboomeffect = 13,47% + 27,49% = 40,96%. c. De RTV bedraagt 13,47%. Zolang de rente waartegen de ondernemer kan lenen lager is dan dit bedrag, is het in principe aantrekkelijk voor een ondernemer om Vreemd Vermogen aan te trekken, mits hij wel rekening houdt met de solvabiliteit van de onderneming. 24
© Copyright 2024 ExpyDoc