Hoe kun je de kinderen werkelijk autonomie geven over hun

Autonomie van de leerling m.b.t. het eigen leerproces.
Binnen het “nieuwe Leren” staan de volgende doelen mede centraal:
•
•
•
De leerling krijgt meer en meer autonomie over zijn/ haar leerproces.
De leerling bepaalt meer en meer wat het wil leren en met wie en hoe het dit wil leren.
De leerkracht heeft de rol van coach en begeleider tijdens dit proces.
Hoe kun je de kinderen werkelijk autonomie geven over hun leerproces en toch voldoen aan de
kerndoelen en de leerstof, die aan geboden moeten worden?
Autonomie betekent: zelfbestuur – zelfstandigheid. Maar zelfstandigheid is niet helemaal
hetzelfde als autonomie hebben over je eigen leerproces. Zelfbestuur komt meer in de richting.
Om dit te kunnen bereiken moet je eerst als leerkracht voor jezelf weet hebben van de
ontwikkelingslijnen m.b.t. de vakgebieden.
Dan moet de vertaalslag gemaakt worden naar de kinderen toe. Als we willen, dat de kinderen
zelf hun leerproces kunnen aansturen, moeten ook zij weet hebben van de doelen van deze groep
in de basisschool. Anders houden we de kinderen toch min of meer afhankelijk van de leerkracht.
Als de leerlingen een overzicht hebben van deze doelen, kunnen ze meer zelfstandiger aan de
slag en hun eigen leerproces aansturen.
De meeste leerkrachten geven een gedeelte van de tussendoelstellingen aan in de vorm van een
dag- of weektaak. De kinderen kunnen dan zelf bepalen aan welke taak ze beginnen en hoe
1
verder. Het is een klein stukje zelfbestuur, maar nog veel is er bepaald door de leerkracht.
Overzicht over het grote geheel hebben de kinderen niet.
Willen we nu dat kinderen echt meer en meer zeggenschap over hun eigen leerproces krijgen,
zullen we de kinderen deelgenoot moeten maken van de tussendoelen, die in dat schooljaar
bereikt moeten worden.
Dit is minder moeilijk dan het op het eerste gezicht lijkt. Hoe starten we?
•
•
•
•
•
•
•
•
Neem een vakgebied, bijv. rekenen.
Als leerkracht heb je zelf al een beeld van de tussendoelen voor dit vakgebied.
Zet deze op papier of kijk in de handleiding of deze al voor jou op papier zijn gezet.
Vervolgens zoek je de oefenstof en de toetsen erbij, die in de methode aangereikt
worden. In de handleiding vind je vaak een overzicht van deze oefenstof; in ieder geval
staat er bij elk blok of lesindeling welke leerstof bij welk onderdeel van de rekenstof
hoort.
Deze twee gegevens combineer je met elkaar en je hebt een onderdeel gestructureerd
tot één geheel. Natuurlijk is het niet praktisch om alle bladzijden op te schrijven, die her
en der in het rekenboek staan. Dat werkt verwarring in de hand.
Nu volgt een heleboel werk. Het beste is de leerstof, die bij dit onderdeel hoort, te
kopiëren en te bundelen. Daar waar de methode een tussentoets aan geeft, neem je ook
op in de bundel, net zoals de eindtoets.
Neem ook spelletjes op in de bundel en andere realistische situaties om de leerstof te
leren toepassen.
Doe dit voor elk tussendoel dat in de methode staat aangegeven. Check ook welke stof de
kinderen in het vorige jaar aangeboden gekregen hadden en het volgende jaar krijgen.
( doorlopende leerlijn bewaken)
Volg de stappen:
• eerst inzicht,
• dan vaardigheden inoefenen om te komen tot
• automatisering en/ of toepassen van het geleerde in andere situaties.
Je eerste stap om leerlingen te begeleiden in hun autonomie m.b.t. hun leerproces is gezet.
Leerlingen, die het onderdeel al redelijk beheersen, kunnen een tussentoets maken, of te
checken of ze daadwerkelijk zover zijn. Zo niet dan oefenen zij die onderdelen, waarop zij nog
uitvallen. De motivatie om aan deze oefenstof te beginnen zal aanzienlijk groter zijn dan zomaar
te moeten aan rekenen. Leerlingen, die goed gescoord hebben, kunnen verder gaan en mogelijk
een volgende tussentoets maken. En zo verder.
Mochten zij eerder met dit onderdeel klaar zijn dan de andere leerlingen, hebben zij tijd over
voor andere leerstofzaken, die zij misschien niet zo goed beheersen of voor extra
verdiepingsstof.
2
Als voorbeeld neem ik het rekenen in
groep 4.
Doelstellingen van dat leerjaar zijn:
m.b.t. de bewerkingen:
- automatiseren van de bewerkingen + en - tot 10 / tot 20
- automatiseren van de tafels van 1 t/m 10
- verkennen van de getallenlijn tot 100
- springen op de getallenlijn met stappen van 10 heen en terug
- springen op de getallenlijn met 2 / met 3 …… met een willekeurig getal
- inzicht in het optellen een aftrekken tot 100
- vaardigheden verwerven m.b.t. optellen en aftrekken tot 100 ( inoefenfase)
- verschillende strategieën m.b.t. tot optellen en aftrekken kunnen verwoorden
m.b.t. ruimtelijke oriëntatie:
- posities in de ruimte kunnen bepalen
- voor-, zij-, en achteraanzicht van een bouwwerk kunnen omzetten naar een bouwwerkje
en plattegrond
- plattegrond tekenen
- spiegelopdrachten uitvoeren / de helft/ vermeerderen van hoeveelheden
m.b.t. metriek stelsel:
- meten met een ongestandaardiseerde
maat ( voeten, handen, stokken etc.)
- meten met een gestandaardiseerde
maat ( meter – cm – dm / kg – gram )
- maten omzetten binnen een
gestandaardiseerde maat
m.b.t. klokkijken:
- hele uren aflezen en kunnen plaatsen
- halve uren kunnen aflezen en plaatsen
- kwartieren voor en over het hele uur / het halve uur
- 10 min / 5 min / voor en over het hele uur / het halve uur
- Kent de namen van de week, maanden van het jaar, de seizoenen van het jaar
3
m.b.t. het geldrekenen:
- het herkennen van het eurogeld/ munten / briefpapier
- het gepast kunnen betalen met euromunten
- het gepast kunnen betalen met grotere bedragen ( tot 100)
- het teruggeven van een geldbedrag
- prijzen tot 100 kunnen vergelijken
Ik ben er mij van bewust dat er meerdere kleinere tussenstappen te noemen zijn, evenals je
grotere tussendoelen kunnen maken. Dit is aan de leerkracht zelf en aan de groep leerlingen om
verder te differentiëren naar kleinere stappen of meer samen te vatten. Verder hangt het ook
van de gehanteerde methode op de school.
Voor elk onderdeel/ tussenstap is een “pakketje” werkbladen en diverse oefenmaterialen in de
groep neer te zetten, waar de kinderen aan kunnen werken. Vergeet beslist niet om leuke
toepassingspelletjes bij de materialen op te nemen. Dit werkt zeer motiverend voor de kinderen.
Spelletjes, zoals:
- rush hour
- tangram
- dominospelletjes
- rekenpuzzels ( Larsen van Schoolsupport/ Schubi)
- zeeslag
ICT- spelletjes:
- een veilige site: www.rekenweb.nl ( Freudenthal instituut)
Zorg voor een “winkeltje” in de klas of op de gang, waar de kinderen al spelenderwijs om leren
gaan met geld. De inrichting van de winkel hangt af van het seizoen. De winkel kan ook in een
reisbureau omgetoverd worden richting de grote vakantie.
Zo merk je dat er vele mogelijkheden zijn om de kinderen spelenderwijs aan het rekenen te
krijgen en tegelijkertijd je doelstellingen kunt verwezenlijken.
Natuurlijk kunnen de leerlingen niet zonder instructie. Maar de instructie kan nu een stuk
effectiever gegeven worden. Een nieuw item wordt aan de gehele groep aangeboden. Daarna
volgen herhalinginstructies aan diegenen, die er nog moeite mee hebben. De andere leerlingen
kunnen zelfstandig aan de slag.
4
Voor het vakgebied spelling is dit ook gemakkelijk te realiseren.
Voor alle spellingscategorieën, die er dat jaar gegeven moeten worden, kun je als leerkracht
woordkaartjes en werkbladen neerleggen, die de kinderen zelfstandig kunnen oefenen. Dictees
kunnen op bandje ingesproken worden. De kinderen kunnen deze dan zelfstandig verwerken. De
kinderen kunnen ook aan elkaar oefendictees geven. Zo houd je tijd over voor de zwakkere
leerlingen, die extra hulp behoeven.
Zorg ook hier voor afwisseling in het aanbod.
-
Maak zelf taalspelletjes, bijvoorbeeld:
- woordomschrijvingen bij het woordpakket
van die week
- een woordzoeker bij het woordpakket
- een kruiswoordraadsel
Belangrijk is dat de kinderen, voordat ze de woorden/ spellingsregel gaan inoefenen, inzicht
hebben in de problematiek van deze regel en van de in te oefenen woorden een goed woordbeeld
hebben opgebouwd.
De spellingsschriftjes bij de methode geven toepassingsituaties. Er wordt al uitgegaan dat het
kind het woordbeeld al in zijn hoofd heeft. Dit is niet altijd het geval. Vaak zoeken de kinderen
letter voor letter of een deelstructuur en schrijven dit dan over en maken zo de oefening van
het spellingsschriftje.
Als je eenmaal bezig bent gegaan om de leerlingen mede zelfstandigheid / autonomie te geven
t.a.v. hun leerproces, zul je merken dat je steeds creatiever wordt om ook andere vakgebieden of
delen van een vakgebied om te zetten naar “pakketten”.
Niet vergeten!
Kinderen hebben instructie en feedback nodig, ondanks alle autonomie, die ze
willen.
5